Terug naar de startpagina |
Vaderlandsche Club 1929 opgericht: een Nederlandse club die niets van de nationalistische beweging moest hebben en traditioneel, conservatief was ingesteld. |
Valckenier, Adriaan 1695-1751
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Van Imhoff, schip
van de KPM,
dat 19 januari 1942 ten zuiden van Nias getroffen werd door een Japanse
vliegtuigbom, terwijl het op weg was naar Brits-Indië met Duitse
geïnterneerden.
Zie verder: Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. |
Vanille-cultuur De plant werd in 1819 vanuit Midden-Amerika naar Java overgebracht en pas tussen 1840 en 1850 in cultuur genomen. De vanillestokjes zijn de vruchten van een orchidee. Vlak voor het geheel rijp zijn werden de vruchten geplukt waarna, na een lange bereiding in diverse vormen, zich kristallen vanille vormden op de stokjes. Weinig Europese landbouwondernemingen hebben zich in Indië bezig gehouden met vanille, en dan alleen nog als bijcultuur. |
Vasco da Gama
(1469-1524)
Portugese zeevaarder, die als eerste Europeaan India bereikte. Zie verder: Portugezen |
Vendutie Vanwege de vele verhuizingen van de Nederlanders in Indië door overplaatsing naar elders werden regelmatig verkopen gehouden van inboedels. Vóór de verkoopdag werd een 'kijkdag' georganiseerd. Terwijl in Indië het woord 'vendutie' gebezigd werd, was de gebruikelijke term voor deze gebeurtenis in Nederland 'vendu'. |
Verdrag van Boengaja van VOC-admiraal Speelman en de Boeginese prins Aroeng Palakka met de sultan Hasanoeddin van Gowa in 1667 (Makassar, Celebes). De sultan van Gowa gaf zich uiteindelijk in 1669 over aan VOC. |
Verdrag van Giyanti 1755: Mataram wordt in tweeën gesplitst: zo ontstaan de vorstenlanden Djokjakarta en Soerakarta |
Verenigde Staten van Indonesië per 27 december 1949 na de soevereiniteitsoverdracht. Federatie van de Republiek Indonesië met daarnaast 15 'autonome' deelstaten. In 1950 voegde Soekarno dit samen tot de eenheidsstaat. Alleen op de Molukken kwam hiertegen echt verzet. Zie ook Islamitische Opstanden. |
Verraad van Lombok zie Lombok |
Vervoort, Hans; (geb. 1939) lit. "Zwarte rijst", Van onder de koperen ploert", en de biografie "Sicco Roorda van Eysinga" |
Verzuiling Een verzuiling door religieuze achtergronden heeft in Nederlands-Indië nooit bestaan, zoals dit wel het geval in Nederland was. Wel was er onder Europeanen een sterke maatschappelijke verzuiling. |
Veth, Bas
(1860-1922) lit.
Zijn boek "Het leven in Nederlandsch-Indië" (1900) maakte veel los! Nooit eerder was een schrijver zo negatief over alles wat met Nederlands-Indië had te maken. Dus niet verwonderlijk dat de stroom van reacties niet mals was! Wel had hij veel belangstelling voor kunst in brede zin. Vermeldenswaard is dat hij een Van Gogh bezat, "Sterrennacht boven de Rhône", dat na z'n dood is verkocht en nu in het Musée d'Orsay in Parijs hangt. |
Veth,
Pieter Johannes (1814-1895)
Hij was een zeer veelzijdig wetenschapper (oosterse talenkenner, theoloog, letterkundige), en als Indië-kenner gaf hij de toon aan in de beeldvorming in Nederland over Nederlands-Indië in de 19e eeuw. Hij was de ontdekker van Multatuli, die over hem schreef: "Wie niet verbaasd staat over de kennis van professor Veth heeft geen verstand van kennis." Als liberaal keerde hij zich rond 1848 al af van het Cultuurstelsel en had ideeën over de opvoeding van het Indische volk middels onderwijs, welke pas veel later (gedeeltelijk) zouden worden uitgevoerd. Door tevens de Nederlanders in Europa goede voorlichting te geven over Nederlands-Indië wilde hij de banden tussen de beide delen van het Koninkrijk versterken. Hij was één van de oprichters van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in 1851, mede-oprichter van het Indisch Genootschap en voorzitter van het in 1873 opgerichte Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, dat expedities uitvoerde in de nog grotendeels onbekende Buitengewesten. In 1882 verscheen zijn encyclopedisch werk "Java, Geografisch, Ethnografisch, Historisch" In 1883 had hij een groot aandeel in de grote internationale koloniale tentoonstelling die in Amsterdam werd gehouden en twee miljoen (!) bezoekers trok. En toch: .... hij is nooit in Nederlands-Indië geweest. |
Vlagincident
Soerabaja 19 september 1945 Een kenmerkend incident deed zich in
Soerabaja voor: op het Oranje Hotel was op 19 september 1945 de
Nederlandse driekleur aan een mast op een toren bevestigd door
V.W.Ch.Ploegman (voorman van het vooroorlogse Indo Europees
Verbond),
volgens Indonesische bronnen. Nederlandse bronnen noemen vaandrig J.
