Articles

Index
 
About
 
Marketing
 
Articles
 
VrijeUniv.
 
Turkey
 
Colaturka
 
Pumice
 
Business
 
Links

 

This section contains a Dutch version of my thesis, which deals with the relationship between market orientation and learning orientation and their effects on business performance. 

For now I will publish the theoretical part of my thesis. In the future you will be able to download it in MS word-format.

Marktoriëntatie

 § x.1   Inleiding

In dit hoofdstuk zal aandacht besteedt worden aan de begrippen marketing, marketingconcept en marktoriëntatie. De onderdelen waaruit marktoriëntatie bestaat en hoe over deze elementen wordt gedacht door verschillende wetenschappers zal in dit hoofdstuk duidelijk worden. Verder wordt de relatie tussen marktoriëntatie en duurzaam concurrentievoordeel en superieure waarde nader belicht.

Een belangrijk aspect als de behoeften van klanten en de elementen hiervan worden in relatie gebracht met duurzaam concurrentievoordeel en bovengemiddelde prestaties van bedrijven.

§ x.2    Het marketingconcept

Volgens de traditionele managementtheorieën is de marketingafdeling net zo een afdeling als elke andere functionele afdeling. Hoewel vele marketeers dat bevestigen, maken ze hierbij toch een kanttekening. Marketing wordt volgens hen steeds belangrijker qua functie binnen een bedrijf, waardoor de marketingfunctie niet beperkt blijft tot de marketingafdeling.

Of dit een visie is die voornamelijk door een marketingbril wordt gekleurd of dat de marketingfunctie daadwerkelijk buiten haar oevers treedt, is op dit moment moeilijk te zeggen. De tijd zal het leren.

Om in dit vraagstuk meer duidelijkheid te brengen, is een definiëring van het begrip marketing noodzakelijk. De American Marketing Association (AMA) definieerde reeds in 1948 respectievelijk 1960 marketing als volgt:

“The performance of business activities that directed toward, and incident to, the flow of goods and services from producer to consumer or user” (American Marketing Association, 1948).

“The performance of business activities that direct the flow of goods and services from producer to consumer or user (Committee on Definitions, 1960, blz. 15)

De AMA definiert marketing tegenwoordig als volgt:

“The process of planning and executing the conception, pricing, promotion and distribution of ideas, goods and services to create exchange and satisfy individual and organisational objectives” (www.ama.org, 1985).

Het begrip marketing heeft tegenwoordig de vorm van een uitwisselingsproces en transacties die de focus van dat proces is. Kotler zegt dat uitwisseling het onderliggende concept is wat de marketing bepaalt. Hij definieert uitwisseling als volgt:

  “the art of obtaining a desired product from someone by offering something in return” (1988, blz. 6).

 Marketing houdt dus in wezen de uitwisseling van producten tussen vragers en aanbieders in door middel van planning, prijzen, promotie en distributie. In feite is dit een breed geaccepteerde definiëring in de marketingliteratuur. Deze brede en gangbare definitie is dan ook sinds 1960 weinig aan verandering onderhevig geweest.

Door het algemene karakter van de marketing in de literatuur was er de noodzaak om het meer te conceptualiseren. Vanaf de jaren ’50 kwam het begrip marketingconcept op. Kotler heeft in de jaren ’80 het marketingconcept verder ontwikkeld.

 Het begrip marketingconcept stelt de klant centraal en organisaties bevredigen hun behoeften en blijven op de hoogte van hun (potentiële) klanten. Het concept houdt in dat organisatorisch succes “depends on determing the needs and wants of target markets and delivering…satisfactions (to those markets) more effectively and efficiently than competitors do” (Kotler, 1987, blz. 17; Kotler & Armstrong, 1994, blz. 13; Kotler 2000, blz. 19). Het doel van een organisatie is dus het ontdekken van de behoeften van markten om deze vervolgens efficiënter en effectiever te bevredigen dan concurrenten.

 In 1990 zetten Kohli & Jaworski een theorie van marktoriëntatie uiteen, die zij de implementatie van het marketingconcept noemen. Volgens hen is al het marketingonderzoek wat in het verleden is gedaan in vier categorieën in te delen:

1 – pogingen over de voordelen van het marketingconcept als een bedrijfsfilosofie

2 – beschrijvingen omtrent de implementatie van het marketingconcept

3 – onderzoek van factoren die al dan niet bijdragen aan de implementatie van het concept

4 – discussies omtrent de beperkingen van het marketingconcept

 In de volgende paragraaf zal verder op de implementatie van het marketingconcept worden ingegaan.

§ x.3    Wat is marktoriëntatie?

§ x.3.1 Inleiding

In deze paragraaf wordt een gedetailleerd beeld van marktoriëntatie gegeven, waarbij genuanceerd gekeken wordt naar het gebruik van marktoriëntatie. Verschillende inzichten van marktoriëntatie worden weergegeven, waarna een poging wordt gemaakt deze bij elkaar te brengen.

Vervolgens wordt marktoriëntatie ontleedt naar een re-actieve en pro-actieve vorm, waarna de behoeften van klanten en het begrip duurzaam concurrentievoordeel aan de orde komen.

