Santo Phelipe




Inwoners: 180.000
Hoofdstad: Colomundo
Regeringsvorm: militaire dictatuur
Talen: Spaans, Phelipés, Frans, Nederlands
Godsdienst: Katholicisme (75%), Protestantisme (10%), overig (15%)
Munteenheid: Phelipaanse peso (0,05 euro)

Algemene informatie
Santo Phelipe bestaat uit het grote eiland Santo Phelipe en het kleinere eiland Isla Albero. Het land is een dictatuur en wordt geleid door een junta. Het merendeel van de bevolking leeft in armoede en de verschillen tussen arm en rijk zijn zeer groot. Een ander groot probleem is de corruptie op de eilanden. De belangrijkste inkomstenbron is het toerisme.

Locatie
Santo Phelipe ligt voor de kust van Venezuela, tussen Bonaire (Nederland) en Islas Los Roques (Venezuela), iets ten zuiden van Islas Las Aves (Venezuela).


Bevolking
Het merendeel van de inwoners van Santo Phelipe is van gemengde komaf. Ook zijn er door de vroegere slavernij veel mensen van Afrikaanse herkomst en wonen er op veel plaatsen nog Inheemse Amerikanen (Carib), de oorspronkelijke bevolking van Santo Phelipe. Een minderheid van de bevolking (6%) wordt gevormd door Europeanen: dit zijn vooral Spanjaarden, Nederlanders en Hiverianen die na de dekolonisatie op Santo Phelipe zijn blijven wonen.

Cultuur
De Santo Phelipese cultuur is ontstaan uit zeer veel verschillende invloeden: Inheemse Amerikanen, Afrikanen, Spanjaarden, Nederlanders en Hiverianen hebben allemaal hun sporen nagelaten op de eilanden. Niet alleen in veel gebruiken, maar ook in de muziek en de keuken van Santo Phelipe. De stad Pueribo staat bovendien bekend om haar levendige jazz-scene. Naast carnaval en de meeste Katholieke feestdagen, wordt op 10 december Día de la Independencia ("Onafhankelijkheidsdag") gevierd, de dag waarop José Mendez in 1960 het eiland Isla Albero onafhankelijk verklaarde. In het voormalige Nederlandse deel van Santo Phelipe viert men op 5 december ook het Sinterklaasfeest.

Godsdienst
Het merendeel van de Santo Phelipanen is Katholiek, wat zo is gekomen door de Spaanse en (later) Hiveriaanse overheersing. In het westen van het eiland Santo Phelipe, waar vroeger de Nederlandse kolonie Nieuw-Overijssel lag, is een Protestantse minderheid. De overige religies zijn Islam, Boeddhisme en natuurgodsdiensten. Een klein aantal mensen is niet religieus.

Talen
De officiële taal van Santo Phelipe is het Spaans, wat bijna elke inwoner kan spreken. Een klein aantal mensen spreekt thuis Nederlands of Frans.
        Naast het Spaans is de belangrijkste taal het Phelipés, wat het merendeel van de bevolking in het dagelijks leven gebruikt. Het Phelipés is een Creoolse taal die erg veel op het Spaans lijkt. Ook kent het veel leenwoorden uit Afrikaanse en Caribische talen. Veel plaatsnamen op de eilanden zijn in het Phelipés.

Politie en leger
In Santo Phelipe is de politie een onderdeel van het leger, net als de regering en de rechtbanken. Het Leger van Santo Phelipe ("Ejército de Santo Phelipe") is omvangrijk, maar slecht getraind en uitgerust. De luchtmacht beschikt over een klein aantal vliegtuigen en helikopters en de marine over vier kleine patrouilleschepen.


Geschiedenis van Santo Phelipe


Het prekoloniale tijdperk:

De eerste bewoners
Wanneer de eerste mensen Santo Phelipe en Isla Albero bereikten is niet bekend, maar de oudste inwoners van de eilanden waren de Arowak.
        Rond de 15e eeuw bereikte een ander volk de eilanden: de Cariben. Zij veroverden de meeste Arowak dorpen en binnen korte tijd waren beide eilanden in hun bezit. De Cariben waren vooral goede krijgers en scheepsbouwers. Helaas zijn er weinig details over hen bekend, afgezien van enkele Spaanse bronnen.

