Wulfmark




Wulfmark is een overzees gebiedsdeel van het Koninkrijk Friland, gelegen in de Labradorzee bij Canada.


Algemene informatie
Wulfmark (Inuktitut: Nunatuqaq / ᓄᓇᑐᖃᖅ) bevindt zich in dezelfde tijdzone als Labrador, New Brunswick, Nova Scotia en Bermuda (UTC-4). Er gaan rechtstreekse vluchten naartoe vanaf Friland, Groenland en Canada en de archipel is vanuit de meeste buurlanden ook per schip te bereiken. Verplaatsing over land geschiedt in de winter vooral per sneeuwscooter of hondenslee en in de zomer per terreinwagen. Er is een verharde weg rondom het eiland Hrainland maar deze is vaak ingesneeuwd. Verplaatsing over water gaat vooral via particuliere bootjes en met de veerdienst Wulfmarkfar. Warme kleding is noodzakelijk en reizigers die zich buiten de geijkte paden begeven wordt aangeraden dit van tevoren te melden, gepaste uitrusting te dragen, geen ijsberen te benaderen en een gids mee te nemen.

Geografie
De archipel ligt in de Labradorzee, ten oosten van Baffineiland (Canada), voor de kust van het schiereiland Hall. Het bestaat uit de eilanden Hrainland, Igdalug, Migiþ en Bidagar, waarvan Hrainland het grootste is en ook als enige bewoond. De oppervlakte van de eilanden samen is ongeveer gelijk aan dat van Luxemburg. Hrainland wordt beheerst door de Aujawiþgletsjer, het Gimirgebergte en de afzonderlijke pieken Ka, Magiþa, Wilga en Daga. De rest van het land bestaat uit toendra.
         De archipel heeft een toendraklimaat met lange, koude winters en korte, koele zomers. De bodem bestaat uit permafrost, sneeuw kan het gehele jaar door vallen en de kust is omgeven door zee-ijs, behalve tijdens het warmste deel van de zomer. Door de overwegend noordelijke luchtstroom is het in Wulfmark zeer koud en droog, al zijn de temperaturen iets hoger in de beschutting van het zuidelijker gelegen Jaktardal. De gemiddelde temperatuur ligt tussen de -27 en 8 graden Celsius, met uitschieters naar -31 graden in de winter en 12 graden in de zomer. In het zuiden is het doorgaans enkele graden warmer dan in de rest van Wulfmark.
         In 2021 deed de universiteit van Erlanhuf onderzoek naar de invloed van klimaatverandering op Wulfmark, waaruit bleek dat het gebied langzaam opwarmt. In het zuiden van Hrainland is hierdoor al op beperkte schaal landbouw en veeteelt mogelijk. Ook de Aujawiþgletsjer trekt zich steeds verder terug; rond 1900 reikte deze in het noordwesten nog tot aan het Tasirlag en in het zuiden tot aan Kulmar.

Flora en fauna
Wulfmark ligt ten noorden van de boomgrens en bestaat grotendeels uit toendra. De schaarse begroeiing bestaat vooral uit struiken en lage boompjes. Voorkomende soorten zijn de berk, wilg, lariks, spar en zilverspar.
         Veel voorkomende vogelsoorten zijn ganzen, waadvogels, alken, plevieren, meeuwen, sterns, koeten, duikers en eenden. Een vaak geziene roofvogel is de sneeuwuil. Veel voorkomende landzoogdieren zijn de ijsbeer, Baffinwolf, poolvos, poolhaas, lemming en toendrakariboe. Aanwezige zeezoogdieren zijn de ringelrob, baardrob, zadelrob, walrus, witte dolfijn, narwal en Groenlandse walvis.
         Geïntroduceerde dieren zijn vooral IJslandse paarden, honden en schapen, maar ook een gering aantal geiten, varkens, koeien en kippen.

Bestuur

Vlag van Wulfmark
Wulfmark is een overzeese gouw van het Koninkrijk Friland. Het plaatselijk parlement (Gaþing) zetelt in de hoofdstad Logarwik en heeft vanwege de afstand tot het Europese moederland enkele extra bevoegdheden.
        De vlag van Wulfmark bestaat uit het Frilandse blauw-wit met daarop twee pootafdrukken van de in het gebied voorkomende Baffinwolf, waarnaar Wulfmark is vernoemd.
        Naar schatting 35% van de bevolking van Wulfmark is voorstander van meer autonomie, 7% is voor volledige onafhankelijkheid en 2% is voor aansluiting bij het Canadese territorium Nunavut. De Arjak-minderheid wordt vertegenwoordigd door de plaatselijke partij Urafulgigadujig (Arjak: "Vereniging van Inheemse Volkeren"). Een andere plaatselijke partij is Budsbatan (Fri: "Regionale Belangen"), die voorstander is van meer autonomie en een sterkere band met Canada.

Demografie
Wulfmark heeft in totaal 7.200 inwoners, waarvan 78% Europese Frilanders en 22% Arjak. Ook zijn er wisselende aantallen buitenlandse werknemers; dit betreft hoofdzakelijk gespecialiseerd personeel voor de mijnbouw en de olie- en aardgasindustrie, merendeels afkomstig uit Canada en de Verenigde Staten. Deze groep is niet opgenomen in de genoemde statistieken.
        De officiële talen van Wulfmark zijn Frilands en Arjak. Daarnaast zijn er voorzieningen voor Engels, Frans, Deens, Inuktitut en Groenlands. 96% van de bevolking spreekt Frilands, waarvan 81% als eerste taal. 35% spreekt Arjak, waarvan 19% als eerste taal. Arjak wordt hoofdzakelijk gesproken in de noordwestelijke helft van Wulfmark.

Religie
De belangrijkste religie in Wulfmark is Ferna Sed (83%), waarvan bijna de helft behoort tot de Maliþgin stroming. Hierna volgt het Christendom (2%, hoofdzakelijk Protestant). 15% is niet gelovig.
        Maliþgin is een stroming binnen het Frilandse Ferna Sed-geloof, waarin veel aspecten van de inheemse Inuit-religie zijn overgenomen. Deze stroming wordt vrijwel uitsluitend in Wulfmark aangehangen. De naam Maliþgin is afkomstig uit het Arjak en is afgeleid van Malittigiinniqarniq, het Inuktitut woord voor harmonie. Doordat het geloof van de Inuit veel overeenkomsten had met Ferna Sed, namen de eerste Frilandse kolonisten en hun Arjak-afstammelingen hier aspecten van over. Veel sjamanistische rituelen van de Inuit sloten aan bij die van de Frilanders en ook hogere machten van de Inuit werden door de Frilanders gelijkgesteld aan die van hen; zoals de vadergod Anguta met Wodan, de moedergodin Akna met Fri, de hemelgod Torngarsuk met Ti en de zeegod Agloolik met Ag. Andere wezens uit de Inuit-mythologie werden beschouwd als plaatselijke machten die moesten worden gemeden of juist geeërd. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

Adawihan (Inuk: atavijjuat = voorouders, enkelvoud atavijjuaq), de geesten van de Inuit die het land vroeger bevolkten. Sommige Frilanders beschouwen hen als gevaarlijk en wraakzuchtig, anderen als hulpvaardig. Vaak probeert men hen gunstig te stemmen door offers achter te laten bij oude graven.
Aibalauwik (Inuk: Aipaloovik = god van de dood), kwade zeegod die dood en vernietiging brengt en vissersboten doet zinken.
Berhair (Beerheer), door de Inuit "Nanuq" genoemd. God van de ijsberen, die bepaalt welke jagers succes zullen hebben in de jacht op deze dieren.
Jekdwalar (Gletsjerclown), afgeleid van de Inuit-demon Idlirvirissong. Vrouwelijke demon die zich vermomt als clown en zo mensen aan het lachen probeert te maken. Wanneer dit lukt, voert zij hun ingewanden aan haar honden. In Wulfmark gelooft men dat zij op de Aujawiþgletsjer woont, in het bijzonder in de Adaniþ-grotten. In de 19e eeuw stimuleerde het gouwbestuur het geloof in Jekdwalar zodat mensen deze gevaarlijke plaatsen zouden mijden.
Landmoder (Landmoeder), door de Inuit "Nujalik" genoemd. Godin van de landdieren en schepper van de kariboes.
Leuhthrab (Lichtraaf), door de Inuit "Tulugaak" genoemd. Verschijnt als raaf en is de schepper van het licht.
Saimoder (Zeemoeder), door de Inuit "Sedna" genoemd. Godin van de zee en zeedieren. Schepper van zeehonden, walrussen en walvissen. Wie op deze dieren jaagt, moet haar tevreden stellen met offers.
Turngaistan (Toorngeesten, Inuk: tuurngait = natuurgeesten, enkelvoud tuurngaq), verwijst naar alle natuurgeesten en hogere machten uit de Inuit-mythologie.
Wulfhair (Wolfheer), door de Inuit "Amaguq" genoemd. God van de wolven en meester van de reuzenwolven (Fri: þuriswulfan / Inuk: amaroit), die gedachten kunnen lezen en je ziel kunnen stelen.


Austarviering
Cultuur
Sommige Frilandse feestdagen worden in aangepaste vorm gevierd in Wulfmark; zo zijn vruchtbaarheidsrituelen die met landbouw samenhangen door het koude klimaat minder relevant en is de aandacht verschoven naar jacht en visserij. Ook viert men op 24 augustus de stichting van Wulfmark (1593). Men trakteert elkaar dan op lekkernijen, drank en cadeau's. Ook worden muzikanten, acrobaten, komieken, dansers en andere schouwspelers uitgenodigd, die op meerdere plaatsen in Wulfmark voorstellingen geven.
        De plaatselijke keuken is sterk beïnvloed door jacht en visserij. Door het koude klimaat is het voedselaanbod weinig divers, maar omdat geïmporteerd voedsel duur is, streeft men ernaar zoveel mogelijk plaatselijk beschikbaar voedsel te gebruiken. Ook worden nieuwe voedselsoorten geïntroduceerd die bestand zijn tegen de kou of in kassen kunnen worden geteeld. Het dieet bestaat voornamelijk uit aardappels, uien, bessen, zeevruchten (vis, garnalen, mosselen en zeewier), kariboe, schaap, vogels en eieren. Door jachtbeperkingen worden zeehond en walvis tegenwoordig minder vaak gegeten. Veelvuldig geïmporteerde producten zijn groenten, fruit, rijst, koffie en thee. Twee bekende gerechten uit Wulfmark zijn een platbrood genaamd Inuwiþbraud (Fri: Inuitbrood) en een stamppot van gekookte aardappels, zeewier, uien en schapenvlees, dat usima (Inuk: uusimajut = gekookt voedsel) wordt genoemd.
        De muziek is een combinatie van invloeden uit Frilandse volksmuziek, Amerikaanse country en Inuit muziek. Vooral de muziek van de Arjak heeft sterke overeenkomsten met die van de Inuit; zo bespeelt men de gilawuþ (Inuk: qilaut = Inuit lijsttrommel) en de dawudir (Inuk: tautirut = Inuit citer) en wordt er gezongen in een vorm van boventoonzang, genaamd gadajag (Inuk: katajjaq = keelzingen). Gadajag wordt meestal opgevoerd door een tweetal vrouwen en er wordt vrijwel altijd bij gedanst en getrommeld. Er wordt gezongen in Frilands en Arjak, maar ook Engels en Inuktitut zijn regelmatig te horen. Bekende muzikanten uit Wulfmark zijn het gadajag-duo Ana Umingsduhter en Tirijag Pijusduhter van de band Tagutsug (Inuk: takutsugusuppuq = liefde) en broer en zus Hrudgar Widhundssun en Isblom Widhundsduhter van de countryband Þa Sangfugals (Fri: De Zangvogels).
        Populaire sporten in Wulfmark zijn atletiek, voetbal, handbal, skieën, snowboarden, bergbeklimmen, kajakken en sneeuwscooterracen. Bekende Wulfmarkers zijn dichter Sturk Hrudarikssun, handballer Þeudwenin Segberhtsduhter en UFG-politica Puja Aputsduhter. Naast de gangbare Frilandse persoonsnamen worden ook namen in het Arjak en Inuktitut gebruikt. Hoofdzakelijk door de Arjak zelf, die zo hun unieke identiteit onderstrepen of juist aansluiting zoeken bij de Inuit, waarvan zij deels afstammen. De meeste van deze namen kunnen worden gebruikt voor zowel jongens als meisjes. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

Arjak:        

Adlar
Agaþug
Anguwi
Iluwin
Jarg
Kalig
Nanug
Nanur
Nugil
Sawig
Sigin
Inuktitut:        

Adlartok
Aqakuktuq
Anguvigaq
Illuinaqtuut
Ujarak
Kallik
Nanuq
Nanurjuk
Nukilik
Savik
Siqiniq
Betekenis:        

heldere hemel
vissenvanger
speer
geweer
steen
bliksem
ijsbeer
ster
sterk
mes/metaal
zon

Economie
Het wettige betaalmiddel is de Frilandse skat (FSK), al worden de Canadese dollar (CAD) en de Deense kroon (DKK) ook geaccepteerd. In veel kleine nederzettingen geeft men echter de voorkeur aan ruilhandel.
        Wulfmark is minder welvarend dan de rest van Friland; dit komt door zowel het klimaat als de beperkte economische mogelijkheden. De plaatselijke economie was eeuwenlang gericht op walvisvaart, zeehondenjacht en de winning van steenkool. Deze ooit zo winstgevende sectoren zijn door strengere milieuwetgeving echter niet langer rendabel. Tegenwoordig zijn de belangrijkste inkomstenbronnen de visserij en de winning van olie, aardgas, zink, lood en uranium.
        Andere inkomstenbronnen zijn jacht en veeteelt. Dit betreft vooral kariboes en schapen, maar op kleine schaal ook geiten, varkens, koeien en kippen. De landbouw is zeer kleinschalig en grotendeels beperkt tot het Jaktardal, meestal in de vorm van (glas)tuinbouw. Ondanks de kou, slaagt men erin de volgende gewassen te verbouwen: bloemkool, broccoli, radijs, spinazie, boerenkool, wortel, prei, ui, knoflook, bieslook, sla, knolraap, echte kervel, peterselie, courgette, doperwten, peper, tomaat en aardappel.
        Op energiegebied wordt gepoogd Wulfmark zoveel mogelijk zelfvoorzienend te maken. Dieselgeneratoren worden steeds vaker vervangen door zonnepanelen en windmolens en bij Jarwik en Kulmar zijn waterkrachtcentrales gebouwd die een groot deel van het gebied van elektriciteit voorzien.

Handhaving en defensie
De politie gebruikt voornamelijk terreinwagens, sneeuwscooters, sledehonden, drones en boten in het koude, onherbergzame gebied. In kleine, afgelegen nederzettingen zijn teams van twee tot vier agenten gestationeerd, die elk jaar worden afgewisseld.
        De militaire aanwezigheid in Wulfmark is minimaal en vooral gericht op bewaking van grens en luchtruim. De territoriale wateren worden bewaakt door de kustwacht. In de Frilandse militaire doctrine wordt Wulfmark beschouwd als "onverdedigbaar met conventionele middelen;" plaatselijk militair personeel wordt daarom ook getraind in asymetrische oorlogsvoering.
        Wulfmark wordt beschermd door de volgende militaire eenheden:
  • Isberferhaup ("IJsbeerbataljon"): infanterie-eenheid die is gespecialiseerd in operaties in gebergte en extreme kou.
  • Wulfmarkstorswarm ("Wulfmark Eskader"): opereert vanuit vliegbasis Frustmorþurp en beschikt, onder andere, over jagers om het luchtruim te bewaken.


    Geschiedenis

    Prehistorie
    De eerste bewoners van Wulfmark arriveerden rond 2500 v.Chr. en behoorden tot de Pre-Dorsetcultuur. Deze ging rond 500 v.Chr. over in de Dorsetcultuur. Hoewel deze mensen bijna vierduizend jaar in Wulfmark woonden, is er maar weinig over hen bekend. Zelfs niet de namen die zij voor zichzelf en het huidige Wulfmark gebruikten. Het belangrijkste overblijfsel van het Dorsetvolk zijn hun rotstekeningen in Hwerbfuhsgard (Inuk: Tiriganiartalik).

    Noormannen
    In de 11e eeuw werd Wulfmark ontdekt door Noormannen uit Groenland. Deze gebeurtenis wordt beschreven in Þórvalds saga Krypplingr (de Sage van Thorvald de Kreupele), de eerste geschreven bron waarin het gebied wordt genoemd:
            'Þá sá þeir land ok skutu báti ok könnuðu landit. Þeir gáfu þar nafn ok kölluðu Hreindýrinland. Þeir kómu at á einni, er fell af landi ofan ok í vatn eitt til sjóvar.'
            ('Toen zagen zij land, roeiden er langs met boten, en verkenden het. Zij gaven het een naam en noemden het Hreindýrinland (Rendierenland). Zij kwamen bij een rivier, deze stroomde vanaf het hoger gelegen land naar een meer, en zo verder naar de zee.')
            De rivier en het meer die worden genoemd zijn de Jaktar en het Kulmar. Rond 1050 stichtten de Noormannen een kleine nederzetting aan de monding van de Jaktar, genaamd Syðribyggð ("Zuidelijke Nederzetting"). De naam hangt mogelijk samen met Eystribygð en Vestribygð, respectievelijk de oostelijke en westelijke nederzetting die zij op Groenland stichtten. Syðribyggð lag op de plaats van het huidige Logarwik en lijkt vooral te zijn gebruikt voor jacht, visserij en walvisvaart. Op haar hoogtepunt woonden er zo'n 50 tot hooguit 200 mensen, maar rond uiterlijk 1100 werd de nederzetting om onbekende reden weer verlaten. De schaarse overblijfselen van Syðribyggð zijn tegenwoordig te zien in het openluchtmuseum van Logarwik, samen met reconstructies van enkele huizen en vaartuigen. Volgens de sage kwamen de bewoners van Syðribyggð in contact met het Dorsetvolk, door hen skrælingjar genoemd, maar reageerden deze vijandig op hen. Dit is mogelijk de reden waarom de nederzetting uiteindelijk weer werd verlaten. De Frilandse kolonisten die zich later in Wulfmark vestigden waren bekend met de Noordse sage en de daarin gehanteerde namen Hreindýrinland (Rendierenland), Þórvaldsnes (Thorvald's Kaap) en Syðribyggð (Zuidelijke Nederzetting), want zij namen deze over als Hrainland, Þorwaldsnas en Sunþbu. Hrainland is tegenwoordig de naam voor het hoofdeiland van Wulfmark en Sunþbu is een bijnaam voor Logarwik.

    Inuit
    Ergens tussen 1300 en 1500 verschenen de Inuit in Wulfmark. Het is onbekend hoe het contact tussen hen en de daar al aanwezige Dorsetcultuur verliep, maar uiteindelijk werd het Dorsetvolk volledig door hen vervangen. De Inuit introduceerden het gebruik van sledehonden en bouwden steenhopen, de zogeheten inuksuit (enkelvoud: inuksuk). Voorbeelden hiervan zijn nog steeds in Wulfmark te vinden. De bekendste zijn de Walaharugan; een groep van zo'n veertig inuksuit in het noorden van Hrainland, die veel bezocht wordt door toeristen. Er is weinig bekend over de geschiedenis van de Inuit in Wulfmark, maar in de 19e eeuw hebben Frilandse antropologen veel van de orale tradities van de Qijugmiut opgeschreven. De Qijugmiut worden beschouwd als de laatste volbloed Inuit in Wulfmark, die nog grotendeels hun eigen taal en cultuur volgden. Eén van de opgetekende verhalen betreft de ontstaanslegende van Wulfmark, door hen Nunatuqaq ("het Oude Land") genoemd:
            'Twee vrienden, de jager Piniartoq en de visser Nuijaaqpait, waren vergeten de zeegod Aipaloovik gunstig te stemmen voordat zij de zee op gingen. Ze kwamen met hun kajaks in een storm terecht en Nuijaaqpait werd door Aipaloovik gegrepen en meegesleurd naar de zeebodem. Piniartoq gooide zijn harpoen achter de boze zeegod aan; hij raakte iets en trok hard aan het touw, hopende zo Aipaloovik en zijn vriend Nuijaaqpait terug naar de oppervlakte te kunnen trekken. Het touw gaf amper mee en Piniartoq trok met al zijn kracht. Plotseling kwamen er bergtoppen uit het water omhoog en een groot eiland verscheen uit de diepte: het huidige Nunatuqaq (Wulfmark). Piniartoq bleek de zeebodem te hebben geraakt en had deze in zijn razernij omhoog getrokken! De zeegod Aipaloovik was hiervan zo onder de indruk, dat hij Nuijaaqpait liet gaan. De twee vrienden vertrokken, maar keerden later terug met hun families en vestigden zich op het eiland.'

    Frilanders
    In 1590 bereikte een Frilandse expeditie de Labradorzee, op zoek naar de Noordwestelijke Doorvaart. De expeditie werd geleid door de avonturier en ontdekkingsreiziger junkar Hrudberht Rikhardung Haimrikssun en bestond uit de schepen Frustbiþwengar (Vorstbedwinger) en Welanariþ (Golvenploeg). De zoektocht faalde door slecht weer en gebrek aan voorraden, waardoor de expeditie gedwongen werd huiswaarts te keren. Tijdens een zoektocht naar voedsel en drinkwater voor de terugreis, landden junkar Hrudberht en diens mannen op een onbekende kust, waar zij zoet water en wild aantroffen. Bij hun eerste verkenning werden ze aangevallen door een roedel wolven, die zij verjoegen met musketvuur. Zij besloten daarom het nieuwe land "Wulfmark" (Wolfmark) te noemen. Tijdens hun korte bezoek aan het dunbevolkte land ontmoetten zij geen andere mensen en dachten daarom dat het onbewoond was. Junkar Hrudberht claimde het daarop voor Friland, met de bedoeling er een buitenpost te vestigen voor pelsjagers, vissers en walvisjagers.

    Buitenpost
    Op 24 augustus 1593 keerde junkar Hrudberht met dezelfde schepen terug in Wulfmark en stichtte een buitenpost aan de monding van de Jaktar, op dezelfde plaats als waar vijf eeuwen daarvoor Syðribyggð lag. Omdat de buitenpost aanvankelijk uit twee hutten bestond, werd het Twaihudjan (Tweehutten) genoemd. De rivier noemde men toen Kaldaflaut (Koude Rivier). Beide namen raakten later in onbruik en werden vervangen door de Arjak namen Logarwik en Jaktar.
            Hoewel men de directe omgeving al had verkend, werd door de vroeg intredende winter een uitgebreide verkenning van het nieuwe land uitgesteld tot de lente. Toen de lente van 1594 aanbrak, werd Twaihudjan echter aangevallen door Inuit. De Frilanders, nog steeds in de veronderstelling dat het land onbewoond was, geloofden dat het invallers van buitenaf betrof. Junkar Hrudberht beschreef de gebeurtenis in zijn logboek:
            'Wodansdag 15 Wunmenoþ 1917: Hiz dag werþþa Twaihudjan gahriþiþ fan maiz þan þretig walahan med bugan and saidangan. Ija kwemþan en narwa baitils, þanklik ut Halland efþan Markland, and fraisþan uns mat ta rauban. Wiz daudþan newunþ anseigars med unsa framhladars, þa anþaran fleuhþan. Fedwor unsar sedalars fallþan: Hludwig Haimrikssun, Karil Harmanssun, Wilhelm Berhardssun and Aþalberht Alfunssun. Swalika segan mugan wiz ne ta uft leiþan. Gawritþan fan junkar Hrudberht, sun fan Haimrik, Rikhardunganmag, sandungstugar.'
            ('Woensdag 15 mei 1594: Vandaag werd Twaihudjan aangevallen door meer dan dertig vreemdelingen met bogen en harpoenen. Zij kwamen in smalle bootjes, vermoedelijk uit Baffineiland of Labrador, en probeerden ons voedsel te roven. Wij doodden negen aanvallers met onze musketten, de anderen vluchtten. Vier van onze kolonisten vielen: Hludwig Haimrikssun, Karil Harmanssun, Wilhelm Berhardssun en Aþalberht Alfunssun. Zulke zeges kunnen wij ons niet te vaak veroorloven. Geschreven door jonker Hrudberht, zoon van Haimrik, lid van de Rikhardungansibbe, expeditieleider.')

    Inuwin
    Enige weken na de aanval ging junkar Hrudberht met het schip Frustbiþwengar, een karveel met een bemanning van vijfentwintig, op verkenningstocht om de kustlijn van Wulfmark beter in kaart te brengen. Aan de westkust stuitte hij op een Inuit nederzetting. Door de aanwezigheid van vrouwen, kinderen en ouderen, besefte hij dat de Inuit al vele generaties in het gebied woonden. De aanval op Twaihudjan was niet gepleegd door rovers van buitenaf, maar door een inheemse bevolking die zich door de Frilanders bedreigd voelde. Junkar Hrudberht besloot met zijn mannen aan wal te gaan en nam geschenken mee om te tonen dat ze in vrede kwamen. De dorpelingen zochten voorzichtig toenadering, maar toen één van hen de dolk van een Frilander probeerde te pakken, liep de situatie uit de hand; de nieuwsgierigheid naar het metalen object werd opgevat als een aanvalspoging en er ontstond een gevecht, waarbij al snel doden vielen. Ondanks hun betere wapens waren de Frilanders in de minderheid; zij vluchtten terug naar hun schip en vertrokken. Onder hen vielen dertien doden en zes gewonden. Junkar Hrudberht werd door een pijl getroffen maar overleefde het gevecht. Onder de Inuit vielen naar schatting twintig doden. Zij noemden de plaats waar het gebeurde sindsdien Inuviniit ("plaats van vele lijken"), wat later in het Arjak verbasterde tot Inuwin.
            De gebeurtenis staat tegenwoordig bekend als de "Slag bij Inuwin" of het "Bloedbad van Inuviniit" en is regelmatig onderwerp van discussie. Activisten beschouwen de gebeurtenis als het begin van een koloniale overheersing of zelfs als genocide, terwijl de Frilandse geschiedschrijving doorgaans spreekt van een schermutseling, voortkomende uit wederzijds wantrouwen.


    Junkar Hrudberht verkent Wulfmark
    Handel en samenwerking
    Junkar Hrudberht besefte dat zijn kleine buitenpost zich niet zou kunnen handhaven wanneer de strijd met de veel talrijkere Inuit zou voortduren en probeerde daarom vrede te stichten. Nog diezelfde zomer voltooide hij zijn verkenningstocht, waarbij hij rondom het gehele eiland Hrainland voer en daarbij nog drie andere Inuit nederzettingen ontdekte, wat het totale aantal op vier bracht. Bij elke nederzetting liet hij vanaf het schip een vlot met geschenken in het water zakken, dat de Inuit ophaalden met hun kajaks. Het jaar daarop (1595) bezocht hij nogmaals de nederzettingen: bij twee daarvan kon hij veilig aan land gaan en werden wat spullen geruild. Het uitblijven van nieuwe aanvallen op Twaihudjan duidde erop dat ook de Inuit geen behoefte hadden aan verdere confrontaties.
            In de daaropvolgende jaren ontstond een steeds intensiever handelscontact tussen de Inuit en de Frilanders, waarbij de eersten vooral voedsel, walvisproducten, bont en ivoor aanboden in ruil voor textiel, alcohol, ijzer en gereedschap. De Frilanders, die niet gewend waren aan de extreme temperaturen in Wulfmark, namen veel overlevingstechnieken van de Inuit over en konden zich hierdoor steeds beter handhaven in het gebied. Beide volkeren hadden baat bij de toenemende samenwerking: de Inuit voorzagen de Frilanders van waardevolle kennis en de Frilanders leverden de Inuit materialen en producten die hen voorheen onbekend waren.

    Blijvende vestiging
    Door de winstgevende bont- en ivoorhandel groeide Twaihudjan in de 17e eeuw uit van een tijdelijke buitenpost tot een blijvende nederzetting, die door de Inuit Illoqarfik ("De Stad") werd genoemd. In het Arjak verbasterde dit later tot "Logarwik", de huidige naam van het oude Twaihudjan. Naast Frilandse handelaren, pels- en walvisjagers trok de plaats ook Inuit aan, die er hun jachtopbrengst kwamen ruilen voor Europese producten.
            In de late 17e eeuw ontwikkelde zich mijnbouw in Wulfmark; in Kulandeup werden kolen gedolven om als brandstof te dienen, maar uiteindelijk ook voor ijzerproductie en de export. In Gerlaug werd toen al op kleine schaal lood gedolven, later ook zink en uranium. In de buurt ontstonden mijnwerkersdorpjes zoals Snaigard en Jaktarbrugan.

    Ontstaan van de Arjak
    De Inuit in Wulfmark begonnen zich steeds meer toe te leggen op de handel met Frilandse kolonisten en verlieten daardoor hun oorspronkelijke, vaak nomadische levensstijl. Zij stichtten permanente nederzettingen langs de kust, zoals Pirkalujaq, Tuksiarvik en Tikilluarit (tegenwoordig Birkalau, Jarwik en Lauwariþ), waar vooral bont en ivoor werden geproduceerd. Ook vestigden zij zich in toenemende mate in de Frilandse nederzettingen in het zuiden.
            Het aantal Frilanders in Wulfmark nam verder toe: na de vissers, pels- en walvisjagers volgden mijnwerkers en handelaren. Door de aard van deze beroepen ontstond een mannenoverschot en trouwden steeds meer Frilanders daarom met Inuit vrouwen. De gemengde bevolkingsgroep die hieruit ontstond werd door de Inuit Arjaksagmiut ("Het Kolenvolk") genoemd, omdat zij, net als de Frilanders, vooral kolen gebruikten als brandstof. Dit in tegenstelling tot henzelf, die onder andere drijfhout gebruikten en zichzelf daarom ter onderscheiding Qijugmiut ("Het Houtvolk") noemden.
            In de 19e eeuw waren de Frilanders en Inuit in Wulfmark zodanig versmolten geraakt, dat het merendeel van de bevolking zich tot de Arjaksagmiut rekende, inmiddels afgekort tot "Arjak." De meeste geografische namen in Wulfmark zijn daarom ook in het Arjak; een Frilands dialect dat sterk is beïnvloed door de Inuit-taal Inuktitut en veel woorden hieruit heeft overgenomen, meestal in "gefrilandiseerde" vorm. Tegenwoordig behoort een minderheid van de bevolking nog tot de Arjak en wonen zij vooral in de noordwestelijke helft van Wulfmark.

    Oorlogsdreiging
    De Vierde Frilands-Hiveriaanse Oorlog (1881) verliep zonder incidenten voor Wulfmark. Het Britse Rijk maakte echter regelmatig aanspraken op het gebied en toen zij in 1880 de British Arctic Territories aan Canada overdroeg, werd er druk op Friland uitgeoefend om hetzelfde te doen met Wulfmark. Zowel Canada als de Verenigde Staten bekritiseerden de Frilandse aanwezigheid in Wulfmark en vonden dat er geen plaats meer was voor "Europees kolonialisme in de Nieuwe Wereld." Friland reageerde met de bouw van de forten Junkarburg en Nunaburg; de kleine forten dienden vooral om strategische punten te kunnen verdedigen en ter afschrikking, maar waren niet opgewassen geweest tegen een grootscheepse invasie door het Britse Rijk, Canada of de Verenigde Staten. In zo'n scenario zou er alleen symbolisch verzet worden geboden om Friland's eer te redden. Uiteindelijk werd de soep niet zo heet gegeten als deze werd opgediend en vonden haar grote buren Wulfmark de moeite van het inpikken niet waard.
            Tijdens beide wereldoorlogen verhoogde Friland haar militaire aanwezigheid in Wulfmark om de strijdende partijen duidelijk te maken dat zij haar neutraliteit zou verdedigen tegen een invasie van welke zijde dan ook. De Geallieerden werden hierdoor juist gerustgesteld; zij vreesden voor een Duitse bezetting van Wulfmark en overwogen daarom zelf een preventieve bezetting uit te voeren, maar door de verhoogde verdediging werd dit niet langer nodig geacht. Na zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog gingen in de Verenigde Staten stemmen op om militaire bases te vestigen in Wulfmark, Groenland en IJsland ten behoeve van de verdediging van Noord-Amerika. Tenminste drie verzoeken hiertoe werden door Friland afgewezen. In 1946 bood de VS aan Wulfmark te kopen voor een onbekend bedrag, maar ook dit werd afgewezen.

    Economische ontwikkelingen
    Na 1900 nam de vraag naar kolen en andere grondstoffen fors toe, waardoor de mijnbouw bij Kulandeup en Gerlaug steeds grootschaliger werd. Bovendien werden tussen 1970 en 1978 meerdere olie- en aardgasvoorraden ontdekt in de Labradorzee, die werden geëxploiteerd door bedrijven als EBR en Frigas. De behoefte aan arbeiders werd hierdoor groter dan het dunbevolkte Wulfmark kon leveren, waardoor personeel uit het Europese moederland werd aangeworven. Door de toestroom van Frilandse arbeiders en hun gezinnen vertienvoudigde de bevolking en werden de Frilandse taal en cultuur dominant in Wulfmark. De taal en cultuur van de Arjak verdwenen meer naar de achtergrond.
            Veel van de opbrengsten van de mijnbouw en olie- en aardgaswinning vloeiden terug naar het moederland, waardoor Wulfmark er zelf weinig van profiteerde. Uit onvrede hierover brak op 23 september 1984 de zogeheten Oleiskipstreik (Olietankerstaking) uit; havenarbeiders in Logarwik legden hun werk neer en kaapten de olietanker "EBR Kanada," waarmee zij de toegang tot de haven blokkeerden. De dagenlange blokkade koste miljoenen skat en uiteindelijk moest de kustwacht eraan te pas komen om de kapers te arresteren en de tanker weg te slepen. De staking had echter wel het gewenste resultaat, want EBR en Frigas verhoogden de lonen van hun personeel en het Riksþing besloot datzelfde jaar miljarden skat te investeren in de ontwikkeling van Wulfmark. Er werd een weg aangelegd rondom het eiland Hrainland, Mitarwik werd uitgebouwd van een kleine vliegstrip naar een volwaardig vliegveld, bij Agidmunþ werd vliegbasis Frustmorþurp aangelegd en bij Jarwik werd een waterkrachtcentrale gebouwd.

    Recente geschiedenis
    De Vijfde Frilands-Hiveriaanse Oorlog (2009) had geen noemenswaardige invloed op Wulfmark en ook de coronacrisis zorgde voor weinig slachtoffers. Wulfmark's ligging en lage bevolkingspeil zullen hieraan hebben bijgedragen.
            Vanaf 2000 was er een opleving van de Arjak-cultuur; jonge Arjak kwamen in opstand tegen de Frilandse assimilatiepolitiek en beschouwden zichzelf als een inheemse bevolking met een afzonderlijke identiteit, die niet alleen Frilands is, maar daarnaast ook wortelt in de Inuit-cultuur. In 2010 werd de plaatselijke partij Urafulgigadujig (UFG) opgericht; Arjak voor "Vereniging van Inheemse Volkeren" (Fri: Urfulkmetskap / Inuk: Nunaqaqkaaqsimajut Katujjiqatigiingit). UFG verdedigt de belangen van de Arjak-bevolking en behaalt hiermee wisselend succes; haar wetsvoorstellen over landrechten en een vast aantal zetels voor Arjak in het Gaþing (plaatselijk parlement) werden in 2017 verworpen, maar zij verkreeg in 2019 wel erkenning van het Arjak als één van de officiële talen van de gouw Wulfmark.
            Vergeleken met de rest van Friland is er in Wulfmark meer armoede, werkloosheid en een lagere levensverwachting. Dit is deels te wijten aan het barre klimaat, waardoor het voedsel er schaarser en eenzijdiger is, maar ook aan klimaatverandering, waardoor er meer weersextremen zijn en de beschikbaarheid van vis en wild sterk wisselt. Het gemiddelde opleidingsniveau is laag en de economie kwetsbaar. Het hoge werkloosheidscijfer wordt onder andere veroorzaakt door lagere visquota en door de afgenomen vraag naar steenkool. De Frilandse overheid investeert veel geld in Wulfmark om de situatie te verbeteren; zo krijgen werkloze vissers en mijnwerkers gratis omscholing om bijvoorbeeld in de plaatselijke gas- en olieindustrie te kunnen werken, wordt het voedselaanbod veelzijdiger gemaakt en zijn er nieuwe klinieken geopend om zowel de gezondheidszorg als de bereikbaarheid daarvan te verbeteren.


    Nederzettingen:

    Agidmunþ (Inuk: akukittummut = naar Groenland): vroeger een vissersdorpje dat bij Groenland viste, tegenwoordig woont er vooral personeel van de nabijgelegen vliegbasis. (inwoners: 480)
    Birkalau (Inuk: pirkalujaq = ijsberg): Arjak-dorpje dat leeft van de visserij en het aanbieden van rondleidingen en overnachtingen. (inwoners: 350)
    Jaktarbrugan (Jaktarbruggen): slaapstadje voor de mijnwerkers van Gerlaug. (inwoners: 1.200)
    Jarwik (Inuk: tuksiarvik = gebedsplaats): vernoemd naar het houten tempeltje dat er staat. (inwoners: 530)
    Kulmar (Inuk: qakulliq = zilver + Fri: mar = meer): vooral bekend om haar kariboeteelt, maar ook als wintersportlocatie. (inwoners: 390)
    Lauwariþ (Inuk: tikilluarit = welkom): vissersdorpje dat ook rondvaarten over de Jugsai en excursies naar de Adaniþ gletsjergrotten aanbiedt. (inwoners: 320)
    Logarwik (Inuk: illoqarfik = stad): grootste nederzetting en hoofdstad van de gouw Wulfmark. Centrum van de plaatselijke gas- en olieindustrie, met haven en pijpleidingen naar Amerika en Europa. Ontstaan uit de Frilandse buitenpost Twaihudjan. In de 11e eeuw lag hier de Scandinavische nederzetting Syðribyggð (Fri: Sunþbu). (inwoners: 3.100)
    Snaigard (Sneeuwgaard): ontstaan als overslaghaven van de steenkolenmijn Kulandeup. Door de afname van de steenkoolproductie trekken veel mensen er weg. (inwoners: 830)


    Bijzondere locaties:

    Adaniþ (Inuk: ataaniittuq = daar beneden): grotten in de Aujawiþgletsjer. Door de instabiliteit van gletsjergrotten is slechts een deel van Adaniþ geopend voor bezoekers. Volgens plaatselijke legenden worden de grotten bewoond door de demon Jekdwalar.
    Frustmorþurp (Toendradorp): vliegbasis.
    Gerlaug (Inuk: aqerloq = lood): mijn waar zink, lood en uranium wordt gedolven.
    Hwerbfuhsgard (Poolvosgaarde, Fri. vertaling van Inuk. Tiriganiartalik = waar de poolvos leeft): rotstekeningen van de Dorsetcultuur.
    Inuwin (Inuk: inuviniit = plaats van vele lijken): plaats waar in 1594 de Slag bij Inuwin plaatsvond.
    Junkarburg (Jonkerburg / Inuk: Iunkapuri, afgeleid van Fri. naam): klein fort uit de 19e eeuw, dat de Aksarflo, de monding van de Jaktar en Logarwik bestrijkt. Vernoemd naar junkar Sargisal Rikhardung Arnmerssun, die de bouw ervan deels financierde. Tegenwoordig in gebruik als museum.
    Kulandeup (Kolendiepte): steenkolenmijn die ooit de ruggengraat van de Wulfmarkse economie vormde, maar tegenwoordig sterk in belang is afgenomen. Veel oude mijngangen zijn nu in gebruik als catacombe omdat begrafenissen worden bemoeilijkt door de permafrost. Dit complex staat bekend als de Friþwi Nagrob (Vredestempel Catacomben) en heeft tevens een belangrijke religieuze functie.
    Mitarwik (Inuk: mittarvik = vliegveld): in 1960 gebouwd als vliegstrip en in de jaren 80 uitgebouwd tot volwaardig vliegveld. Een bezoek aan Wulfmark begint meestal hier. De officiële naam luidt "Fleugfelþ Mitarwik" (Vliegveld Mitarwik), wat eigenlijk dubbelop is omdat mitarwik in het Arjak al "vliegveld" betekent.
    Nunaburg (Inuk: nuna = land + Fri: burg = burcht / Inuk: Nunapuri, afgeleid van Fri. naam): klein fort uit de 19e eeuw, dat aanvallen vanaf het vasteland moest weren. Tegenwoordig een ruïne.
    Walaharugan (Waalhargen, letterlijk "steenhopen van de vreemdelingen"): tientallen Inuit steenhopen, de zogenoemde inuksuit. De plaats is een beschermd monument.


    Overige locaties:

    (eilanden)
    Bidagar (Inuk: pitaqarajuttut = walviseiland)
    Hrainland (Oudnoords: hreindýrinland = rendierenland)
    Igdalug (Inuk: qikiqtaaluk = groot eiland)
    Migiþ (Inuk: mikittuq = klein eiland)

    (gebergten)
    Daga (Inuk: takijuq = hoge berg)
    Gimir (Inuk: qimirluk = ruggengraat)
    Ka (Inuk: qaa = piek)
    Magiþa (Inuk: makittuq = oprijzen)
    Wilga (Inuk: aajuiliqtuq = doodsberg)

    (fjorden)
    Anurferþ (Inuk: anuri = wind + Fri: ferþ = fjord)
    Aulaniferþ (Inuk: aulaniit = zee-ijs + Fri: ferþ = fjord)
    Dugalferþ (Inuk: tuugaalik = narwal + Fri: ferþ = fjord)
    Gairuferþ (Inuk: qairulik = zadelrob + Fri: ferþ = fjord)
    Jogferþ (Inuk: pujoq = mist + Fri: ferþ = fjord)
    Nuwujaferþ (Inuk: nuvuja = wolk + Fri: ferþ = fjord)
    Silaferþ (Inuk: silaqqiqtuq = heldere lucht + Fri: ferþ = fjord)
    Sunaferþ (Inuk: sunnaittuq = stormachtig + Fri: ferþ = fjord)
    Umiferþ (Inuk: umiaq = schip + Fri: ferþ = fjord)

    (overige wateren)
    Aksarflo (Inuk: aqsarniit = noorderlicht + Fri: flo = baai)
    Jaktar (Inuk: umiaktorvik = rivier)
    Jugsai (Inuk: tariuq = zout water + Fri: sai = zee)
    Kugar (Inuk: kuugjuaq = grote rivier)
    Kulmar (Inuk: qakulliq = zilver + Fri: mar = meer)
    Labradorsai (Labradorzee)
    Tasirlag (Inuk: tasirjuaq = groot meer + Fri: lag = meer)

    (overig)
    Aujawiþ (Inuk: aujuittuq = gletsjer)
    Þingskak (Inuk: tingmiaqtuuq = plaats met vele vogels + Fri: skak = kaap)
    Þorwaldsnas (Oudnoords: Þórvaldsnes = Thorvald's kaap)