begin inhoud volgende terug

Theologen.



De Christelijke theologen en geestelijken hebben de eeuwen door zich bezig gehouden met de godsdienst. Ze hebben zich afgemat om alles over de Bijbel te weten, en om alles in de Bijbel te kunnen verklaren. Zodoende hebben ze door de eeuwen heen veel bijgedragen aan de vorming van de christelijke cultuur, en het ontstaan van de christelijke wereld, maar ze waren altijd kinderen van hun tijd, zoals ook wij nu, en hadden daarom, net als iedereen, hun beperkingen.

De geldende gedachten over geesten, spoken; allerlei magie en bijgeloof werd ook door de theologen voor waar aangenomen. De processen tegen heksen, bijvoorbeeld, werden vaak door de geestelijkheid gesteund; gewoon omdat ook de geestelijkheid in heksen geloofde, en meende deze wantoestand te moeten rechtzetten. Ook allerlei andere vormen van bijgeloof, welke gemeengoed waren van alle mensen, werden door de geestelijkheid niet onderkend als zijnde bijgeloof. Men was zich absoluut niet bewust bijgelovig te zijn. Dit is een van de belangrijkste feiten in de geschiedenis van het christendom. Er is nog nooit een mens op aarde geweest die zichzelf bijgelovig vond.

Men was niet in staat een gedachte van heidense oorsprong, als zodanig te onderscheiden. Alleen het beter verstaan van de Bijbel hebben hier met de tijd een verandering in gebracht. Hierom zijn zowel de veranderingen in het jodendom, alsook in het christendom heel langzaam geweest.

Als we de ontwikkeling van het jodendom nemen, dan zien we dat de Joden de tijd van Mozes tot de ballingschap nodig hebben gehad om zich te ontdoen van de sterkste invloed van heidendom en afgoden. In deze periode waren de joodse priesters de Baäl net zo toegedaan als de rest van het volk. Toch mag aangenomen worden dat toen de priesters en de levieten meer de wet en de profeten lazen dan het gewone volk. Het heidendom waar ze in opgegroeid waren en ook door ingekapseld, vertroebelde als het ware hun verstand waardoor ze niet inzagen dat de Baäl, met zijn ritueel en magie, een fictie was.

Het jodendom heeft ongeveer duizend jaar nodig gehad om zich van de ergste invloed van het heidendom te ontdoen. Na Ezra en Nehemia hebben ze nooit meer de Baäl gediend, en werden de heilige boeken nijver bestudeerd, en wedijverden de verschillende stromingen in het volgen en vertolken van de joodse leer. Ook het bijgeloof was toen heel sterk verminderd.

Na Jezus komt er de nieuwe leer die ook de heidenen tot deze leefwijze wil trekken. Dit ging goed onder de meest ontwikkelde volken van die tijd; die zich enigszins van de afgodendienst had losgemaakt. In de Griekse wereld, en tot in Rome ging alles prima. De Grieken en de Romeinen konden de nieuwe joodse leer goed vatten en waarderen. Temeer omdat in het hele midden-oosten Joden woonden, en er mag aangenomen worden dat de mensen in dit hele gebied enige, zij het geringe, kennis hadden omtrent het jodendom. Vandaar ook het grote succes van Paulus. Terwijl de andere apostelen eigenlijk maar povere resultaten hadden, in minder ontwikkelde gebieden.

Het werd anders toen het christendom zich benoorden de Alpen en benoorden de Zwarte Zee probeerde te vestigen. Daar heersten nog in volle waardigheid alle goden van de Germanen en Slavische volken; Wodan, Odin en alle andere mogendheden. Hier moest het hele proces, wat de Joden doorlopen hadden, herhaald worden.

  Omstreeks het jaar vijfhonderd is men op grotere schaal begonnen met het bekeren van Noord-Europa, en net als bij de Joden heeft het hier ook ongeveer duizend jaar geduurd voor Europa, met de hervorming van Luther en Calvijn, zich definitief afkeerde van de afgoden, en het heidendom. Hiermee is er een analogie in de ontwikkeling van het jodendom en de ontwikkeling van het christendom onder geestelijk gezien gelijke omstandigheden. Zowel de Noord-Europeanen als de Joden hebben ongeveer duizend jaar nodig gehad om zich van de ergste invloed van de afgoden te ontdoen. Dit doet veronderstellen dat David en Karel de Grote, geestelijk godsdienstig gezien, tijdgenoten waren; evenals Ezra, Nehemia, Luther en Calvijn.

Pas na Karel de Grote kan men spreken van een min of meer "christelijk" Europa. Dit christelijk moet dan wel tussen aanhalingstekens geplaatst worden, want het was in alle opzichten doorregen en ontaard met heidense gedachten, en bijgeloof. Zo erg zelfs dat er onder de meer ontwikkelde Zuid-Europese christenen een terugval is geweest in de leefwijze en opvattingen over allerlei dogmatiek, door invloed van de Noord-Europese christenen, welke nog veel meer in de sfeer van het heidendom leefden. Waar we dan zien dat Noord-Europa geleidelijk zich ontworsteld aan het heidendom, maar door de invloed van ditzelfde, achterlijke, Noord-Europa valt het ontwikkelde Zuid-Europa gedeeltelijk terug.

De kruistochten vonden ook hun oorsprong veel meer in Noord-Europa dan in Zuid-Europa. De kruistochten worden niet gezien als het beste van het christendom uit de Middeleeuwen. Gedurende de Middeleeuwen is er in het algemeen een terugval in de ontwikkeling van Zuid-Europa geweest omdat nu ook Noord-Europa zich begon te manifesteren op allerlei gebied met in het algemeen een meer heidens- primitieve achtergrond, en hierdoor vertroebelde ideeën. Waardoor er in Zuid-Europa weer veel reëler en overtuigender over magie, hekserij en allerlei ander bijgeloof werd gedacht. Dit heeft onomstotelijk ook zijn weerklank gevonden in de geloofszaken en dogmatiek uit die tijd. Italië en Griekenland hadden een veel te kleine bevolking om de invloed van de veel grotere rest van Europa te keren en gewoon door te groeien in de ontwikkeling. Toen hun militaire macht verdween, taande ook hun overwicht.

