Terug naar de startpagina

Vaderlandsche Club 1929 opgericht: een Nederlandse club die niets van de nationalistische beweging moest hebben en traditioneel, conservatief was ingesteld.

Valckenier, Adriaan 1695-1751

 

  • In 1715 vertrok hij naar Indië

  • In 1734 werd hij directeur-generaal

  • Het lot bepaalde dat in 1735 niet hij, maar Abraham Patras de nieuwe gouverneur-generaal werd.

  • Twee jaar later werd hij wel gouverneur-generaal (1737-1741). 

  • Omdat er een overproductie van de koffie dreigde, besloot hij tot vernietiging van ongeveer de helft van de koffieaanplant; twee jaar later kon hij al niet meer voldoen aan de vraag om koffie uit Nederland. De VOC besloot de schade te verhalen op hem en de directeur-generaal.

  • In 1740 vond de "Chinezenmoord" plaats. In verband hiermee liep de ruzie in de Raad van Indië zo hoog op dat Valckenier de latere Gouverneur-generaal Imhoff gevangen liet nemen en naar Nederland stuurde. 

  • In 1741 werd Valckenier eervol ontslagen; op de terugreis werd hij bij de Kaap echter gearresteerd en teruggestuurd naar Batavia. Het proces duurde zo lang dat het bij zijn overlijden in de gevangenis (1751) nog niet was afgesloten.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Van Imhoff, schip van de KPM, dat 19 januari 1942 ten zuiden van Nias getroffen werd door een Japanse vliegtuigbom, terwijl het op weg was naar Brits-Indië met Duitse geïnterneerden.

Zie verder: Duitsers in de Tweede Wereldoorlog.

Vanille-cultuur  De plant werd in 1819 vanuit Midden-Amerika naar Java overgebracht en pas tussen 1840 en 1850 in cultuur genomen. De vanillestokjes zijn de vruchten van een orchidee. Vlak voor het geheel rijp zijn werden de vruchten geplukt waarna, na een lange bereiding in diverse vormen, zich kristallen vanille vormden op de stokjes. Weinig Europese landbouwondernemingen hebben zich in Indië bezig gehouden met vanille, en dan alleen nog als bijcultuur.

Vasco da Gama (1469-1524) 

 

Portugese zeevaarder, die als eerste Europeaan India bereikte.

Zie verder: Portugezen

Vendutie Vanwege de vele verhuizingen van de Nederlanders in Indië door overplaatsing naar elders werden regelmatig verkopen gehouden van inboedels. Vóór de verkoopdag werd een 'kijkdag' georganiseerd. Terwijl  in Indië het woord 'vendutie' gebezigd werd, was de gebruikelijke term voor deze gebeurtenis in Nederland 'vendu'.

Verdrag van Boengaja van VOC-admiraal Speelman en de Boeginese prins Aroeng Palakka met de sultan Hasanoeddin van Gowa in 1667 (Makassar, Celebes). De sultan van Gowa gaf zich uiteindelijk in 1669 over aan VOC.

Verdrag van Giyanti 1755: Mataram wordt in tweeën gesplitst: zo ontstaan de vorstenlanden Djokjakarta en Soerakarta

Verenigde Staten van Indonesië per 27 december 1949 na de soevereiniteitsoverdracht. Federatie van de Republiek Indonesië met daarnaast 15 'autonome' deelstaten. In 1950 voegde Soekarno dit samen tot de eenheidsstaat. Alleen op de Molukken kwam hiertegen echt verzet. 

Zie ook Islamitische Opstanden.

Verraad van Lombok zie Lombok

Vervoort, Hans; (geb. 1939) lit. "Zwarte rijst", Van onder de koperen ploert", en de biografie "Sicco Roorda van Eysinga"

Verzuiling Een verzuiling door religieuze achtergronden heeft in Nederlands-Indië nooit bestaan, zoals dit wel het geval in Nederland was. Wel was er onder Europeanen een sterke maatschappelijke verzuiling.

Veth, Bas (1860-1922) lit. 

 

Zijn boek "Het leven in Nederlandsch-Indië" (1900) maakte veel los! Nooit eerder was een schrijver zo negatief over alles wat met Nederlands-Indië had te maken. Dus niet verwonderlijk dat de stroom van reacties niet mals was! Wel had hij veel belangstelling voor kunst in brede zin. Vermeldenswaard is dat hij een Van Gogh bezat, "Sterrennacht boven de Rhône", dat na z'n dood is verkocht en nu in het Musée d'Orsay in Parijs hangt.

Veth, Pieter Johannes (1814-1895) 

 

Hij was een zeer veelzijdig wetenschapper (oosterse talenkenner, theoloog, letterkundige), en als Indië-kenner gaf hij de toon aan in de beeldvorming in Nederland over Nederlands-Indië in de 19e eeuw.

Hij was de ontdekker van Multatuli, die over hem schreef: "Wie niet verbaasd staat over de kennis van professor Veth heeft geen verstand van kennis."

Als liberaal keerde hij zich rond 1848 al af van het Cultuurstelsel en had ideeën over de opvoeding van het Indische volk middels onderwijs, welke pas veel later (gedeeltelijk) zouden worden uitgevoerd.

Door tevens de Nederlanders in Europa goede voorlichting te geven over Nederlands-Indië wilde hij de banden tussen de beide delen van het Koninkrijk versterken.

Hij was één van de oprichters van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in 1851, mede-oprichter van het Indisch Genootschap en voorzitter van het in 1873 opgerichte Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, dat expedities uitvoerde in de nog grotendeels onbekende Buitengewesten

In 1882 verscheen zijn encyclopedisch werk "Java, Geografisch, Ethnografisch, Historisch"

In 1883 had hij een groot aandeel in de grote internationale koloniale tentoonstelling die in Amsterdam werd gehouden en twee miljoen (!) bezoekers trok.

