Immigratie/minderheden




Friland:

Immigratiebeleid
Het Frilandse immigratiebeleid is een van de strengste van Europa; gelukszoekers maken weinig kans en vluchtelingen worden alleen bij hoge uitzondering toegelaten. Voorbeelden hiervan zijn Joodse vluchtelingen die voor en tijdens de tweede wereldoorlog hun land moesten ontvluchten en leden van de Hiveriaanse oppositie, die in eigen land vervolgd dreigden te worden. Over het algemeen komen er echter maar weinig mensen door de zeer strenge toelatingscommissie. Vanuit de Europese Unie is er veel kritiek op het Frilandse immigratiebeleid maar in Friland trekt men zich daar weinig van aan; "Wie hier niets te zoeken heeft, komt er niet in," is het motto van de gemiddelde kiezer. In Friland kiest men er dan ook meestal voor om niet het probleem naar Friland te halen, maar het probleem daar op te lossen waar het zich voor doet. Zo stelt het land geld en middelen beschikbaar om vluchtelingen op te vangen in hun regio en werkt het internationaal samen om ervoor te zorgen dat de gebieden die zij moesten ontvluchten weer veilig worden.

Integratie
Mensen die zich in Friland vestigen worden geacht zich aan te passen en de taal te beheersen. Hierbij krijgen ze begeleiding van de Walahanþewanost ("Vreemdelingendienst") en leren ze alles wat ze moeten weten over de Frilandse samenleving. Wanneer ze klaar zijn om hieraan deel te gaan nemen, ontvangen ze hun verblijfsvergunning.

Minderheden
De bevolking bestaat voor het merendeel uit inheemse Frilanders. De oudste en grootste minderheidsgroep zijn de Ierse Frilanders, die zich in de 10e eeuw in de Viking nederzettingen in het zuiden van Walamark vestigden. De Vikingen zelf zijn in de loop der eeuwen vrijwel volledig geassimileerd terwijl de Ieren bleven vasthouden aan hun oorspronkelijke taal (Iers Gaelisch) en geloof (het katholicisme). Toch hebben de Ierse Frilanders meer overeenkomsten met de inheemse Frilanders dan met de Ieren uit Ierland.
        Een andere minderheidsgroep zijn de Joden, die tijdens de tweede wereldoorlog onderdak vonden in Friland en vooral in de grote steden van Riksga wonen. Daarnaast woont er nog een aantal Britten en mensen van het Europese vasteland, waarvan de meesten vooral voor hun werk in Friland aanwezig zijn. In Wulfmark, een Frilands overzees gebiedsdeel, bestaat een deel van de bevolking uit Arjak; afstammelingen van Frilanders en Inuit. Op de Westelijke Sterneilanden, ook een overzees gebiedsdeel, hebben veel inwoners Portugese wortels. Het aantal mensen dat illegaal in Friland verblijft is zeer klein.


Afgezien van de komst van de Frilanders zelf (4e eeuw v.Chr), werden de drie belangrijkste immigratiegolven gevormd door respectievelijk Vikingen (ca.880 - 986), Ieren (963 - 986) en Joden (1940 - 1944). De Vikingen en Ieren vestigden zich in het zuiden van Walamark, de Joden in de grote steden van Riksga.

Vikingen
De Vikingen arriveerden in de late 9e eeuw en stichtten een aantal nederzettingen in het zuiden van Walamark, waarvan tegenwoordig alleen Eldsida nog rest. De Vikingen hielden zich vooral bezig met vreedzaam handeldrijven, maar ondernamen ook plundertochten aan de kusten van Riksga. In Zuid-Walamark veroverden zij bovendien de Frilandse dorpen Swik en Waiþburg, door hen Sykn en Veiðaborg genoemd.
        Vanaf 963 werden alle Viking nederzettingen veroverd door Ierse invallers. De rol van de Vikingen in Friland was hierdoor vrijwel uitgespeeld. In de eeuwen die volgden, assimileerden zij vrijwel volledig met de Frilanders. Het enige wat tegenwoordig nog van hen rest, zijn de Oudnoordse plaatsnaam Eldsida en bepaalde dialectwoorden en gebruiken in de omgeving van deze stad.

