Terug naar de startpagina

Daalen, Gotfried Coenraad Ernst van (1863 – 1930), Nederlands generaal, ging in 1883 als 2de luitenant der artillerie naar Nederlands-Indië. Vanwege zijn gedrag in het gevecht bij Kota Toeankoe werd hij ridder 4de klasse der Militaire Willems-Orde. Van 8 februari tot 23 juli 1903 ondernam hij zijn tocht door de Gajo-, Alas- en Bataklanden, die hem het commandeurskruis der Militaire Willems-Orde bezorgde. In 1905 werd hij militair commandant en gouverneur van Atjeh en Onderhorigheden. Zijn strenge optreden aldaar wekte kritiek in de Tweede Kamer en leidde in 1908 tot een onderzoek onder leiding van Van Heutsz. De uitkomsten waren voor Van Daalen aanleiding om af te treden, maar een jaar later keerde hij alweer terug als chef van de generale staf. 

Daendels, Herman Willem (1762-1818); gouverneur-generaal, 1808-1811. 

  • 1786 wilde hij eigen burgers in de Raad van Hattem benoemen (wat een privilege was van de Prins van Oranje). Er volgt een inval van de Pruisen in Hattem, maar luitenant Daendels is dan al gevlucht.

  • 1787 verdedigt hij tevergeefs als majoor met Gelderse Patriotten Amsterdam tegen de Pruisen en hij vlucht naar Brussel.

  • 1788 vestigt hij zich als vluchteling in Frans-Vlaanderen (St. Omer)

  • 1792 wordt hij de door de Franse regering benoemd tot luitenant-kolonel en bataljonscommandant van het uit Bataven gevormde 4e bataljon van het 'Légion Franche Etrangè', en is hij dus Frans officier.

  • 1794 verovert hij als brigade-generaal Den Bosch

  • 1795 wordt hij divisie-generaal en neemt deel aan de aanval van het Franse leger over de bevroren Lek.

  • 1798 is hij twee keer betrokken bij een putch om de Unitarissen ten koste van de Federalisten aan de macht te helpen.

  • 1799 is er een korte Brits-Russische invasie in Holland. Daendels laat de kustforten ontruimen en laat zo Den Helder aan de Britten. Hierdoor is zijn rol in de Bataafse republiek uitgespeeld. Hij trekt zich terug in Hattem.

  • 1806 benoemt Koning Lodewijk-Napoleon hem tot Staatsraad in Buitengewone Dienst, en bezet hij als luitenant-generaal Emden, waarop de benoeming volgt van gouverneur-generaal van Oost-Friesland.

  • 1807 vertrekt hij in het geheim (i.v.m. de Engelsen) naar Indië als Gouverneur-generaal; na een overval door Arabieren in Noord-Afrika en een lange reis van 11 maanden komt hij:

  • 1808 Nieuwjaarsdag kwam hij aan op Java, met de titel van Maarschalk van Holland. De belangrijkste instructie die hij meekreeg naar Indië was Java te verdedigen tegen de Engelsen.

Militaire maatregelen: 

  • inheemsen (Madoerezen en Timorezen) werden opgenomen in het leger

  • er werden nieuwe hospitalen en kazernes gebouwd

  • in Semarang kwam een geschutgieterij 

  • in Batavia werd een kadettenschool gesticht. 

  • om snelle troepenbewegingen mogelijk te maken liet hij de Grote Postweg aanleggen, die over geheel Java liep, van de westkust naar de oostkust. 

Verder bracht hij wijzigingen door op het gebied van bestuur, godsdienst (Zending en Missie) en rechtspraak:

  • creëren van een gecentraliseerde bureaucratie
  • verdeling van Java in 9 prefecturen o.l.v eerst prefect, later landdrost = besturende functie
  • ambtenaren krijgen een vast salaris
  • beknotting van de macht van de boepati = regenten: ook zij krijgen een salaris, en zijn in dienst van het gouvernement
  • hij wenste bij benoemingen geen gebruik te maken van de oude Nederlandse elite door totoks aan te stellen; na verloop van tijd vond er door huwelijken vaak toch vermenging van de oude en de nieuwe elite plaats.
  • gelijkstelling van dominees en pastoors
  • introductie van de adat-rechtbanken

Alleen in de Vorstenlanden blijft (aanvankelijk)wel een diplomatiek optreden vereist, middels een 'minister'. Daendels was niet voorzichtig en (Javaans) omslachtig in zijn optreden t.o.v anderen, vandaar zijn bijnaam 'Toean Besar Goentoer' (Donderende Grote Heer). Regenten moesten alleen instrumenten zijn in de handen van het gouvernement, en hij zag niets in de erfopvolging bij regenten-benoeming.

