Kumanga




Inwoners: 3.042.850
Hoofdstad: Malibe
Regeringsvorm: presidentiële democratie
Talen: Kumangaans (Bombutu, Siba en Wahadi), Frans, Frilands
Godsdienst: Islam (45%), Katholicisme (20%), natuurreligies (30%), overig (5%)
Munteenheid: Owó (0,0013 euro)

Algemene informatie
De volledige naam van het eiland is "Democratische Republiek van Kumanga Yala". De naam "Kumanga Yala" betekent zoiets als "Vruchtbare Aarde", maar wordt meestal afgekort tot "Kumanga". Het land is een instabiele democratie die geregeld wordt bedreigd door extremistische groeperingen en rebellen. Ook inflatie, corruptie en armoede vormen een serieus probleem.

Locatie
Kumanga ligt in West-Afrika, voor de kust van Nigeria.


Bestuur
Kumanga wordt bestuurd door het Kitaifa Bunge ("Nationaal Parlement"), dat door de grote tegenstellingen in het land maar met moeite kan functioneren en buiten de hoofdstad beperkte invloed heeft. Het land is opgedeeld in vijf gebieden, die elk worden bestuurd door hun eigen regionale parlement. Dit zijn de stamgebieden van de Siba, Wahadi en Bombutu, en de Frilandse en Hiveriaanse autonome regio's. Deze laatste twee hebben, althans formeel, een minder verregaande autonomie dan de drie stamgebieden.
        In de praktijk zijn alle vijf gebieden vrijwel zelfstandig en kan de Kumangaanse nationale overheid worden beschouwd als een overkoepelend samenwerkingsverband, waarvan sommige leden, waaronder de president, over de etnische, culturele en religieuze grenzen proberen heen te stappen om het land te verenigen onder één regering. Achter de schermen is er daarom een voortdurende machtsstrijd gaande, waarbij de ene keer de nationale overheid aan invloed wint, en de andere keer de macht weer terugschuift naar de regionale parlementen.

Economie
De Kumangaanse economie is grotendeels afhankelijk van oliewinning, wat plaatsvindt op de Shamba Mafuta olievelden en met boortorens in zee. Hierbij werkt de overheid vooral samen met het Hiveriaanse oliebedrijf Raffinerie Enboneau en het Frilandse Erþolei Bidreib Raudhar (EBR). De landbouwsector presteert matig, ondanks de vruchtbare grond. De gebrekkig ontwikkelde economie is het gevolg van slecht onderwijs, wijdverbreide corruptie en oneerlijke verdeling van de welvaart.

Bevolking
De bevolking van Kumanga bestaat voor het merendeel uit Afrikanen en kan worden opgedeeld in drie stammen: de Bombutu in het noorden, de Siba in het oosten en de Wahadi op de Yagan-vlakte. Deze stammen hebben elk een eigen gebied waarbinnen zij hun eigen wetten mogen hanteren, mits deze niet strijdig zijn met de grondwet. Een minderheid wordt gevormd door Europeanen: de Frilanders in een klein, autonoom gebied in het noordwesten en de Hiverianen in een soortgelijk gebied in het zuidwesten.

Cultuur
Op Kumanga zijn veel verschillende culturele invloeden te vinden: de overheersende cultuur is die van de inheemse Bantoe-bevolking, welke op te delen is in Siba, Wahadi en Bombutu. Deze culturen zijn nauw verwant en onderscheiden zich vooral door verschillende religieuze gebruiken. Met name de Islam heeft sinds de 15e eeuw veel invloed op Kumanga. Daarnaast zijn er Europese invloeden vanuit de Frilandse en Hiveriaanse minderheden in het land, vooral de Hiveriaanse cultuur heeft in de koloniale tijd haar stempel op Kumanga gedrukt.
        Naast veel Islamitische en Katholieke feestdagen, vieren de Kumanganen op 14 augustus Uhuru ("Vrijheidsdag"), de dag waarop Kumanga in 1961 onafhankelijk werd van Hiveria. Een belangrijk kenmerk van de Kumangaanse cultuur zijn haar vele dansstijlen. Met name de Chui Ngoma ("Luipaardendans") is populair. Een typisch Kumangaanse muziekstijl is Mbiliwimbo ("Dubbelzang"), een mengvorm van traditioneel Afrikaanse muziek met Arabische muziek. Bekende Kumangaanse artiesten die deze muziekstijl spelen, zijn Mensur Abega en Aboubacar Kundé.

Godsdienst
De grootste religie op Kumanga is de Islam, vooral bij de Wahadi stam. Het Katholicisme, dat in de koloniale tijd door Hiveria is verspreid, heeft in het hele land aanhangers, vooral onder de Siba en de Hiveriaanse minderheid. Ook de inheemse natuurreligies hebben veel aanhangers, vooral buiten de grote steden en bij de Bombutu stam.