Ook al eerder in het oude Griekse rijk kunnen we een terugval veronderstellen, misschien veroorzaakt door het verval van het romeinse rijk, of misschien ook door oorlogen. Neem bijvoorbeeld de geloofsbelijdenis van Athanasius die ten opzichte van de geschriften van Paulus een primitieve indruk maakt, in het taalgebruik, maar ook in de inhoud. Hoewel de stijl doet vermoeden dat deze via het Latijn naar de tegenwoordige talen vertaald is, en misschien dit de reden is dat de stijl zo brokkelig overkomt.

Alles duidt er op dat Paulus een betere school had dan de theologen omstreeks 350 na Chr., ten tijde van bisschop Athanasius in Constantinopel. Terwijl deze toch in het hart van het oude Griekse rijk woonde; waar, naar algemeen wordt aangenomen, de ontwikkeling heel hoog was. Het is wel bijna zeker dat er in de omgeving van bisschop Athanasius veel meer bijgeloof was dan in de omgeving waar Paulus leefde en studeerde. Hierom was Paulus veel beter in staat rationeel te denken dan de Grieken ten tijde van Athanasius. We moeten de school der Farizeeën niet onderschatten. Deze stond omstreeks de tijd van Jezus op een hoog pijl, ondanks alle kritiek die Jezus op de Farizeeën had. Het is niet voor niets dat Paulus zich beroemd farizeeër te zijn. Mozes was een uitgelezen persoon voor zijn werk, met de beste opleiding die mogelijk was, Paulus niet minder. Ook zijn opleiding was van de beste school, en hij behoorde tot de keur van de theologen destijds. Vandaag klinkt de naam farizeeër lelijk, maar toen niet; en terecht.

Toen in het begin van vijftienhonderd Tetsel door Duitsland ging om aflaten te verkopen, veroorzaakte dit veel verontwaardiging. Het wordt wel gezien als een mede aanzet tot de hervorming. Men sprak van een verval van het christendom toen er aflaten verkocht werden, maar onder Karel de Grote gebeurden er veel ergere dingen waar niemand zich druk over maakte. De grote macht van het Vaticaan gedurende de tweede helft van de Middeleeuwen, met alle andere misstanden, machtsstrijd en misdaden die onder de geestelijkheid plaats vonden, hebben nooit zo veel verontwaardiging gewekt. Het zijn waarschijnlijk niet de misstanden in de kerk geweest die de hervorming hebben veroorzaakt, deze zijn er altijd geweest, maar een meer bewuste houding van de christenen. Deze hadden tegen het eind van de Middeleeuwen een beter inzicht van wat het christendom diende te zijn.

Als tegen het eind van de Middeleeuwen de christenen in Noord-Europa, maar nauwelijks aan de invloed van Wodan en Odin onttrokken waren, dan was dit ook het geval met de theologen. Alle theologische stukken uit die tijd moeten in dit licht bezien worden. Alle dogma's van de protestantse kerken zijn in deze entourage en in deze tijd opgesteld, en hebben daarom hun beperkingen. De opstellers van deze stukken leefden onder nog veel te grote invloed van het heidendom.

De Renaissance heeft hier veel positiefs bewerkt, en allerlei heidense ideeën aan de kaak gesteld in een versneld tempo, maar het oude testament maakt duidelijk dat de weg van heidendom naar christendom heel lang is, en vol obstakels.

Veel van de dogmatiek van de protestantse kerken, zoals de Heidelbergse catechismus, is uit de 16e eeuw. De opstellers van deze stukken, Ursinus en Olivianus, leefden in een omgeving waar nog heksen werden vervolgd. Waar men nog in spoken en magie geloofde. Deze mensen hadden geen weet van de dingen die hen omgaven, en konden de voor ons gewoonste dingen niet verklaren. Wat wind was wisten ze niet. Hoe die ontstond; waar de wind vandaan kwam en waar hij heen ging wisten ze ook niet. De mensen uit die tijd leefden in een wereld vol onbeantwoorde vragen. Dat ziekte door bacteriën werd veroorzaakt was onbekend en waarom de epidemieën met een zekere regelmaat onder de mensen huis hielden was ook totaal onbekend. De wereld en de godsdienst waren in deze tijd vol van mysteriën veroorzaakt door onzichtbare machten.

Sterker dan al deze zaken was het heidense godsbeeld wat de mensen hadden. De mensen toen waren er van overtuigd dat God voor alles geëerd moest worden. God was ook erg verheven en hoog verwijderd van de mensen. De protestanten mochten wel direct tot God bidden, toch eigenlijk maar ternauwernood. God werd geacht net zo verheven en deftig en voornaam te zijn dan de geestelijkheid.

Toen deze mensen orde probeerden te stellen in de geloofszaken hadden ze, zoals met alles uit hun omgeving, vragen waar ze geen antwoord op wisten. Er waren strijdigheden, maar de wereld was toen zo vol van tegenstrijdigheden dat ze zich hier niet zo heel druk over hebben gemaakt. De natuur konden ze absoluut niet begrijpen. Gods wijsheid was zo groot in de natuur dat ze er van uitgingen dat God, als Hij tot de mensen sprak, zich in dezelfde onbegrijpelijke taal uitte. Het is hen niet opgevallen dat Gods woorden in feite uitblonken door eenvoud. Ze zagen niet dat ze zelf de oorzaak waren van de onbegrijpelijkheid. Bovendien zagen ze kans, voor die tijd, goede en redelijke oplossingen te vinden, en zo zijn ons alle dogma's en belijdenis geschriften uit die tijd ten deel gevallen, met tegenstrijdigheden en al. Met stellingen die ronduit on-Bijbels genoemd kunnen worden.

De theologen hebben zich vaak vergist. Ze hebben zich vaak vergist vanwege alle misvattingen die er bestonden, maar ook omdat godsdienst heel vaak abstract bedreven wordt, en abstract denken kunnen niet alle mensen, ook niet alle theologen.