16e eeuw:

De komst van de Spanjaarden
In 1502 verschenen er drie Spaanse schepen aan de kim; aan boord bevond zich de ontdekkingsreiziger Hernando Alvarez, die zowel Santo Phelipe als Isla Albero opeiste namens koningin Isabella I. Op beide eilanden stichtte hij handelsposten, die later zouden uitgroeien tot de steden Pueribo en Colomundo. Ook liet hij er een aantal soldaten achter en haalde hij de leiders van de Carib over zich tot het Christendom te bekeren. De dure geschenken die hij hen hiervoor aanbood, wogen daarbij waarschijnlijk zwaarder dan hun vroomheid.
        Twee jaar later keerde Alvarez terug; als beloning voor zijn goede diensten, was hij tot gouverneur van beide eilanden benoemd. De inheemse bevolking, die aanvankelijk vol ontzag was voor de vreemde mensen en hun rare uitvindingen, begon de Spanjaarden echter zat te worden: niet alleen waren zij de zeggenschap over hun land verloren maar bovendien werden velen van hen tot slaaf gemaakt om de nieuwe koloniën te helpen opbouwen.



De aankomst van Hernando Alvarez

De opstand van de Carib
In 1511 sloeg uiteindelijk de vlam in de pan: nadat Alvarez een ongehoorzame leider van de Carib had laten doden, kwam de inheemse bevolking in opstand. De kleine Spaanse verdedigingsmacht werd overrompeld en Colomundo ging in vlammen op. Hernando Alvarez viel in handen van de opstandelingen; volgens de "Crónica de Rebelión en Santo Phelipe" gebeurde daarop het volgende:
        'De wilden stopten Alvarez samen met een tiental gevangen soldaten in een grote kookpot en aten hen vervolgens op. Van zijn schedel maakten zij een drinkbekertje.'
        Later onderzoek wees uit dat het kannibalismeverhaal was verzonnen en dat Alvarez was omgekomen bij een simpele schermutseling in Rio Fernando. Het verhaal van de nobele ontdekkingsreiziger die door wilden was opgepeuzeld, miste zijn uitwerking echter niet: er werden versterkingen gestuurd onder de nieuwe gouverneur Santiago Lopez, die een ware slachting aanrichtte onder de Carib en hen verjoeg naar het oerwoud van Santo Phelipe. Hier bevond zich Yucayeque, het laatste bolwerk van de Carib, dat hoog in de heuvels lag en mijlenver over het oerwoud uitkeek.

De Spaanse overwinning
In Yucayeque wist Warawáo, een krijgsheer van de Carib, zich nog enkele tientallen jaren te handhaven. Pas in 1573 bereikte een Spaanse legermacht het bolwerk en eisten zij de overgave van Yucayeque. Warawáo, die er al die tijd in was geslaagd de Spanjaarden buiten de deur te houden, zag in dat hij deze strijd niet meer kon winnen en beloofde de Spanjaarden zich aan hen te zullen onderwerpen. De laatste vrije Carib legden hun wapens neer en verlieten de burcht; de meeste van hen vestigden zich in het nabijgelegen San Pueblo, waar hun afstammelingen nog steeds te vinden zijn.

17e eeuw:

Nederlanders op Santo Phelipe
In de 17e eeuw was de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en Nederland in volle gang. Ook in het Caraïbisch gebied waren de gevolgen hiervan te merken: zo ondernamen Nederlandse schepen verscheidene aanvallen op de Spaanse koloniën aldaar. In 1647 landde een kleine aanvalsmacht van de West-Indische Compagnie (WIC) op Santo Phelipe en veroverde de westkust van het eiland. Na enkele schermutselingen werd in 1648 de Vrede van Münster getekend, die ook in het Caraïbisch gebied een einde maakte aan de vijandelijkheden: de westkust van Santo Phelipe werd hierdoor een Nederlandse kolonie terwijl de rest Spaans bleef. De grens van het toenmalige Nederlandse gebied liep enigszins parallel aan de huidige snelweg tussen Nieuwstad en Don Pedro.
        De Nederlandse kolonie werd "Nieuw-Overijssel" genoemd en bestuurd door de WIC. Langs de kust werd een factorij gesticht met de naam Batavia en in het zuiden verrees Fort Nassau, dat moest dienen als bolwerk tegen piraterij. De gouverneur van de nieuwe kolonie werd Adriaan Janszoon van Roussellaere; onder zijn leiding groeide Nieuw-Overijssel uit tot een belangrijk steunpunt van de WIC en verrezen er meerdere welvarende nederzettingen, waaronder de huidige steden Willemsburg en Statendam.