Talen
De officiële taal van Kumanga is het Kumangaans, dat kan worden opgedeeld in drie belangrijke dialecten: het Siba, Wahadi en Bombutu. Ook het Frans wordt veel gesproken, vooral in de grote steden. In het noordwesten spreekt men Frilands.
        Het Kumangaans behoort tot de Niger-Congo taalgroep. Het is van oorsprong een Bantoetaal maar heeft in de loop der eeuwen veel invloeden overgenomen uit het Yoruba, dat in Nigeria wordt gesproken.

Politie
De nationale politie is berucht om haar corruptie; bijna alles kan worden afgekocht door het juiste bedrag in de juiste hand te stoppen. Dit geldt zelfs voor zware misdaden zoals moord. Naast de nationale politie, hebben de Siba, Wahadi en Bombutu hun eigen volksvergaderingen, die misdadigers vaak zelf oppakken, berechten en (indien nodig) bestraffen, zonder dat de politie erbij wordt betrokken. De Frilandse en Hiveriaanse autonome regio's hebben beiden een regionaal politiekorps en houden de onbetrouwbare, nationale politie liever ook overal buiten.

Leger
Het Kumangaanse Regeringsleger ("Serikali ya Kumangani Jeshi") heeft ook een corruptieprobleem, maar wel minder dan de nationale politie, daardoor zij geregeld voor politietaken wordt ingezet. De grondtroepen bestaan uit de eerste brigade ("kwanza kundi"), tweede brigade ("pili kundi") en derde brigade ("tatu kundi"), welke grotendeels zijn uitgerust met verouderde, Russische wapens en materieel. De luchtmacht beschikt over een bescheiden hoeveelheid vliegtuigen en helikopters. De marine beschikt over dertien kleine patrouilleschepen en zes grote: de KM Olanrewaju, KM Opeyemi, KM Simisola, KM Lumusi, KM Bangoura en KM Abumoso.


Geschiedenis van Kumanga


Prehistorie:

De eerste bewoners
De vondst van vuurstenen werktuigen bij Okawesi doet vermoeden dat Homo Erectus de eerste mensachtige was die Kumanga bereikte. Door de lage zeespiegel zat het eiland toen nog vast aan het Afrikaanse continent, waardoor bijvoorbeeld de bosolifant (Loxodonta cyclotis) vanaf het vasteland het eiland kon bereiken. Het olifantenkerkhof van Iboji Ajanaku stamt ook grotendeels uit deze tijd.
        De eerste moderne mensen in Kumanga waren Bantoevolkeren, zij kwamen rond de 1e eeuw n.Chr. aan vanuit Nigeria en Kameroen; de rotstekeningen van Okuta in het uiterste noorden van het eiland zijn door hen gemaakt en ook waren zij de voorouders van de drie stammen die het eiland tegenwoordig bevolken: deze stammen zijn de Bombutu (in het noorden), de Siba (in het zuidoosten) en de Wahadi (op de Yagan vlakte). Over de geschiedenis van Kumanga voor de 15e eeuw is weinig bekend omdat er toen niets werd opgeschreven.

15e eeuw:

Het koninkrijk Olanrewaju
In de 15e eeuw vestigde een aantal Arabische handelaren zich aan de westkust van Kumanga. Zij brachten niet alleen indrukwekkende nieuwe uitvindingen met zich mee, maar ook hun geloof in de Islam. Veel plaatselijke bewoners namen het geloof van de handelaren over, zo ook een jongeman genaamd Olanrewaju. Gedreven door godsdienstijver, besloot hij de rest van zijn stam ook met het geloof te laten kennismaken. Hij bouwde een aantal moskeeën en stichtte voor zijn geloofsgenoten nederzettingen met Arabische namen, voorbeelden hiervan zijn Abu Achmad en Kalil as Zawr. Hoewel Olanrewaju bekend stond als een heilig man, deinsde hij ook niet terug voor de strijd: in het jaar 1441 slaagde hij erin het gehele stamgebied van de Wahadi tot zijn koninkrijk te maken en velen van zijn volk tot zijn geloof te bekeren.
        Hoewel zijn veldtochten tegen de Siba en de Bombutu mislukten, was het koninkrijk van Olanrewaju een van de machtigste uit de Kumangaanse geschiedenis. Olanrewaju overleed in 1464, waarna er een jarenlange opvolgingsstrijd uitbrak die het rijk uiteen deed vallen.