Als we de woorden van Jezus vergelijken met die van de grootste en eerste christelijke theoloog, Paulus, dan valt het meteen in het oog dat bij Jezus, in alles wat hij zegt, de eenvoud boven alles staat. De manier van leren zoals Jezus deed, door middel van gelijkenissen, maakte het onderwijs, vooral als het over moeilijke abstracte onderwerpen ging, veel gemakkelijker. Als we wat gelijkenissen van Jezus bezien dan wordt al gauw duidelijk dat Jezus kans zag in tien zinnen gelijkenis meer duidelijk te maken, en dat Hij op een heldere manier meer zei, dan Paulus in een heel hoofdstuk vol ingewikkelde volzinnen. In de Bijbel staat dat Jezus alles in gelijkenissen onderwees "Opdat zij horende niet verstaan en ziende niet opmerken.". Dat de gelijkenissen moeilijke abstracte begrippen veel vergemakkelijken staat er niet bij, maar lijkt mij ontegenzeggelijk. Jezus legt in gelijkenissen alles uit omtrent het koninkrijk der hemelen, of het koninkrijk Gods, zoals Hij het ook noemt. Alles is, zelfs voor de minst begaafde, gemakkelijk te begrijpen. Kortom, de woorden van Jezus blinken uit door hun eenvoud, maar zijn messcherp met een wiskundige logica. Iets wat de meeste mensen nooit opgemerkt hebben.

Paulus, de farizeeër, gebruikte veel moeilijke en geleerde taal. Hiermee heeft hij altijd, en alle theologen, geboeid, maar zijn taal maakte het veel moeilijker om hem te begrijpen. Anderzijds is hij een model theoloog, en zo heeft hij altijd van iedereen de aandacht gehad. Opmerkelijk is het dat de samenstellers van de Heidelbergse catechismus en van de Dortse Leerregels, en eigenlijk alle theologen door de tijden heen, veel meer naar Paulus hebben geluisterd dan naar Jezus. Het was net of ze vergaten dat er uitspraken waren van Jezus. De gelijkenissen geven vaak het misleidende idee dat het kinderverhaaltjes zijn, net als het verhaal van de zondeval en het verhaal van Kain en Abel met de uitspraak "Ben ik mijns broeders hoeder", beide kernthemas van Genesis. De stijl van de theologen was veel meer gelijk aan de stijl van Paulus en zeker niet aan de stijl van Jezus en zoals het lijkt niet in hun smaak viel waarbij hij werd verwaarloosd.

Ik vraag me vaak af of de stijl van Jezus hun niet te eenvoudig, en te weinig indrukwekkend was. Nederigheid en eenvoud is iets wat de meeste mensen als zwakte ervaren, bovendien kan een belangrijke theoloog zijn tijd niet verknoeien met kinderverhaaltjes. Daarom hebben niet veel mensen, dus ook niet veel theologen, de moed eenvoudig te zijn in hun taalgebruik. Het is ook veel moeilijker om iets ingewikkelds, op een eenvoudige manier te zeggen. Jezus had deze gave wel.

Als we het oude testament bekijken op plaatsen waar God spreekt komen we ook weer tot de conclusie dat als God spreekt het altijd zo is dat wij mensen het gemakkelijk kunnen begrijpen. Al bij Adam en Eva in het paradijs, bij de zondeval, als ze van de boom gegeten hebben, komt God en Hij stelt een heel korte en concrete vraag, die onmogelijk is mis te verstaan: "Wat heb je gedaan Adam?". Hij vraagt aan Adam niet of er grote druk op hem is uitgeoefend, en of Eva hem misschien heeft gechanteerd en of er misschien verzachtende omstandigheden waren. God houdt geen grote redevoering, maar God stelt een vraag aan de verantwoordelijke persoon, waardoor vast komt te staan dat Adam fout was. Kort, krachtig en efficiënt, zonder nodeloos ingewikkeld gepraat.

Als we de tien geboden bestuderen is dit ook een stukje wetgeving van sublieme eenvoud, en geen mens kan beweren dat hij niet in staat is de tien geboden te begrijpen. Zo zijn al de wetten van Mozes ook erg eenvoudig en voor die tijd praktisch, en hun tijd ver vooruit.

Alle profeten hebben eenvoudige boodschappen gebracht, ze gingen bijna nooit in het abstracte en complexe en het onbegrijpelijke en het ongerijmde, zoals vandaag onze theologen.

De Joden vonden in de loop der tijd dat hun wetgeving veel te eenvoudig was. Ze hebben er toen een voorbeeld van theologische extravagantie van gemaakt in de Talmoed. Het is een voorbeeld van hoe het niet moet. Vaak krijg je bij theologen de indruk dat ze aanhangers zijn van de lijfspreuk: 'Waarom zul je het makkelijk doen als het moeilijk kan?'.

Ze hebben in de Talmoed de eenvoudige wetgeving van Mozes, zo ingewikkeld gemaakt dat eigenlijk geen mens zich hier volledig aan kan houden. Ze hadden ook niet de woorden van Jezus, waar Hij zegt: "Mijn last is licht en mijn juk is zacht", en het woord aan de Farizeeën waar Hij zegt:"Zelf wilt gij niet ingaan, en zij die willen ingaan belemmert gij". Ook de Joden, evenals de christenen, hebben hun God niet begrepen. Ze hebben ook niet begrepen dat God geen moeilijk doener is zoals hun theologen.

Alle wetten in de Bijbel zijn eenvoudig, hoewel we vandaag wel vaak moeite hebben om te begrijpen wat er in de Bijbel precies bedoeld is, maar dit komt voornamelijk omdat wij in een heel andere wereld leven, en een heel andere manier hebben om ons uit te drukken.

Het komt hierop neer dat, als godsdienst ingewikkeld en onlogisch en onbegrijpelijk is, dit niet komt omdat God zo geleerd praat, maar omdat de theologen zich verliezen in hun beschouwingen. Dit heeft het christendom en het jodendom veel schade berokkend, en een entourage geschapen die soms erg misleidend en onduidelijk is, en heel veel mensen tot de slotsom laten komen dat het christendom allemaal maar onsamenhangende praat is. Waarbij ik wil benadrukken dat de christelijke leer zeer coherent is en, mijns inziens, de confrontatie met de wetenschap met glans doorstaat. De christelijke leer heeft een ongelofelijk slimme en bekwame psychologie als achtergrond. De dogmatiek en de theologie van het christendom daarentegen zijn zeer incoherent, welke veelal door onlogica met allerlei zaken van de maatschappij en wetenschap in botsing komt.