Hiveriaanse plantage bij Colomundo

Hiveriaanse kolonie
In de 17e eeuw begon de Spaanse macht te tanen en kwam het land in geldnood. Spanje besloot daarom in 1668 Isla Albero en Santo Phelipe aan Hiveria te verkopen, tot protest van de inheemse bevolking en de Spaanse kolonisten. De eilanden, met uitzondering van de Nederlandse kolonie Nieuw-Overijssel, kregen een Hiveriaanse gouverneur. Ook werd het Frans de officiële taal, hoewel het Spaans de belangrijkste taal bleef op de eilanden en ook de plaatsnamen grotendeels ongewijzigd bleven.
        Hiveria stichtte suikerplantages op de eilanden, waar eerst Carib en later Afrikaanse slaven te werk werden gesteld. Ook de slavenhandel, die al onder de Spanjaarden was begonnen, werd een belangrijke bezigheid.

Piraterij
Hoewel men in Europa volop profiteerde van de koloniën, was de armoede op de eilanden zelf zeer groot. Veel Spaanse en Hiveriaanse kolonisten gingen daarom op kleine schaal piraterij bedrijven vanuit verborgen nederzettingen in het oerwoud van Isla Albero. Ook ontsnapte slaven vonden hier een veilig toevluchtsoord.
        Tegen het einde van de 17e eeuw ontstond Puerto Grande, een beruchte haven van waaruit de piraten een groot deel van het Caraïbisch gebied onveilig maakten. Hun aanvoerder, Pablo Devereux, werd "Halfbeen" genoemd omdat hij bij een gevecht op zee zijn onderbeen was verloren.

18e eeuw:

De slavenopstand
In de 18e eeuw hadden de eilanden zich steeds meer ontwikkeld tot doorvoerhavens voor slaven uit Afrika. Vooral op het eiland Santo Phelipe waren zeer veel slaven, die meestal slecht werden behandeld.
        In 1712 barstte dan ook de bom: op de slavenmarkt van Pueribo keerde een groep van dertig slaven zich tegen hun "eigenaar" en doodde hem. Er brak paniek uit en in de chaos wisten bijna tweehonderd slaven te ontvluchten. Tuamanguluka, een jonge, charismatische man uit West-Afrika, wist de slaven ertoe te bewegen de plaatselijke kazerne aan te vallen. Het Hiveriaanse koloniale leger had daar een flinke hoeveelheid wapens opgeslagen, die allemaal in handen van de slaven vielen. De soldaten, die zich vrijwel zonder slag of stoot hadden overgegeven, kregen kettingen om en werden door Tuamanguluka aan het werk gezet, tot groot plezier van de andere ontsnapte slaven.
        Vanuit de goed verdedigbare kazerne ondernamen de opstandelingen plundertochten door de straten van Pueribo, waarbij menig huis in vlammen opging en grote aantallen slaven werden bevrijd. Al snel was in heel Pueribo totale chaos uitgebroken en waren haar bewoners overgeleverd aan de genade van de opstandelingen.

Het einde van de opstand
De restanten van het Pueribaanse garnizoen hadden bij hun pogingen de orde te herstellen zware verliezen geleden en trokken zich terug naar het leeggeplunderde gouvernementsgebouw, dat gouverneur Charles Dupont was ontvlucht om versterkingen te gaan halen in Los Plañados en Otraguay. De dag erna loodste gouverneur Dupont deze versterkingen het westen van de stad binnen en wist hij door te breken tot het gouvernementsgebouw, dat inmiddels werd belegerd door de opstandelingen. De overmacht aan soldaten slaagde erin de menigte uiteen te drijven en ontzette het Pueribaanse garnizoen. Hierna zetten zij koers naar de kazerne en heroverden het met behulp van hun kanonnen. Tuamanguluka werd gevangen genomen en opgehangen op het Place du Roi François, maar dankzij hem hadden honderden slaven hun vrijheid herwonnen: de meeste van hen ontkwamen naar het dunbevolkte oostelijk deel van Santo Phelipe, waar de autoriteiten hen niet meer konden achterhalen.