§ x.3.2 Marktoriëntatie

Volgens de recente wetenschappelijke literatuur wordt marktgericht denken en handelen voor ondernemingen steeds belangrijker om te kunnen overleven in omgevingen die continu complexer en dynamischer van aard worden. Marktoriëntatie zou een uitstekend instrument kunnen zijn om duurzaam concurrentievoordeel op te bouwen en te behouden. Duurzaam concurrentievoordeel behalen is mogelijk door superieure waarde te creëren voor klanten.

Het verlangen superieure waarde te creëren voor klanten en voortdurende concurrentievoordeel te behalen, noodzaakt een bedrijf tot de creatie en de handhaving van de cultuur die zorgt voor het benodigde gedrag. Marktoriëntatie is de organisatiecultuur die het meest effectief en efficiënt het gedrag creëert om voortdurende concurrentievoordeel te behalen. Andersom geredeneerd kunnen we naar aanleiding van het voorgaande zeggen dat een marktgeoriënteerde organisatie voortdurend de alternatieve bronnen voor het voortdurende concurrentievoordeel probeert te benutten om hun huidige en toekomstige klanten zo goed mogelijk tegemoet te komen.

 In de literatuur hebben sommige wetenschappers zich vooral beziggehouden met het marketingconcept (Barksdale & Darden, 1971; Houston, 1986; Webster, 1988) en anderen hebben zich voornamelijk gericht op marktoriëntatie (Bennett & Cooper). 1979; Fullerton, 1988; Javidan & Rigby, 1990; Narver & Slater, 1990; Shapiro, 1988; Slater & Narver, 1994). Ondanks de grote overeenkomsten van verschillende auteurs over het begrip marktoriëntatie, bestaat er ook een grote verwarring over de oorsprong en inhoud van het begrip. De verwarring is met name te wijten aan de verschillende benaderingswijzen die in de marketing- en managementliteratuur worden gebruikt om het begrip marktoriëntatie te operationaliseren. Er zijn drie benaderingen die aan marktoriëntatie ten grondslag liggen:

-          de filosofische benadering;

-          de gedragsbenadering en

-          de cultuurbenadering

Vanuit de filosofische benadering kan marktoriëntatie worden gedefinieerd als (Langerak en Commandeur, 1994): “the philosophy that business excellence is achieved by focusing on markets and strategic deirection towards meeting the needs of the markets”. Met filosofie wordt eigenlijk het gedrag en de activiteiten van ondernemingen bedoeld. Dus de filosofie van bedrijven vormt een leidraad voor het gedrag van ondernemingen. Het gedrag, met als doel het creëren en behouden van concurrentievoordeel, is hierbij een graadmeter om vast te stellen in hoeverre een onderneming marktgericht handelt.

In de cultuurbenadering wordt de mate van marktoriëntatie bepaald door het gedrag van de onderneming te toetsen aan de “commitment to the philosophy of market orientation” volgens Langerak en Commandeur (1994). Dit betekent dat de filosofie bij een marktgeoriënteerde onderneming “expliciet tot uiting komt in haar activiteiten” (Langerak en Commandeur, 1994). De achterliggende gedachte bij deze benadering is dat ondernemingen steeds vaker opereren in een dynamische en complexe omgeving.

 Als er één ding is waar men het over eens is, dan is het dat marktoriëntatie allereerst de implementatie van het marketingconcept is. Daarnaast dient marktoriëntatie gezien te worden als een cultuur in plaats van alleen een set processen en activiteiten. Indien er toch van een proces gesproken kan worden, dan begint dat altijd met de identificatie van de behoeften van de consumenten, waarna actie ondernomen wordt om deze behoeften te bevredigen door middel van customer benefits. En dit dient gedaan te worden op een manier waarbij het superieure waarde voor de klant en superieure performance voor de producent creëert. Een inzicht in de consumentenbehoeften voorafgaand aan de ontwikkeling van de productie is de essentie van marktoriëntatie. Een oriëntatie of proces dat begint met een product dat verkocht dient te worden, is geenszins te verenigen met marktoriëntatie.

 Daarnaast worden naast klanten, ook naar andere marktpartijen gekeken, waarbij de concurrenten de belangrijksten zijn. Vanuit dit perspectief is het beter de term “markt” te gebruiken in plaats van “marketing”. De marketingafdeling is weliswaar de verbindende schakel tussen de onderneming en haar klanten, maar voor het uitvoeren van market driven management is, zoals Ames & Hlavacek (1989, blz. 20) benadrukken de “cross functional effort involving all levels of the organization”, van doorslaggevend belang. Shapiro (1988) vindt ook dat de term “marketing” in dit verband beperkend en misleidend kan werken. Een marketingoriëntatie benadrukt de marketingfunctie, terwijl waarde voor de klant door kerncapaciteiten door de hele organisatie wordt gecreëerd. Een marktoriëntatie is veel meer dan een marketingfunctie. Het plaatst de marketingfunctie van een bedrijf in de top van de organisatie, waardoor het tot interne conflicten kan leiden bij de allocatie van resources bijvoorbeeld. Uit het onderzoek van Kohli & Jaworski (1990) bleek dat de relatie tussen marktoriëntatie en performance in markten met veel groei en weinig concurrentie lager is dan in markten met weinig groei en veel concurrentie. Op lange termijn zullen alle bedrijven echter te maken hebben met weinig groei in een markt met veel concurrentie. Dit zijn condities die eisen dat een bedrijf marktgericht wordt. Het is beter om te investeren in marktoriëntatie wanneer de marktcondities nog gunstig zijn dan te wachten totdat ze noodzakelijk en bedreigend worden.