De dogmatiek en omlijsting van het christendom is de vrucht van de beperkte visie die de theologen hadden van de natuur en de wereld, met daardoor een foute interpretatie van de Bijbel. Ze hadden ook nog een veel te grote bagage heidendom bij zich, waar ze zich niet van bewust waren, en waar ze zich maar erg moeilijk aan konden onttrekken. Hierdoor konden ze minder goed logisch en rationeel denken.

Nu, nu we meer begrip hebben van alles wat ons omringt kunnen we veel zaken beter begrijpen die enigmatisch waren voor onze voorvaderen. We moeten wel bedenken dat met nog meer wetenschappelijke kennis ook onze bevindingen, en uitleg van de Bijbel, fout kunnen blijken te zijn in de toekomst. Toch is het van het grootste belang dat al deze foute dogma's aan de kaak worden gesteld en dat hierin een grote schoonmaak wordt gehouden. Als later blijkt dat wij nu iets onjuist interpreteren, kan dit wel weer aan de omstandigheden aangepast worden, en kan men dan tot een nog juister interpretatie komen.

Vandaag zien we veel 'moderne' christelijke theologen worstelen met allerlei vraagstukken, die niets te maken hebben met het christendom, en vaak uit de lucht gegrepen zijn. Iemand die hierin opvalt is wel Ds. Kuitert. Hun grootste fout is dat ze de hoofdzaak vergeten of niet meer zien, en uitsluitend over nietige bijzaken spreken, waardoor hun uitspraken hol en nutteloos worden. Terwijl hun uiteenzetting vaak de indruk wekt bestemt te zijn als publiek vermaak.

Een voorbeeld uit het verleden is wel de drieëenheid van God. Na een paar eeuwen christendom werd de vraag: "wie is God" erg belangrijk; men zocht naar zijn eigen oorsprong en wilde ook op deze vraag een antwoord. Men meende God niet goed te kunnen dienen en vereren als deze vraag niet duidelijk beantwoord werd. Het oude Testament spreekt altijd over de enige God Jahweh en spitst dit toe in de uitspraak "Hoor Israël uw Heer is één!". Deze uitspraak was er voornamelijk om onderscheid te maken tussen God en de goden van andere volken, die altijd vele in getal waren. Het meest bijzondere aan Israël 's God in die tijd was dat er maar één God was. Verder geeft Jezus in het nieuwe Testament de aanbeveling: "Gaat dan henen en doopt hen in de naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest."

Was er één God, of waren er drie Goden? Gezien iedereen dacht dat het christendom een godsdienst was, werd deze vraag belangrijk geacht. Men vond het van het grootste belang te weten hoe God was en wie God was, anders was Hij niet naar behoren te dienen. Zo ontstond het dilemma van de drieëenheid. Een veldslag is er zelfs over geleverd, maar of de winnaar gelijk had is me niet bekend.

Toen ik naar de catechisatie ging wist de dominee precies te vertellen hoe het in elkaar zat: Het waren drie personen in één persoon. Het was beslist niet drie personen met één gemeenschappelijk doel. Ik heb het nooit kunnen vatten, maar durfde dat niet te zeggen want de anderen schenen het wel te begrijpen.

Verder staat er nergens in de Bijbel dat de Heilige Geest een persoon is. Jezus zegt dat Hij ons 'Zijn Geest' zal zenden. Als de Heilige Geest een persoon was had Jezus niet over de Heilige Geest gesproken als 'Mijn Geest' die Hij 'zenden' zal, als zijnde het eigendom van Jezus, die Hij naar willekeur kon behandelen. Jezus spreekt nooit over personen als zijn eigendom. Hij was nederig en het zou niet in Zijn levensstijl gepast hebben om in deze vorm over een persoon te spreken. Het zou ook in tegenspraak geweest zijn met zijn leer, waar we horen kunnen dat we alle mensen moeten respecteren. Als Jezus tegen mensen zo is dan zal Hij de Heilige Geest ook met respect behandelen, en niet net doen alsof de Heilige Geest een soort slaaf van Hem is. Zo staat het wel vast dat de heilige Geest geen persoon is, maar het resultaat van de leer en de levensstijl van Jezus op ons. Het is voor Jezus inderdaad "Mijn Geest",zonder dat Hij hierbij iemand te kort doet, want de Heilige Geest is geen persoon.

Over de drieëenheid valt nog wel iets te zeggen. Ten eerste wat van Jezus gezegd kan worden, dat Hij geen persoonlijke publiciteit zocht kan ook van zijn Vader gezegd worden. Van God weten we maar erg weinig. We weten dat wij Gods evenbeeld zijn en we weten dat God begaan is met de mensen en altijd het goede zoekt voor ons, maar daar houdt ook ongeveer onze kennis mee op. God wil niet veel aandacht voor zijn persoon. Hij wil aandacht voor zijn voorschriften, en dit hebben de theologen vaak niet begrepen. Ze begrepen niet dat het christendom geen gewone godsdienst is, maar een heel bijzondere.

De kerk heeft altijd veel aandacht aan Kerst, Pasen, en Pinksteren gegeven, en dan werd er voornamelijk over God de Vader en God de zoon, de persoon Jezus, gesproken. Er werd gesproken over Gods heiligheid, over Zijn almacht en over Zijn verhevenheid. Met kerst werd gesproken over de armoede waarmee Jezus ter wereld kwam; hoe klein Hij was en hoe zoet. Met Pasen werd er gesproken over hoe erg Jezus wel geleden heeft; hoe Hij bespot is en hoe de discipelen Hem verlaten hebben. Er werd vaak uitsluitend over de persoon en over de omstandigheden van Jezus gesproken zonder over zijn leer te reppen. Ook alle passiespelen houden zich bezig met de persoon Jezus. Dit is on-Bijbels en onchristelijk.

Een kerkdienst moest ook altijd een eredienst zijn, om aan God eer te geven. Er werd, en wordt nog, altijd veel nadruk gelegd op de grootheid van God en op zijn almacht; hoe hoog en verheven en indrukwekkend God wel is, maar de Bijbel zegt in feite alleen maar dat God het heelal heeft geschapen, en brengt ook dit verhaal in schaarse termen.