Het Hiveriaanse koloniale leger bij Pueribo

De inname van Puerto Grande
Omdat het piratenbolwerk Puerto Grande de handel in gevaar bracht, besloten Nederland en Hiveria in 1750 met een gezamenlijke vloot de zeerovers te verslaan en Puerto Grande te veroveren.
        Langs de noordoostkust van Isla Albero stuitten zij op de piratenvloot; deze bleek sterker dan gedacht en in het daaropvolgende gevecht verloor de Hiveriaans-Nederlandse vloot vijf schepen. Ook liepen de "Étoile", "Incassable", "Westvrieslant" en "Trouwheijd" dusdanige averij op dat zij zich moesten terugtrekken naar de haven van Colomundo. Een zestal Portugese oorlogsbodems, dat toevallig in de buurt was, kwam te hulp en beïnvloedde de balans in het nadeel van de piraten. Het merendeel van de piratenvloot werd tot zinken gebracht en Puerto Grande werd in brand geschoten. Hoewel de piraterij vanuit andere plaatsen nog een aantal decennia zou voortduren, was de macht van het piratenbolwerk voorgoed gebroken en wisten grondtroepen van het Hiveriaanse koloniale leger de stad een week later in te nemen.

Machtswisselingen
Het einde van de 18e eeuw wordt gekenmerkt door meerdere machtswisselingen: zo brak in 1794 de Hiveriaanse revolutie uit. De koningsgezinde gouverneur Rochefort bleef trouw aan het oude gezag, maar in augustus van dat jaar deed de dood van de Hiveriaanse koning en het uitroepen van de republiek hem besluiten zijn functie neer te leggen ten gunste van zijn opvolger gouverneur Michèl, die was aangesteld door het nieuwe gezag.
        In 1792 werd de WIC opgeheven, waardoor Nieuw-Overijssel werd overgedragen aan de Nederlandse overheid. Niet lang daarna werd het Europese grondgebied van Nederland veroverd door Frankrijk, waardoor Groot-Brittannië in 1798 besloot tijdelijk de controle over de verweesde Nederlandse kolonie over te nemen, al was het maar om te voorkomen dat het pro-Franse Hiveria er anders mee aan de haal ging. In 1815 werd Nieuw-Overijssel weer overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten.

19e eeuw:

Vulkaanuitbarsting op Isla Albero
Het eiland Isla Albero is gevormd door de 1100 meter hoge vulkaan Monte Maria, die nog steeds actief is. In 1863 barstte de Monte Maria uit en moest Isla Albero geëvacueerd worden. Colomundo bleef grotendeels gespaard maar Juandor werd bijna met de grond gelijk gemaakt: 600 mensen verloren hierbij het leven.

Zeeslag bij Colomundo
In 1881 brak de Vierde Frilands-Hiveriaanse Oorlog uit tussen Friland en Hiveria. Hoewel deze oorlog grotendeels in het verre Europa werd uitgevochten, deed er zich bij Colomundo op 6 juni 1881 toch een incident voor:
        Het Frilandse pantserschip "FS Anstarburg" raakte in nabijheid van de haven in gevecht met de "NRH Afrique". Twee uur lang bestookten beide schepen elkaar met kanonvuur, tot uiteindelijk de "Afrique" onder de golven verdween. De "Anstarburg" had echter zware averij opgelopen aan de schroef en kon daardoor niet meer weg. Kapitein Gaizberht Friþrikssun liet hierop het schip evacueren en opblazen, zodat het niet in handen van de vijand zou vallen. De Frilandse kapitein en zijn matrozen werden uit het water gevist en zouden tot het einde van de oorlog als gevangenen op Isla Albero vertoeven.

