Sandjau




Algemene informatie
Sandjau was van de 17e tot de 20e eeuw een handelspost van de Frilandse bedrijven DWU en (later) FMD. Het gebied is tegenwoordig de Sanjiaozhou-prefectuur van de Chinese provincie Shandong. Het is ongeveer zo groot als Luxemburg en ligt aan de Bohaizee, ten westen van Laizhou.
        Het huidige Sanjiaozhou heeft 6 miljoen inwoners, maar rond 1900 woonden er in Sanjau ongeveer 400.000 mensen: 398.000 Han-Chinezen en 2000 Westerlingen, waarvan 800 Frilanders, 400 Britten, 350 Duitsers, 300 Amerikanen, 100 Fransen en 50 overig. De officiėle taal was het Frilands, al werd er in de praktijk vrijwel uitsluitend Mandarijn-Chinees gesproken.


Geschiedenis

De stichting van Sandjau
In 1685 besloot keizer Kangxi de handelsbeperkingen op te heffen en konden Europese staten vrijuit handelen met China. Het Frilandse bedrijf DWU vroeg hierop toestemming om een handelspost stichten aan de Chinese kust en kreeg hiervoor de havenstad Dajia en het omliggende gebied in bruikleen. Dit land bleef formeel onderdeel van China, maar de DWU mocht het gebied besturen en moest daarvoor een jaarlijkse huur betalen.
        In 1690 slaagde de DWU erin om ook de stad Xiao Chengbao aan dit gebied te laten toevoegen. Ze betaalden hier goed voor en het feit dat de Frilanders geen Christenen waren en niemand wilden bekeren, werkte ook in hun voordeel. Het gebied tussen beide steden viel al snel binnen de invloedssfeer van de DWU. Dajia en Xiao Chengbao werden hernoemd in Storhaim en Lutilburg en het gebied als geheel werd "Sandjau" genoemd, wat was afgeleid van de oorspronkelijke, Chinese naam voor het gebied: Sanjiaozhou ("Rivierdelta"). Ook de namen van veel dorpen, rivieren en andere plaatsen werden letterlijk vertaald of gespeld op de manier zoals ze in Frilandse oren klonken. De vlag van Sandjau werd de donkerrode DWU-vlag met bedrijfslogo, met rechtsboven het Frilandse blauw-wit en onderaan de naam "Sandjau" in runenschrift.

Opiumhandel
De DWU kocht in Sandjau vooral thee en Chinees porselein, dat in die tijd erg populair was in Europa. In Frilandse producten waren de Chinezen echter minder geļnteresseerd, waardoor de DWU niet de hoge winsten behaalde die het had verwacht. Hiervoor werd echter een oplossing gevonden: men verspreidde gratis proefpakketjes met opium onder de Chinese bevolking. Veel mensen raakten eraan verslaafd en de vraag naar opium steeg. De DWU voerde dit in grote hoeveelheden in en Sandjau werd één van de grootste opiumbolwerken van Aziė. Hiermee werden flinke winsten behaald, maar wel ten koste van de Chinese bevolking. De nederige handelspost Sandjau had zich ontwikkeld tot een machtige bedrijfskolonie, waar niet de Chinese keizer, maar de DWU het voor het zeggen had.
        Aan het einde van de 17e eeuw liep de verkoop van opium terug door hevige concurrentie van Nederlandse en Britse handelaren. Ook op andere markten leed de DWU grote verliezen en het bedrijf ging wanhopig op zoek naar manieren om weer winst te kunnen maken. Op een vergadering in 1796 merkte Gremhar Ansgarssun, DWU-gouverneur van Sandjau, zelfs op dat zijn territorium "over grote voorraden Chinezen" beschikte en dat "deze wellicht voor een goede prijs te verkopen" zouden zijn. Naar aanleiding van dit plan werden enkele duizenden Chinezen verkocht aan slavenhandelaren. In 1799 werden deze praktijken beėindigd door keizer Jiaqing, die dreigde de DWU uit Sandjau te verbannen en het bedrijf de toegang tot de Chinese markt te ontzeggen. De DWU, die er financieel zwak voor stond, hield de keizer liever te vriend en bond in.