Ieren
De eerste Ieren kwamen in de 9e eeuw naar Friland als missionarissen. In de 10e eeuw begonnen de zogenoemde Ierse invallen in het zuiden van Walamark, die uiteenliepen van vreedzame migraties tot invasies door krijgsheren en roversbendes. Zowel Frilandse als Viking nederzettingen werden onder de voet gelopen, waaronder Sturk, Swik, Waiþburg en Eldsida, die in het Iers-Gaelisch ook wel Corr, Íonachta, Fiaigh Caisleán en Chósta Tine worden genoemd. Ook de rivier Iskar dankt haar naam aan het Iers-Gaelische "Uisce" (Het Water).
        De Ieren verenigden zich onder krijgsheer Muirtigern, die een Iers koninkrijk stichtte in het zuiden van Walamark. De grenzen hiervan reikten tot aan de Frilandse stad Tillau en heuvelfort Hlemburg (waar later het gelijknamige kasteel verrees). Beide bolwerken bleken te sterk voor Muirtigern. In 986 werd hij verslagen door de Frilandse koning Segmer, die de Ieren voor de keuze stelde: het land verlaten, of zich onderwerpen aan de Frilandse Kroon. Zij die voor het laatste kozen, werden Frilandse burgers. Later kregen zij van de koning zelfs toestemming een nieuwe nederzetting te stichten: Éireannglanadh ("Ierendorp"), wat in het Frilands als snel verbasterde tot "Irglanad".
        Tegenwoordig zijn er in totaal zo'n 50.000 Ierse Frilanders, hoofdzakelijk in Irglanad, Sturk en Swik, maar ook een minderheid in Waiþburg en Eldsida. De meesten van hen zijn Katholiek en een gedeelte spreekt naast het Frilands ook Iers-Gaelisch, al spreekt slechts een minderheid dit als eerste taal. Ook geven veel mensen hier hun kinderen een Ierse naam zoals Aonghus, Fionnbharr of Niall, vaak verfrilandst tot "Ingkes", "Finwar" of "Nijal". De Ierse Frilanders zijn in de loop der eeuwen zodanig met de Frilandse cultuur geïntegreerd geraakt, dat zij zich in de eerste plaats Frilander voelen en hun Ierse wortels vooral beschouwen als een leuk extraatje dat hun streek een eigen karakter geeft. Vanaf 1908 wordt er elk jaar op 16 november een Iers festival (Féile na hÉireann) gehouden in Irglanad.

Joden
Joden kwamen relatief laat naar Friland, dat door de eeuwen heen zo weinig immigratie toeliet, dat er tot 1940 geen Joodse gemeenschap bestond. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vroegen steeds meer Joodse vluchtelingen uit Duitsland, Scandinavië, de Lage Landen en Frankrijk asiel aan in Friland. Door het gevaar dat zij liepen in hun landen van herkomst, die inmiddels door de nazi's waren bezet, besloot het Riksþing hen tijdelijk op te vangen. Na de oorlog vertrokken veel van deze vluchtelingen naar Amerika of Israël, maar een deel wilde in Friland blijven en werd bij uitzondering toegelaten.
        Tegenwoordig zijn er in totaal zo'n 2.500 Joodse Frilanders, vooral Asjkenazim. Er zijn Joodse gemeenschappen in Riksgard, Arinhaim, Lindan, Waldanburg, Isungan en Arnstad, door hen respectievelijk Mokum Resh, Mokum Alef, Mokum Lamed, Mokum Vav, Mokum Hiriq en Mokum Odler genoemd. Al deze steden hebben één of meerdere synagogen.



Hiveria:

Immigratiebeleid
Sinds de jaren 70 heeft Hiveria grote aantallen gastarbeiders en asielzoekers toegelaten; in het begin waren dit vooral Spanjaarden maar later kwamen hier ook veel mensen uit Noord-Afrika en het Midden Oosten bij. De laatste jaren neemt vooral de immigratie uit Afrika en Midden- en Zuid-Amerika toe. Tot 2003 was het Hiveriaanse immigratiebeleid zeer mild en kwamen honderdduizenden mensen naar het land. Na die tijd werd de kritiek hierop echter steeds groter, waardoor het immigratiebeleid een belangrijk politiek onderwerp is geworden.

Integratie
Nieuwkomers krijgen een verplichte cursus Frans en een inburgeringscursus, waarin hun antwoorden op vragen als "Wie was Guy le Breton?" en "Hoe heet de Hiveriaanse president?" bepalen of zij al dan niet worden toegelaten. Hiveria is een multiculturele samenleving waarin wederzijdse aanpassing het sleutelwoord is; Arabisch, Turks en Spaans zijn dan ook tot verplichte schoolvakken gemaakt onder het motto: "Samen integreren".

Minderheden
Inheemse Hiverianen maken ongeveer 45% van de bevolking uit. Zij zijn afstammelingen van Middeleeuwse Normandische kolonisten en de toen door hen onderworpen Frilanders. Frilanders maken 14% van de bevolking uit en wonen vooral in de provincie Solaria (Oost-Walamark), waar zij een inheemse meerderheid zijn. Overige Europeanen, waaronder voornamelijk Britten, zijn goed voor 7% en Spaanstaligen vormen 3% van de bevolking, waarbij het niet alleen mensen uit Spanje betreft maar ook mensen uit Midden- en Zuid-Amerika.
        24% van de bevolking wordt gevormd door mensen uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten, die grotendeels Moslim zijn en een hechte gemeenschap vormen waarin Arabisch de voertaal is. Ze wonen vooral in de grote steden van Hiveria. De overige 7% zijn vooral immigranten uit andere delen van de wereld, zoals Afrika en Azië. Ook een groot aantal Afrikaanse ex-slaven wordt hieronder gerekend.
        Het aantal illegalen dat in Hiveria woont is onbekend, maar schattingen wijzen op een zeer groot aantal. De bovengenoemde cijfers zullen in de praktijk dan ook niet volledig kloppen.