Afschaffing slavernij
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond in Hiveria een discussie over de afschaffing van de slavernij. Dit zorgde in het thuisland al voor verhitte debatten maar in de koloniën, waar de slavernij een nog veel grotere rol speelde, dreigde de situatie nog erger te escaleren. Her en der braken rellen uit en werd de slavenhandel uit veiligheidsoverwegingen tijdelijk stilgelegd. Uiteindelijk besloot president Jaquin de slavernij officieel af te schaffen en moesten de voormalige slaven worden vrijgelaten.

20e eeuw:

Het einde van Nieuw-Overijssel
Nederlandse stelling bij Willemsburg,
oktober 1935
Hoewel er in Nieuw-Overijssel veel Nederlandse kolonisten woonden, was het merendeel van de inwoners Spaanstalig. Velen van hen waren ontevreden over de armoede in de kolonie en voelden zich maar weinig verbonden met Nederland. Na de Beurskrach van 1929 en de hoge werkloosheid die daarop volgde, werd de ontevredenheid zo groot dat de bevolking in opstand kwam.
        Op 8 september 1935 braken er rellen uit in Willemsburg, Statendam en Batavia. Zowel gouverneur Van Heemskercken als de Nederlandse overheid onderschatten het probleem, waardoor de opstand zich uitbreidde. Pas een week later werd besloten het leger in te zetten, maar dat ondervond zoveel tegenstand van de opstandelingen dat het zich moest terugtrekken naar Westpunt, waar het zou wachten op versterkingen uit Europa. Op 6 december 1935 besloot het kabinet-Colijn III echter dat de armoedige kolonie de moeite en hoge kosten van een militaire operatie niet waard was: de koloniale troepen vertrokken en Nieuw-Overijssel werd verkocht aan Hiveria onder het motto: "Waarom moeilijk doen als je de boel gewoon kunt verpatsen?"
        De Hiverianen, die over een sterkere koloniale troepenmacht beschikten, wisten de opstand na een maand te beteugelen. Hierbij kwamen 21 soldaten en 260 burgers om het leven.

Onafhankelijkheidsstrijd
Toen na de Tweede Wereldoorlog steeds meer Europese landen hun koloniën opgaven, wilden ook de Hiveriaanse koloniën hun onafhankelijkheid. De regering in St. Gérard weigerde dit, wat voor oproer zorgde in zowel Colomundo als Pueribo. José Mendez, een plaatselijk politicus, besloot op 10 december 1960 het eiland Isla Albero eenzijdig onafhankelijk te verklaren. Op Santo Phelipe werd dit voorkomen door een sterk garnizoen van het Hiveriaanse koloniale leger, dat elke vorm van oppositie oppakte en gevangen zette. Yves Boutrebois, de president van Hiveria, stuurde versterkingen uit het Europese thuisland om Isla Albero terug te veroveren en de orde te herstellen.
        De operatie werd geleid door generaal Marc Quichet, die net als president Boutrebois een echte hardliner was. Nadat hij met zijn leger in Colomundo was geland, liet hij Mendez gevangen nemen en beschoten zijn troepen elk huis waarvan zij vermoedden dat er opstandelingen zaten.

Het bloedbad van Bahía del Palma
Nadat Colomundo onder controle was gebracht, trokken de Hiveriaanse soldaten naar het noordoosten om de opstandige dorpen Buena Rosa en Bahía del Palma in te nemen. Toen zij bij het binnentrekken van Bahía del Palma werden beschoten, besloot generaal Quichet een voorbeeld te stellen door het dorp te beschieten met mortier- en mitrailleurvuur. Hierna liet hij de huizen in brand steken en een aantal waterputten vergiftigen. Het aantal onschuldige slachtoffers dat hierbij viel, was enorm.

Santo Phelipe onafhankelijk
Landing van Hiveriaanse troepen bij Colomundo, 4 januari 1961
De gebeurtenissen in Bahía del Palma leverden Hiveria scherpe internationale kritiek op. Ook in eigen land kreeg president Boutrebois het zwaar te verduren en werd hij nog geen week later afgezet. De nieuwe president, Jacques Lejeune, stond Isla Albero toe onafhankelijk te worden. Een jaar later verkreeg ook het eiland Santo Phelipe haar onafhankelijkheid, nadat de bevolking in een referendum voor afscheiding had gekozen. Beide eilanden besloten samen verder te gaan onder één naam: Santo Phelipe. José Mendez werd tot president gekozen.