Het is allemaal niet zo heel erg fout om God te eren, maar wel in een flink gedeelte van de Bijbel on-Bijbels. God is wel alle eer waardig zoals in openbaringen staat, maar de Bijbel zegt dat we het voor God niet hoeven te doen. Als we God eren doen we het alleen maar voor onszelf. God is erg praktisch en pragmatisch aangelegd en de enige eer die God van ons wil is het volgen van zijn voorschriften. Eigenlijk accepteert God geen andere eer van ons.

In de Bijbel wordt aan God; de woonplaats van God, en Gods wezen, geen aandacht besteed, en de Joden mochten zich zelfs geen gesneden beeld van God vormen. Dit staat ook in de tien geboden. Wij vormen ons dagelijks een beeld van God, terwijl het ons verboden of afgeraden is, en het is vermoedelijk altijd een fout beeld.

In het geval van de drieëenheid wilden de mensen meer weten dan God ons heeft laten weten. Wat God heeft nagelaten te zeggen hebben de theologen wel ingevuld. Het woord drieëenheid wordt nooit in de Bijbel gebezigd, en als zodanig is het een, ingewikkelde, uitvinding van de theologen. Het heeft niets te maken met Gods grote inzicht, of met Gods grote wijsheid die wij toch niet kunnen volgen, maar wel met het verdwalen van de theologen. Zou de God die zich altijd in begrijpelijke en duidelijke taal tot de mensen wendt plotsklaps ingewikkeld gaan doen, om bijvoorbeeld geleerd te lijken, zoals met mensen het geval zou zijn?

Overigens was het geen ernstige fout, die de theologen begingen. Het zijn gewoon twee of drie personen met een gezamenlijk doel die bij elkaar horen, begrijpelijk en eenvoudig. Dit stukje is dan ook beslist niet bedoeld als inleiding tot een verandering in de apostolische geloofsbelijdenis, maar alleen om als een voorbeeld te dienen van hoe theologen zichzelf soms voorbijlopen.

Een ander voorbeeld staat in het catechisatie boekje van Ds Landwehr. In de behandeling van zondag 13 staat:

  "Christus is ook de eeuwige zoon Gods. Hij is altoos Gods Zoon geweest. Daar was geen tijd, dat Hij de Zoon niet was. De  Arianen hebben in de 4e eeuw Zijn eeuwig Zoonschap geloochend. Dat hebben ook de socinianen in de tijd der hervorming gedaan, en tegenwoordig doen dat de modernen."

Hier wordt gediscussieerd over het eeuwig Zoonschap, dit is op zichzelf absoluut niet fout, maar hierover zijn harde discussies gevoerd. Hierover is geruzied terwijl het eigenlijk niet meer dan een wetenswaardigheid is. Degenen die niet in het eeuwig Zoonschap geloven worden als zodanig gebrandmerkt, met naam en toenaam. Er wordt over deze groepen gesproken alsof het geen christenen zijn alleen al omdat ze het niet met de auteur eens zijn. Er wordt ook op een enigszins misprijzende manier over Arianen en socinianen gesproken, alsof het minderwaardig is niet te geloven dat Jezus eeuwig Zoon is. Waarbij de auteur er van uitgaat dat het essentieel is dit te geloven.

Als argument wordt dan aangevoerd dat er in spreuken 8 : 24a staat "Toen er nog geen oceaan was ben ik geboren". In deze zin kan ik niet expliciet en niet impliciet lezen dat er staat 'eeuwig' en dat wordt wel betoogd. In de aangehaalde tekst wordt alleen maar gezegd dat het héél erg lang geleden is. Overigens het feit van geboorte op zichzelf houdt al in dat er een begin was, en eeuwig is niet alleen zonder einde, het is ook zonder begin. In werkelijkheid zegt het aangehaalde bewijsstuk dus het tegengestelde van wat er beweerd wordt: dat Jezus niet eeuwig Zoon is. Verder acht ik het nog mogelijk dat deze tekst helemaal niet op Jezus slaat.

Hier is dan een aardig voorbeeldje van de logica die vroeger werd gebezigd, en die nu nog door veel theologen wordt gebruikt. Beter gezegd, het totaal ontbreken van enige redelijke logica. Ook ligt in de manier van veroordelen al de kiem van een stevige ruzie. De veroordeling is voorbarig. Op een enigszins arrogante manier wordt hier met indrukwekkend taalgebruik onzin betoogd.

Ik wil verder helemaal niet oordelen over het wel of niet eeuwige van het Zoonschap, maar wel over de ontoereikendheid van het argument. Verder wil ik er op wijzen dat eeuwig erg lang is. Een mens kan zich een eeuwigheid niet voorstellen. Of anders gezegd, een mens weet niet wat een eeuwigheid is en kan die dus ook niet beoordelen. Om er dan bijna of helemaal een kerkscheuring door te veroorzaken gaat wel wat ver.

Verder wil ik er op wijzen dat als Jezus eeuwig Zoon is, Hij ook wel eeuwig Zoon is, zonder dat wij er voor, of tegen zijn. Het is wat arrogant om God te willen verdedigen, of te betuttelen en net te doen alsof het belangrijk is dat wij vinden dat Jezus eeuwig zoon is. Jahweh, en ook Zijn zoon Jezus, vestigen nooit de aandacht op hun persoon en geven er ook geen informatie over. Moeten wij dat dan wel doen en iets uit onze duim zuigen? Jezus, en Zijn eventueel eeuwig Zoonschap, valt of staat niet met onze mening. Hoewel het heel begrijpelijk en menselijk is dat iemand in het vuur van het debat iets te ver gaat.

Als we de Dortse Leerregels bekijken, vormt het een onbegrijpelijk geheel en in het verloop van de uitlegging spreken de auteurs zichzelf eigenlijk tegen. In de theologie gebeurt dit niet zelden. De theologen van vroeger hadden hier absoluut geen moeite mee. Er waren in de Middeleeuwen en vlak daarna zoveel dingen waar men geen uitleg aan kon geven, dat dit ook in theologische stukken van die tijd een normaal verschijnsel was. Ik heb me ook altijd verbaasd over het feit dat nooit één dominee, bij het behandelen van de voorzienigheid; van de zaligmaking de heiligmaking en de uitverkiezing, de gelijkenissen van Jezus over deze materie aanhaalt, maar altijd, en alleen, de uitspraken van Paulus hierover. Jezus wordt systematisch doodgezwegen.