Concurrentievoordelen kunnen gebaseerd zijn op marketingcapaciteiten zoals bij Procter & Gamble, op innovatie zoals bij 3M of bijvoorbeeld op technologie zoals bij Canon. Hierbij geldt overigens niet dat 3M of Canon hierdoor minder marktgeoriënteerd zijn. Het verschil tussen “market oriented” en “marketing oriented” wordt duidelijker met een anekdote die Shapiro met ons deelt. Shapiro (1988) vertelt dat een CEO van een bedrijf aan zijn topmanagers meedeelde dat zij meer marktgeoriënteerd moesten worden door de stijgende concurrentie. Verheugd riep de marketing vice president dat hij altijd al had gezegd dat ze meer marketinggeorienteerd moesten worden en dat marketing in alle activiteiten herkenbaar moest zijn, omdat de marketingafdeling het dichtst bij de klant staat en dus een breder inzicht heeft. Hierop zei de CEO: “I said market-oriented, not marketing-oriented.”

Nu is het van belang om niet naar het andere uiterste door te schieten. Het is namelijk ook onvoldoende als er alleen over klanten- of consumentenoriëntatie wordt gesproken. Met andere woorden is het de markt en niet de afnemer of de marketingafdeling die de focus vormt van alle inspanningen die gericht zijn op het realiseren van duurzaam concurrentievoordeel. Omdat bedrijven vaak beperkte resources hebben om aan marktinformatie te komen, is er een spanningsveld tussen de customer en competitor focus. Vandaar dat bedrijven van tijd tot tijd de nadruk op de klanten dan wel op de concurrenten kunnen leggen, ten koste van de ander. 

Figuur 1: Marktoriëntatiematrix (bron: R.A. Heiens, 2000)

 Zoals in figuur 1 is aangegeven, hangt het er maar van af waar de nadruk op gelegd moet worden. Er zijn gevallen denkbaar dat de focus op concurrenten de voorkeur verdient boven de klanten, en vice versa. Daarnaast dient er een nuance aangebracht te worden door niet voor de een of voor de ander te kiezen. Het is beter per situatie te kijken in hoeverre een focus op de concurrenten en in hoeverre een focus op de klanten noodzakelijk is. Dat zou dus inhouden dat het denkbaar is een hoge mate van focus op de een te combineren met een lage mate van focus op de ander.

Bedrijven die een grotere nadruk op klanten leggen, worden “preoccupied customer” genoemd. In groeiende markten, waarbij markten gefragmenteerd zijn, hebben klanten weinig macht. Hierdoor zijn de behoeften en eisen van klanten minder duidelijk voor bedrijven, waardoor een focus op klanten een grotere impact heeft op bedrijfsprestaties.

“Marketing warriors” zijn bedrijven die een nadruk leggen op concurrenten in markten waar de consumentenvraag voorspelbaar is, de competitieve omgeving vrij stabiel is en waar een klein aantal klanten zijn die betrekkelijk veel macht hebben. Vandaar dat hoe stabieler de competitieve omgeving, des te groter de positieve invloed van een concurrentiefocus is op bedrijfsprestaties.

Bedrijven die “strategically integrated” worden genoemd, zijn bedrijven die evenveel belang hechten aan het verzamelen en verspreiden van informatie en het hierop reageren wat betreft zowel klanten als concurrenten. Het concentreren op beiden is erg belangrijk, omdat anders het gevaar bestaat een vertekening van de realiteit. Immers, een sterke eenzijdige focus kan afhankelijkheid van klanten of concurrenten creëren. Maar er dient wel gezegd te worden dat hoewel dit een optimale situatie is dit niet voor iedereen weggelegd is. Het is erg moeilijk en prijzig om beiden te monitoren.

Ten slotte, “strategically inept” worden bedrijven genoemd die hun focus verschuiven van de externe omgeving naar interne operaties en processen. Anders gezegd leggen zij noch een nadruk op concurrenten, noch op klanten en keren ze hun aandacht naar binnen toe.

 Algemene beschrijvingen zijn aan bod gekomen, maar wat is marktoriëntatie nu precies? Om een impressie te geven, volgt nu een compilatie van definities van verschillende wetenschappers.

