Terug naar de startpagina |
Zending
In 1609 wordt in de Instructies aan de eerste Gouverneur-generaal Both gemeld dat de Oost-indische handel moest dienen "tot verbreiding van de naam van Christus" en "tot zaligheid der onchristenen" De dominee werd niet aangesteld door de gemeente, maar was in dienst van de VOC. kritiek op Staat of VOC werd niet geduld. Hij werd bijgestaan de de leke-lezer. In de VOC-periode (1602-1799) verlieten nog geen 1000 predikanten Nederland om dienst te doen in de Oost De Rooms-katholieke Christenen werden door de predikanten nu als Protestanten beschouwd. De Indische Kerk is de in 1816 in Nederlands-Indië gevestigde organisatie van Protestante kerken. 1820 werden alle Protestante kerken in Nederlands-Indië verenigd onder één bestuur: de "Commissie tot de Zaken der Protestante Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië", ook wel Indische of Haagsche Commissie genoemd. 1906 werd vanuit het Nederlands Bijbelgenootschap het Zendingsconsulaat in het leven geroepen, om activiteiten te coördineren. Ze werd bijgestaan door een Commissie van Advies, bestaande uit vertegenwoordigers van zendende kerken en verenigingen. 1929 ontstond uit deze commissie de Nederlandse Zendingsraad. 1930 kwam de 'Centrale Zendingsraad op Java' tot stand, bestaande uit een zendingsraad (samengesteld uit vertegenwoordigers van de genootschappen en kerken die onder de Javanen werkten), en een Javaanse Raad, samengesteld uit vertegenwoordigers van de jonge Javaanse kerken. Hieronder de voornaamste zendingsverenigingen en –genootschappen, werkzaam in Nederlands-Indië
Zie ook: Missie, Christendom en Godsdienst |
Zielverkopers
deze gaven aan de pas aangeworven VOC-dienaren onderdak, eten en een
uitrusting. Geëist werd een document of "ceel" waarmee de gage
van de dienaar geïncasserd kon worden. Omdat pas na een bepaalde
diensttijd werd uitgekeerd, en de dienaar in de tussentijd kon zijn
overleden of gedeserteerd, was aan het document een risico verbonden.
Daarom verkochten de ceelverkopers (of zielverkopers) deze documenten aan
speculanten.
Zie ook: VOC-Scheepsbemanning |
Zoutregie
Zout werd en wordt in praktisch de gehele archipel gebruikt bij de
voedselbereiding. Al in de VOC-periode
was de aanmaak van zout in de rechtstreeks bestuurde gebieden geen vrije
industrie.
In 1813 volgde de instelling van het gouvernementsmonopolie op de zouthandel tijdens de Engelse periode: Madoerezen wonnen zout, en verkochten dit aan de Dienst der Zoutregie voor een goede prijs. In 1870 werd besloten dat alleen op Madoera in naam van het gouvernement zout zou worden aangemaakt. De ordonnantie van 1882 gaf de bepalingen aan in de zoutwetgeving t.a.v. aanmaak en vervoer. In 1898 werd op Madoera de eerste zoutfabriek gebouwd, die de zout in de vorm van briketten leverde voor een groot deel van Nederlands-Indië. De opbrengst in 1918 voor de regering was bijna 16,5 miljoen gulden. |
Zuid-Afrika
In 1652 kwamen drie Oost-Indiëvaarders (de Reygjer, de Oliphant en de Walvisch) en twee jachten (De Goede Hoop en de Drommedaris) met 90 man en onder leiding van Jan van Riebeeck aan bij de Kaap de Goede Hoop om er zich te vestigen ten behoeve van een verversings- en bevoorradingsstation tussen de Republiek en Indië. Een vierkant houten fort werd al snel gebouwd, en in de periode 1666-1674 vervangen door een stenen fort met de naam "Goede Hoop". Bevolkingsontwikkeling:
Commandeurs en Gouverneurs: Afkortingen: C= Commandeur, G=Gouverneur, w=Waarnemend, CG= Commissaris-Generaal
Vanaf 1806 is het gebied definitief in handen van de Engelsen. Naast de VOC-dienaren waren er de Vrijburgers, die echter in hun handelsactiviteiten zeer beperkt werden door de Compagnie. In Kaapstad is het merendeel van hen kroegbaas en in mindere mate handwerksman of winkelier. De Kaapkolonie wordt wel een "onwettig kind" genoemd, omdat volgens de octrooien de eerste vestiging in het gebied van de West-Indische Compagnie lag, en niet in dat van de VOC. De Heeren XIX dienden namens de WIC in 1659 hierover een klacht in bij de Staten-Generaal. Doch tot een beslissing is men niet gekomen. De WIC had waarschijnlijk meer behoefte aan een flinke financiële vergoeding, dan om het gebied daadwerkelijk op te eisen. Zie ook: VOC-locaties. |
Zwaardecroon, Henricus (1667-1728)
Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij. |
Terug naar de startpagina |