Lutilburg, laat 18e eeuw

Faillissement en overname
In 1800 ging de DWU failliet. Omdat de Frilandse staat niet van plan was de failliete en door wandaden besmette DWU-erfenis over te nemen, wilde gouverneur Stainberht Raudassun Sandjau weer overdragen aan China. Dit was zeer tegen de zin van Langa Tiswaldssun, een rijke zakenman die grote financiėle belangen had in Sandjau. Hij richtte daarom de FMD ("Frilandisk-Murganlandiska Dreugshans" of Frilands-Aziatische Handelsmaatschappij) op en wist de Chinese keizer zo ver te krijgen dat zijn bedrijf alle rechten en plichten van de DWU in China mocht overnemen. Sandjau bleef daarom behouden en werd voortaan bestuurd door een nieuw bedrijf, dat overigens geen haar beter was dan de DWU en de bevolking zelfs nog meer uitbuitte dan daarvoor het geval was.
        De FMD probeerde Friland zo ver te krijgen dat het Sandjau formeel als kolonie aannam, maar het Riksžing stond hier afwijzend tegenover. Wel verklaarde het Sandjau tot Frilands protectoraat, waardoor het een bepaalde mate van militaire en diplomatieke bescherming genoot. Het FMD-bestuur handhaafde op papier de oude DWU-vlag, maar verving dit in de praktijk door het Frilandse blauw-wit, ook al had het hier geen toestemming voor en behoorde het gebied niet officieėl tot het koninkrijk Friland.

FMD-kolonie
In 1850 stopte het FMD-bestuur met het betalen van huur aan China en verklaarde zij het gebied eenzijdig onafhankelijk. De Chinese keizer was woedend, maar de FMD kwam ermee weg door de verzwakte positie van de Qing-dynastie, de wijdverbreide corruptie in het land en het feit dat Portugal en Groot-Brittanniė praktisch hetzelfde hadden gedaan met Macau en Hongkong. Om het gebied te kunnen verdedigen, richtte de FMD een garnizoen op: de Feraustanskul (Verre Oosten Afdeling). Omdat men vreesde dat Chinese soldaten bij een opstand partij zouden kiezen voor de inheemse bevolking, werden er vooral Indiėrs en Europeanen voor geronseld en waren alle officieren Frilanders.
        In 1856 werd het Feraustanskul voor het eerst ingezet: al het gebied tussen de Westham, Austham en het Albwalž, waarvan het meeste alleen tot de FMD-invloedssfeer behoorde, werd bezet en met geweld onderhorig gemaakt aan de FMD. Later dat jaar sloten China en Sandjau het Verdag van Storhaim, waarin China de soevereiniteit van Sandjau erkende en haar aanspraken op het geannexeerde gebied opgaf. China deed dit uiteraard niet vrijwillig, maar omdat het land door interne troebelen op instorten stond, had het weinig keuze. Bovendien voorkwam het hiermee nog meer annexaties.

Marinebasis
Door de toenemende spanningen met het Britse Rijk (Engelandcrisis) en Hiveria (Vierde Frilands-Hiveriaanse Oorlog), kreeg Friland behoefte aan een marinebasis in Aziė om haar belangen in de regio beter te kunnen beschermen. Het Frilandse protectoraat Sandjau was een logische keuze en het gebied werd een belangrijk steunpunt voor de Stellasaiflot ("Pacifische Vloot") van de Frilandse Marine. In ruil voor haar blijvende bescherming en een jaarlijkse financiėle bijdrage, mocht het koninkrijk Friland gebruik maken van de haven van Storhaim, die diep genoeg was voor grote marineschepen.
        Aan het einde van de 19e eeuw was het in de haven van Storhaim een komen en gaan van zware oorlogsbodems. De haven werd steeds verder uitgebreid en om Sandjau te kunnen beschermen tegen vijandige schepen, liet de FMD aan de kust, ten noorden van Gankau, een groot bunkercomplex met enorme kanonnen bouwen: Žunarburg. Een bijkomend voordeel van de marinebasis was dat de vele matrozen de plaatselijke economie stimuleerden. Ook had Friland Sandjau nodig en kon zij daarom minder kritiek leveren op de mensenrechtenschendingen van de FMD.