 Shapiro gebruikt de termen “market driven” en “customer oriented” als synoniemen. Hij beschouwt een bedrijf als “market driven” of “customer oriented” als het de volgende eigenschappen bezit:

-          informatie omtrent de consumptie-invloeden moet in de hele organisatie doordringen

-          op een interfunctionele en interdivisionele manier

-          waarbij beslissingen gezamenlijk genomen dienen te worden

 Volgens Day (1990) is er een verschil in het “market driven” en “market oriented” zijn van een bedrijf. “Market driven” bedrijven hebben nauw contact met hun klanten waardoor zij “customer-linking capabilties” opbouwen en een grote mate van “market sensing” ontwikkelen. “Market oriented” houdt volgens hem een “set of precesses touching on all aspects of the company” (Day, 1990) in. Day zegt dat de basiseigenschappen van marktoriëntatie als volgt zijn:

“a set of beliefs that put the customer’s interest first” (Deshpandé, Farley & Webster 1993);
“the ability of the organisation to generate, disseminate, and use superior information about customers and competitors (Kohli & Jaworski 1990); and
the coordinated application of interfunctional resources to the creation of superior customer value (Narver & Slater 1990; Shapiro 1988)

Deshpandé, Farley en Webster (1993) menen dat marktoriëntatie een synoniem is voor klantoriëntatie. Hierbij wordt er duidelijk een verschil gemaakt tussen deze twee en concurrentoriëntatie, omdat het onethisch is voor klantoriëntatie wanneer er meer aandacht uitgaat naar de sterkten van de concurrenten in plaats van de onbevredigde behoeften van klanten.

 Slater en Narver (1990) vinden de termen “market driven” en “market oriented” verwisselbaar. Deze termen hebben volgens hen betrekking op een organisatiecultuur dat het meest effectief en efficiënt superieure waarde creëert voor consumenten en continu superieure prestaties voor het bedrijf. Volgens hen bestaat marktoriëntatie uit drie dimensies:

-          customer orientation

-          competitor orientation

-          interfunctional coordination

 Kohli & Jaworksi (1990) definiëren marktoriëntatie als volgt: “the organization-wide generation of market intelligence pertaining to current and future customer needs, dissemination of the intelligence across departments, and organization-wide responsiveness to it” (blz. 6).

 Naar aanleiding van het voorafgaande is al een aardig beeld gevormd van marktoriëntatie. Er is, zij het beperkt, toch enig overlap waar te nemen in de definiëringen van de wetenschappers. Vooral de theorieën van Slater & Narver en Kohli & Jaworski hebben hiervoor een basis gelegd. Daarom zal hierna meer aandacht besteed worden aan de definiëring van Slater en Narver enerzijds en Kohli en Jaworski anderzijds. 

 

Back to Top

 

§ x.3.3 Marktoriëntatie volgens Narver & Slater en Kohli & Jaworski

De benaderingen van Narver en Slater enerzijds en Kohli en Jaworski anderzijds hebben in de literatuur veel aanhang gevonden en vormen daarom een basis voor marktoriëntatie. Menig wetenschapper heeft ze daarom uitgewerkt, bijgeschaafd en bekritiseerd. Daarom wordt de uitwerking in de literatuur van marktoriëntatie van deze wetenschappers in deze paragraaf behandeld.

 Uitwerking van marktoriëntatie volgens Narver en Slater 

Uit de literatuur blijkt o.a. naar aanleiding van het werk van Narver en Slater dat marktoriëntatie uit drie gedragscomponenten en twee beslissingscriteria bestaat. In figuur ? is een totale weergave te zien van marktoriëntatie, waarna alle onderdelen een voor een worden toegelicht. 

Figuur 2: Market orientation, bron: John C. Narver & Stanley F. Slater - Journal of Marketing, October 1990 “The effect of a market orientation on business profitability” 

De drie gedragscomponenten zijn:

a)      customer orientation

b)      competitor orientation

c)      interfunctional coordination

 De twee beslissingscriteria zijn:

d)   long-term focus

e)   profitability

 

Ad a) Customer orientation 

Customer orientation is het voldoende begrijpen van de klanten om voor hen voortdurend waarde te creëren. Of zoals Day & Wensley (1988) zeggen, eist customer orientation dat een verkoper de hele waardeketen van de klant kent. Niet alleen zoals het er vandaag uitziet, maar ook zoals het zich zal ontwikkelen in de tijd. Dat betekent dat een verkoper naast een inzicht in de  kosten en voordelen van zijn directe klanten, ook een inzicht in die van de klanten van zijn klanten moet hebben. Want de vraag van deze laatsten wordt verwerkt in de vraag van de directe klanten. Daarom is de perceptie van waarde van al deze klanten van wezenlijk belang. Samen met zowel de economische, als de politieke beperkingen kan indien de hele waardeketen in acht wordt genomen een inzicht in de huidige en toekomstige ontwikkelingen in de consumentenbehoeften worden verkregen.

Een verkoper kan op twee manieren waarde creëren voor haar klanten: door de “benefits” te verhogen in vergelijking tot de kosten van de klant en door de kosten te verlagen in vergelijking tot de “benefits” van de klant. Bedrijven die marktgeoriënteerd zijn monitoren hun “customer commitment” continu, door verbeterde klanttevredenheid als een voortdurend doel te beschouwen. Zij besteden voor en na de verkoop veel aandacht aan service, om de relaties te behouden die van wezenlijk belang zijn bij het leveren van superieure waarde voor klanten. Omdat hierbij de medewerkers erg belangrijk zijn, worden de beste mensen aangenomen en continu getraind. 

Ad b) Competitor orientation

 Competitor orientation betekent dat een verkoper naast de korte termijn sterkten en zwakten, ook de strategieën en het vermogen op lange termijn van de belangrijkste huidige en toekomstige concurrenten kent. Naar analogie van de klantenanalyse, moet deze concurrentieanalyse ook alle technologie bevatten waarover concurrenten beschikken, waarmee ze de huidige en toekomstige klantenbehoeften kunnen bevredigen.