Tempel uit de Simisola periode
16e eeuw:

Het koninkrijk Simisola
Aan het begin van de 16e eeuw werd Opeyemi koning van de Siba stam: onder zijn beleid werd de macht van de Siba groter dan dat van de Wahadi, die voorheen de meeste invloed hadden in Kumanga. Dit leidde uiteindelijk tot een oorlog tussen beide stammen. Opeyemi's zoon Simisola kocht vuurwapens van Portugese handelaars en richtte een sterk leger op, waarmee hij in 1538 de Wahadi wist te verslaan. Ook de Bombutu werden na een korte strijd ingelijfd bij het nieuwe koninkrijk, waardoor het hele eiland voor het eerst in haar geschiedenis was verenigd.
        Simisola liet daarop zijn vader Opeyemi vergiftigen en werd daardoor de koning van geheel Kumanga. Hij maakte van Ngala de hoofdstad en liet door duizenden slaven een indrukwekkend paleis voor zichzelf bouwen: dit werd Ile Oba, tegenwoordig een van Kumanga's grootste toeristische trekpleisters.

De Goudoorlogen
Na de dood van Simisola in 1573, werd hij opgevolgd door zijn zoon Lumusi. Onder Lumusi beleefde het koninkrijk haar grootste bloei en was Kumanga een van de meest welvarende gebieden van West-Afrika. In 1590 werd er echter goud gevonden in de Nigana rivier, waarop plaatselijke stamhoofden elkaar de zeggenschap over de rivier begonnen te betwisten. Koning Lumusi maande de stamhoofden tot kalmte en besloot dat het goud ten goede moest komen aan alle Kumanganen. De stamhoofden accepteerden dit niet en koning Lumusi werd vermoord. Zonder koning verviel het land in chaos en verscheidene stamhoofden deden een greep naar de macht. De hoofdstad Ngala werd grotendeels in puin gelegd en van enige eenheid was geen sprake meer. Deze periode is bekend geworden als de Goudoorlogen, waarvan uiteindelijk niemand de winnaar was.

17e eeuw:

De komst van de Frilanders
In 1620 landde de Frilandse ontdekkingsreiziger Inghar Landmanssun in het noordwesten van Kumanga. Hij kreeg van de Bombutu toestemming voor het stichten van een handelspost, die hij naar de voormalige koningin Bergin vernoemde. Door de winstgevende handelscontacten met de Kumangaanse stammen, besloten veel Frilandse kooplieden zich in Berginstad te vestigen. Ook goudzoekers en avonturiers werden aangetrokken door het verre, mysterieuze eiland. Het werden het er uiteindelijk zoveel, dat werd besloten het stuk land tussen Berginstad en de rivier de Odò van de Bombutu te kopen en daarop de nederzettingen Dannanburg en Sunþhaim te stichten. Ten westen van de Odò ontwikkelde zich daardoor een stukje Frilands Kumanga, dat nooit formeel onderdeel is geworden van Friland maar functioneerde als een ministaatje met zelfbestuur, zij het binnen de Frilandse invloedssfeer.

Hiveriaanse kolonie
Enige jaren later landden ook de Hiverianen op Kumanga. Omdat een groot deel van de westkust van Afrika al binnen de Portugese invloedssfeer lag, werd besloten dan maar een kolonie te stichten op Kumanga. In 1634 kregen de Hiverianen toestemming van de Wahadi om aan de zuidoostkust van het eiland een handelspost te bouwen. De Hiveriaanse "handelspost" had echter weinig overeenkomsten met de Frilandse in het noorden: het werd omringd met een stevige muur en voorzien van kanonnen en een militair garnizoen. De Hiverianen noemden het fort "Port-de-Vivre".
        De Wahadi protesteerden omdat de bouw van een fort niet was afgesproken, maar de Hiverianen gaven hen spiegeltjes en kraaltjes en verzekerden hen dat het fort alleen diende als bescherming tegen zeerovers. De Kumanganen, die sinds de Goudoorlogen arm en verdeeld waren, konden hier weinig tegen beginnen.
        Niet lang daarna stichtten de Hiverianen nieuwe nederzettingen; de belangrijkste waren Terrejaune, Nouvelle-Valtrois en Bon Espoir. Ook de Wahadi dorpen Badanbasa en Ombwana werden bij de nieuwe kolonie gevoegd. Missionarissen probeerden de Kumanganen te bekeren en wisten op veel plaatsen de Islam en de inheemse natuurreligies te vervangen door het Christendom.

De Belastingopstand
De druppel die de emmer deed overlopen, was het feit dat Hiveria belastingen begon te innen in het gebied van de Wahadi en de Siba, daarmee implicerend dat deze onder haar bewind vielen. De twee stammen, die eigenlijk elkaars rivalen waren, sloten daarop een verbond en trokken gezamenlijk naar Port-de-Vivre. Ombwana en Bon Espoir werden geplunderd maar de opstandelingen slaagden er niet in het fort te veroveren. Hiveria liet daarop versterkingen aanrukken en verjoeg de Kumangaanse krijgers uit de kolonie. Hierna brachten zij met behulp van hun militaire overwicht het grootste deel van Kumanga onder hun controle. In 1661 verklaarde Hiveria geheel Kumanga tot haar protectoraat, waarmee in feite het hele eiland onder haar bewind kwam te staan. In het noorden, waar het stamgebied van de Bombutu en de Frilandse handelsposten lagen, kreeg Hiveria echter weinig invloed.