De dogmatiek uit de catechismus en uit de Dortse Leerregels zegt dat ons lot van te voren bepaald is door God. Wijzelf zijn min of meer een speelbal van de gebeurtenissen, zonder eigen inbreng, of, op zijn minst, met heel weinig inbreng. Het is de algemene gedachte dat de uitverkorenen door God worden uitverkozen. Dit nu, strookt niet met de Bijbel, evenmin als met onze dagelijkse ervaring. Jezus zegt dat de uitverkorenen zichzelf uit verkiezen.

Al aan het begin van de Bijbel krijgen wij de opdracht over de dieren en over alles te heersen, en iemand die heerst is onafhankelijk, en neemt beslissingen. Dit wordt ook in de gelijkenissen van Jezus duidelijk en heel vaak herhaald. Verder in het verhaal van de zondeval, als Adam en Eva van de boom gegeten hebben, komt God alleen maar als het onheil geschied is. God komt niet om de beslissing van Adam en Eva te voorkomen of te beïnvloeden. Adam en Eva nemen de beslissing zelfstandig en onafhankelijk, hoewel deze fout was, want God wil zelf dat wij onafhankelijk zijn. Ook wordt ons door Johannes geen onderdanige en afhankelijke rol toebedeeld op de nieuwe wereld; wij zullen er als koningen heersen. Tot dit heersen behoort ook het nemen van, en het verantwoordelijk zijn voor de genomen, beslissingen. Bovendien heeft God ons naar zijn beeld en gelijkenis gemaakt. Hierdoor hebben wij een geest die gelijkenis vertoont met Gods geest; de logica die God verstaat, verstaan wij ook. God neemt beslissingen en omdat wij Zijn evenbeeld zijn kunnen en moeten wij dit ook doen.

De uitspraken van Jezus die de Calvinistische leer van de uitverkiezing en voorzienigheid aan de kaak stellen, zijn door alle uitspraken en gelijkenissen van Jezus min of meer verweven, maar het meest in de gelijkenis van de talenten, van de verloren zoon, van de twee zonen die de wijngaard moeten bewerken, en die van de koning die een feest wil houden en zijn vrienden uitnodigde.

De vrienden nemen de beslissing om niet te komen, want ze hebben het allemaal veel te druk. De een moet een vrouw trouwen; de ander een stel ossen uitproberen enz. De koning accepteert dit besluit van de genodigden. Hij probeert ze niet over te halen toch nog te komen, of op enige manier hun beslissing te beïnvloeden. Dan worden willekeurige mensen uitgenodigd, van allerlei slag. Deze komen wel en krijgen een feestkleed aangeboden. Toch zit er iemand in de zaal zonder feestkleed, maar, zo verteld Jezus, deze wordt er uitgegooid.

In de gelijkenis van de talenten, krijgen allen talenten aangeboden. Ook nemen allen de talenten aan. Inplaats van een ingewikkelde verhandeling, over uitverkiezing heiligmaking en zaligmaking, zegt Jezus alleen maar, dat de heer buitenslands ging, en veegt zo de hele materie van tafel, want de beslissing ligt volledig bij de knechten van die heer. Ze werken wel of ze werken niet volgens een volledig eigen vrije wil. De heer gaat ver weg, en houdt zijn personeel niet in het oog. Het is zo eenvoudig dat het kennelijk nog nooit één theoloog opgevallen is dat het er staat. Het is zo sterk dat je gedwongen wordt te veronderstellen dat nooit iemand werkelijk probeert de Bijbel te begrijpen, maar alleen de bestaande gedachten en dogma's tracht te rechtvaardigen. Wat misschien zoveel betekent als de Bijbel aanpassen aan de dogma's.

Dat Jezus deze leer van de calvinisten over de heiligmaking en de uitverkiezing voorzag, zoals beschreven in de catechismus, was niet verwonderlijk. Het was geen kennen van de toekomst, maar enkel het kennen van de algemene gedachte destijds. In alle godsdiensten nemen de goden allerlei willekeurige en grillige besluiten zonder met de mensen ook maar enige rekening te houden. In het christendom is God anders dan de heidense goden. God ontneemt de mens niet de eigen wil zoals de goden geacht werden te doen, en Jezus maakt dit goed duidelijk. Hij was zich bewust dat deze diep gewortelde gedachte moeilijk uitgebannen kon worden, zoals de geschiedenis heeft laten zien. Het is hierom dat Jezus zo vaak in herhaling is gevallen over dit onderwerp. De oorsprong van de leer over de heiligmaking en uitverkiezing is snel gevonden, ze ligt in een ver verleden, een heidens verleden. Alle heidense godsdiensten leren dat de goden beslissen over leven en dood en over alles wat de mens aangaat. Het lot bepaalt wat er met iemand gebeurt. Dit is de voornaamste reden dat heidenen altijd fatalistisch zijn. In een heidense godsdienst is de god oppermachtig en de mens zonder eigen inbreng, precies zoals de dogma's van alle christelijke kerken beweren. Jezus zegt in Zijn gelijkenissen dat dit absoluut niet waar is.

In de gelijkenis van de verloren zoon, besluit de jongste zoon weg te gaan. Zijn vader doet geen enkele poging hem van zijn voornemen af te brengen. Ook als de oudste zoon niet naar het feest wil dringt de vader niet aan. De uitnodiging naar het feest te komen wordt maar één keer gedaan in alle gelijkenissen van Jezus, waar van uitnodiging sprake is, vaker aandringen zou de beslissing van de genodigden kunnen beïnvloeden. God is zeer behoedzaam om vooral onze besluiten niet te beïnvloeden, want een beslissing moet volledig een eigen beslissing zijn, vandaar de eenmalige uitnodiging.