In 1808 hief hij het Sultanaat van Banten op; de vorstendommen Djokja (1810) en Solo (1811) waren geen soevereine gebieden meer

Het oude stelsel van dwangcultures bleef voortbestaan. 

Het oude Batavia werd gesloopt om een nieuwe stad op te zetten in de Frans empire stijl en neoclassicistisch, met boulevards en parken: Waterlooplein, Koningsplein en de Harmonie.

  • 1811 wordt hij opgevolgd door J.W.Janssens; de reden voor deze wisseling: een te eigengereid optreden en teveel vijanden. Twee maanden na zijn vertrek landden de eerste Engelsen op Java.               In Europa neemt hij deel aan een massa-audiëntie bij Napoleon
  • 1812 is hij divisie-commandant in Oost-Pruisen, en helpt mee om het Franse leger, op de terugtocht uit Moskou, over de Berezina te helpen
  • 1813 eindelijk een zelfstandig commando: bij de verdediging van de vesting Modlin, ten noorden van Warschau; er volgen overgave en gevangenschap
  • 1814 terug in Nederland; in Parijs verkreeg hij zijn officiële ontslag uit Franse dienst.
  • 1815 aanvaardt hij het aanbod van Koning Willem I om Gouverneur-generaal te worden van de Goudkust (Ghana-Afrika).
  • 1818 overlijdt hij in aldaar.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Dagbladen: zie Kranten
Dajaks (letterlijk binnenlander of landbewoner), bewoner van de binnenlanden van Borneo, terwijl de Islamitische Maleiers in de kuststreken zijn te vinden.

De Dajaks zijn half-nomaden of geen nomaden meer. Ze behoren tot het blankste ras van de archipel. De stammen ontlenen hun naam aan de rivier waaraan ze wonen. Ze trachten hun uiterlijk te verfraaien door zeer lange oorlellen en tatoeages. Hun te onderscheiden talen worden door ca. 14 miljoen mensen gesproken.

Hun woning is gebouwd op hoge palen, en dient als woonplaats voor families of zelfs een hele stam. Afmetingen van zo'n woning bij de Kajans: palen tot 5 meter hoog, woning tot 250 m. lengte, tot 14 m. diepte en tot 8 m. boven de palen.

Hun voedsel verkrijgen ze door jacht, visvangst (vergiftigde pijlen), en rijstbouw (natte rijst alleen aan de kust).

Hun ijzeren werktuigen maken ze zelf.

De positie van de vrouw is hoog.

In tegenstelling tot andere stammen, c.q. groepen neemt de verering van de voorouders niet zo'n grote plaats in.

Zie ook: Bevolkingsgroepen

Dal van de Koningen of Dal van de Doden; vlakte ten oosten van Djokjakarta met vele ruines, o.a. tempel Lara Jonggrang (=Slanke Maagd)

Dalang de speler en verteller bij wajangvertoning

Dam, Pieter van (1621-1706)

Als advocaat van de VOC (algemeen secretaris) van 1652-1706, zat hij de vergaderingen bij van de Heeren XVII, van de Haagse Besogne en van de Amsterdamse bewindhebbers.

In 1693 kreeg hij de opdracht "De Beschryvinghe van de Oostindische Compagnie" vast te leggen. Hierin werd de geschiedenis (o.a. over oprichting en de ontwikkeling van de handel) en de organisatie (o.a. over bestuur, rechtspraak, kerkelijke zaken, Nederlandse volksplantingen) van de VOC zeer uitgebreid uiteengezet. In 1701 kwam dit werk gereed.

Voor de VOC was dit werk een steun bij de beleidsvorming, en goed bruikbaar als naslagwerk. In de VOC-tijd waren deze gegevens uiteraard zeer geheim.

Pas in de 20e eeuw kwam er weer meer belangstelling voor de VOC, mede gestimuleerd door de studies van H.Terpstra (1884-1964) over Voor-Indië, waardoor pas vanaf 1927 gestart werd met het publiceren van "De Beschryvinghe".

Deze delen vormen een van de belangrijkste bronnen over de VOC van de 17e eeuw.

Daulat-periode Vanaf augustus 1945 kwamen pemoeda's en dorpelingen in opstand tegen de oude Javaanse bestuurlijke elite op het platteland; deze strijd begon in Banten, en breidde zich daarna verder uit : o.a. naar de residentie Pekalongan op Midden-Java.