18e eeuw:

Slavernij
Door de grote vraag uit Amerika, werden uit alle hoeken van Kumanga mensen aangeleverd om als slaven te worden verkocht. Meestal werden zij door rivaliserende stammen ontvoerd en daarna doorverkocht op de slavenmarkt van Port-de-Vivre. Vanuit de haven werden zij daarna verscheept naar Amerika; een tiende van hen overleefde deze overtocht niet. Deze praktijken zouden voortduren tot het einde van de 19e eeuw.

Machtswisseling
In 1794 brak de Hiveriaanse revolutie uit, waarbij koning Charles Concarneau werd gedood. Gouverneur Raoul Joubert, een afstammeling van de beroemde veldheer Ancel Joubert, bleef trouw aan de monarchie en weigerde de kolonie over te dragen aan het revolutionaire bewind. Een paar maanden later stuurde de nieuwe regering van Hiveria een leger naar Kumanga, dat echter bij Nouvelle-Valtrois werd verslagen door de koloniale troepenmacht van gouverneur Joubert. Ook een tweede poging mislukte, waardoor het nieuwe regime aanzienlijk gezichtsverlies leed. Pas toen Raoul Joubert het jaar daarop overleed aan malaria, besloot het Hiveriaanse koloniale leger de strijd te staken en de kolonie over te dragen aan de Revolutionaire Raad.

Hiveriaanse ontdekkingsreiziger op expeditie
langs de Djouvindo rivier (19e eeuw)

19e eeuw:

Vierde Frilands-Hiveriaanse Oorlog
In 1881 brak de Vierde Frilands-Hiveriaanse Oorlog uit. Voor het Hiveriaanse bestuur op Kumanga was dit een kans om het Frilandse protectoraat in het noorden van het eiland te veroveren, dat al twee eeuwen lang een twistpunt vormde tussen beide landen. Op 15 mei overschreed het Hiveriaanse koloniale leger de Odò en bezette zij Sunþhaim. Omdat Friland geen leger had op Kumanga, bestond de enige verdedigingsmacht uit een militie die haastig was samengesteld uit burgers met jachtwapens, in Friland ook wel "fulkshar" (volksleger of burgermilitie) genoemd. De Fulkshar besloot zich terug te trekken naar Berginstad, waarna het Hiveriaanse leger probleemloos Dannanburg veroverde en Berginstad binnentrok. In de smalle straten van de stad waren zij echter zwaar in het nadeel; de Fulkshar had hinderlagen gelegd en in hevige straatgevechten leden de Hiverianen zoveel verliezen, dat zij genoodzaakt waren zich terug te trekken.

De slag bij Mbangi
Na hun terugtocht over de Odò, besloten de Hiverianen hun tenten op te slaan bij Mbangi en daar te wachten op versterkingen van de Siba, Wahadi en Bombutu. Omdat zij zich in het gebied van de Bombutu bevonden, waren deze als eerste ter plaatse. Veel Bombutu hadden echter sympathie voor de Frilanders, met wie zij een betere band hadden dan met het koloniale bestuur. Een dag na de aankomst van de versterkingen, verscheen er een nieuwe groep Bombutu krijgers: deze waren het Hiveriaanse leger echter vijandig gezind. Ten zuiden van Mbangi kwam het tot een treffen, waarbij de Frilanders hun bondgenoten te hulp kwamen en het Hiveriaanse leger werd omsingeld. Er ontstond een massaslachting en slechts een klein deel van het Hiveriaanse leger wist te ontkomen door het oerwoud in te vluchten.

De afloop
De nederlaag bij Mbangi was voor de Kumanganen het bewijs dat zelfs een modern, Europees leger verslagen kon worden. Op veel plaatsen in Kumanga brak opstand uit, die voor de Hiverianen een tweede bedreiging ging vormen naast de Fulkshar en haar Bombutu bondgenoten. Het einde van de oorlog kwam voor het koloniale bestuur dan ook als een opluchting, omdat de Frilanders en de Bombutu hierdoor de strijd staakten en zij haar volle aandacht op de opstand kon gaan richten. Het zou echter tot 1883 duren voordat de rust in de kolonie was hersteld.

20e eeuw:

Kolonialisme en wereldoorlogen
Aan het begin van de 20e eeuw probeerden veel Europese mogendheden hun macht in Afrika te vergroten. Ook Hiveria deed een poging het huidige Nigeria in te lijven, maar moest het uiteindelijk aan Groot-Brittannië laten. De Eerste en Tweedee Wereldoorlog hadden weinig invloed in Kumanga, hoewel er tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de geallieerde invasies van Duits Togo en Kameroen abusievelijk vier Hiveriaanse schepen werden getorpedeerd.