In de gelijkenis van de twee zonen in de wijngaard, wordt hun eveneens maar één keer gevraagd te gaan werken. Ook hier wordt niet nog een keer aangedrongen. De zonen geven hun antwoord onbevangen, de één een beschaaft en de ander een grof antwoord, net als Adam en de man met het ene talent. Jezus praat verder niet meer over de antwoorden van de beide zonen, maar stelt alleen de hamvraag, "Wie deed er de wil van de vader?".

In de gelijkenis van de verloren zoon spreekt deze beschuldigend tegen zijn vader. Het wordt gewoon een tafereeltje van een ruzie bij de achterdeur. De vader laat geen vuur van de hemel dalen als zijn zoon op een ruzietoon tot hem spreekt. Hij spreekt sussend. Jezus zet Jahweh hier op de plaats van een goedmoedige buurman, of beter, een geduldige vader. Het godsbeeld dat Jezus ons geeft is niet gelijk aan dat van de oude kerkvaders. In al deze verhalen is er geen verhouding heerser en overheerste, want dan waren de antwoorden niet onbevangen, maar met de nodige plichtplegingen omzoomd, geweest. Jezus plaatst de godsfiguur als de gelijke van de mensfiguren.

  Hoewel de belijdenis geschriften zich nogal vergissen wat betreft onze vrije wil, hebben ze het bij het rechte eind als ze zeggen dat alles genade is wat ons te beurt valt. Toch is het juist, hier nog een opmerking te plaatsen. Genade is iets wat een totalitair vorst bijvoorbeeld toekende aan een veroordeelde, of een god aan een nietig schepsel. De verhouding is er in elk geval één van machthebber en nietig persoon. Hierbij stel ik me voor dat de machthebber voor dit verlenen van de genade, even zijn bezigheden onderbrak, het document ondertekende of zegelde, en daarna snel zijn bezigheden vervolgde. De vorst was waarschijnlijk nooit intens betrokken bij het verlenen van genade of clementie; ook stond hij op grote afstand van zijn veroordeelde.

In de gelijkenis van het verloren schaap, en de verloren penning, zijn zowel de herder als de vrouw, heel erg betrokken bij het vinden van het schaap en het muntstuk. Ze besteden veel tijd en werk aan het zoeken. Het laat hun niet koud dat er iets zoekgeraakt is, zoals een vorst die genade verleent. Hierom is het niet goed te zeggen dat God genadig is, want God is heel erg betrokken bij het redden van de mensen. Het woord genade doet God tekort. Het is te hooghartig en te schamel om als omschrijving van God toepasselijk te zijn. Het woord genade drukt neerbuigende grootmoedigheid uit. In de gelijkenissen van de Goede Herder en de Vrouw is geen neerbuigende grootmoedigheid aanwezig; in geen enkele gelijkenis overigens. Het woord genade drukt kleinzielige arrogantie uit; hiermee heeft God niets gemeen. God is zoals de herder, zorgzaam en liefdevol, maar niet genadig en, impliciet, hoog verheven en op een afstand. De herder draagt het lammetje persoonlijk; hij stuurt geen knechtje. De vrouw houdt ook zelf grote schoonmaak, niet haar personeel. Terwijl toch de Bijbel zegt dat zowel de herder als de vrouw over tienduizenden duizendtallen beschikken, want beiden beelden ze God uit.

De vader van de verloren zoon daarentegen staat iedere dag passief op de uitkijk, hij laat ook niet iemand zijn zoon halen. In de discussie, die op het eind met de oudste zoon ontstaat, blijkt duidelijk dat ze wisten wat de jongste deed. Daarom wisten ze waarschijnlijk ook waar de jongste zoon verbleef. De Jongste zoon is op eigen initiatief weggegaan en moet op eigen initiatief terugkomen, zonder inmenging van de vader; in overeenstemming met de vrije wil. Dat de vader zijn zoon niet laat halen is niet omdat het hem koud laat, getuige het op wacht staan van de vader, en het feest als de zoon terugkeert. Alleen het schaap en het muntstuk worden gezocht. Deze zijn zich hiervan niet bewust. Als het om mensen gaat in de gelijkenissen wordt er nooit gezocht. De mensen zouden zich hiervan bewust zijn en hun beslissing zou beïnvloed worden. Jezus weet de intensieve zorg van God op meesterlijke wijze uit te beelden. Zijn omschrijving is met grote precisie. Hij maakt duidelijk dat God heel wat meer dan alleen maar genadig is. Het is niet te verwonderen dat ten tijde van Jezus de Joden zich afvroegen: "wie is toch deze?" Ik vraag me, evenals zij, ook af wie is toch deze geweldenaar der eenvoud?

Als we nu kijken naar de mensen die niet op de feesten van de gelijkenissen kwamen; de verloren zoon; de vrienden van de koning en de man zonder feestkleed; de man van het ene talent; en de vijf maagden, dan zien we dat er één uitnodiging was, zonder herhaling. Ieder die niet wilde en ieder die zich niet had voorbereid en die zich niet aan de eisen hield, of hiervoor zich had ingespannen, bleef buiten de feestzaal. Geen van deze mensen kwam er meer in; ook niet de vijf maagden, ondanks hun aanhoudend kloppen. Hier verleent God geen genade. God is hier totaal genadeloos, ogenschijnlijk.

 In al deze gelijkenissen vinden we het element van de vrije beslissing van de mens, en de eenvoudige en geëngageerde godsfiguur. Het is niet God die ons dwingt, door het lot, deel uit te maken van het koninkrijk, waarbij we zelf geen inbreng hebben. Het is God die alle mensen nodigt, aldus Jezus, en de mensen komen wel, of komen niet, naar gelang hun eigen zelfstandige beslissing.

Deze overwegingen werpen een heel ander beeld op de verhouding God, mens. Ook het beeld wat Jezus schept van Jahweh is totaal anders dan het gangbare Godsbeeld. De theologen hebben niet de conclusies getrokken die hier gemaakt zijn. Waarom niet?