En toch: .... hij is nooit in Nederlands-Indië geweest.

Vlagincident Soerabaja 19 september 1945 Een kenmerkend incident deed zich in Soerabaja voor: op het Oranje Hotel was op 19 september 1945 de Nederlandse driekleur aan een mast op een toren bevestigd door V.W.Ch.Ploegman (voorman van het vooroorlogse Indo Europees Verbond), volgens Indonesische bronnen. Nederlandse bronnen noemen vaandrig J. Lansdorp (van een RAPWI-team) en Jack Boer (die voor de oorlog bij de BPM werkte en ex-gedetineerde was). Volgens sommigen was de vlag de avond er voor reeds bevestigd, maar toen nog niet ontdekt.

                

In de loop van de ochtend begon zich een groot aantal mensen te verzamelen voor het hotel, en raakten Nederlandse en Indonesische jongeren met elkaar slaags. Pemoeda's bereikten de vlag, scheurden het blauwe deel er af, en hezen de roodwitte vlag. Bij de schermutselingen raakte Ploegman ernstig gewond en overleed een paar dagen later; ook een aantal Indonesische jongeren hebben het gebeuren niet overleefd. De rust keerde weer door optreden van de Japanners en (volgens bepaalde bronnen) van resident Soedirman.

Vleuten, J.M.van directeur Binnenlands Bestuur, 1885-1889

Vlootwet 1922-1924 zie Marine in de 20e eeuw.

VOC-Beginperiode

Begin 17e eeuw: 3 machtige rijken in de archipel:

Naarmate het belang van specerijen afnam ten gunste van handel in peper, textiel, koffie, thee, werd Java belangrijker.

VOC-Beschrijving  Zie: Pieter van Dam

VOC-Bevoegdheden en Relatie met de Republiek

  • -vrije hand op handelsgebied.
  • -toestemming van bestuur: aanstellen van gouverneurs 
  • -rechtspleging in nieuwe gebieden.
  • -mocht oorlog voeren en forten bouwen
  • -toestemming om landstreken onder Nederlands gezag te brengen en verdragen te sluiten

De Republiek der 7 Verenigde Nederlanden:

  • -had recht van controle.
  • -hoge ambtenaren moesten eed van trouw afleggen aan de Staten-Generaal.
  • -bevelhebbers van de retourvloten moesten rapporten van hun reizen overleggen.

VOC-Boekhouding De aandeelhouders in Nederland verwachtten dat alle winsten onmiddellijk zouden worden uitgekeerd, als een uit Indië teruggekeerde vloot was binnengelopen: zo werd elke expeditie beschouwd als een aparte handelsonderneming. Onder dit systeem was het onmogelijk om reservefondsen op te bouwen. Dit probleem werd ondervangen door een algehele scheiding van de boekhouding van de Compagnie in Holland van die van de vertegenwoordigers in Indië, zodat grote sommen geld in Indië bleven voor de uitbreiding van de organisatie.  

Bovendien werd het geld niet meer voor één expeditie ingelegd maar voor een periode van tien jaar, zodat de VOC niet een gelegenheidsonderneming werd maar zo kon uitgroeien tot een duurzaam bedrijf.

VOC-Carrière In onderstaande is gekeken naar de carrières van de Gouverneurs-generaal die in de VOC-periode zijn benoemd.
  • De VOC kende eigenlijk maar drie echte rangen, nl. onderkoopman, koopman en opperkoopman. Deze rangen gaven niet alleen functies in de handel, maar ook als militair en in het bestuur.
  • Als beginneling was men assistent, boekhouder, klerk of 'soldaat aan de penne'.
  • Als onderkoopman kwamen bij de toekomstige Gouverneurs-generaal de volgende functies voor:
  • Als koopman zien wij ze in functie als:
    • boekhouder-generaal
    • eerste klerk
    • secretaris bij Raad van Indië
    • opperhoofd Palembang
    • opperhoofd van het generale soldijkantoor
    • secretaris van de hoge regering
    • administrateur Semarang
  • Als opperkoopman zien we ze als:
  • Na de hoogste rang van opperkoopman werd veelal de carrière voortgezet via een benoeming tot Buitengewoon (Extra-ordinair)Raad van Indië; hier zien we de volgende bijfuncties:
    • commissarispolitiek van de Kerkeraad
    • president van het college van Schepenen
    • gezant
    • commandeur expeditie
    • admiraal
    • gouverneur Ceylon
    • president Heemraden
    • voorzitter Weesmeesters
    • president Raad van Justitie
    • directeur Bank van Lening
    • directeur Amfioen-Sociëteit
    • gouverneur Java's Noord-Oostkust
  • Als Gewoon (Ordinair) Raad van Indië vinden we hetzelfde type functies als bij Buitengewoon Raad van Indië
  • Hét opstapje naar het Gouverneur-generaalschap was de functie van Eerste Raad van Indië/Directeur-generaal; deze was o.a. hoofd van de compagniesboekhouding. Het gaf zeer scheve ogen als bij een benoeming deze stap werd overgeslagen en er dus iemand werd 'gepasseerd'!
  • Tenslotte stemde de Raad van Indië over de benoeming van de nieuwe Gouverneur-generaal, die dan door de Heeren XVII in Nederland moest worden bevestigd.

Eén categorie van aankomende Gouverneurs-generaal volgde een andere lijn: zij die een rechtenstudie in Nederland achter de rug hadden, kwamen bij en in de Raad van Justitie, waarna benoeming in de Raad van Indië volgde.