Kumanga onafhankelijk
Na de Tweede Wereldoorlog braken er in Kumanga protesten uit tegen de koloniale overheersing. Hiveria, dat had geleerd van het bloedbad van Bahía del Palma, besloot daarom de kolonie op te geven: op 14 augustus 1961 verleende president Lejeune Kumanga de onafhankelijkheid. Gouverneur Sylvain Prideux droeg hierbij officieel de macht over aan het nieuw gekozen staatshoofd Temitope Bangoura. Het Hiveriaanse koloniale leger werd ontbonden; alleen in het zuidwesten bleef tijdelijk een bataljon van de Garde d'Acier gestationeerd om de Hiveriaanse burgers die daar woonden te kunnen beschermen tijdens de roerige overgangsperiode. Dit grotendeels Hiveriaanse gebied werd een autonome regio van het nieuwe, onafhankelijke Kumanga, waarbinnen ook de stamgebieden van de Bombutu, Siba en Wahadi een beperkte vorm van autonomie verkregen.

Frilands Kumanga ook autonome regio
Het nieuwe, onafhankelijke Kumanga eiste hierna dat ook het Frilandse dwergstaatje in het noordwesten zich bij haar zou aansluiten. De Frilandse Kumanganen weigerden dit en wendden zich tot Friland voor steun. Hoewel Frilands Kumanga niet officieël tot haar grondgebied behoorde, beschouwde Friland het wel als haar protectoraat en kwam het met een voorstel waarin Frilands Kumanga een onafhankelijke staat zou kunnen blijven en er alleen sprake zou zijn van economische samenwerking met het nieuwe Kumanga. Dit werd geweigerd en na zware internationale druk zwakte Friland het voorstel af tot een oplossing waarmee alle partijen uiteindelijk akkoord gingen: op 5 september 1961 gaf Frilands Kumanga haar onafhankelijkheid op en werd het een autonoom gebiedsdeel binnen de nieuwe republiek Kumanga, op voorwaarde dat de Frilandse identiteit van het gebied onaangetast zou blijven.

Mislukte staatsgreep door Atangana
Op 28 september 1961 werd het regeringsgebouw in de hoofdstad Port-de-Vivre plotseling aangevallen door rebellen van Efunsegun Atangana, een krijgsheer uit Okawesi die vond dat hij president had moeten worden in plaats van zijn rivaal Temitope Bangoura. Een Hiveriaanse helikopter slaagde erin president Bangoura in veiligheid te brengen terwijl het Kumangaanse regeringsleger met hulp van de Hiveriaanse Garde d'Acier de belegering van het regeringsgebouw beëindigde. Atangana begon daarop met het voeren van een guerrilla, die voortduurde tot diens dood in oktober 1962.

De Ogunti
President Temitope Bangoura, een lid van de Wahadi stam, bleef impopulair bij de Siba en de Bombutu. Sommigen van hen sloten zich daarom aan bij de Ogunti, een radicale organisatie die de macht in Kumanga wilde overnemen. In het begin hielden de Ogunti het bij het plegen van aanslagen, maar in 1968 werden hun aanvallen steeds professioneler en begonnen zij zich te bewapenen met zwaarder materieel, dat zij in het geheim van de Sovjet-Unie kochten. De steun voor de Ogunti was vooral groot in het noorden en het oosten van Kumanga, waar president Bangoura weinig invloed had.

Eerste Kumangaanse Burgeroorlog
Op 30 maart 1969 begonnen de Ogunti een grootscheepse aanval op Ntanga, waarbij zij onder meer gebruik maakten van MiG-19 straaljagers en T-54 tanks. Het Kumangaanse regeringsleger, dat de kracht en de middelen van de Ogunti zwaar had onderschat, werd teruggedreven en verloor de stad. In de maanden daarna verwierven de Ogunti de controle over de stamgebieden van de Bombutu, de Siba en het oostelijk deel van het Wahadi gebied. De Frilandse autonome regio gaf zich na een hevige strijd over op voorwaarde dat zij haar autonome status zou mogen behouden, wat de Ogunti accepteerden, mede doordat dit een dreigend ingrijpen van het Frilandse moederland voorkwam. Alleen het zuidwesten van Kumanga was nu nog in handen van de Kumangaanse regering.
        President Bangoura besloot Hiveria om hulp te vragen, dat daarop troepen stuurde om het regeringsleger bij te staan. Er volgde een tegenoffensief en de Ogunti werden in het noorden teruggedreven tot de Taragola rivier en in het oosten tot Ntanga, dat ondanks dagenlange strijd in handen van de Ogunti bleef.