Lansdorp (van een RAPWI-team) en Jack Boer (die voor de oorlog bij de BPM
werkte en ex-gedetineerde was). Volgens sommigen was de vlag de avond er
voor reeds bevestigd, maar toen nog niet ontdekt.
In de loop van de ochtend begon zich een groot aantal mensen te verzamelen voor het hotel, en raakten Nederlandse en Indonesische jongeren met elkaar slaags. Pemoeda's bereikten de vlag, scheurden het blauwe deel er af, en hezen de roodwitte vlag. Bij de schermutselingen raakte Ploegman ernstig gewond en overleed een paar dagen later; ook een aantal Indonesische jongeren hebben het gebeuren niet overleefd. De rust keerde weer door optreden van de Japanners en (volgens bepaalde bronnen) van resident Soedirman. |
Vleuten, J.M.van directeur Binnenlands Bestuur, 1885-1889 |
Vlootwet 1922-1924 zie Marine in de 20e eeuw. |
Begin 17e eeuw: 3 machtige rijken in de archipel:
Naarmate het belang van specerijen afnam ten gunste van handel in peper, textiel, koffie, thee, werd Java belangrijker. |
VOC-Beschrijving Zie: Pieter van Dam |
VOC-Bevoegdheden en Relatie met de Republiek
De Republiek der 7 Verenigde Nederlanden:
|
VOC-Boekhouding De aandeelhouders in Nederland verwachtten dat alle winsten onmiddellijk zouden worden uitgekeerd, als een uit Indië teruggekeerde vloot was binnengelopen: zo werd elke expeditie beschouwd als een aparte handelsonderneming. Onder dit systeem was het onmogelijk om reservefondsen op te bouwen. Dit probleem werd ondervangen door een algehele scheiding van de boekhouding van de Compagnie in Holland van die van de vertegenwoordigers in Indië, zodat grote sommen geld in Indië bleven voor de uitbreiding van de organisatie. Bovendien werd het geld niet meer voor één expeditie ingelegd maar voor een periode van tien jaar, zodat de VOC niet een gelegenheidsonderneming werd maar zo kon uitgroeien tot een duurzaam bedrijf. |
VOC-Carrière
In onderstaande is gekeken naar de carrières van de Gouverneurs-generaal
die in de VOC-periode zijn benoemd.
Eén categorie van aankomende Gouverneurs-generaal volgde een andere lijn: zij die een rechtenstudie in Nederland achter de rug hadden, kwamen bij en in de Raad van Justitie, waarna benoeming in de Raad van Indië volgde. Dat men in Indië bij de VOC kon opklimmen van onder af blijkt wel uit het feit dat van de 32 door de VOC benoemde Gouverneurs-generaal er liefst 13 in Indië aankwamen in rangen onder die van onderkoopman (soldaat, matroos, assistent). Het einde van de functie van de 32 Gouverneurs-generaal:
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij en Gouverneurs-generaal en hun leeftijd in functie. |
VOC-Cartografie zie Cartografie |
VOC-Corruptie In de 18e eeuw nam de corruptie een grote omvang: vertegenwoordigers van de VOC wisten zich te verrijken, b.v. door als tussenhandelaar tussen Compagnie en inheemse kooplieden op te treden, door het innen van percentages van de door de VOC aan de bevolking opgelegde leveranties, door privé handel te drijven naast de Compagniehandel. Zie ook Morshandel. |
VOC-Financiering
|
VOC-Handel Vanaf vrijwel het ontstaan van de VOC was men het er over eens, dat de inter-Aziatische handel de grote winsten moest brengen en niet de handel met Europa.