Dit kan pas wanneer er superieure waarde wordt gecreëerd. Het creëren van superieure waarde voor de klant vereist meer dan alleen het focussen op klanten. Men moet als bedrijf continu op de hoogte zijn van de bedreigingen van concurrenten. In marktgeoriënteerde bedrijven delen medewerkers van alle afdelingen informatie over concurrenten. Een succes van Japanse bedrijven is dat ze managers zo trainen dat ze inzien dat competitive intelligence” een taak van iedereen is. Gebruikmakend van deze informatie kunnen marktgeoriënteerde bedrijven concurrentievoordelen behalen door in te spelen op de zwakheden van concurrenten. Maar in het ergste geval voorkomen ze hierdoor dat concurrenten een concurrentievoordeel behalen door snel op hen te reageren. 

Ad c) Interfunctional coordination

  Interfunctional coordination houdt het gecoördineerde gebruik van de resources van de organisatie in, om superieure waarde voor de directe klanten te creëren. Elk punt in de waardeketen van de klant geeft de mogelijkheid aan de verkoper om bij te dragen aan de waardecreatie voor die klant. Waardecreatie voor klanten is meer dan alleen een marketingactiviteit. De hele organisatie dient alle resources te integreren om hieraan bij te dragen. Deze intergratie hangt samen met de customer en competitor orientation. Omdat er veel aspecten meespelen met waardecreatie, dient de marketingstrategie, naast de marketinginspanningen ook andere bedrijfsactiviteiten te bevatten. Michael Porter (1985) zegt hier het volgende over:

 

“Every department, facility, branch office, and other organizational unit has a role that must be defined and understood. All employees. Regardless of their distance from the strategy formulation process, must recognize their role in helping a firm achieve and sustain competitive advantage.”

 

Om dit tot stand te brengen hebben effectieve bedrijven horizontale structuren ontwikkeld, die gericht zijn op het creëren van waarde. Om een link te maken met het eerdergenoemde, kunnen we zeggen dat customer orientation en competitor orientation alle activiteiten bevatten die te maken hebben met het verzamelen en het verspreiden van informatie over klanten en concurrenten binnen de organisatie. Interfunctional coordination houdt, naar aanleiding van deze eerder verzamelde informatie, de gecoördineerde activiteiten in om superieure waarde te creëren. 

Ad d) Long term focus

 Uit de literatuur blijkt dat marktoriëntatie primair een lange termijn focus heeft zowel wat betreft de winst als wat betreft het implementeren van de drie gedragscomponenten van marktoriëntatie. Om op lange termijn te kunnen overleven ten opzichte van de concurrentie kan een bedrijf een lange termijn focus niet negeren.  

Ad e) Profitability

 Winstgevendheid is voor marktgeoriënteerde bedrijven een doelstelling, waaraan in ieder geval dient te worden voldaan. Kohli en Jaworski (1990) vonden in de literatuur dat winstgevendheid een component is van marktoriëntatie, maar uit de resultaten van hun onderzoek bleek dat het een gevolg van marktoriëntatie was. Op de vraag of het nu een component, dan wel een gevolg is, kan geen eenduidig antwoord op gegeven worden. Wat wel duidelijk is, is dat het wel degelijk een minimale doelstelling is.

 Uitwerking van marktoriëntatie volgens Kohli en Jaworski

 Kohli en Jaworski (1990) vinden dat marktoriëntatie uit een “overall” organisatorisch waardesysteem bestaat die normen stelt voor: 

a)      Intelligence generation

b)      Intelligence dissemination

c)      Responsiveness 

Ad a) Intelligence generation

 De basis van marktoriëntatie is het verzamelen van marktinformatie. Dit is een breed begrip en het houdt meer in dan de (verwoordde) behoeften van klanten. Het omvat onder meer een analyse van exogene factoren, zoals wetgeving, technologische ontwikkelingen, concurrenten en andere omgevingskrachten die de behoeften beïnvloeden. Bij een effectievere marktinformatieverschaffing wordt verfijning aangebracht door niet alleen naar de huidige behoeften te kijken, maar ook te anticiperen op toekomstige behoeften.

 Het is erg lastig om de klanten te identificeren en te definiëren. Waren vroeger de retailers de klanten van producenten, tegenwoordig spelen eindgebruikers een steeds grotere rol en hun behoeften dienen ook steeds meer in ogenschouw genomen worden. Want de behoeften van de klanten van de klanten van producenten worden vertaald in de directe klanten. Om niet voor verrassingen te staan en beter in te spelen op de behoeften van directe klanten moet er verder in de waardeketen gekeken worden.

Ad b) Intelligence dissemination

 Om effectief te kunnen reageren op marktbehoeften is de deelname van alle afdelingen in een organisatie nodig. Dit kan bijvoorbeeld door middel van periodieke nieuwsbrieven om de marktinformatie op een goede manier te verspreiden. Niet alleen communicatie, maar ook opleiding en training vormen een onderdeel van deze verspreiding van informatie. Het meest effectieve is overigens om reciproke informatiestromen te bewerkstelligen, wat een wederzijdse uitwisseling van informatie inhoudt.