Dat men in Indië bij de VOC kon opklimmen van onder af blijkt wel uit het feit dat van de 32 door de VOC benoemde Gouverneurs-generaal er liefst 13 in Indië aankwamen in rangen onder die van onderkoopman (soldaat, matroos, assistent).

Het einde van de functie van de 32 Gouverneurs-generaal:

  • 17 overleden in functie, vanwege het slechte klimaat en het pas op hogere leeftijd bereiken van de functie
  • 2 werden uit functie gezet
  • 5 bleven na de functie in Indië, en overleden aldaar
  • de 8 overigen werden eervol ontslagen en keerden naar Europa terug; we zien ze verder als o.a. bewindhebber, gezant in Europa, bevelhebber, Gouverneur-generaal van de West-Indische Compagnie, of zonder speciale functie.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij en Gouverneurs-generaal en hun leeftijd in functie.

VOC-Cartografie zie Cartografie
VOC-Corruptie In de 18e eeuw nam de corruptie een grote omvang: vertegenwoordigers van de VOC wisten zich te verrijken, b.v. door als tussenhandelaar tussen Compagnie en inheemse kooplieden op te treden, door het innen van percentages van de door de VOC aan de bevolking opgelegde leveranties, door privé handel te drijven naast de Compagniehandel. Zie ook Morshandel.
VOC-Financiering 
  • Om de handel in de Oost te kunnen betalen nam de uitvarende vloot zilver mee uit Europa en Spaans/Amerikaanse gebieden, maar al spoedig werd dit metaal verkregen uit Japan, wat gunstig was t.o.v. de Engelsen.
  • In 1668 verbood de Japanse regering de uitvoer van zilver, en ging de VOC voor een korte periode over op Japans goud.
  • Na 1670 werd koper belangrijk, en vanaf 1770 drong Zweeds koper de Aziatische markt binnen.

VOC-Handel Vanaf vrijwel het ontstaan van de VOC was men het er over eens, dat de inter-Aziatische handel de grote winsten moest brengen en niet de handel met Europa.

  • in de eerste helft van de 17e eeuw waren peper en specerijen het belangrijkst voor de handel.

  • rond 1700 waren zijde en mousseline (uit Coromandel en Bengalen), zijde en porselein (uit China).

  • in de 18e eeuw koffie en thee (aanvankelijk uit resp.Arabië/India en China, pas later ook uit Nederlands-Indië)

Bestellingen ("eis") van goederen door de bewindhebbers in Nederland konden pas na ca. twee jaar in Europa worden verwacht.

Hieronder een voorbeeld, dat laat zien dat de Inter-Aziatische handel niet een simpel halen en brengen was:

  • Oost-Indiëvaarders voerden vanuit Europa zilver aan;
  • daarvoor kochten ze in China ruwe zijde voor de Japanse markt;
  • in Japan ruilden ze de zijde tegen goud en koper;
  • daarmee gingen ze naar India om er textielproducten mee te verkrijgen;
  • met de stoffen uit India gingen ze naar de Indische archipel om ze te verhandelen voor specerijen;
  • deze specerijen werden naar Europa vervoerd en aldaar aan de man gebracht.
VOC-Locaties

De VOC had vele locaties: in de Indische Archipel, in het Westerkwartier (ten westen van Malakka) en Oosterkwartier (ten oosten van Malakka).

Hieronder staan de gebieden, volgens VOC-indeling.

Elk gebied wordt apart beschreven met de belangrijkste vestigingen en de belangrijkste reden van aanwezigheid aldaar, zo mogelijk met benoeming van jaartallen en vestingwerken.

VOC-Oostindisch Huis zie Oostindisch Huis

VOC-Oprichting 20 maart 1602 verleende de Staten-Generaal octrooi aan de VOC, vooral dankzij de inspanningen van Johan van Oldebarneveldt. De VOC was een samenballing van krachten die voorheen versnipperd werden door de vele aparte compagnieën.

Dit octrooi gaf de VOC voor 21 jaar het alleenrecht op Nederlandse handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop, en ten westen van de Straat Magallaan (Magalhaes). Het octrooi werd steeds verlengd tot de opheffing van de VOC in 1799. Bij elke octrooiverlenging werd er tussen de VOC en de Republiek stevig onderhandeld, waarbij verrekening en afsluiting plaatsvond van de wederzijdse openstaande rekeningen.

Zie ook: Vóórcompagniën.

VOC-Organisatie Het bestuur in de Republiek werd gevormd door het  totaal der Bewindhebbers (initiatiefnemers) van de Zes kamers of kantoren; zij rustten de schepen uit. Het bestuur bestond aanvankelijk uit 73 leden, later uit 60 leden. Bewindhebbers werden 'voor het leven' benoemd. Bij de verlenging van het VOC-octrooi in 1623 werd dit teruggebracht naar drie jaar, doch in de praktijk veranderde er weinig, want ze werden toch steeds herkozen.

Participanten brachten hun geld bij de Hoofdparticipanten in. Uit deze laatsten werden de nieuwe Bewindhebbers geloot. 

  • Amsterdam: halve inleg.
  • Middelburg: een vierde.
  • Maasmond: Rotterdam 1/16, en Delft 1/16.
  • West-Friesland: Hoorn 1/16, Enkhuizen 1/16.

Dagelijks bestuur in de Republiek: de Heeren XVII: zij werden door en uit de bewindhebbers gekozen:

  • Amsterdam 8.
  • Middelburg 4.
  • Delft, Rotterdam, Enkhuizen, Hoorn elk 1.
  • De 17e was afwisselend een afgevaardigde van één van de Kamers buiten Amsterdam.

Zittingen van de Heeren XVII:

  • afwisselend werd zes jaar achtereen vergaderd in Amsterdam en daarna twee jaar in Middelburg. In Middelburg was het 17e lid een Zeeuw, in Amsterdam werd deze plaats bij toerbeurt door de kleine Hollandse Kamers ingenomen. Zie voor verdere informatie: Heeren XVII.

In Nederlands werden de Heeren XVII bijgestaan door de commissie "Haags Besogne".

Behartiging van de zaken ter plekke was eerst in handen van de admiraals der vloten, doch al snel was er behoefte aan een vaste Gouverneur-generaal; Pieter Both was de eerste in deze functie,  in 1609.

Hoofdbestuur in Indië = de Gouverneur-generaal, bijgestaan door de Raad van Indië met ordinaire (4 tot 6 man) en extra- ordinaire (2 tot 4 man) raden, die samen de 'hoge regering" vormden.

In handelszaken werd de Gouverneur-generaal bijgestaan door de directeur-generaal, die tevens 1e lid van de Raad van Indië was.

  • 1602-1798; monopolie-positie.
  • 01-03-1796 bepaalde de Bataafse Republiek dat de bewindhebbers plaats moesten maken voor een 21 leden tellend 'Committé tot de zaken van de Oostindische Handel en Bezittingen'. De VOC was niet opgeheven, maar wel genationaliseerd. Het octrooi werd gehandhaafd, maar de participanten werden buiten spel gezet.
  • 31-12-1799 failliet en formeel opgeheven. VOC-bezittingen en schulden (134 miljoen), overgenomen door de staat.
  • 01-01-1800 Nederland als natie heeft nu staatskoloniën in de Oost.

In feite was de VOC de eerste multinational, met belangen van de Kaap tot Japan; zo had de VOC in 1780 een personeelsbestand van ca. 25.000 mensen.

Zie ook: Oostindisch Huis

VOC-Politiek Tot circa 1660 was de VOC een pure handelsmacht; maar langzamerhand wordt het begrip territorale macht een realiteit: Molukken, Makassar, Java (Banten en Mataram), Ceylon, Zuid-Afrika.

Die territoriale macht was lange tijd bepaald door de allianties met de vorsten. Pas in de 19e eeuw gaat men op Java over tot het opleggen van maatregelen t.o.v. de vorsten en wordt de macht compleet.

Als hèt moment van de hegomonie wordt wel gezien wanneer de plaatselijke boepati's door tribuutbetaling Batavia erkennen als leenheer.

VOC-Republiek en hun wederzijdse financiële binding.

Grote geldstromen gingen van de VOC naar de Republiek, en andersom: 

  • De VOC betaalde aan de Republiek, wat terechtkwam bij de Staten-Generaal, de admiraliteit, de Gewesten, het Staatse leger, voor:
    • de licentie, die steeds vernieuwd moest worden
    • convooi-begeleiding in het Kanaal en de Noordzee
    • licenten (belasting op in- en uitvoer)
    • gewestelijke belasting, zoals accijns over voedsel en waaggelden
  • De Republiek betaalde aan de VOC voor:
    • maritieme ondersteuning
    • veroverde buit (10% ging naar de stadhouder)

Bij de verlenging van het octrooi werden dergelijke zaken verrekend, en dat was pas na jaren.

In de 17e eeuw was de Republiek financieel meer afhankelijk van de VOC, in de loop van de 18e eeuw was de situatie andersom.

VOC-Scheepsbemanning Op de VOC-Schepen waren de functies van de bemanning duidelijk verdeeld. Hieronder de belangrijkste:
  • voor de algehele leiding::
    • de schipper (algehele leiding)
  • voor de handel, de voorraden en de loonadministratie: 
    • de opperkoopman, de koopman en de onderkoopman
  • voor de navigatie
    • opperstuurman (1e kwartier)
    • onderstuurman (2e kwartier)
    • derde waak (3e kwartier)
  • voor de bediening van het schip:
    • hoogbootsman (grote mast en bezaansmast, plus 3e kwartier)
    • schieman (fokkenmast en boegspriet, plus 2e kwartier)
    • schiemansmaat (hulp van schieman, plus 1e kwartier ter ondersteuning van de opperstuurman)
    • kwartiermeester (commando over kwart(ier) van het scheepsvolk)
  • voor de verzorging van de mensen aan boord:
    • bottelier (conserveren van voedsel en drank, het afwegen en uitdelen van de rantsoenen)
    • kok (maaltijdbereiding)
    • opperbarbier/chirurgijn (gezondheidszorg)
    • ziekentrooster (pastorale zorg)
  • voor het onderhoud van het schip:
    • komptabel (geschut)
    • opperzeilmaker (zeilen)
    • opperkuiper (vaten voor voedsel en drinken)
    • oppertimmerman (romp en rondhout)
  • voor de ordehandhaving:
    • provoost (hij had tevens toezicht op hygiëne en netheid; de eed op de artikelbrief had hij niet afgelegd, want hij stond rechtstreeks onder de Heeren XVII en zijn taak was gesanctioneerd door de Stadhouder.)

Daarnaast bevonden er zich militairen zich aan boord, meestal ca. 30% van het totaal aantal mensen aan boord, die onder commando stonden van een sergeant. De militairen hadden aan boord een assisterende functie, en konden in geval van nood bijspringen.

De bemanning tekende voor 3 jaar, d.w.z. 3 jaar in Azië, waarbij de heen- en terugreis niet waren meegerekend; administratief personeel voor vijf jaar en 'jongens' voor tien jaar.

Men monsterde aan bij het Oost-Indisch Huis (elke Kamer had er een) waar men voor de 'commissie van aanmonstering' verscheen; hier ontving men de zeemanskist, twee maanden gage, de inhoud van de artikelbrief werd voorgelezen en de eed moest worden afgelegd. Tot de aankondiging van vertrek verbleef men op een logeeradres, om bij de tweede aanmonstering met plunjezak en kist naar het schip te worden gebracht: aanvankelijk op het IJ ten oosten van Amsterdam, later naar Texel.

De verdiensten werden, minus de twee maanden gage vooraf, bijgeschreven in het scheepssoldijboek. Het loon werd aangevuld met verdiensten uit toegestane handel (voering), met eventueel buitgeld en met kost en inwoning. Na terugkomst in Nederland kon de zeevaarder zijn geld opnemen, minus de nog uitstaande rekeningen. Het was mogelijk jaarlijks drie maanden gage over te maken naar verwanten thuis. 

"Recht op voering" is het recht een deel van de laadruimte voor eigen handel te gebruiken; voorwaarden: de waarde van de handel mocht niet boven de twee maanden gage uitgaan, en het moest wel passen in de eigen zeemanskist (grootte naar functie). Gezien de grote winsten die er te behalen waren op de meegebrachte handel, zal het duidelijk zijn dat op vele manieren getracht werd onder de strikte voorwaarden uit te komen.

De maaltijden aan boord vonden plaats 'achter de mast' aan de kajuitstafel en de lagere bemanning at 'voor de mast' uit bakken.

De Scheepsraad op ieder schip bestond uit:

  • opperkoopman
  • schipper
  • onderkoopman
  • opperstuurman
  • hoogbootsman,

en indien er een commandeur, admiraal of vice-admiraal aanwezig was, werd deze de functie van voorzitter toebedeeld.

Een Algemene Scheepsraad of Brede Raad was er in geval er twee of meer schepen onderweg waren, waarin zitting hadden de admiraal (commandeur), vice-admiraal, aantal kooplieden en schippers; later ook onderkooplieden en opperstuurlieden. Zie ook: Rechtspraak.

De Dagelijkse Raad of Privé-Raad bevond zich op het admiraalsschip.

VOC-Scheepstypen Vele typen schepen zijn door de VOC gebruikt. Hieronder een opsomming van deze verschillende soorten:

In 1687 besloten de Heeren XVII dat de brandspuit van het type van Jan van der Heyden standaard aanwezig moest zijn op de VOC-schepen:

  • ingeval van brand
  • om het dek schoon te spuiten
  • het nathouden van de zeilen 
  • bij lekkage

Vanaf 1729 gold een resolutie van de Heeren XVII die de verplichte bewapening opsomde van VOC-schepen in oorlogstijd: o.a.:

  • een schip van 130 voet: 26 kanonnen en 6 draaibassen (kleiner geschut voor de korte afstand).
  • een schip van 160 voet: 38 kanonnen en 10 draaibassen.

In 1725 was de VOC-vloot op z'n grootst met 161 retourschepen.

Het verlies aan schepen was op de heenreis naar Indië 3%, en de terugreis kwam op 5%.

In de VOC-periode waren ca. 1700 schepen in de vaart; 246 gingen verloren door ongelukken of oorlog; de rest was opgevaren en werd gesloopt.

In totaal werd 4789 keer uitgevaren naar de Oost.

VOC-Scheepswerven Elke Kamer van de VOC had zijn eigen scheepswerf voor onderhoud en nieuwbouw.

Oostenburg

  • Amsterdam legde eilanden aan om ruimte te creëren voor scheepsbouwactiviteiten. 't Bekendst is "Oostenburg", waar 509 schepen van stapel liepen; het totaalcijfer voor Amsterdam is ca. 720.
  • Voor de Zeeuwse Kamer werden in Middelburg aan de Dokhaven 336 schepen gebouwd.
  • Delfshaven was voor de Delft de scheepswerf, met 111 gebouwde schepen.
  • Rotterdam had de Wijnhaven als werf tot 1685, daarna werd er gebouwd tussen het Boeregat en de Oostzeedijk: 110 schepen.
  • Enkhuizen bouwde 108 schepen
  • In Hoorn werden in de Kielhaven 75 schepen gebouwd

Middelburg

Daarnaast had men voor reparatie en de bouw van kleinere schepen de beschikking over werven buiten de Republiek. De bekendste is 'Onrust', eiland voor de kust van Batavia.

VOC-Soldaten Uit Europa verscheepte de VOC ca. 330.00 mannen als soldaat naar Azië. Gemiddeld kon de VOC over ca. 10.000 man beschikken als militair. Hieronder waren vele Aziaten:
  • vanaf 1612 geronselde Japanners
  • slaven, o.a. Balinezen
  • Mardijkers
  • lokale bondgenoten (dit veranderde per situatie)
  • na 1651 Ambonezen, de eerste Indische troepen
  • buitenlandse huurlingen uit het kamp van de tegenstander
  • Buginezen (na 1663)
  • Madoerezen (na 1700)
  • Sipahis uit Zuid-India

Vanaf 1663 gaf de VOC een wijk of perceel aan een bepaalde groep waar ze konden wonen; de leider van zo'n gemeenschap kreeg een officiersrang (vaak kapitein) en een vast salaris. De voordelen van dit systeem:

  • de gezagsstructuur binnen de groep bleef in tact
  • de eigen problemen werden intern opgelost
  • de troepen bleven gescheiden van andere groepen
  • mobilisatie werd gemakkelijker

In 1688 werd dit systeem vastgelegd in een verordening. Maar al snel was er geen sprake meer van zuiver etnische groepen. Tijdens veldtochten werden de manschappen betaald, maar een keer terug moesten ze voorzien in hun eigen behoeften. 't Wangedrag en het rondzwerven werden tot een last.

In het gevecht vormden de Aziaten de stormgroepen, terwijl de Europeanen hun voorzagen van rugdekking, met vuurwapens. 

VOC-Terugval Een serie van redenen veroorzaakten in de 18e eeuw een achteruitgang van de VOC.:
  • Malaria brak in 1733 in Batavia uit en ontwrichtte voor een deel het functioneren van het VOC-centrum in Azië
  • Corruptie van de VOC-dienaren
  • Concurrenten reageren sneller op gewijzigde situaties
  • De thee uit China moest eerst naar Batavia worden gestuurd, waardoor de kwaliteit door het tijdverlies verminderde, en bovendien was deze thee al vaak van tweede garnituur.
  • Verouderde schepen: liep de VOC met zijn schepen in de 17e eeuw nog voorop, in de 18e eeuw hadden andere landen betere en snellere schepen.
  • Ontwikkeling van eigen katoenindustrie in Nederland en elders in Europa, ten koste van die in India.
  • In plaats van Chinees porselein werd er "Delftsblauw" (is aardewerk) in Nederland en b.v. Wedgewood in Engeland (wel porselein) geproduceerd.
  • De VOC bleef veel geld steken in territoriale gebieden: Ceylon en de Molukken, waardoor tevens het aantal mensen in VOC-dienst aanzienlijk was: 
    • in 1610 -   4.000
    • in 1680 - 15.000
    • in 1770 - 29.000
  • De VOC bemoeide zich niet actief  met de problemen in India, wat de Engelsen wel deden: zelfs de Engelse regering ondersteunde de EIC met personeel, militaire middelen, schepen en financiën
  • Profiteerde de VOC eerst dat ze zilver en goud uit Japan haalde om de inter-Aziatische handel te bekostigen, in de 18e eeuw moesten deze metalen weer uit de Republiek komen. Zie VOC-Financiering
  • Instorten van de suikermarkt, omdat de afnemer Perzië afviel en de West-Indische suiker in opkomst was; de Chinezenmoord van 1740 had hier veel mee te maken .
  • Opkomst van de particuliere Europese handelaar na 1725 in Azië, wat  de VOC met zijn monopoliën een doorn in het oog was.
  • De boekhouding van de VOC in Batavia en Nederland is nooit op één lijn gekomen, waardoor een goed overzicht ontbrak.
  • De 4e Engelse Oorlog (1780-1784) was de eigenlijke nekslag voor de VOC, omdat een vlotte scheepvaart met Indië bijna onmogelijk was, en daardoor de handelsresultaten nog verder terugvielen. 
  • In 1790 komt de VOC onder staatstoezicht
  • In 1795 wordt bij de oprichting van de Bataafse republiek de VOC staatsbezit
  • In 1798 worden bij Staatsregeling de schulden en bezittingen door de republiek overgenomen
  • Op 31 december 1799 houdt de VOC formeel op te bestaan.
VOC-Vaarten
  • voor de route: zie Reis naar Indië en Eerste Expedities.
  • op drie tijdstippen werd de tocht naar Indië aanvaard: 
    • in september de 'kermisvloot', die in  maart/april in Batavia aankwam
    • in december of januari de 'kerstvloot', die in juni aankwam en 
    • in april/mei de 'paasvloot', die in oktober arriveerde.
  • vanuit Batavia waren er twee retourvloten:
    • de eerste vertrok in december
    • de tweede in maart/april; dit was een belangrijke vaart vanwege de mee te nemen ladingen uit China en Japan.
  • 'retourschepen' is de naam voor de schepen die heen en terugvoeren
  • het scheepvaartverkeer in Azië werd gereglementeerd en georganiseerd vanuit Batavia
  • kleiner scheepsonderhoud vond plaats voor Batavia op het eilandje Onrust
  • scheepsbouw vond (behalve kleinere schepen) alleen in de Republiek plaats, evenals de grotere onderhoudsbeurten. Tussen 1602 en 1795 werden door de VOC ruim 1450 schepen gebouwd, die samen ca. 4700 keer een reis ondernamen vanuit de Republiek.
  • op de heenreis werden producten voor de Europeanen meegenomen, edelmetalen (vooral zilver) als betaalmiddel in Azië, militairen en passagiers; het enige verkoopartikel van belang dat meeging was laken. Mocht de belading te weinig zijn voor de veiligheid van het schip dan was ballast de oplossing.
  • het sterftecijfer op de uitgaande vloot was hoog: gemiddeld zo'n 10% haalde Batavia niet. In de jaren 1770-1775 lag dit percentage zelfs op 23%!
  • In de 17e eeuw kwamen van de 100 mensen (meest mannen) slechts 70 weer terug in Nederland: deels door de sterfte onderweg, deels door een snelle dood eenmaal in Indië (tropische ziektes), of men bleef permanent in Indië vanwege 'het goede leven' (rijkdom, slaven!) of vanwege de verbintenis met een Indische vrouw.
  • jaarlijks vertrokken 6000 tot 8000 mensen in VOC-dienst naar de Oost, in totaal een kleine miljoen mensen. De Republiek telde in die periode ca. twee miljoen inwoners; hierbij zij wel vermeld dat ongeveer de helft van de geworven soldaten en matrozen buitenlanders waren, vooral Duitsers en Scandinaviërs.
VOC-Vestigingen 
  • Factorij of comptoir: handelsplaats, met slechts een aantal eigen gebouwen voor opslag, administratie en behuizing, op basis van vrijhandel en in vrijheid bedongen overeenkomsten, tezamen met kooplieden uit andere landen.
  • Forten: verdedigbare plek in een kleine enclave, inclusief omliggende dorpen, met een eigen jurisdictie, op basis van een afgedwongen monopolie-overeenkomst, afgesloten met inlandse regenten
  • Kolonie: groter gebied waar territoriaal gezag wordt uitgeoefend, verkregen door verovering of door recht van afstand: Batavia (Java), Malakka, Poelikat (India), Zeelandia (Formosa)

Zie ook: VOC-Locaties.

VOC-Vlag De VOC maakte met haar vlag duidelijk wat haar territorium, haar gebouw of haar schip was. In de rood-wit-blauwe vlag stond in de witte horizontale baan een grote V, met door het linkerpootje een O, en door het rechterpootje een C. Soms staat er boven een losse, kleinere letter; deze staat voor de VOC-Kamer waar dat bepaalde schip toe behoorde: bijv. de A van Amsterdam, of de E van Enkhuizen.

 

Volksraad 1918. Deze Raad had beperkte bevoegdheden; wel adviesrecht (kon ook niet anders: want het uiteindelijke gezag zetelde in Den Haag). De leden werden deels gekozen, en deels aangewezen door de Gouverneur-generaal; Beginidee v.w.b. de leden: 39 in totaal:

  • de voorzitter.
  • 19 door gewestelijke en lokale raden gekozen leden.
  • 19 door de Gouverneur-generaal benoemde leden, waarvan slechts 15 inheemse leden.

Uiteindelijk werd de verdeling:

  • Nederlanders = 30, vanaf 1929: 25
  • Indiërs = 25, vanaf '29: 30 leden
  • Indische Chinezen of Indische Arabieren = 5, vanaf '29 ook 5

Vanaf 1925 moest de Gouverneur-generaal de Volksraad consulteren bij belangrijke zaken.
Vanaf 1928: medewetgevende functies op financieel gebied

Voogdijgedachte begrip dat voor de eerste keer in een partijprogramma voorkwam in 1879, bij de ARP = Anti-Revolutionaire Partij van Abraham Kuyper; andere voorstanders van dit begrip: C.Th. van Deventer, H.H. van Kol en Pieter Brooshooft

Vóórcompagnieën  Deze compagnieën waren actief tot in 1602 de VOC werd opgericht. De activiteiten werden door het grote aantal Compagnieën versnipperd. Zo waren er o.a.de Compagnie van Verre (Houtman), Oude, Brabantse, Veerse, Middelburgse, 2x Rotterdamse, Magelhaanse en Delftse Compagnieën. Vóór einde 1601 hadden zij reeds 15 vloten (tezamen 65 schepen) naar Indië gestuurd. Om de krachten te bundelen kwam Johan van Oldebarneveldt tot oprichting van de VOC en verleenden de Staten-Generaal haar octrooi

Zie ook Eerste Expedities.

Voorkinderen: zie Europese mannen in Indië.

Vorming van Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht van 29 december 1949. Alle negara's (deelstaten) en daerahs hieven zich zelf vrij vlot op. Oost-Sumatra en Oost-Indonesië bleven nog over. De meeste weerstand tegen de Republiek was in Oost-Indonesië (De Grote Oost), waar de TNI (Tentara Nasional Indonesia) in april 1950 te Makassar een opstand beëindigde. Op 25 april 1950 wordt de onafhankelijke Republik Maluku Selatan (RMS) uitgeroepen (zie ook Molukken). President wordt J.H.Manuhutu, en Soumokil minister van Buitenlandse Zaken. Per 17 augustus 1950 hield de Verenigde Staten van Indonesië op te bestaan; het probleem van de RMS en de Molukken werd als een binnenlands probleem gezien. In oktober 1950 eindigde de opstand aldaar: Soumokil e.a. weken uit naar het eiland Ceram, waar een noodregering werd gevormd.

Zie ook Islamitische opstanden.

Vorstenlanden Verzamelnaam van vier historische staatjes in Midden-Java.

Onder Nederlands bewind voerden de vorsten tot op zekere hoogte een zelfstandig bestuur. Heden heeft alleen Djokjakarta (Yogyakarta) nog een bijzondere status

Vreede, Mischa de (geb. 1936) lit. "Kind in kamp", "Selamet Merdeka"(een reportage)

Vreemde Oosterling zie bij Nationaliteitsregelingen.
Vrije burgers (Vrijburgers) konden zich in Nederlands-Indië pas echt vestigen na de Agrarische Wet van 1870. Wel waren ze welkom in Zuid-Afrika; een beperkte vorm van vrijburgers zien we op Banda: de perkeniers. Verder mochten ze zich vestigen op Mauritius, maar dat was geen succes.

Vrijmetselaarsloges in Nederlands-Indië en ander VOC-gebied:

Loges buiten Nederlands-Indië:

  • 1759 'Salomon' in Tandelga, Bengalen
  • 1770 'De Getrouwigheid' in Colombo, Ceylon
  • 1772 'D' Opregtheid', ook op Ceylon
  • 1772 'De Goede Hoop", Kaap de Goede Hoop'
  • 1773 'De Langgewenschte', Negapatnam, Coromandel, India
  • 1775 'St. Jean de la Concorde', Hougly, Suratte, India

Loges op Java:

  • 1762 'La Choisie' in Batavia (sommigen spreken over 1764), opgericht door J.C.M. Radermacher (1741-1783)
  • 1767, na opheffing 'La Choisie', in Batavia 'La Fidèle Sincérité'
  • 1769 'La Virtueuse' voor de meer gegoede Batavia-bewoners
  • 1801 'La Constante et Fidele' in Semarang
  • 1809 'De Vriendschap' in Soerabaja
  • In de Engelse periode ontstond voor Engelse officieren 'The Flora Lodge', hoewel niet grondwettig geconstitueerd
  • 1837 'De Ster van het Oosten' in Batavia, een samengaan van de beide loges in Batavia
  • 1870 'Mataram' in Djokjakarta
  • 1871 'Princes Frederik der Nederlanden' in Rembang
  • 1872 'L'Union Frédéric Royal' in Soerabaja
  • 1891 'Excelsior' te Buitenzorg
  • 1892 'Veritas' in Probolinggo
  • 1891 'Tidar' in Magelang
  • 1896 'St. Jan' in Bandoeng
  • 1896 'Fraternitas' in Salatiga
  • 1898 'Humanitas' in Tegal
  • 1901 'Malang' in Malang
  • 1906 'Blitar' in Blitar
  • 1918 'Kediri' in Kediri
  • 1918 'Het Zuiderkruis' in Batavia
  • 1919 'De Broederketen' in Batavia
  • 1926 'De Driehoek' in Djember
  • 1931 'De Broedertrouw' in Bandoeng
  • 1933 'Serajoedal' in Poewokerto
  • 1933 'De Hoeksteen' in Soekaboemi
  • 1948 'De Witte Roos' in Djakarta (de laatste gestichte Nederlandse loge)

Loges op Sumatra:

  • 1858 'Mate Hari' in Padang
  • 1880 'Prins Frederik' in Kota Radja, Atjeh
  • 1888 'Deli' in Medan
  • 1932 'Palembang' in Palembang

Loge op Celebes:

  • 1892 'Arbeid Adelt' in Makassar

Loge op Nieuw-Guinea:

  • Van 1960 tot 1962 was in Hollandia, Nieuw-Guinea, de loge 'De Ster in het Oosten

Ambulante loges werkten aan boord van schepen of bij de krijgsmacht te lande, zoals 'De Goede Hoop' (1798) en de 'Militaire Broederschap'. Verder ontstond in 1945 de veldloge 'De Beproeving' in het Baroskamp in Tjimahi bij Bandoeng.

Over de organisatie:

  • In 1895 startte het 'Indisch Maçonniek Tijdschrift' om de contacten te verbeteren, daar vele leden ver van loges woonden. In 1932 werd het blad het 'orgaan der Provinciale Grootloge van Nederlandsch-Indië'. In 1949 veranderde de naam in 'Maçonniek Tijdschrift voor Indonesië' en vanaf 1955 in 'Maçonniek Tijdschrift voor Zuidoost Azië'
  • In 1899 zorgde ds. A.S. Carpentier Alting (1837-1915) voor de oprichting van de "Provinciale Grootloge van Nederlandsch-Indië", die onder Nederland viel. In 1949 veranderde de naam in 'Provinciale Grootloge voor Indonesië' en in 1955 in 'Provinciale Grootloge voor Zuidoost Azië'. In 1960 viel definitief het doek.
  • In 1955 ontstond de Indonesisch Grootloge: "Timur Agung Indonesia". Toen deze door de overheid in 1961opgeheven moest worden, waren er een viertal Indonesische loges:
    • In 1952 'Purwa Daksina' in Djakarta
    • In 1953 'Dharma' in Bandoeng
    • In 1954 'Bhakti' in Semarang
    • In 1954 'Pamitran' in Soerabaja

De Vrijmetselarij trok geen grote mensenmassa's: het grootste ledental bedroeg 1509 in het jaar 1923. Wel waren het niet bepaald de minsten in de maatschappij die zich aansloten; om een aantal te noemen:

Vulkanen nog 70 actief in geheel Indonesië. Op Java: 121 vulkaankegels, ca. 30 actief; I.v.m .hoog zuurgehalte: basisch en rijk aan oplosbare plantvoedingsstoffen zeer vruchtbaar voor het land.

  • Semeroe (Oost-Java), laatste uitbarsting 1994.
  • Slamet, Java 1772, en daarna nog 30x.
  • Raung, Java 1586, 1638, 1730 (laatste 2 = 3.000 doden).
  • Soendoro, Java 1806.
  • Ciremay, Java 1698.
  • Tangkoeban Prahoe (Java): laatste in 1969.
  • Gede, Java, 1747 en daarna meer dan 20 erupties.
  • Merapi, Java, 1006, en 55 erupties sinds toen.
  • Keloed, Java, 1586 (10.000 doden), 1919 (5.000 doden).
  • Galoenggoeng West-Java 1982, rotsblok raakte Boeing 747: een noodlanding was nodig.
  • Krakatau, voor de westkust van Java 1883: vloedgolf tot 30 meter, 38.000 doden; 1927 weer uitbarsting.
  • Papandayan (Java) 1772, 3000 doden.
  • Rindjani (Lombok), laatste uitbarsting 1901.
  • Api, Banda-eianden, 1778, en in 1988 de laatste uitbarsting.
  • Gamalama (Ternate/Molukken): laatste uitbarstingen: 1987 en 1990.
  • Ineri op Flores: 1980 laatste uitbarsting.
  • Ia op Flores: 1969 laatste uitbarsting.
  • Poelau Oena-Oena (onbewoond eilandje bij Celebes): in 1983 de laatste uitbarsting.
  • Dempo , Sumatra 1817.
  • Marapi, Sumatra, 1770, en 50 sindsdien.
  • Peuetsaga, Sumatra, 1918.
  • Tambora, Soembawa, 1812, 1815+vloedgolf= tienduizenden doden (grootste ooit: vanaf 1816 waren er 'jaren zonder zomer').
  • Agoeng (Bali), 1963: 2000 doden.
  • Batoer (Bali), 1917: 1000 doden; 1926 opnieuw uitbarsting.

Vuyck, Beb (1905-1991) lit. "Kampboekdag", "Het laatste huis van de wereld", "Het hout van Bara", en Verzameld Werk

Terug naar de startpagina
Hosted by www.Geocities.ws

1