Boksers in Sjangdau, 1900

De Bokseropstand
In 1899 begon het onrustig te worden in China. Yihetuan-rebellen, ook wel "Boksers" genoemd, begonnen zich te verzetten tegen de Westerse invloeden in hun land. In Sandjau sloten veel mensen zich bij hen aan en overal werden aanvallen ondernomen op Westerlingen en op de Chinezen die met hen samenwerkten. De FMD zette de Feraustanskul in om de orde te herstellen, maar deze kon niet voorkomen dat de buitengebieden van Sandjau, met name het gebied ten zuidwesten van de lijn Sjaulu-Hidau, volledig in handen vielen van de opstandelingen. In Pingtsjang richtten de Boksers een bloedbad aan, waarbij dertig Westerlingen werden onthoofd, inclusief de vrouwen en kinderen.
        Het jaar daarop ondernamen zij aanvallen op de steden Storhaim en Lutilburg. Storhaim kon de aanvallen afslaan met behulp van Frilandse matrozen, maar grote delen van Lutilburg werden bezet. Er braken straatgevechten uit en de Feraustanskul slaagde erin om het centrum en de haven in handen te houden, waardoor schepen uit Storhaim hen konden blijven bevoorraden met voedsel, wapens en munitie.

Frilandse hulp
Omdat Sandjau haar protectoraat was, stuurde Friland troepen om het gebied te ontzetten. Deze kwamen op 25 juni 1900 aan in de haven van Storhaim en heroverden in de dagen daarna het gebied ten zuidoosten van de Segfrižsberg. Tegelijkertijd voerden Frilandse pantserschepen vanuit de Zilverbaai (Silubarflo) beschietingen uit op de bezette delen van Lutilburg, waarbij hele wijken in puin werden gelegd. Op 7 juli werd de stad bevrijd door troepen van de Rikshar.
        In de weken erna zuiverde het Frilandse leger geheel Sandjau van opstandelingen, waarbij ook veel burgers werden gedood. Dit gebeurde niet alleen uit wraak voor het bloedbad van Pingtsjang, maar ook door een dubieus bevel van generaal Warg Isarnfrižssun, dat luidde: "Elke Chinees die jullie opstandig aankijkt... Afschieten!" In augustus 1900 maakten andere Westerse landen, samen met Rusland en Japan, een einde aan de Bokseropstand.

Frilandse pantserschepen beschieten Lutilburg, juni 1900

Einde protectoraat
Na de Bokseropstand was het onderlinge wantrouwen zodanig toegenomen, dat het FMD-bestuur de bevolking nog slechter ging behandelen en bij de geringste ongehoorzaamheid extreme maatregelen nam. In 1932 liet gouverneur Hilda Alfrižsduhter zelfs een tiende van de bevolking van Sjangdau gevangen nemen, waarna de mannen als dwangarbeiders werden ingezet bij het bouwen van wegen en bruggen en de vrouwen werden tewerkgesteld als prostituees in de haven van Storhaim.
        In het Frilandse parlement woedden intussen felle debatten over de misdaden van de FMD en het gedrag van het Frilandse leger tijdens de Bokseropstand, waarvan men vond dat het aanzien van het koninkrijk erdoor was beschadigd. In 1934 werd daarom besloten de Pacifische Vloot terug te trekken en niet langer op te treden als beschermheer van de FMD-kolonie.

Japanse invasie
Het vertrek van Friland was rampzalig voor Sandjau, dat hierdoor militair en politiek ernstig verzwakt raakte. Het Japanse Keizerrijk, dat in het noordoosten van China de dienst uitmaakte, zag haar kans schoon en maakte zich op voor een invasie. Veel Westerlingen ontvluchtten het gebied en Friland stuurde schepen om haar burgers, indien gewenst, te repatriėren. Driekwart van hen maakte hiervan gebruik. Het merendeel hiervan vestigde zich op Frilands-Tagaloa, waar zij het dorp Neu-Sandjau stichtten.
        In mei 1935 vielen Japanse troepen vanuit meerdere richtingen Sandjau binnen. Op de Chinese bevolking hoefde het bestuur niet te rekenen, want deze had van zowel Japan als de FMD een even grote afkeer. De Feraustanskul, die hopeloos in de minderheid was, besloot daarom het gehele westen van Sandjau, inclusief Lutilburg, prijs te geven en zich terug te trekken naar Storhaim en Gankau. Het enige succes dat zij behaalde, was het tot zinken brengen van de Japanse kruisers Fushidara en Keishou, die zich te dicht bij de kanonnen van de Žunarburg waagden.

Japanse troepen veroveren Storhaim, 27 mei 1935

Het einde van Sandjau
Op 24 mei werden de troepen van de Feraustanskul op het Gankau-schiereiland verslagen en viel de Žunarburg in Japanse handen. Hierna werd Storhaim omsingeld, platgebombardeerd en elk schip dat probeerde te vluchten, werd door Japanse onderzeeboten tot zinken gebracht. FMD-gouverneur Hilda Alfrižsduhter besefte dat de situatie hopeloos was en zocht contact met Japan over een voorwaardelijke overgave. Haar berichten werden echter genegeerd en op 27 mei 1935 werd Storhaim ingenomen door het Japanse leger, waardoor de kolonie Sandjau ophield te bestaan.
        Het deel van de Frilandse bevolking dat nog niet was gevlucht, voornamelijk FMD-personeel en hun gezinnen, werd in kampen opgesloten. Ironisch genoeg in dezelfde kampen als waarin de FMD haar Chinese gevangenen opsloot. De mannen werden hierna als dwangarbeider ingezet voor het herstellen van de infrastructuur en de vrouwen werden naar bordelen van het Japanse leger gestuurd, inclusief de gouverneur...

Het huidige Sanjiaozhou
Na de Tweede Wereldoorlog werd Sandjau teruggegeven aan China en herkreeg het haar oude naam Sanjiaozhou. Overblijfselen uit de koloniale periode zijn onder andere de Guang shendian tempel (Leuhtwi), Lei Gong bao (Žunarburg), het station, gouverneurshuis en havengebouw van Dajia (Storhaim), de Frilandse begraafplaats van Xiao Chengbao (Lutilburg) en de kazerne van Lan dao (Landau).


Nederzettingen:

Storhaim (Chinees: Dajia / "Grootheem")
De voormalige hoofdstad van Sandjau, vooral bekend om haar grote haven en een aantal mooi bewaard gebleven voorbeelden van Frilandse architectuur.

Lutilburg (Chinees: Xiao Chengbao / "Kleine burcht")
In omvang de tweede stad van Sandjau/Sanjiaozhou, vernoemd naar het kleine kasteel van krijgsheer Wang Wei, dat nog steeds bestaat.

Gautsun (Chinees: Gaocun / "Hoogdorp")
Van oudsher een visserdorp, maar door watervervuiling is de visserij er tegenwoordig flink teruggelopen.

Landau (Chinees: Lan dao / "Blauw eiland")
Gebouwd op een eiland in de Wiflaut/Weihe, waarin helder, blauw water stroomt.

Hidau (Chinees: Hei dao / "Zwart eiland")
Gebouwd op een eiland in de Djaulai/Jiaolai, waarvan het water donkerder is dan in de Wiflaut/Weihe.