Verder is het aan te raden om naast de formele lijnen ruimte te creëren voor informele lijnen, waardoor zoveel mogelijk kanalen worden benut om de informatieverspreiding mogelijk te maken. Het zal niet altijd mogelijk zijn om alles via de formele kanalen te doen, waarbij de informele kanalen dit gemis goed kunnen opvangen. Soms is het mogelijk om meer te weten te komen van klanten onder het genot van een drankje met collega’s waar men niet direct mee werkt dan een formeel geplande vergadering op gezette tijden. Deze informele communicatie is een onderdeel van de “horizontal communication” dat o.a. wordt benadrukt door Zeithaml, Berry & Parasureman (1988).  

Ad c) Responsiveness

 Een organisatie kan op een goede manier informatie verzamelen en verspreiden, maar indien zij niet of niet goed reageert op marktbehoeften dan is er nog niet veel bereikt. Het reageren houdt onder meer in het selecteren van markten, het ontwerpen en aanbieden van producten die voldoen aan de wensen.

 Samenvoeging van  Narver & Slater en Kohli & Jaworski

 De gedragscomponenten van Narver & Slater (1990) komen overeen met de bevindingen van Kohli & Jaworski (1990). Zij definiëren marktoriëntatie als “the organisationwide information generation and dissemination and appropriate response related to current and future customer needs and preferences” (Kohli & Jaworski, 1990).

 De twee benaderingen van marktoriëntatie komen ook samen in de marktgerichtheidsmatrix. Dit is een instrument dat is ontwikkeld door Van Grootheest jr. & Den Heijer (1995) en verder uitgewerkt door Van Grootheest jr., De Vries jr. & Broere (1996), waarmee de theorie van Narver en Slater en de theorie van Kohli en Jaworski zijn samengevoegd. Het is een instrument om de marktgerichtheid van een organisatie te meten en vast te stellen.

 

Figuur 3: de marktgerichtheidsmatrix, bron: de Vries jr., Kasper en van Helsdingen

 In elke cel dient aangegeven te worden of er een voldoende dan wel een onvoldoende gescoord wordt. Op deze wijze kan de effectiviteit van elke cel binnen een organisatie worden gemeten. De matrix maakt marktoriëntatie inzichtelijk, waarbij er een totaalbeeld ontstaat omtrent de marktoriëntatie van de organisatie.

Back to Top

 

§ x.3.4 Re-actieve en pro-actieve marktoriëntatie

 Marktoriëntatie is onder te verdelen in re-actieve marktoriëntatie en pro-actieve marktoriëntatie. Re-actieve marktoriëntatie houdt het inzicht krijgen in en het bevredigen van de “expressed needs” van consumenten. Dit zijn behoeften die voor de consument bekend en duidelijk te verwoorden zijn. Re-actieve marktoriëntatie werd door Slater en Narver (1998) “customer-led” genoemd en door Day (1999a) “customer compelled”. Deze vorm van marktoriëntatie is de meest bekende, waarbij in de voorgaande onderzoeken men (onterecht) steeds deze vorm heeft onderzocht als men het over marktoriëntatie in het algemeen had. Het is ook deze vorm geweest waar de meeste kritiek over is geschreven. De verwachte relatie tussen marktoriëntatie en een of meerdere dimensies van “business performance” zijn meerdere malen onderzocht. Deshpandé & Farley (1998) onderzochten de drie meest gebruikte meetinstrumenten van marktoriëntatie en ontwikkelden aan de hand van een synthese een meetinstrument voor re-actieve marktoriëntatie dat algemeen gedrag omvat, gericht op het begrijpen van klantenbehoeften, beoordelen van klanttevredenheid en het aanbieden van superieure kwaliteit of diensten. In principe heeft re-actieve marktoriëntatie een korte termijn focus en is vaak een gedrag als reactie op basis van impulsen uit de markt. Het is eigenlijk de bedoeling om zo nauwkeurig mogelijk de behoeften van klanten te identificeren, om zodoende producten te leveren die zoveel mogelijk voldoen aan de eisen. Oneerbiedig gezegd, kan het betiteld worden als het najagen van klantenbehoeften.

 Over pro-actieve marktoriëntatie staat relatief weinig over vermeld in de literatuur. Het houdt het inzicht krijgen in en het bevredigen van de “latent needs” van consumenten. Latente behoeften zijn niet minder waar, maar zijn moeilijker te verwoorden. 

Pro-actieve marktoriëntatie bestrijkt een groter deel van de markt (Day 1994b) en heeft een lange termijn focus. Bedrijven met een pro-actieve marktoriëntatie werken nauw samen met lead users (Tabrizi & Walleigh 1997). Dit zijn klanten of potentiële klanten die meer geavanceerde behoeften hebben in vergelijking tot andere spelers op de markt en zij verwachten te profiteren van het resultaat van deze behoeften (Hippel 1996). Hamel & Pralahad zeggen hierover: “To push out the boundaries of current product concepts, it is necessary to put the most advanced technology possible directly into the hands of the world’s most sophisticated and demanding users” (1994, blz. 102). Deze vorm van verkenning leidt tot de ontdekking van zowel latent behoeften als nieuwe oplossingen (Leonard-Barton 1995).