Burgeroorlog
Nog geen week nadat José Mendez president was geworden, kondigde hij acties aan tegen de drugshandel op de eilanden. Figo Tarragona, die bekend stond als de "cocaïnekoning van Santo Phelipe", liet daarom een aanslag plegen op Mendez: deze kwam de dag erna om het leven door een autobom.
        Zowel Tarragona als de communistische partij deden vervolgens een greep naar de macht, wat onrust veroorzaakte bij veel landen in de regio. Vooral de Verenigde Staten zaten niet te wachten op een regering van drugsbaronnen of communisten, dus de CIA leverde in het geheim steun aan een groep militairen onder leiding van generaal Buenito Marcos. Generaal Marcos pleegde een staatsgreep en bracht Colomundo, Pueribo, het westelijk deel van Santo Phelipe en de belangrijkste havens onder zijn controle. Het oosten van Santo Phelipe en het grootste deel van Isla Albero bleven echter in handen van de communisten en de milities van Tarragona. Er brak een burgeroorlog uit die meer dan een jaar zou duren en talloze burgers het leven kostte. Pas in 1963 waren beide eilanden volledig onder controle van generaal Marcos en keerde de rust weer.

21e eeuw:

Dictatuur
Na de overwinning was de junta echter niet van plan de macht weer over te dragen aan het volk en riep generaal Marcos zich uit tot alleenheerser over Santo Phelipe. De militaire dictatuur bleef bestaan tot Marcos' dood in 2003, waarna diens zoon Gonzalo Marcos verkiezingen uitschreef. De vreugde hierover was echter van korte duur toen bleek dat Gonzalo Marcos de verkiezingen had gewonnen met de onwaarschijnlijke uitslag van 100% van de stemmen. Marcos bedankte het volk voor haar vertrouwen, ruimde voor de zekerheid nog wat politieke tegenstanders uit de weg en benoemde zichzelf daarna tot generalissimo voor het leven. Santo Phelipe staat dan ook niet geheel ten onrechte bekend als de grootste bananenrepubliek van het westelijk halfrond.


Plaatsen in Santo Phelipe


Veel plaatsnamen zijn in het Spaans of in het Phelipés, de inheemse taal van Santo Phelipe. Sommige plaatsen hebben ook een Franse naam, die dateert uit de Hiveriaanse periode (1668-1961). Daarnaast zijn er in het westen van Santo Phelipe veel plaatsnamen uit de Nederlandse periode (1647-1935).



Isla Albero

Bahía del Palma: de gebeurtenissen in dit kleine dorpje speelden een belangrijke rol in de onafhankelijkheidsoorlog.
Buena Rosa
Colomundo (Frans: Colmonde): de hoofdstad van Santo Phelipe.
Juandor: in 1863 kwamen hier 600 mensen om het leven bij een uitbarsting van de Monte Maria.
Puerto Grande: deze plaats was vroeger een bekend zeeroversbolwerk.



Het strand van Banaquilla
Santo Phelipe

Banaquilla (Frans: Beaucité Nouveau)
Batavia (Phelipés: Batta)
Castellas
Don Pedro
Guachada
Los Plañados (Frans: Côtebourg)
Mouyera
Nieuwstad (Phelipés: Stadi)
Nueva Cartago
Otraguay (Frans: Otrage)
Pueribo (Frans: Françoisville): na Colomundo de grootste stad van Santo Phelipe.
Rio Fernando
San Pueblo
Statendam (Phelipés: Presa Estado)
Viejo Catarina
Westpunt (Phelipés: Punto)
Willemsburg (Phelipés: Burgo)



Bijzondere plaatsen

Fort Nassau: voormalig Nederlands fort langs de oostkust van Santo Phelipe, tegenwoordig opengesteld voor toeristen.
Monte Maria: actieve vulkaan van 1100 meter hoog op Isla Albero.
Yucayeque: de ruïnes van het laatste bolwerk van de Carib, waar krijgsheer Warawáo zich in 1573 overgaf aan de Spanjaarden.