Pingtsjang (Chinees: Ping chang / "Vlakveld")
Ligt in een wijdse vlakte, waarin de rivier Westruns/Yihong het enige oriėntatiepunt is.

Sjangdau (Chinees: Shangdao / "Hoge weg")
Een rustig dorpje aan de voet van de Segfrižsberg/Mogui shan.

Buranwik (Chinees: Xiangcun / "Boerendorp")
Zo genoemd vanwege de vele akkers en weilanden in dit gebied.

Gankau (Chinees: Gangkou / "Haven")
Dit vissersdorpje was in de 19e eeuw een belangrijke woonplaats van Frilands marinepersoneel.

Fungtan (Chinees: Feng tan / "Windstrand")
De beste badplaats van Sandjau/Sanjiaozhou, afgezien van de harde wind en het niet al te schone water.

Gaubiban (Chinees: Gao bi ban / "Hoge wal")
Vroeger hadden veel Westerlingen uit Storhaim hier een buitenhuisje, tegenwoordig wonen er vooral rijke Chinezen.

Sjaulu (Chinees: Xiaolu / "Markt")
Van oudsher bekend om haar vis- en groentenmarkt.

Mauwidja (Chinees: Maoyi zhan / "Handelspost")
Veel van de handel tussen het westelijke deel van voormalig Sandjau en de rest van China, liep via deze afgelegen handelspost.


Overige locaties:

Žunarburg (Chinees: Lei Gong bao / "Burcht van de Dondergod")
Groot bunkercomplex met zware kanonnen, gebouwd in 1882 als verdediging tegen vijandige schepen. Tijdens de Japanse invasie van 1935 werd hier zwaar gevochten, waarbij de Japanse kruisers Fushidara en Keishou tot zinken werden gebracht. Hun wrakken liggen nog steeds voor de kust. De Žunarburg is tegenwoordig vooral het domein van daklozen en graffitikunstenaars.

Leuhtwi (Chinees: Guang shendian / "Tempel van het Licht")
Grote tempel, waarin Ferna Sed, Christendom, Islam, Boeddhisme, Taoļsme en alle andere religies van Sandjau konden worden beleden. Gebouwd in 1798 door Stainberht Raudassun, de meest gematigde en tevens laatste DWU-gouverneur voor de overname door de FMD in 1800. Tegenwoordig is de Tempel van het Licht vooral een toeristische attractie.

Albwalž ("Elvenwoud", Chinees: Ling Lin / "Geestenwoud")
Volgens de legenden wonen er in dit woud natuurgeesten, die geluk brengen aan degenen die iets aan hen offeren.

Segfrižsberg ("Siegfriedsberg", Chinees: Mogui shan / "Duivelsberg")
600 meter hoog en vernoemd naar de mythologische held Siegfried. De Chinezen associeerden deze naam echter vooral met gouverneur Segfriž Alwenssun (midden 18e eeuw), die veel onschuldige mensen gevangen liet zetten. Om die reden noemden zij het de “Duivelsberg”.

Raginwaldsai ("Raginwaldzee", Chinees: Bo Hai / "Bohai Zee")
De Bohai Zee werd door Frilandse kolonisten vernoemd naar koning Raginwald (1659 - 1692).

Silubarflo (Chinees: Yin wan / "Zilverbaai")
(inham)

Westham (Chinees: Xibu ao / "Westelijke inham")
(inham)

Austham (Chinees: Dong ao / "Oostelijke inham")
(inham)

Gelflaut (Chinees: Huang He / "Gele Rivier")
(rivier)

Westruns ("Westelijke rivier", Chinees: Yihong)
(rivier)

Sjautjing (Chinees: Xiaoqing)
(rivier)

Wiflaut ("Gewijde rivier", Chinees: Weihe)
(rivier)

Djaulai (Chinees: Jiaolai)
(rivier)