De uitspraak van Jezus 'Opdat zij horende niet verstaan en ziende niet opmerken' is misschien de sleutel. Jezus zegt met deze uitspraak dat zijn gelijkenissen met subtiele beelden geladen zijn, welke bijna niemand opmerkt. Men kende deze uitspraak wel, maar dacht dat ze was voor de onwillige toehoorders uit Jezus' dagen, niet voor de latere christenen en hun theologen. Dit blijkt zelfoverschatting te zijn. Kennelijk hebben de christenen door de tijden heen niet gemerkt dat deze beelden er in verwerkt waren, terwijl Jezus, met Zijn uitspraak toch zegt dat ze er in zitten. De gelijkenissen van Jezus zijn net een verzekeringspolis, ze staan vol kleine lettertjes, en de christenen hebben ze nooit willen lezen.

Het blijkt dat het christendom een dubbele bodem heeft. Aan de ene kant hebben we de uitspraken van Jezus over de eigen wil en eigen keuze; de houding van God en de verhouding tot God, en de uitverkiezing, waar geen theoloog ooit aandacht aan heeft besteed, omdat ze niet konden bevatten dat Jahweh zo is. Kortom de boodschap van Jezus was veel te geavanceerd voor die tijd. Aan de andere kant hebben we de woorden van Paulus, welke overeenkomen met de leerstellingen en welke wel begrepen zijn.

Als we de persoon Paulus wat beter bekijken, zijn er een aantal merkwaardige gebeurtenissen waar te nemen. Allereerst rijst de vraag: waarom werd Paulus pas geroepen nadat hij eerst de gemeente had vervolgd? Paulus noemt zichzelf een "ontijdig geborene", en "de geringste der apostelen, want ik heb de gemeente Gods vervolgd". Waarom is Paulus niet geroepen voordat Jezus verdween? Waarom heeft hij niet de gelegenheid gekregen om een tijdlang met Jezus op te trekken? Hij had dan de boodschap direct gehoord van Jezus, en deze veel beter kunnen begrijpen en overbrengen. Nu had hij al zijn kennis over Jezus en Zijn leer, uit de tweede hand. Hij die de belangrijkste christelijke zendeling moest zijn. Aan toeval geloof ik niet. Zoiets als: God had hem een klein beetje vergeten, of zo. Paulus is met zorgvuldig voorbedachte rade op een later tijdstip geroepen.

  Het is om tenminste twee redenen dat Paulus later is geroepen. De eerste is dat Paulus er door een aantal christenen altijd op aangekeken is dat hij de gemeente heeft vervolgd. Zodoende kwam hij niet in de verleiding zichzelf tot leider uit te roepen, zoals Petrus misschien wel min of meer geworden is, tenminste volgens allerlei overlevering. Toch was Petrus absoluut geen partij voor Paulus, zodat Petrus nooit echt als een grote leider heeft kunnen optreden. Met Paulus tegenover zich had hij geen kans. De katholieke kerk heeft altijd het pausschap moeten verdedigen en hier moeten we het verhaal zoeken van de eerste grote kerkleider Petrus. In de leer van Jezus past geen grote leider, een priesterlijke persoonlijkheid. Als Jezus zelf deze positie niet kon bekleden, wie dan wel? Ondanks alles is de grote leider der christenen wel verschenen, met heel veel 'bewijzen' dat God en Jezus dit wilden, alle woorden en daden van Jezus ten spijt. Wat Paulus betreft is het mogelijk dat hij alleen maar vanwege zijn verleden zo nederig was. Vóór zijn bekering was Paulus zeker niet nederig. Zijn christenvervolging getuigde van een onmetelijke arrogantie.

De tweede reden dat Paulus later is geroepen is, dat Hij een overgangsfase moest opbouwen binnen het christendom, welke nu pas ten einde loopt. Dit was heel hard nodig want zelfs nu begrijpen de christenen de uitspraken van Jezus nog niet. Hoe zouden ze dat tweeduizend jaar geleden dan gekund hebben? Deze grote theoloog heeft voortgeborduurd op de toenmalige gangbare gedachten over godsdienst, godheid, en de verhouding God - mens, terwijl hij de leer van Jezus hierin heeft verweven. Uiteraard voor zover hij deze leer begreep. Deze leer van Paulus is wel begrepen door de christenen en hun theologen, want ze gaf geen godsbeeld wat schokkend en onbegrijpelijk was voor de toenmalige wereld. Iets wat het godsbeeld van Jezus destijds wel was. Paulus was een farizeeër zoals hijzelf zegt. De leringen van de Farizeeën hebben daarom waarschijnlijk het zwaarst gewogen, maar ook gedachten van Sadduceeën en misschien de Esseners hebben invloed gehad. Hieruit is het christendom voortgekomen zoals we dit kennen. Een destijds revolutionaire en geavanceerde godsdienst; een revolutionair farizeïsme, zonder dierenoffers en andere mystieke handelingen en riten. Voor Paulus en de andere apostelen was het kennelijk geen vraag of de tempel offerdienst gehandhaafd moest blijven, met zijn priesters. Hoewel de kerk later hier toch weer in terug is gevallen, met, hoewel geen dierenoffers, toch wel offers en priesters, en hoge autoritaire clerus.

Jezus spreekt alleen over onze houding tot de ander, en tot God, met een niet acceptabel godsbeeld voor die tijd. Daarom mocht Paulus de leer van Jezus niet al te goed begrijpen. Dit is misschien de oorzaak dat ik zo vaak iemand heb horen zeggen dat in het geloof geen logica past, en dat je het geloof niet logisch kunt beredeneren. De woorden van Paulus zijn inderdaad niet helemaal logisch te beredeneren, evenals de heidense godsdiensten ook niet logisch beredeneerd kunnen worden. Als het juist is dat in het geloof geen logica past, waarom zijn dan bij uitstek de woorden van Jezus zo volmaakt logisch?

In de woorden van Jezus, hoewel niet dubbelzinnig en wel coherent, kunnen we twee niveaus onderscheiden. Misschien is het beter te zeggen dat ze in tweeën opgedeeld moeten worden. De ene helft die wel begrepen is, en de andere helft die niet begrepen is. Jezus doseert zijn uitspraken minutieus en uiterst nauwkeurig. Er is nergens een fout in te ontdekken. Jezus is ook in Zijn taalgebruik volmaakt. Bij het lezen van Zijn uitspraken komt de gangbare interpretatie meteen naar voren. De tweede interpretatie ligt wat verborgen. