Terug naar de startpagina
Economische ontwikkeling na 1949 Na de soevereiniteitsoverdracht werden Nederlandse ondernemingen nauwelijks een strobreed in de weg gelegd: 50% van de in- en uitvoer van Indonesië was in hun handen.

Dit veranderde door de kwestie Nieuw-Guinea

  • 3 december 1957 werden door leden van het Indonesisch Communistisch Vakverbond de kantoren van de KPM bezet; al vlot ondergingen andere Nederlandse bedrijven hetzelfde lot. Het Indonesische leger greep wel in, maar de bezettingen werden niet ongedaan gemaakt
  • 8 december 1957 kwam het besluit om de Nederlandse banken onder militair gezag te plaatsen; in april 1958 kwamen ze onder gezag van de Indonesische regering
  • 9 december 1957 volgde de afkondiging dat alle Nederlandse bedrijven in Indonesië onder toezicht werden gesteld
  • in december 1958 werd de Nationalisatiewet door Soekarno afgekondigd

Voor de gevolgen hiervan: zie bij 'Indië verloren, rampspoed geboren'

Economische soldaten = Romusha's tijdens Japanse bezetting.Eind 1943 hielpen Indonesische leiders om bevolking in te zetten bij het werken op het land.

Edeleer Titel van een lid van de Raad van Indië.

Eerens, Dominique Jacques de (1781-1840) gouverneur-generaal, 1836-1840.

  • onder zijn bewind kwam er een einde aan de Padri-oorlog op Sumatra (1838)
  • in 1838 werd de positie van de Raad van Indië gewijzigd van een medebesturend in een slechts adviserend lichaam
  • evenals zijn voorgangers was hij een trouw aanhanger van het Cultuurstelsel.

Zie ook: Gouverneurs-generaal op rij.

Eereschuld , titel van een artikel in De Gids in 1899 van de jurist C.Th.van Deventer, over terugbetaling van de miljoenen die aan Indië waren onttrokken, en deze te besteden aan de verbetering van het onderwijs, en versterking van de economische positie van de inheemse bevolking

Eerste aankomst Nederlandse troepen in Batavia 9 maart 1946, ter vervanging van Britse legeronderdelen, die zelf als eerste Geallieerden op 15 september 1945 in de baai van Batavia verschenen met de kruisers HMS Cumberland en HMS Tromp.

Eerste Expeditie Hieronder een meer uitgebreide beschrijving:

In 1594 kwamen in Amsterdam negen man bijeen en namen het initiatief voor een eerste reis naar Indië. Het waren: Hendrik Hudde, Reinier Pauw, Pieter Hasselaar, Arent ten Grootenhuis, Hendrik Buyck, Syvert Sem, Jan Poppen, Jan Karel en Dirck van Os. Zij brachten geld bijeen voor handelsgoederen, om schepen te bouwen en personeel aan te werven.

Na de tocht werd alles van de hand gedaan, de specerijen verkocht en het personeel ontslagen: ze waren net uit de kosten gekomen.

Aan het hoofd van deze tocht stond Cornelis de Houtman, als oppercommies of opperkoopman.

De schepen:

  • Mauritius, 85 man (met De Houtman), 200 last (één last is ca. 2 ton)
  • Hollandia, 85 man, 200 last
  • Amsterdam, 59 man, 100 last
  • Duyfken, 20 man, 25 last, als verkenningsjacht (scheepstype Pinas), o.a. in ondiepe wateren

Van de 249 opvarenden kwamen na een reis van twee jaar en vier maanden slechts 87 levens terug, en twee kwamen nog na een volgende reis in patria.

  • 10-03-1595 zeilt de vloot weg uit Amsterdam om naar Texel te varen voor de laatste voorbereidingen en de laatste passagiers.
  • 02-04-1595 wordt zee gekozen
  • 04-07-1595 wordt de evenaar gepasseerd
  • 04-08-1595 komt men aan op Kaap de Goede Hoop
  • 18-09-1595 komt de vloot op Madagascar aan
  • 02-03-1596 vertrekt men definitief vanaf Madagascar
  • 05-06-1596 komt men bij het eerste Indische eiland: Enggano, ten westen van zuidelijk Sumatra
  • 12-06-1596 is men op Sumatra zelf
  • 23-06-1596 komt men op de rede van Banten. De Houtman e.a. anderen worden gevangen gehouden. Na het betalen van een fiks losgeld en ook met een redelijke hoeveelheid peper wordt vertrokken.
  • 13-11-1596 komt de vloot op de rede van Soenda Kelapa.
  • 18-11-1596 vandaar vertrokken
  • 02-12-1596 in Sidajoe (Oost-Java); daar worden ze aangevallen, en er vallen vele doden
  • 05-12-1596 vertrokken
  • 06-12-1596 op Madoera, waar nu de Hollanders zelf het vuur openen, uit angst voor een herhaling van de gebeurtenissen in Sidajoe.
  • 11-01-1597 wordt de 'Amsterdam' in brand gestoken: door een rif ernstig beschadigd, bovendien zijn er te weinig bemanningsleden over om alle schepen voldoende te bemannen
  • 28-01-1597 aankomst op Bali, waar voor het eerst de sfeer echt ontspannen is.
  • 26-02-1597 vertrek vanaf Bali, met nog 90 van de oorspronkelijke 249 personen. Twee personen blijven op Bali: de eerste is Emanuel Rodenburg, die op de tweede reis van De Houtman in juli 1601 wordt opgehaald. De tweede is Jan Janssen de Roy uit Amsterdam (volgens het verslag van de tweede reis), echter in het verslag van de eerste reis wordt gesproken over Jacob Claes van Delft.
  • 07-06-1597 wordt de evenaar gepasseerd
  • 11-08-1597 komt men op Texel aan.

Zie verder bij: Eerste Expedities.

Eerste Expedities Cornelis Houtman werd in 1592 naar Lissabon gezonden om in het geheim gegevens over de Indische handel te verzamelen. Zijn routebeschrijving had hij ontvangen van Jan Huygen van Linschoten. Op 2 april 1595 vertrok hij met 4 schepen (de koopvaarders 'Mauritius', 'Hollandia' en 'Amsterdam', en het kleine jacht 'Duyfken'.) van Texel, en bereikte 23 juni 1596 Banten. Door zijn gedrag joeg hij de bevolking tegen zich in het harnas. Vervolgens ging de tocht langs de noordkust van Java; ook op Madoera werd zonder reden geweld gebruikt. Op Bali lukte het beter om betrekkingen aan te knopen. Enkele bemanningsleden besloten zelfs om op Bali te blijven. Op 14 augustus 1597 bereikte hij Texel, zonder de 'Amsterdam', en met slechts 87 bemanningsleden van de oorspronkelijke 249. De opbrengst was nauwelijks lonend, maar een grote stap was gezet. Meer over deze eerste reis: zie Eerste Expeditie.

Na Houtman vertrok er een 2e vloot van 8 schepen. In 1598 verlieten 5 expedities Holland en Zeeland: totaal 22 schepen: 13 schepen gingen om de Kaap en kwamen met wisselend succes terug; 9 gingen door de Straat Magelhaen: slechts één schip kwam in Indië aan: dat van Olivier van Noort, die via de Kaap terugkeerde en zo de eerste omzeiling van de aarde door een Nederlander voltooide. In 1601 gingen zelfs 4 expedities naar Indië: tezamen 31 schepen. De vloot van Van Neck is het eerste eskader geweest dat de Molukken bezocht, en meteen ging men handelsbetrekkingen aan. Een ander eskader werd verwelkomd door de sultan van Ternate, waar eveneens handelsposten werden gevestigd. Minder vriendelijk was de ontvangst op Madoera, vanwege de slechte ervaringen met Houtman, en ook in Atjeh, waar Houtman werd vermoord. De Portugezen probeerden eind 1601-begin 1602 hun macht te herstellen:

  • -de Portugese overmacht wordt echter van de rede van Banten verdreven
  • -samen met een Spaanse vloot uit Manilla voeren de Portugezen naar de Molukken; mede dankzij de machtige sultan van Ternate kregen zij hier echter geen voet aan de grond. Maart 1602 gaat de VOC van start

Overzicht van de Voorcompagnieën:

  • 1595 
  • 1598
    • Middelburgse Compagnie o.l.v. Gerard le Roy (3 schepen)
    • Veerse Compagnie o.l.v. Cornelis de Houtman (2 schepen)
    • Oude Compagnie (Amsterdam) o.l.v. Jacob van Neck en Wybrand van Warwijck (8 schepen)
    • Rotterdamse of Magellaanse Compagnie o.l.v. Jacques Mahu en Simon de Cordes (5 schepen)
    • Magellaanse Compagnie o.l.v. Olivier van Noort (4 schepen)
  • 1599
    • Oude Compagnie o.l.v. Steven van der Haghen (3 schepen)
    • Oude Compagnie o.l.v. Jacob Wilckens (4 schepen)
    • Nieuwe Brabantse Compagnie (Amsterdam) o.l.v. Pieter Both (4 schepen)
  • 1600
    • Oude Compagnie o.l.v. Jacob van Neck (6 schepen)
    • Nieuwe Brabantse Compagnie o.l.v. Guillaume Senescal (2 schepen)
  • 1601
    • Verenigde Zeeuwse Compagnie (Middelburg) o.l.v. Gerard le Roy en Laurens Bicker (4 schepen)
    • Oude Compagnie o.l.v. Wolfert Harmensz (5 schepen)
    • Verenigde Compagnie (Amsterdam) o.l.v. Jacob van Heemskerk (8 schepen)
    • Compagnie van De Moucheron o.l.v. Joris van Spilbergen (3 schepen)

Zie ook: Reis naar Indië en VOC-Vaarten.

Eerste gesprek tussen Van Mook en Soekarno 31 oktober 1945 vond plaats in Batavia. Behalve Van Mook en Soekarno waren aanwezig: P.J. Idenburg, Van der Plas, Soebardjo, Hatta, Amir Sjarifoeddin en Agoes Salim. Een rustig, ontspannen gesprek waarbij de beide kanten hun zegje deden (in het Nederlands): geen resultaten, maar wel een basis om verder te werken. Dit gesprek was tot stand gekomen onder zware Britse druk; de Nederlandse regering was er zeer op tegen, en wilde Van Mook ontslaan, maar Wilhelmina stond dit niet toe.

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Eerste officiële Brits-Nederlands-Indonesische besprekingen 13-30 maart 1946.

  • Indonesië (Sjahrir) gaf te kennen wel de band met Nederland te willen aanhouden, maar de relatie moest op grond van gelijkwaardigheid zijn en Nederland zou tot erkenning van de onafhankelijke Republiek moeten overgaan; tevens zouden de Nederlandse troepen de archipel moeten verlaten.
  • Het antwoord van Van Mook: Nederland erkende het gezag over Java (behalve de door militairen bezette gebieden), de Republiek zou dan mee moeten werken aan de opbouw van een Indonesische federatieve vrijstaat.

Zie ook: Conferenties, stappen en gebeurtenissen in de relatie tussen Nederland en Indonesië 1945-1963.

Eerste Oranje in Indië zie bij Prins Hendrik de Zeevaarder.
Eis van de Heeren XVII. Dit was een bestelling of order van producten die men in Nederland wilde hebben. Er moest wel vooruit worden gedacht, want een bestelling deed er gemakkelijk twee jaar over om Europa te bereiken.

Aanvankelijk werd de 'eis' apart opgesteld door de verschillende Kamers van de VOC; in 1734 werd dit door de Heeren XVII overgenomen.

Vanaf 1756 nam voor het Chinese porselein de speciale 'Chinasche Commissie' de eissamenstelling over.

Ook voor het textiel uit India werden speciale bestellingen gedaan, met opdrachten voor ontwerp, kwaliteit en hoeveelheden.

Zie ook: VOC-Handel

Elout, C.T. (1767-1841) 

Minister van koloniën, 1824-1829, wilde wel particuliere Europese ondernemers, in tegenstelling tot Van den Bosch, die de ideeën van het Cultuurstelsel aanhing.

Ende-Flores hier zat Soekarno in ballingschap van 1934-1938.

Engganoërs Enggano is een kleine eilandengroep, ten westen van Zuid-Sumatra; alleen het hoofdeiland, Kèfoe Kaikoekka of Eloppo, is bewoond. De overige kleinere eilanden zijn onbewoond.

Eind 19e eeuw, aanvang 20e eeuw was het aantal Engganoers sterk afgenomen door allerlei ziektes en een laag geboortecijfer.

Door de rijkdom van de natuur is er geen drang ingewikkelde cultures te ontwikkelen.

Bewoonden ze eerst bijenkorfachtige woningen op hoge palen, later werden die ingewisseld voor Maleise woningen, al of niet op palen gebouwd.

Bijzonder is, dat dit het eerste eiland was, dat de Nederlanders ontdekten in de archipel (5 juni 1596).

De bevolking hing oorspronkelijk het animisme aan, maar aanvang 20e eeuw kwam aldaar de zending op gang.

Hun taal wordt door ca. mensen gesproken (1981).

Zie ook: Bevolkingsgroepen.

Erevelden In Indonesië zijn een aantal Nederlandse erevelden:
  • Menteng Pulo bij Jakarta, waar Nederlandse slachtoffers van de burgerkampen hun laatste rustplaats hebben gevonden, alsmede Nederlandse militairen uit de periode 1945-1949. In totaal 4300 graven.
  • Ancol bij Jakarta (Tandjong Priok), ereveld van vooral door de Japanners geëxecuteerden; ca. 2000 graven, waarvan vele naamloos.
  • Pandu bij Bandoeng, 4000 graven. We vinden hier KNIL-militairen die gevallen zijn in de strijd tegen de Japanners, slachtoffers van de burgerkampen, en burgers en militairen (Koninklijke Landmacht) vanaf 1945.
  • Leuwigajah, bij Cimahi (Bandoeng), waar kampslachtoffers en militairen van KNIL en KL zijn begraven. Ca. 5000 graven.
  • Kalibanteng, bij Semarang, met 3100 graven, vooral van burgerslachtoffers van Japanse interneringskampen, waaronder veel vrouwen en kinderen.
  • Candi, bij Semarang, met 1000 graven van gesneuvelde militairen.
  • Kembang Kuning, bij Soerabaja, met 5000 graven van burgerkampslachtoffers, en militairen van KNIL, KL en Koninklijke Marine.
  • Ambon, bij Ambon-stad. Dit ereveld valt onder de Britse Commonwealth War Graves Commission; we vinden er 185 Nederlandse graven.

Elders in Azië zijn de volgende erevelden:

  • Thailand en Birma:
    • Chungkai
    • Kanchanaburi
    • Thanbynzayat
  • Singapore:
    • Kranji War Cemetery
  • Korea:
    • Tanggok
  • Hongkong:
    • Sai Wan War Cemetery

In Australië:

  • Perth
  • Cairns (Queensland)

Zie ook: Slachtoffers in het Nederlandse Leger.

Erp Taalman Kip, W.F. van minister van koloniën (wnd.), 1883

Ethische Periode , naamgever is Pieter Brooshooft; als hoofdredacteur van "De Locomotief" schreef hij in 1901 "De ethische koers in de koloniale politiek". In de Troonrede van 1901 zei koningin Wilhelmina: "Nederland heeft een zedelijke roeping te vervullen". Hiermee was de Ethische Periode echt aangebroken

Ethische Politiek
Een richting die ontstond aan het einde van de 19e eeuw: de belangen van de koloniale gebieden in het beheer en bestuur daarvan dienden te gaan boven die van het moederland; bevordering van de belangen van de inheemse bevolking en opvoeding tot zelfstandigheid. Het onderwijs en de welvaartszorg kregen meer aandacht.

  • het idee bleef in de ontwikkeling steken omdat inheemsen niet of nauwelijks in de hogere functies terecht konden komen: 1941 slechts 7%
  • het kleine Nederland had te weinig geld om gezondheidszorg, landbouw, onderwijs, en welvaart van de inheemse bevolking te verbeteren.
  • de situatie werd nog verslechterd door de economische crisis van de 1930'er jaren.

Europese inwoners in Indië

  • 1780: ca. 8.300

  • 1860: ca. 42.800, waarvan 13.700 militairen

  • 1880 bijna 60.000

  • 1930 240.000

Europese mannen in Indië  

Behalve VOC-functionarissen was er geen Europese middenstand of hoge stand. Vrije Europese burgers waren handelaren, klerken, soldaten en zeelieden die hun tijd hadden uitgediend. Hun bestaan was veelal marginaal, en als ze al actief waren als handelaar zag de VOC ze als concurrenten en kwam deze met beperkende maatregelen.  

In de VOC-periode zien we de volgende cijfers:

  • van 1602-1700 ca. 320.000 uit patria, ca. 115.000 naar patria
  • van 1700-1795 ca. 660.000 uit patria, ca. 255.000 naar patria

Het feit dat er zoveel mensen niet teruggingen is veroorzaakt door het hoge sterftecijfer en de vele 'blijvers'.

Bij gebrek aan Europese vrouwen namen de mannen vaak een njai, inheemse huishoudster, die veel meer was dan een bediende. Dit was lange tijd een geaccepteerd verschijnsel: aanstaande bestuursambtenaren werd dit zelfs aangeraden, want het was beter dan prostituées te bezoeken en/of te vluchten in de alcohol. Kinderen die uit deze band werden geboren werden wel 'voorkinderen' genoemd: ze gingen vooraf aan de kinderen van de latere Europese vrouw. Vanaf 1828 kon men die 'buitenechtelijke' kinderen erkennen, of zonder ze te erkennen laten inschrijven met de verplichting ze te verzorgen; dan kregen ze de omgekeerde achternaam van de natuurlijke Europese vader(bv.Vermehr wordt Rhemrev). Vanaf 1848 was het christenen in Indië toegestaan met een niet-christen te trouwen. In de loop der tijd nam het fenomeen van de njai langzaam af, vooral toen aan het einde van de 19e eeuw steeds meer Europese vrouwen naar Indië gingen, en de Nederlandse normen en waarden deze gang van zaken steeds minder accepteerden.

Met de opkomst van actieve particulieren na het Cultuurstelsel groeide de Europese bevolking flink:

  • van 1860-1870 van 42.800 naar 44.200
  • van 1879-1880 naar 56.600
  • van 1880-1900 naar 90.800

Verhouding Nederlandse mannen en vrouwen:

  • 1900 waren er op elke 1000 Nederlandse mannen 471 Nederlandse vrouwen

  • 1930 (laatste volkstelling) was de verhouding 1000 - 884

Zie ook: Europese vrouwen in Indië en VOC-Politiek

Europese vrouwen in Indië 

In de beginperiode van de VOC vond men het wenselijk dat het personeel door de echtgenote werd vergezeld.

Om ongehuwde mannen een kans te geven, werden ongehuwde meisjes naar Indië gezonden (in 1609 al 36), om een echtgenoot te vinden. Zij werden "dochters van de Compagnie" genoemd. Maar meestal kwamen deze meisjes slecht terecht.

J.P. Coen wilde toen alleen burgergezinnen later overkomen, of ongehuwde meisjes, die een strenge opvoeding hadden genoten in een weeshuis. Dit gebeurde toen op kleine schaal, maar het aantal nam af door de ontberingen van de zeereis en door de vaak voorkomende tropische koortsen in Batavia.

Er begon tegenstand te ontstaan tegen deze vrouwenimmigratie:

  • door de toelagen en de bruidsschatten waren de vrouwen voor de VOC te duur
  • mannen zouden eerder terug willen naar Nederland vanwege de mindere binding met Indië door de aanwezigheid van de Nederlandse vrouw
  • vrouwen zouden hun mannen aansporen zichzelf te verrijken door privé-handel
  • vanwege de kinderen, omdat ze vaak ziekelijk waren.

Waren J.P.Coen en P.Both nog voorstanders van de vrouwenimmigratie, Hendrick Brouwer, Cornelis van der Lijn, Carel Reyniersz en Joan Maetsuyker hadden een tegengestelde mening, die in 1652 het definitieve standpunt werd van de VOC; nu werd juist een Aziatisch vrouw aangeraden.

Alleen de mannen in de hoogste rangen werd het toegestaan hun vrouw uit Nederland mee te nemen.

Maar vele gouverneurs-generaal waren gehuwd met Nederlandse vrouwen die nog nooit in Nederland waren geweest, en vaak Aziatisch bloed hadden.

In de Bataviase Statuten in 1642 waren ter regulering van de relatie tussen Europese mannen en Aziatische vrouwen o.a. de volgende punten opgenomen:

  • voor een huwelijk moest de man toestemming vragen aan z'n superieuren
  • indien zij een slavin was, moest het aankoopbedrag betaald worden aan de VOC
  • de vrouwen moesten Nederlands leren
  • en gedoopt worden in de Gereformeerde Kerk
  • de bruid kreeg de status van Europese, en de kinderen uit dit huwelijk ook
  • als de vader de onwettige kinderen erkende, kregen deze tevens de Europese status.
  • gemengde gezinnen mochten niet emigreren naar Nederland.

Toch bleef het concubinaat nog lange tijd geaccepteerd, in tegenstelling tot kolonies elders in de wereld waar het katholicisme (van de Spanjaarden en Portugezen) de boventoon voerde, waar juist op het huwelijk werd aangedrongen.

Verder waren de hogere posities in de VOC veelal alleen te bereiken voor in Nederland geboren mannen.

Naar verhouding huwden zowel mannen als vrouwen meer dan eens:

  • Aziatische vrouwen huwden vaak met oudere mannen
  • veel vrouwen overleefden het kraambed niet.

Onderlinge familierelaties van de huwelijkskandidaten kwamen veelvuldig voor:

  • door de meerdere huwelijken
  • vanwege de vrij kleine Europese kring
  • ter versteviging van de eigen maatschappelijke positie.

Zonen gingen meestal naar Nederland, voor verdere opvoeding en studie.  De meisjes bleven in Indië, en huwden daar.

Zie ook: Europese mannen in Indië.

Extirpaties Om het monopolie van de VOC op de Molukken te handhaven, werden 'Hongi-tochten' gehouden om de aanplanten, die volgens de VOC niet legaal waren, te vernietigen.
Terug naar de startpagina
Hosted by www.Geocities.ws

1