Vernietigde tank van het Kumangaanse regeringsleger

De slag bij Tameso
In februari 1970 vielen de Ogunti de stad Tameso aan, waarbij een groot deel van het Hiveriaanse leger en het Kumangaanse regeringsleger vast kwam te zitten tussen Ntanga en Tameso. Ogunti MiG's voorkwamen luchtsteun en een evacuatie vanaf zee, waardoor het regeringsleger in de tang zat. Dit ondernam daarop een aanval op Tameso om zo een doorbraak naar het westen te forceren, maar slaagde hier niet in en moest zich overgeven.
        Door de nederlaag bij Tameso was de oorlog feitelijk beslist: de regeringstroepen in het oosten waren verslagen en die in het noorden waren gedwongen zich terug te trekken en de gehele Yagan-vlakte prijs te geven. De weg naar de hoofdstad lag nu wijd open.

De nederlaag
De Ogunti trokken het zuidoostelijk deel van Kumanga binnen en begingen daarbij wreedheden jegens de Hiveriaanse bevolking, die zij vereenzelvigden met de voormalige koloniale overheersing. Veel Hiverianen verlieten daarom het land of vluchtten verder naar het westen. De restanten van het Hiveriaanse leger verlieten Kumanga in wanorde, waarbij zij zoveel mogelijk Kumangaanse bondgenoten en Hiveriaanse burgers probeerden mee te nemen. De olievoorraad in Terrejaune werd in brand gestoken en het materieel dat niet op de schepen paste, werd in zee gedumpt zodat het niet in handen van de Ogunti kon vallen.

De val van Port-de-Vivre
De hoofdstad Port-de-Vivre was inmiddels veranderd in een vesting en werd van alle kanten omsingeld door de Ogunti. Hiveriaanse vliegtuigen hielden vanuit Nigeria een luchtbrug in stand: de Rue de Bottier, een lange, brede weg bij het station van Port-de-Vivre, werd daarbij gebruikt als landingsbaan. Een groot aantal mensen werd op die manier nog in veiligheid gebracht en verkreeg politiek asiel in Hiveria. Ook president Bangoura en de voltallige ministerraad ontkwamen zo. Op 3 april 1970 begonnen de Ogunti met de aanval op de stad, waarbij het handjevol regeringstroepen dat nog niet was gedeserteerd met gemak werd verslagen. Om kwart voor drie 's middags werd op het dak van het regeringsgebouw de Ogunti-vlag gehesen: Port-de-Vivre was gevallen.

Dictatuur en hongersnood
Na de overwinning van de Ogunti volgden honderden politieke moorden, ook werd bij iedereen die voor president Bangoura had gewerkt de rechterhand afgehakt. Generaal Kantigi Coulibaly riep zichzelf uit tot de nieuwe president van Kumanga; hij stelde Ogunti leden aan op machtsposities en verplaatste de hoofdstad naar Malibe, dat tegenwoordig nog steeds de hoofdstad is.
        Generaal Coulibaly, die zijn macht lang wist te handhaven, deed echter weinig om de economie uit het slop te trekken. In 1987 brak er een hongersnood uit die in Kumanga honderdduizenden levens eiste. De voedselhulp die de internationale gemeenschap stuurde, werd door generaal Coulibaly verkocht en met het geld liet hij twee paleizen, een winkelcentrum voor rijke toeristen en een gouden standbeeld voor zichzelf bouwen.

21e eeuw:

Democratie
Toen generaal Coulibaly in 2001 stierf, slaakte Kumanga een zucht van verlichting. Onder druk van de VN besloten de Ogunti verkiezingen uit te schrijven, die zij echter verloren. Toen zij daarop poogden de uitslag te vervalsen, besloot het leger, dat zich inmiddels van de Ogunti had afgekeerd, in te grijpen. Een drietal generaals pleegde een vreedzame staatsgreep en droeg daarna de macht over aan de democratisch gekozen regering van de nieuwe president Kolapo Abumoso. De Kumangaanse democratie is echter verre van stabiel en zij wordt sindsdien sterk op de proef gesteld door Ogunti rebellen en radicale Moslims van de Olodumare milities, die beiden voor flink wat onrust zorgen.

Mislukte staatsgreep door Olodumare milities
Op 14 december 2008 pleegden radicaal-Islamitische Olodumare milities een coup, waarbij meerdere bomaanslagen werden gepleegd en de steden Bazambu, Bobomale en Tabalume werden ingenomen. De hoofdstad Malibe werd belegerd, maar kon door het Kumangaanse regeringsleger worden ontzet. De staatsgreep was hiermee verijdeld en de Olodumare schakelden weer over op hun guerilla-tactieken van voorheen. Sindsdien blijven zij een gevaar vormen, vooral in het Wahadi stamgebied.

Tweede Kumangaanse Burgeroorlog
In februari 2013 deden de Ogunti een nieuwe greep naar de macht, ditmaal onder leiding van Sani Coulibaly, de kleinzoon van de in 2001 overleden dictator. In korte tijd veroverden zij het gehele Bombutu stamgebied en brachten het regeringsleger een zware slag toe bij Kwana. In het stamgebied van de Siba braken vervolgens ook gevechten uit tussen Ogunti-aanhangers en regeringstroepen, zelfs voor het paleis van president Mabuwasi in de hoofdstad Malibe.