 Pro-actieve marktoriëntatie maakt het mogelijk voor een bedrijf om kansen met betrekking tot de consumentenbehoeften in bediende markten, maar ook in nog niet bediende markten te zien. Dit doen deze bedrijven o.a. door te ontsnappen aan de tirannie van de bediende markten (Hamel & Pralahad, 1994). Nieuwe producten en niet-bediende markten zijn de katalysatoren voor vernieuwing in marktgeoriënteerde bedrijven.

Omdat marktgeoriënteerde bedrijven zich focussen op de lange termijn, zijn zij bereid hun eigen producten te kannibaliseren door het introduceren van volgende generaties van producten. De CEO van Hewlett-Packerd Lew Platt verwoordde dat heel goed en zei: “If we don’t eat our own lunch, somebody else will” (Moore, 1995: blz. 85).

 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen pro-actieve marktoriëntatie en “market-driving behavior”. Wat deze twee gemeen hebben is het pro-actieve karakter, echter een groot verschil is dat market-driving behavior zich ook richt op het creëren van (nieuwe) voorkeuren van consumenten of het veranderen van bestaande voorkeuren. Het doel van pro-actieve marktoriëntatie is niet het creëren of veranderen van de voorkeuren, maar het ontdekken en bevredigen van bestaande latente behoeften.

 Beide vormen van marktoriëntatie verschillen van elkaar, waarbij een bedrijf gelijktijdig beide vormen kan aannemen. Dit is ook de meest ideale situatie, omdat indien een bedrijf haar marktoriëntatie een pro-actief karakter wil geven, zij allereerst een re-actieve marktoriëntatie dient te bezitten. Want het is logisch en verstandig om als bedrijf eerst op de “expressed needs” van de klanten te richten, alvorens men zich richt op de “latent needs”.

 Omdat de twee vormen van marktoriëntatie nauw samenhangen met verschillende soorten behoeften, zal in de volgende paragraaf aandacht aan verschillende vormen van behoeften worden besteed.

 

Back to Top

 

§ x.3.5 Behoeften

De behoeften van consumenten kunnen grofweg ingedeeld worden naar “expressed needs” en “latent needs”. De “expressed needs” worden gedefinieerd als de consumentenbehoeften waar de consument zich bewust van is. Hierdoor kan de consument ze ook uitdrukken. We kunnen dus stellen dat de consument voor deze behoeften een gewenst resultaat of een gewenste oplossing voor ogen heeft. Een voorbeeld van een “expressed need” is een van de willekeurige producten die op een boodschappen-lijstje staat.

De “latent needs” zijn universele behoeften waar de consument zich niet bewust van is. Deze behoeften zijn niet minder reëel, maar hebben vaak een ondergronds karakter. Dit zijn de behoeften die niet benoemd zijn of benoemd kunnen worden, maar meer een potentie tot bevrediging hebben waar de consument zich niet bewust van is.

Het vermogen om latente behoeften te ontdekken en bevredigen is een bron van duurzaam concurrentievoordeel en is in wezen de consument “leiden”. De consumenten leiden in hun satisfactie vereist een pro-actieve aanpak. Vandaar dat marktoriëntatie die consumenten leidt in plaats van op hen reageert “pro-actieve marktoriëntatie” wordt genoemd.

Dit proces vergt veel meer tijd en energie, is vrij schaars en moeilijker te imiteren in vergelijking tot superieure prestaties (Hunt & Morgan 1995; Barney 1986).

De relatie tussen “latent needs” en innovatie is overduidelijk en sterk. Een verkoper moet creatief zijn in zowel het identificeren van een “latent need”, als het ontwikkelen van de “customer benefits” die de behoefte dienen te bevredigen op een dusdanige manier dat het superieure waarde creëert voor zowel de verkoper als de klant. Bevrediging van de “latent need” kan geschieden door gebruik van bestaande of door geheel nieuwe technologie.

De taak van de verkoper is het ontdekken van de “latent needs” op het meest effectieve tijdstip, waarna met behulp van de benodigde technologie de behoefte bevredigd dient te worden. Er is noodzakelijkerwijs een sterke relatie tussen het ontdekken van de “latent needs” en innovatie. Een bedrijf moet in ieder geval de “expressed needs” van haar klanten bevredigen, wil zij een voortdurende relatie met hen onderhouden. Maar alleen het bevredigen van de “expressed needs” zou ontoereikend kunnen zijn om te overleven, laat staan om te groeien. Een bedrijf moet ook continu de “latent needs” van klanten blijven identificeren en ze bevredigen om de superieure “benefits” voor de klanten die zij heeft te behouden. Vandaar dat de druk om te innoveren erg groot is voor een bedrijf die niet op de prijs wil concurreren.

In consumentengedrag zijn beide vormen van behoeften gelijktijdig terug te zien. Bijvoorbeeld een consument die behoefte heeft aan een auto, kan een verwacht product (“expressed need”) in gedachte hebben. Maar tijdens het koopproces kan dit beeld gewijzigd worden door sommige onverwachte, additionele “benefits” van auto’s, zoals een ingebouwd navigatiesysteem in een auto.

 

Back to Top

 

§ x.3.6 Duurzaam  concurrentievoordeel

 In deze paragraaf wordt aandacht geschonken aan de essentie van duurzaam concurrentievoordeel. Dit is van belang, vanwege het feit dat bedrijven op lange termijn op zijn minst in leven willen blijven. Een stap verder is dat bedrijven graag beter willen presteren dan de concurrentie.

Wil een organisatie bovengemiddeld presteren in een markt, dan moet het duurzaam concurrentievoordeel creëren. Waar concurrentievoordeel eerst gebaseerd was op een structurele basis zoals marktmacht, schaalvoordelen of een breed productassortiment is het nu gebaseerd op het vermogen van een bedrijf om continu waarde te creëren voor haar klanten. Uit recente onderzoeken blijkt namelijk dat een marktgeoriënteerde cultuur een solide basis voor dit waarde creërend vermogen verschaft. Deze waarde kunnen we omschrijven als het verschil tussen de perceptie van de “product benefits” voor de klanten en de perceptie van de totale inspanning of kosten van de koper. Volgens Forbis en Mehta (1981) hebben verkopers vele verschillende mogelijkheden om de koperswaarde te creëren door de “product benefits” te vergroten en/of de inspanning of kosten te verkleinen. Daarmee zijn er ook vele verschillende bronnen voor voortdurende concurrentievoordeel.Dit brengt het verzamelen en coördineren van informatie van klanten, concurrenten en andere belangrijke actoren die de waarde beïnvloeden in de markt, met zich mee. Waardecreatie voor klanten is te vergelijken met een orkest waar alle muzikanten volgens een algemeen plan of compositie een bijdrage leveren aan het grote geheel. Hierbij treedt er synergie op doordat de afzonderlijke bijdragen goed afgemeten en gecoördineerd worden. Ook Michael Porter (1985) meent dat het belangrijk is dat iedereen het beoogde concurrentievoordeel nastreeft:

“Every department, facility, branch office, and other organizational unit has a role that must be defined and understood. All employees. Regardless of their distance from the strategy formulation process, must recognize their role in helping a firm achieve and sustain competitive advantage.”

De basale vraag is in feite of marktoriëntatie bijdraagt of afbreuk doet aan concurrentievoordeel. Elke vaardigheid, elk goed, of elke cultuur, waaronder marktoriëntatie is een bron voor concurrentievoordeel indien het waarde toevoegt voor klanten en het schaars en moeilijk te imiteren is. Superieure prestaties volgen dan vervolgens na concurrentievoordeel. In het algemeen wordt erkend dat marktoriëntatie bijdraagt aan of voordelig is bij het creëren en behouden van concurrentievoordeel.

Volgens Porter (1980) zijn de bronnen van concurrentievoordeel te onderscheiden in kostleiderschap of differentiatie. In de praktijk kunnen bedrijven de nadruk leggen op de een of de ander, maar ook op beide volgens Hall (1980). Porter’s (1980, blz. 37) “differentiation” kan verschillende vormen aannemen, zoals “brand image”, “product features”, “customer service”, “dealer network” en “technology”. Deze vormen van “differentiation” zijn extern van aard, dat wil zeggen dat de vraagcurve van het desbetreffende bedrijf hierdoor steiler zou kunnen lopen. Daarentegen is de “low cost advantage” intern van aard, zoals efficiënt inkopen tegen de laagst mogelijke prijs, produceren op schaalgrootte enzovoort, waardoor kostenreductie gerealiseerd kan worden.

Het klinkt logisch dat de differentiatiestrategie de voorkeur verdient van een bedrijf met een sterke marktoriëntatie, in plaats van een low cost strategie vanwege het externe accent dat er wordt gelegd.

 

Back to Top

 

§ x.4 Conclusie

 In dit hoofdstuk is de historische ontwikkeling van marketing weergegeven en duidelijk gemaakt dat marktoriëntatie de implementatie is van het marketingconcept. Marktoriëntatie zou een uitstekend instrument kunnen zijn om duurzaam concurrentievoordeel op te bouwen en te behouden. Duurzaam concurrentievoordeel behalen is mogelijk door superieure waarde te creëren voor klanten.

Slater en Narver (1990) suggereren dat marktoriëntatie uit customer orientation, competitor orientation en interfunctional coordination bestaat. Kohli en Jaworski (1990) vinden dat marktoriëntatie uit de volgende stappen bestaat: intelligence generation, intelligence dissemination en responsiveness. Deze twee onderzoeken hebben de basis gelegd voor marktoriëntatie.

Marktoriëntatie is onder te verdelen in re-actieve marktoriëntatie en pro-actieve marktoriëntatie. Re-actieve marktoriëntatie houdt het inzicht krijgen in en het bevredigen van de “expressed needs” van consumenten. Pro-actieve marktoriëntatie houdt het inzicht krijgen in en het bevredigen van de “latent needs” van consumenten.

Het reageren op de behoeften is een oorzaak voor bovengemiddelde prestaties. Om bovengemiddelde prestaties te leveren, moet een organisatie in een markt duurzaam concurrentievoordeel creëren. Dit kan door continu waarde te creëren voor klanten.

 

Back to Top

 

 

 

All information on this website is copyrighted. 
For problems or questions regarding this website contact [[email protected]].
Last updated: 12.25.2003.
Hosted by www.Geocities.ws

1