Bestellingen ("eis") van goederen door de bewindhebbers in Nederland konden pas na ca. twee jaar in Europa worden verwacht. Hieronder een voorbeeld, dat laat zien dat de Inter-Aziatische handel niet een simpel halen en brengen was:
|
VOC-Locaties
De VOC had vele locaties: in de Indische Archipel, in het Westerkwartier (ten westen van Malakka) en Oosterkwartier (ten oosten van Malakka). Hieronder staan de gebieden, volgens VOC-indeling. Elk gebied wordt apart beschreven met de belangrijkste vestigingen en de belangrijkste reden van aanwezigheid aldaar, zo mogelijk met benoeming van jaartallen en vestingwerken.
|
VOC-Oostindisch Huis zie Oostindisch Huis |
VOC-Oprichting 20 maart 1602 verleende de Staten-Generaal octrooi aan de VOC, vooral dankzij de inspanningen van Johan van Oldebarneveldt. De VOC was een samenballing van krachten die voorheen versnipperd werden door de vele aparte compagnieën. Dit octrooi gaf de VOC voor 21 jaar het alleenrecht op Nederlandse handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop, en ten westen van de Straat Magallaan (Magalhaes). Het octrooi werd steeds verlengd tot de opheffing van de VOC in 1799. Bij elke octrooiverlenging werd er tussen de VOC en de Republiek stevig onderhandeld, waarbij verrekening en afsluiting plaatsvond van de wederzijdse openstaande rekeningen. Zie ook: Vóórcompagniën. |
VOC-Organisatie Het bestuur in de Republiek werd gevormd door het totaal der Bewindhebbers (initiatiefnemers) van de Zes kamers of kantoren; zij rustten de schepen uit. Het bestuur bestond aanvankelijk uit 73 leden, later uit 60 leden. Bewindhebbers werden 'voor het leven' benoemd. Bij de verlenging van het VOC-octrooi in 1623 werd dit teruggebracht naar drie jaar, doch in de praktijk veranderde er weinig, want ze werden toch steeds herkozen. Participanten brachten hun geld bij de Hoofdparticipanten in. Uit deze laatsten werden de nieuwe Bewindhebbers geloot.
Dagelijks bestuur in de Republiek: de Heeren XVII: zij werden door en uit de bewindhebbers gekozen:
Zittingen van de Heeren XVII:
In Nederlands werden de Heeren XVII bijgestaan door de commissie "Haags Besogne". Behartiging van de zaken ter plekke was eerst in handen van de admiraals der vloten, doch al snel was er behoefte aan een vaste Gouverneur-generaal; Pieter Both was de eerste in deze functie, in 1609. Hoofdbestuur in Indië = de Gouverneur-generaal, bijgestaan door de Raad van Indië met ordinaire (4 tot 6 man) en extra- ordinaire (2 tot 4 man) raden, die samen de 'hoge regering" vormden. In handelszaken werd de Gouverneur-generaal bijgestaan door de directeur-generaal, die tevens 1e lid van de Raad van Indië was.
In feite was de VOC de eerste multinational, met belangen van de Kaap tot Japan; zo had de VOC in 1780 een personeelsbestand van ca. 25.000 mensen. Zie ook: Oostindisch Huis |
VOC-Politiek Tot circa 1660 was de VOC een pure handelsmacht; maar langzamerhand wordt het begrip territorale macht een realiteit: Molukken, Makassar, Java (Banten en Mataram), Ceylon, Zuid-Afrika. Die territoriale macht was lange tijd bepaald door de allianties met de vorsten. Pas in de 19e eeuw gaat men op Java over tot het opleggen van maatregelen t.o.v. de vorsten en wordt de macht compleet. Als hèt moment van de hegomonie wordt wel gezien wanneer de plaatselijke boepati's door tribuutbetaling Batavia erkennen als leenheer. |
VOC-Republiek
en hun wederzijdse financiële binding.
Grote geldstromen gingen van de VOC naar de Republiek, en andersom:
Bij de verlenging van het octrooi werden dergelijke zaken verrekend, en dat was pas na jaren. In de 17e eeuw was de Republiek financieel meer afhankelijk van de VOC, in de loop van de 18e eeuw was de situatie andersom. |
VOC-Scheepsbemanning
Op de VOC-Schepen waren de functies van de
bemanning duidelijk verdeeld. Hieronder de belangrijkste:
Daarnaast bevonden er zich militairen zich aan boord, meestal ca. 30% van het totaal aantal mensen aan boord, die onder commando stonden van een sergeant. De militairen hadden aan boord een assisterende functie, en konden in geval van nood bijspringen. De bemanning tekende voor 3 jaar, d.w.z. 3 jaar in Azië, waarbij de heen- en terugreis niet waren meegerekend; administratief personeel voor vijf jaar en 'jongens' voor tien jaar. Men monsterde aan bij het Oost-Indisch Huis (elke Kamer had er een) waar men voor de 'commissie van aanmonstering' verscheen; hier ontving men de zeemanskist, twee maanden gage, de inhoud van de artikelbrief werd voorgelezen en de eed moest worden afgelegd. Tot de aankondiging van vertrek verbleef men op een logeeradres, om bij de tweede aanmonstering met plunjezak en kist naar het schip te worden gebracht: aanvankelijk op het IJ ten oosten van Amsterdam, later naar Texel. De verdiensten werden, minus de twee maanden gage vooraf, bijgeschreven in het scheepssoldijboek. Het loon werd aangevuld met verdiensten uit toegestane handel (voering), met eventueel buitgeld en met kost en inwoning. Na terugkomst in Nederland kon de zeevaarder zijn geld opnemen, minus de nog uitstaande rekeningen. Het was mogelijk jaarlijks drie maanden gage over te maken naar verwanten thuis. "Recht op voering" is het recht een deel van de laadruimte voor eigen handel te gebruiken; voorwaarden: de waarde van de handel mocht niet boven de twee maanden gage uitgaan, en het moest wel passen in de eigen zeemanskist (grootte naar functie). Gezien de grote winsten die er te behalen waren op de meegebrachte handel, zal het duidelijk zijn dat op vele manieren getracht werd onder de strikte voorwaarden uit te komen. De maaltijden aan boord vonden plaats 'achter de mast' aan de kajuitstafel en de lagere bemanning at 'voor de mast' uit bakken. De Scheepsraad op ieder schip bestond uit:
en indien er een commandeur, admiraal of vice-admiraal aanwezig was, werd deze de functie van voorzitter toebedeeld. Een Algemene Scheepsraad of Brede Raad was er in geval er twee of meer schepen onderweg waren, waarin zitting hadden de admiraal (commandeur), vice-admiraal, aantal kooplieden en schippers; later ook onderkooplieden en opperstuurlieden. Zie ook: Rechtspraak. De Dagelijkse Raad of Privé-Raad bevond zich op het admiraalsschip. |
VOC-Scheepstypen
Vele typen schepen zijn door de VOC gebruikt. Hieronder een opsomming van
deze verschillende soorten:
In 1687 besloten de Heeren XVII dat de brandspuit van het type van Jan van der Heyden standaard aanwezig moest zijn op de VOC-schepen:
Vanaf 1729 gold een resolutie van de Heeren XVII die de verplichte bewapening opsomde van VOC-schepen in oorlogstijd: o.a.:
In 1725 was de VOC-vloot op z'n grootst met 161 retourschepen. Het verlies aan schepen was op de heenreis naar Indië 3%, en de terugreis kwam op 5%. In de VOC-periode waren ca. 1700 schepen in de vaart; 246 gingen verloren door ongelukken of oorlog; de rest was opgevaren en werd gesloopt. In totaal werd 4789 keer uitgevaren naar de Oost. |
VOC-Scheepswerven
Elke Kamer van de VOC had zijn eigen
scheepswerf voor onderhoud en nieuwbouw.
Oostenburg
Middelburg Daarnaast had men voor reparatie en de bouw van kleinere schepen de beschikking over werven buiten de Republiek. De bekendste is 'Onrust', eiland voor de kust van Batavia. |
VOC-Soldaten
Uit Europa verscheepte de VOC ca. 330.00 mannen als soldaat naar Azië.
Gemiddeld kon de VOC over ca. 10.000 man beschikken als militair.
Hieronder waren vele Aziaten:
Vanaf 1663 gaf de VOC een wijk of perceel aan een bepaalde groep waar ze konden wonen; de leider van zo'n gemeenschap kreeg een officiersrang (vaak kapitein) en een vast salaris. De voordelen van dit systeem:
In 1688 werd dit systeem vastgelegd in een verordening. Maar al snel was er geen sprake meer van zuiver etnische groepen. Tijdens veldtochten werden de manschappen betaald, maar een keer terug moesten ze voorzien in hun eigen behoeften. 't Wangedrag en het rondzwerven werden tot een last. In het gevecht vormden de Aziaten de stormgroepen, terwijl de Europeanen hun voorzagen van rugdekking, met vuurwapens. |
VOC-Terugval
Een serie van redenen veroorzaakten in de 18e eeuw een achteruitgang van
de VOC.:
|
VOC-Vaarten
|
VOC-Vestigingen
Zie ook: VOC-Locaties. |
VOC-Vlag De
VOC maakte met haar vlag duidelijk wat haar territorium, haar gebouw of
haar schip was. In de rood-wit-blauwe vlag stond in de witte horizontale
baan een grote V, met door het linkerpootje een O, en door het
rechterpootje een C. Soms staat er boven een losse, kleinere letter;
deze staat voor de VOC-Kamer waar dat bepaalde schip toe behoorde: bijv.
de A van Amsterdam, of de E van Enkhuizen.
|
Volksraad 1918. Deze Raad had beperkte bevoegdheden; wel adviesrecht (kon ook niet anders: want het uiteindelijke gezag zetelde in Den Haag). De leden werden deels gekozen, en deels aangewezen door de Gouverneur-generaal; Beginidee v.w.b. de leden: 39 in totaal:
Uiteindelijk werd de verdeling:
Vanaf 1925 moest de Gouverneur-generaal de Volksraad consulteren bij belangrijke zaken. |
Voogdijgedachte begrip dat voor de eerste keer in een partijprogramma voorkwam in 1879, bij de ARP = Anti-Revolutionaire Partij van Abraham Kuyper; andere voorstanders van dit begrip: C.Th. van Deventer, H.H. van Kol en Pieter Brooshooft |
Vóórcompagnieën Deze compagnieën waren actief tot in 1602 de VOC werd opgericht. De activiteiten werden door het grote aantal Compagnieën versnipperd. Zo waren er o.a.de Compagnie van Verre (Houtman), Oude, Brabantse, Veerse, Middelburgse, 2x Rotterdamse, Magelhaanse en Delftse Compagnieën. Vóór einde 1601 hadden zij reeds 15 vloten (tezamen 65 schepen) naar Indië gestuurd. Om de krachten te bundelen kwam Johan van Oldebarneveldt tot oprichting van de VOC en verleenden de Staten-Generaal haar octrooi. Zie ook Eerste Expedities. |
Voorkinderen: zie Europese mannen in Indië. |
Vorming van Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht van 29 december 1949. Alle negara's (deelstaten) en daerahs hieven zich zelf vrij vlot op. Oost-Sumatra en Oost-Indonesië bleven nog over. De meeste weerstand tegen de Republiek was in Oost-Indonesië (De Grote Oost), waar de TNI (Tentara Nasional Indonesia) in april 1950 te Makassar een opstand beëindigde. Op 25 april 1950 wordt de onafhankelijke Republik Maluku Selatan (RMS) uitgeroepen (zie ook Molukken). President wordt J.H.Manuhutu, en Soumokil minister van Buitenlandse Zaken. Per 17 augustus 1950 hield de Verenigde Staten van Indonesië op te bestaan; het probleem van de RMS en de Molukken werd als een binnenlands probleem gezien. In oktober 1950 eindigde de opstand aldaar: Soumokil e.a. weken uit naar het eiland Ceram, waar een noodregering werd gevormd. Zie ook Islamitische opstanden. |
Vorstenlanden Verzamelnaam van vier historische staatjes in Midden-Java.
Onder Nederlands bewind voerden de vorsten tot op zekere hoogte een zelfstandig bestuur. Heden heeft alleen Djokjakarta (Yogyakarta) nog een bijzondere status |
Vreede, Mischa de (geb. 1936) lit. "Kind in kamp", "Selamet Merdeka"(een reportage) |
Vreemde Oosterling zie bij Nationaliteitsregelingen. |
Vrije burgers (Vrijburgers) konden zich in Nederlands-Indië pas echt vestigen na de Agrarische Wet van 1870. Wel waren ze welkom in Zuid-Afrika; een beperkte vorm van vrijburgers zien we op Banda: de perkeniers. Verder mochten ze zich vestigen op Mauritius, maar dat was geen succes. |
Vrijmetselaarsloges in Nederlands-Indië en ander VOC-gebied: Loges buiten Nederlands-Indië:
Loges op Java:
Loges op Sumatra:
Loge op Celebes:
Loge op Nieuw-Guinea:
Ambulante loges werkten aan boord van schepen of bij de krijgsmacht te lande, zoals 'De Goede Hoop' (1798) en de 'Militaire Broederschap'. Verder ontstond in 1945 de veldloge 'De Beproeving' in het Baroskamp in Tjimahi bij Bandoeng. Over de organisatie:
De Vrijmetselarij trok geen grote mensenmassa's: het grootste ledental bedroeg 1509 in het jaar 1923. Wel waren het niet bepaald de minsten in de maatschappij die zich aansloten; om een aantal te noemen:
|
Vulkanen nog 70 actief in geheel Indonesië. Op Java: 121 vulkaankegels, ca. 30 actief; I.v.m .hoog zuurgehalte: basisch en rijk aan oplosbare plantvoedingsstoffen zeer vruchtbaar voor het land.
|
Vuyck, Beb (1905-1991) lit. "Kampboekdag", "Het laatste huis van de wereld", "Het hout van Bara", en Verzameld Werk |
Terug naar de startpagina |