Chaos na de inname van Kwana
Regeringstroepen bij Mbangi

Nederlaag bij Mbangi
Door de verovering van het Bombutu stamgebied, raakte de Frilandse autonome regio afgesneden van het vrije deel van Kumanga. Omdat het regeringsleger in het noorden ernstig was verzwakt, rustte de verdediging van deze kleine regio bijna volledig op haar particuliere militietroepen, de Frilands-Kumangaanse Landweer (FKL). Eenheden hiervan voegden zich bij restanten van het regeringsleger in Mbangi, een Bombutu stad bij de Odò rivier, om daar het Ogunti-offensief tot staan te kunnen brengen.
        Op 21 maart, na drie dagen van zware strijd, viel Mbangi uiteindelijk toch in handen van de Ogunti, die ver in de meerderheid waren. Zij richtten hierbij een slachting aan, zowel onder burgers als onder gevangen genomen FKL- en regeringstroepen. De nederlaag bij Mbangi betekende niet alleen de totale vernietiging van alle regeringstroepen in het noorden van Kumanga, maar ook een gevoelige klap voor de FKL, die hierna in de verdediging werd gedwongen en genoodzaakt was zich terug te trekken achter de Odò.

Het bloedbad van Sunþhaim
Direct aan de Odò lag het strategisch gelegen Sunþhaim, de toegangspoort tot Frilands Kumanga. Hier braken dagenlange gevechten uit tussen Ogunti rebellen en haastig verzamelde, slecht uitgeruste FKL-milities. Na een verbeten, maar ongelijke strijd, werden alle FKL-eenheden in de stad vernietigd en op 26 maart viel Sunþhaim in handen van de Ogunti. Deze onderwierpen de stad aan gruwelijke moordpartijen en plunderingen. Een groot deel van de burgers van Sunþhaim kwam hierbij om het leven en het gehele zuidoosten van de Frilandse autonome regio werd bezet.

Frilands Kumanga op instorten
De FKL verschansde zich hierna in fort Storfasten aan de Rauda Flaut, maar na zware gevechten bleek ook deze positie onhoudbaar. Op 31 maart trok zij zich daarom terug achter de Runbak-linie, een rij verdedigingswerken langs de gelijknamige rivier. Onderdeel van deze linie was het strategisch gelegen Dannanburg, dat het ene na het andere Ogunti-offensief te verduren kreeg. Ondanks zware verliezen, probeerde de FKL hier tegen elke prijs stand te houden, omdat de val van Dannanburg voor de Ogunti de weg zou vrijmaken naar Berginstad, de hoofdstad van de Frilandse autonome regio. Als dat gebeurde, zou dat het einde van Frilands Kumanga betekenen.

Ogunti-rebellen in Sunþhaim
FKL-militieleden trekken een gewonde burger uit de vuurlijn in Dannanburg

Kritieke situatie
In de rest van Kumanga was de situatie al even ernstig: de helft van het land was inmiddels door de Ogunti onder de voet gelopen en in het Wahadi stamgebied maakten de radicaal-Islamitische Olodumare milities van de gelegenheid gebruik om daar de macht te grijpen. De democratisch gekozen regering van president Kwame Mabuwasi kon alleen nog rekenen op het zuiden van het Siba stamgebied, de Frilandse en Hiveriaanse autonome regio's en op de restanten van het regeringsleger, dat met grote moeite stand wist te houden aan de zuidkust en in het gebied rond de hoofdstad. De president deed daarom een wanhopige oproep aan de Verenigde Naties om militair in te grijpen. Door onderlinge verdeeldheid bleef deze hulp vooralsnog uit.

Frilandse hulp
Om te voorkomen dat Frilands Kumanga tenonder zou gaan, besloot het Frilandse moederland in het geheim hulp te bieden. Omdat zij hiervoor niet over het benodigde VN-mandaat beschikte, bleef zij dit echter ontkennen. In de haven van Berginstad arriveerden Frilandse schepen met voedsel, medicijnen, benzine, munitie, wapens en zelfs een aantal verouderde pantserwagens, tanks en helikopters van Russische makelij. Daarnaast arriveerden er enkele honderden 'vrijwilligers,' in werkelijkheid militairen van de Frilandse Rikshar om de FKL te versterken en te hervormen tot een professionele krijgsmacht. Mede hierdoor wist de Runbak-linie stand te houden en werd op 3 april de slag om Dannanburg gewonnen door de FKL.

FKL tegenoffensief
Door hun zware nederlaag bij Dannanburg, waren de Ogunti verzwakt en ondernam de FKL een tegenoffensief. Door haar betere training, wapens en materieel, slaagde zij erin het door de Ogunti bezette deel van Frilands Kumanga binnen enkele dagen te bevrijden. Vooral sterke, nieuwgevormde eenheden als het Laujanferhaup ("Leeuwenbataljon") en het Nashurnferhaup ("Neushoornbataljon") speelden hierbij een belangrijke rol. Op 8 april werd de rivier Odò bereikt en de grensplaats Sunþhaim bevrijd. Hier trof de FKL een massagraf aan, met daarin honderden lichamen van Frilandse Kumanganen en Bombutu-vluchtelingen.

FKL-pantserwagens in bevrijd Sunþhaim
Straatgevechten in Kwana: FKL-troepen zuiveren een straat van Ogunti rebellen

De slag om Kwana
De FKL stopte niet bij de Odò, maar stootte door tot aan de Taragola en bevrijdde een groot deel van het Bombutu stamgebied. De Ogunti hergroepeerden zich bij Kwana, waar zeer zware gevechten uitbraken toen de FKL de stad kwam belegeren. Beide zijden namen hierbij geen gevangenen en waren uit op elkaars totale vernietiging. De Ogunti beschikten hierbij over meer dan tweemaal zoveel troepen als de FKL. Desondanks slaagde de beter uitgeruste FKL erin de Ogunti te verslaan en op 15 april de stad te bevrijden. Met de gruwelen van Sunþhaim nog vers in het geheugen, liet de FKL geen enkele Ogunti levend ontsnappen.

Amerikaanse luchtsteun
De Verenigde Staten, die de anti-Westerse Ogunti en de radicaal-Islamitische Olodumare absoluut niet aan de macht wilden zien in Kumanga, ontvingen diezelfde dag een mandaat van de VN-veiligheidsraad voor het geven van noodhulp en het uitvoeren van luchtaanvallen op de rebellen. Deze aanvallen begonnen op 20 april en brachten de Ogunti en Olodumare zware verliezen toe. De FKL en het Kumangaanse regeringsleger konden hierdoor binnen enkele dagen grote delen van Kumanga bevrijden. Op 25 april volgde de genadeklap: Sani Coulibaly, de leider van de Ogunti rebellen, werd gedood bij een Amerikaanse luchtaanval nabij het stadje Abundi.

Terugkeer naar de vooroorlogse situatie
Coulibaly werd opgevolgd door Mwene Kilongo, die zich terugtrok in de jungle en terugviel op de guerilla-tactieken van voor de oorlog. De Olodumare volgden dit voorbeeld. Op 27 april om 7:15 's ochtends, ontmoetten FKL-milities uit het noorden en regeringstroepen uit het zuiden elkaar bij Okawesi en was geheel Kumanga bevrijd. Hiermee kwam er een einde aan de Tweede Kumangaanse Burgeroorlog, al bleven de Ogunti en Olodumare, net als voor de oorlog, in grote delen van het land een onzichtbare bedreiging vormen.

Noodhulp voor de bevolking van Bazambu
Regeringstroepen vieren de overwinning


Plaatsen in Kumanga


De meeste plaatsnamen zijn in de Bombutu, Siba of Wahadi dialecten van het Kumangaans. De Arabische plaatsnamen dateren uit het koninkrijk Olanrewaju (15e eeuw) en Franse en Frilandse plaatsnamen uit de tijd van de Hiveriaanse en Frilandse aanwezigheid op het eiland.



Siba vrouwen bij Tameso
Abu Achmad
Abundi
Al Shala
Badanbasa
Bazambu
Benashi
Berginstad (Kumangaanse naam: Ilubergi)
Bobomale
Bon Espoir (Kumangaanse naam: Banakisi)
Bushanti
Dannanburg (Kumangaanse naam: Atokigi)
Djalubwe
Igwumambu
Jabushi
Jamela
Kalil as Zawr
Kasim
Koigala
Komongo
Kwana
Malibe
Mbangi
Molebata
Ngala: was in de 16e eeuw de hoofdstad van het koninkrijk Simisola
Nouvelle-Valtrois (Kumangaanse naam: Mboulowa)
Ntanga
Okawesi
Ombwana
Oshome
Ovandu
Port-de-Vivre (Kumangaanse naam: Kwilabango): de voormalige hoofdstad van Kumanga
Sunþhaim (Kumangaanse naam: Ilégusu)
Tabalume
Tameso
Terrejaune (Kumangaanse naam: Kumala)
Ukwanza



Terrein

Bergen
Botsambi (1100 meter)
Libanja (1210 meter)
Umyana (1150 meter)

Rivieren
Benu
Djouvindo
Nigana
Odò
Taragola

Overig
Oshambo mangrove
Yagan-vlakte

Bijzondere plaatsen

Iboji Ajanaku: groot olifantenkerkhof op de oostelijke Yagan-vlakte.
Ile Oba: het paleis van koning Simisola uit de 16e eeuw.
Okuta petroglyphs: rotstekeningen van de eerste bewoners van Kumanga.