Daum, P.A. (1850-1898), lit. "Uit de suiker in de tabak", "Goena-Goena"

Decentralisatiewet 1903 onder Rooseboom. Instelling van plaatselijke en gewestelijke raden die over eigen geldmiddelen beschikten. De lokale raden bestonden in meerderheid uit bestuursambtenaren met als voorzitter de plaatselijke resident of assistent-resident.

Dedem, W.K. baron van minister van koloniën, 1891-1894

Deelstaat Oost-Indie In 1946 ontstaan tijdens de Conferentie van Denpasar; 1950 ontbonden om op te gaan in de eenheidsstaat van de Republik Indonesia.

Deelstaten of Negara Tijdens het Nederland-Indonesische conflict trachtte Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook te komen tot de vorming van een aantal deelstaten buiten de Republiek Indonesië. Tijdens de Denpasar-conferentie van december 1946 werd de "Grote Oost" gesticht oftewel "Negara Indonesia Timoer": het gebied van het voormalig Nederlands-Indië, behalve Java, Sumatra en Borneo. West-Borneo kreeg een aparte status (daerah) in Pontianak op 12 mei 1947. Oost-Sumatra werd op 27 januari 1948 van een gebied met aparte status (dearah) een deelstaat (negara): "Negara Soematra Timoer". Madoera werd op 20 februari 1948 aangewezen als toekomstige negara. West-Java (of Pasoendan) werd formeel een deelstaat op een bijeenkomst te Bandoeng (23 februari – 5 maart 1948). Bandoeng-conferentie, die 8 juli 1948 van start ging; de leiders van 13 negara's en daerahs kwamen bijeen; hierbij waren (tekenend!) geen vertegenwoordigers aanwezig van de Republiek Indonesië.

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Deli Maatschappij opgericht in 1869 door Jacobus Nienhuys: tabak op Sumatra

Deli Spoorweg Maatschappij was de enige maatschappij die op Sumatra opereerde, naast lijnen door de staat geëxploiteerd

Demak Sultanaat op Midden-Java, 1e islamitische Rijk, 1511 gesticht (= Mataram) , dat in 1527 de laatste hindoe-vorst van Java verdrijft, behalve de rijkjes Pajajaran en Blambangan. Dit onder sultan Terenggono (1521-1546), periode van bloei. Het maakt Banten los van het hindoe-rijkje Pajajaran in 1527, en in 1527 volgt de verovering van Soenda Kelapa op de Portugezen. In 1546 volgde de inname van Cheribon. Na 1546 valt Demak uiteen.

Demang inheems districtshoofd. Zie ook Bestuursstructuur.

Demonstratie-velden landbouwproefgebieden, om nieuwe gewassen uit te proberen, en om voorlichting te geven aan vooral bestuursambtenaren.

Denemarken Toen Nederland in de veertiger jaren Indië dreigde te verliezen, waren sommigen bang dat Nederland af zou zakken naar het niveau van Denemarken: een land vergelijkbaar met Nederland, maar dan zonder koloniën. Aan het eind van de 20e eeuw kwam de term "Denemarken" opnieuw naar boven; nu echter ging het over voetbal: de beste spelers vertrokken naar landen waar ze meer konden verdienen, waardoor de vaderlandse competitie aan niveau inboette, wat eerder al in Denemarken was gebeurd.

Denpasar-conferentie 18 december 1946, op Bali. De staat "De Grote Oost" werd gesticht, als deel van de federatie Indonesië. Over Borneo werd niet gesproken vanwege de weerstand tegen de Malino-conferentie. De Indonesiërs hadden liever de naam "Negara Indonesia Timoer" dan "De Grote Oost". Nederland wenste Nieuw-Guinea er buiten te houden om het gebied beschikbaar te houden voor de vestiging van Nederlandse landbouwers en voor (Indische) Nederlanders die liever niet in de nieuwe staat Indonesië wilden wonen. President / staatshoofd werd Soekawati; minister-president werd Nadjamoeddin. Installatie van de regering vond plaats op 13 januari 1947.

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Departement Landbouw In 1905, onder minister Idenburg, ingesteld. Doel was: toezicht op de demonstratie-velden, en voorlichting geven aan bestuursambtenaren

Depot Speciale Troepen (DST) Een speciale eenheid van het KNIL, die voor terreurbestrijding was opgeleid en uit 100 man bestond. Het DST stond in 1946 onder commando van Raymond Westerling. Vanaf zomer 1946 was er grote onrust op Zuid-Celebes: verschillende anti-Nederlandse verzets-eenheden gingen samenwerken; de PNI aldaar werd december 1946 verboden, maar dat maakte niet veel uit: de onrust bleef. Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook kondigde de staat van oorlog af in Zuid-Celebes en het DST werd ingeschakeld; die oefende een ware terreur uit: na Makassar volgde de rest van Zuid-Celebes. Het resultaat in de periode 10/17 december 1946 was, dat ca. 5000 Indonesiërs het leven hadden gelaten, en de situatie rustiger werd / leek.

Dermoût, Maria ( 1888-1962 ) lit. "Nog pas gisteren", "Toetie", "De tienduizend dingen"

Desa Javaanse woord voor streek, landstreek, dorp (op het platteland), het gehucht. Vergelijk 'kampong'

Desa-scholen Vanaf 1907 gestart in heel Nederland-Indië; eenvoudige scholen, met een door de desa betaalde volksonderwijzer. Er werd een 3-jarige cursus gegeven voor zeer elementair onderwijs. In 1940 kreeg 40% van de inheemse kinderen les. Hiernaast bestonden de "wilde scholen".

Deshima, zie Japan.

Deventer, C.Th. van (1857-1915). 

Hij was van 1880-1897 in Nederlands-Indië in de rechtelijke macht en in het bedrijfsleven werkzaam. Van 1905-1909 en van 1913-1915 was hij lid van de Tweede Kamer; van 1911-1913 lid van de Eerste Kamer. Uitspraak: "Het Indische gouvernement moet zich gaan bezighouden met:

Zie ook: Brooshooft.

Diemen, Antonio van (1593-1645); 

     

  • Hij speculeerde op de Amsterdamse markt, en was binnen een jaar failliet. Zo'n persoon kwam niet in dienst van de VOC. Daarom monsterde hij aan als Thonis Meeuzs en vertrok in 1618 naar Indië
  • J.P. Coen stelde hem aan als klerk op de secretarie in Batavia. Onder Coen volgden al snel bevorderingen, ook toen deze vernam van z'n echte identiteit
  • Als gouverneur-generaal, (1636-1645) bouwde hij het Batavia af, waarmee J.P. Coen was begonnen, inclusief de Latijnse School, Protestante kerken, een ziekenhuis, een weeshuis. Onder zijn bewind kwamen de Bataviase Statuten tot stand. Hij versterkte de VOC-handelsmacht in de hele regio: Malakka (verovering 1641 om het monopolie van de Molukken beter te beschermen), Taiwan en Ceylon (kaneel). Op zijn initiatief werden expedities ondernomen naar Tasmanië, Nieuw-Zeeland, Tonga, Fiji en de noordkust van Australië (Abel Tasman en Frank Visscher, 1642 en 1644).

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Dienst voor het Volkscredietwezen opgericht in 1912. Dit systeem moest de wind uit de zeilen nemen van woekeraars, maar het hielp de Javaanse boer niet werkelijk vooruit, omdat het geld (door de armoede) vooral consumptief werd gebruikt en niet om te investeren.

Dipo Negoro / Dipanagara, Pangéran Ario Wirio (ca. 1785-1855); zoon van sultan Hamengkoe Boewono III van Djokjakarta. Hoewel hij 'slechts' de zoon van een bijvrouw van lage afkomst was, krijgt hij de toezegging, waarschijnlijk van Raffles, zijn vader te mogen opvolgen, maar toch wordt hij bij diens dood gepasseerd. Vervolgens trok hij zich terug op zijn landgoed. Door zijn streng islamitische houding en hang naar mystiek wordt hij door de bevolking als wonderdoener en heilige vereerd. Na problemen met de overheid gaan de Nederlanders ook nog ongevraagd een weg aanleggen over zijn grond waarbij een heilig graf werd opgebroken en verplaatst, waarbij het gerucht de ronde doet dat Diponegoro  zal worden gearresteerd. Dit is de druppel die de emmer doet overlopen en hij wordt de leider in de Java- oorlog van 1825-1830. Na een lange en moeizame strijd, waarbij zijn steun langzamerhand is afbrokkeld, wordt hij tijdens onderhandelingen (waar zijn steeds herhaalde eis om als hoofd van de Islam te worden erkend steeds werd geweigerd) gevangen genomen door De Kock en naar Celebes verbannen: eerst naar Menado, later naar Ujung Padang=Makassar.

                                        (Gevangenname van Diponegoro)

Dis, Adriaan van lit. (geb 1946) "Nathan Sid", "Indische duinen", en toneel: "Tropenjaren" en "Komedie om geld"

Djagoeng maïs

Djajadiningrat, Hoesein haalde als eerste Indiër in 1913 de doctorsgraad in Leiden

Djaksa inlands ambtenaar bij landgerechten: aanklager.

Djawa Hokokai 1944 opvolger van de Poetera, maar nu onder Japanse leiding.

Djoeng Een stuk land, de grootte hangt af van de bodemgesteldheid en situatie, geschikt is om vier gezinnen te onderhouden. Het gebied van apanage-houders werd in djoengs uitgedrukt.
Djojobojo-legende koning Djojobojo die in de 12e eeuw regeerde in Kediri zou hebben voorspeld dat een volk uit het noorden, bestaande uit kleine, gele mensen (Japanners!), Java zou veroveren. Die periode zou niet langer duren dan maïs nodig heeft om te groeien, waarna een duizendjarig rijk zou ontstaan van vrede en welvaart. 

Djokjakarta

  • tijdens Raffles in 1812 werd door de Engelsen de kraton geplunderd: voor de eerste keer door Europeanen: Raffles wilde zijn gezag tonen. Als dank voor de hulp aan de Engelsen kreeg Pakoe Alam een eigen Vorstenland.
  • provisorische hoofdstad van 01-1946 tot 12-1949 van de pas uitgeroepen Indonesische republiek. Op 20-12-1948 werd tijdens de 2e Politionele actie de hele regering gevangen genomen.
  • 1 maart 1949 Soeharto herovert de stad voor één dag. Toen Soekarno vrijkwam (6 juli 1949 terug in Djokjakarta) werd het weer even hoofdstad.
  • Het heeft tot op heden als enig Vorstenland (sultanaat) nog een speciale status, vanwege pro-republikeinse houding tijdens de revolutie: dit houdt in dat alleen verantwoording verschuldigd is aan de regering in Jakarta.

Vorsten van Djokjakarta vanaf 1755:

  • 1755-1792 Hamengko Buwono I (ook wel Abdoerrahman Amangkoeboewana, Mangkoeboemi of Hamengko Buwana)
  • 1792-1810 Hamengko Buwono II (Sultan Sepoe)
  • 1810-1814 Hamengko Buwono III
  • 1814-1822 Hamengko Buwono IV
  • 1822-1855 Hamengko Buwono V
  • 1855-1877 Hamengko Buwono VI
  • 1877-1921 Hamengko Buwono VII
  • 1921-1939 Hamengko Buwono VIII
  • 1939-1988 Hamengko Buwono IX
  • 1988         Hamengko Buwono X

Zie voor eerdere vorsten bij Mataram.

Dodo (Raphus Cuculattus), een uitgestorven vogel ter grootte van een kalkoen of iets groter, met een gewicht van ca. 25 kg; recentelijk is aangetoond dat hij verwant was aan de duif. 

De dodo had rudimentaire vleugels en was dus niet in staat om te vliegen. In 1598 werd hij door Nederlanders, tijdens de expeditie van Jacob van Neck, ontdekt op het eiland Mauritius; elders is hij niet gesignaleerd. Waarschijnlijk hebben de Portugezen hem al in 1507 ontdekt. Indruk heeft de dodo gemaakt omdat de mensen zich bewust werden dat er een diersoort was uitgestorven, wat voor of kort na 1681 gebeurde. De hulpeloze vogel werd in grote aantallen door de mensen gedood, maar ook de ingevoerde varkens en apen deden zich te goed aan de eieren en de jongen.

Omdat de dodo zorgde voor het verspreiden van de zaden van de Calverie bomen, stierven deze kort na het verdwijnen van de dodo ook uit. De Nederlanders op Mauritius vonden de vogel er niet fraai uitzien, en het vlees zou erg 'tay' zijn geweest, wat hem de bijnaam 'walgvogel' opleverde.

Doekoen traditionele medicijnman, -vrouw, die een groot aanzien geniet binnen de dorpsgemeenschap. Middels natuurgeneeskunde, met kruiden en massage, soms ook hypnose en geestenbezwering wordt de patiënt behandeld. Ook wordt de doekoen geraadpleegd bij alle belangrijke gebeurtenissen.

Dokter-djawa inheems arts, afkomstig van de Stovia

Doorman, Karel Willem Frederik Marie (1889 – 1942) 

Nederlands zeeofficier. In 1937 vertrok hij naar Indië als kapitein-ter-zee en voerde het bevel over de Marineluchtvaartdienst. Op 17 juni 1940 aanvaardde hij het bevel over het eskader in Nederlands-Indië als schout-bij-nacht en in febr. 1942, na het uitbreken van de oorlog met Japan, tevens het tactisch bevel over de ‘Combined Striking Force’, gevormd uit de ABDA (American-British-Dutch-Australian) Fleet. In de Javazee, moest Doorman de oppermachtige Japanse vloot beletten te landing op Java. Op 27 februari begon de fatale Slag in de Javazee. Omstreeks zonsondergang seinde hij o.a. naar zijn eskader ‘All ships follow me’, wat we later als ‘Ik val aan: volgt mij’ terughoren. In de uren daarna werd vrijwel het gehele eskader vernietigd. Doorman zelf ging, met de kruiser "De Ruyter", ten onder. Op 5 juni 1942 werd hij postuum benoemd tot Ridder 3de klasse van de Militaire Willems-Orde.

Zie ook: Marine in de 20e eeuw.

Douwes Dekker, Ernest François Eugène (1879- 1950) 

Deze achterneef van Multatuli, geboren in Pasaroean (Oost-Java), heeft een zeer actief politiek leven geleid. Zijn eigen mening was maatstaf, ook al botste die voortdurend met de hoogste autoriteiten.

  • In 1900 gaat hij als vrijwilliger naar Zuid-Afrika om met de Boeren tegen de Engelsen te vechten. Als krijgsgevangene verblijft hij op Ceylon. In (waarschijnlijk) 1902 is Douwes Dekker terug in Nederlands-Indië.
  • Vanaf 1907 is hij werkzaam voor het "Bataviaasch Nieuwsblad". Als Indo-Europeaan voelde hij zich hier thuis
  • Ook in 1907 leert hij Soetomo kennen, de medeoprichter van Boedi Oetomo.
  • Via z'n roman 'Siman den Javaan' (uit voorzorg in Nederland uitgegeven!) stelde hij wantoestanden op bepaalde particuliere ondernemingen aan de kaak. Na vragen in de Tweede Kamer leidde dit in 1910 tot aankoop door de Staat der Nederlanden van de betreffende particuliere gronden.
  • In 1910 richtte hij met anderen de Indische Universiteitsvereniging op om te komen tot een universiteit in Nederlands-Indië. Pas in 1920 zou de Technisch Hogeschool in Bandoeng er komen.
  • In 1910 gaat Douwes Dekker naar Europa, waar hij sprak met mensen die een kritische houding hadden t.o.v. de koloniën; tevens bezocht hij de universiteit in Algiers i.v.m. bovengenoemde vereniging. In 1911 weer terug op Java, vestigde hij zich in Bandoeng.
  • In 1911 kwam hij met "Het Tijdschrift"; het hoofdthema was 'vrijheid in zelfstandigheid' en 'vrijheid tot arbeiden, scheppen en streven'. De schrijvers van artikelen kwamen uit vele landen.
  • In 1912 richtte hij de radicale Indische Partij op die zich als doel stelde: een 'onafhankelijk volksbestaan': een nieuwe onafhankelijke staat, waarbij de grenzen van golden van Nederlands-Indië. Alle bevolkingsgroepen (ook Indische Nederlanders) moesten bij het bestuur worden betrokken, behalve totoks.
  • In 1912 richtte hij het dagblad 'De Expres' op.
  • In 1913 wil Gouverneur-generaal Idenburg de Indische Partij niet erkennen, vanwege het willen 'verbreken van de band met het moederland'. Hoewel de partij nu verboden is, worden de activiteiten voortgezet binnen de vereniging 'Insulinde'. Daarop moet Douwes Dekker, samen met Soewardi Soerjaningrat en Tjipto Mangoenkoesomo, als banneling naar Nederland. Meteen is hij actief met toespraken op SDAP-bijeenkomsten en het schrijven van artikelen en brochures.
  • In 1914 begint hij een studie economie in Zwitserland, die hij bijna heeft afgemaakt. In Zwitserland en Berlijn heeft Douwes Dekker contacten met Indiase nationalisten.
  • In 1916 kwam hij in verband hiermee terecht in Hongkong, waar hij door de Britten werd gearresteerd en naar Singapore overgebracht. Hij werd ter dood veroordeeld vanwege wapensmokkel voor het 'Nationaal Hindoe-Comité'. De uitvoering hiervan kon hij voorkomen door als getuige in San Francisco op te treden tegen genoemd comité. Terug in Singapore hoeft hij niet meer naar de gevangenis, maar moet aldaar wel blijven.
  • In 1918 werd zijn verbanning officieel opgeheven en keerde hij terug naar Java. Via 'Insulinde' was hij opnieuw actief. 
  • In 1920 weer in de gevangenis, die hij in 1921 mocht verlaten.
  • In 1923 wordt hij onderwijzer aan een particuliere MULO-school in Bandoeng. Hij maakt hier het Ksatrian Instituut van, gericht op westerse methoden en technieken ('het westen moest met westerse wapens worden bestreden'). Korte tijd heeft Soekarno er les gegeven.
  • In 1937 wordt hij veroordeeld tot een boete van 300 gulden vanwege de pro-Japanse tendensen in een zelf geschreven schoolboek "Wereldgeschiedenis I, Oost-Azië". Bovendien werd zijn onderwijsbevoegdheid ingetrokken.
  • Aanvang 1941 werd Douwes Dekker gearresteerd, mede vanwege het maken van economische rapporten voor Japanners.
  • Januari 1942 werd hij met 145 anderen naar Suriname gebracht en daar gevangen gehouden.
  • Juli 1946 vertrok de groep van nog 137 man naar Nederland, waar ze vrij waren, maar verplicht drie jaar in Nederland moesten blijven.
  • December 1946 vertrekt hij illegaal (onder een andere naam) naar Indonesië, en komt uiteindelijk terecht in Djokjakarta, in de nabije omgeving van Soekarno.
  • Mei 1947 wordt Douwes Dekker door Soekarno benoemd tot minister van Staat, zonder portefeuille, in 't derde kabinet Sjahrir. Verder is hij persoonlijk adviseur van Soekarno.
  • Juli 1947 neemt hij ontslag (evenals Sjahrir): beiden zien nog wel ruimte na de ultimatieve nota van de Nederlandse regering na de ondertekening van het Linggadjati-akkoord, de rest van het Republikeinse kabinet niet.
  • Aanvang 1948 werd hij adviseur van de Republikeinse commissie voor economie en financiën.
  • December 1948 wordt hij tijdens de Tweede Politionele actie in Djokjakarta gearresteerd en naar Batavia gebracht.
  • Februari 1949 weer in vrijheid gesteld.
  • Oktober 1949 door Soekarno onderscheiden met de eerste Orde van Nationale Verdienste van de Republiek Indonesië.
  • 8 augustus 1950 overlijdt E.F.E. Douwes Dekker.

Zie ook: Haatzaai-artikelen.

Douwes Dekker, Eduard (1820-1887); lit. "Max Havelaar", "Ideeën". 

In 1856 werd hij aangesteld tot assistent-resident in Lebak; hij diende bij de resident van Bantam een aanklacht in tegen de regent van Lebak i.v.m machtsmisbruik en afpersing van de bevolking. Zijn ontactisch optreden leidde tot overplaatsing. Hij bood ontslag aan en keerde terug naar Europa. In Brussel schreef hij in 1857 de Max Havelaar, of de koffijveiling der Ned. Handelmij.

Drossaers, F.A.E. directeur Binnenlands Bestuur, 1936-1942

Dualisme begrip bij ethische denkers: tussen de koloniale staat en de inheemse bevolking ging het niet tussen de verschillen tussen Oost en West, maar tussen traditie en moderniteit.

Zien we het begrip 'dualisme' breder, dan zien we het terug in 

  • de rechtspraak (Gouvernementsrechtspraak en Inheemse rechtspraak)

  • bestuur (Binnenlands Bestuur en Inheems Bestuur)

  • onderwijs (met scholen die in eerste instantie voor de verschillende bevolkingsgroepen bedoeld waren)

  • leger (pas vanaf mei 1940 konden niet-Europeanen officier worden)

Het begrip 'Apartheid' is hier echter een te sterk woord.

Dubois, Eugène 1890/1891 vindt eerste fossiele resten van de Homo Erectus: Java-mens, in Trinil bij Soerakarta

Duitsers in de Tweede Wereldoorlog Reeds in september 1939 waren 19 Duitse schepen in havens in Nederlands-Indië vastgelegd.

Het definitieve plan voor internering van Duitsers in Indië kwam 10 april 1940 rond.

De internering begon onmiddellijk op 10 mei 1940, na de Duitse inval in Nederland. Opgepakt werden, behalve Nederlandse NSB'ers:

  • zij die de Duitse nationaliteit bezaten
  • Duitse joden
  • politieke vluchtelingen uit Duitse gebieden
  • genaturaliseerde Duitsers
  • Indo-Duitsers
  • Duitse schepelingen

Duitse vrouwen kwamen in beschermingskampen terecht op Java en Sumatra. Echter, 147 Duitse vrouwen die als actieve nationaal-socialisten bekend stonden, of als spionnen, werden, evenals 32 Nederlandse NSB-vrouwen naar het interneringskamp Banjoe Biroe (Midden-Java, ten zuiden van Semarang) gebracht.

Een deel van de vrouwen uit de beschermingskampen ging vanaf oktober 1940 tot juli 1941 in kleine groepjes via Siberië naar Duitsland terug. De laatste groep bleef steken in Noord-China en Japan door de Duitse inval in de Sovjet-Unie. De rest is in de oorlogsjaren in Indië gebleven.

De eerder genoemde groep mannen kwam na diverse opvangcentra (o.a. Onrust) vanaf aanvang juli 1940 terecht in een nieuw kamp op Sumatra in Zuid-Atjeh: Lawé-Sigala-gala, of ook wel Kota Tjané genoemd.

Eind december 1941 werd besloten i.v.m. het oprukken van de Japanners deze gevangenen naar Brits-Indië te transporteren.

  • Het eerste transport vertrok 28 december 1941 vanuit Sibolga met de "Ophir" met ca. 1000 man
  • Het tweede transport vertrok 3 januari 1942 met de "Plancius" met ca. 900 man
  • Het derde transport met ruim 400 man vertrok 18 januari 1942 met de "Van Imhoff", doch de volgende dag reeds werden ze ten zuiden van het eiland Nias getroffen door een Japanse vliegtuigbom; de Nederlandse bemanning verliet het schip, en een klein deel van de  Duitsers bereikte Nias met vlotten en kleine boten, waarna weer internering volgde. De laatsten deden mee aan een muiterij op 29/30 maart 1942, en de gevangen genomen Nederlanders en aanwezige Engelsen werden 17 april 1942 door de op Nias gearriveerde Japanners geïnterneerd.

De nog aanwezige Duitsers werden door de Japanners ondergebracht in Medan. De Duitse zeelui werden in september 1942 naar Japan gebracht. Toen de Britten arriveerden (september/oktober 1945) kwam een deel weer op "Onrust" terecht. In oktober 1946 werden ze verscheept naar Europa, waarbij degenen die in India hadden gezeten vanaf aanvang 1942 ook werden opgepikt.

Op vele manieren zijn de Duitsers in Indië door de oorlogsjaren gekomen; weliswaar werden ze door de Japanners niet geïnterneerd, maar toch is hun de houding van de Japanners, als bondgenoot, behoorlijk tegengevallen.

Durven, Diederik (1676-1740) 

  • Na zijn rechtenstudie werd hij in 1704 benoemd tot advocaat bij de Delftse Kamer van de VOC

  • In 1706 ging hij naar Indië en was werkzaam bij de Raad van Justitie

  • In 1720 werd hij buitengewoon lid van de Raad van Indië

  • En werd gouverneur-generaal (1729-1732). Hij viel op door privéhandel, geknoei in de administratie en het zich verrijken ten koste van de VOC-kas. 

  • In 1731 wilden de Heeren XVII een daad stellen: ze riepen hem, zonder salaris en zonder het hebben van een commando terug naar Nederland. Behalve Durven konden ook de directeur-generaal en de Raden van Indië de terugreis aanvaarden. Dit alles vanwege de achteruitgang in de handel en de corruptie.

  • In 1740 overleed Durven, en werd het proces om eerherstel stopgezet.

  • De VOC moest een daad stellen, waarvan Durven het slachtoffer was: zij die voor en na hem kwamen waren niet beter.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Duymaer van Twist, Albertus Jacobus (1809-1887) 

Gouverneur-generaal, 1851-1856. Als jongeman nam hij deel aan de Tiendaagse Veldtocht.

  • Hij was een tegenstander van de bevoorrechting van de Nederlandse Handel-Mij en tegen de uitbuiting van Nederlands-Indië als wingewest, dus tegen het Cultuurstelsel. Maar voor grote wijzigingen was de tijd nog niet rijp.
  • Toch verlichtte hij de druk op de inheemse bevolking aanmerkelijk door incidentele maatregelen door o.a. vermindering van de Herendiensten, en de afschaffing van de pasarbelasting (mensen die met hun handel op de markt kwamen moesten over bijna alles belasting betalen aan de Chinese pachters.)
  • Verder breidde hij het onderwijs aan inheemsen uit en richtte de eerste kweekschool voor inlandse onderwijzers op.
  • Toch had zijn naam een slechte klank voor de aanvallen die Multatuli op hem heeft gedaan.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Duyfken Eén van de vier schepen die deelnam aan de Eerste Expeditie

de replica

Dwangcultures De bevolking was verplicht bepaalde producten te verbouwen, toegepast in de VOC-periode en tijdens het Cultuurstelsel
Terug naar de startpagina
Hosted by www.Geocities.ws

1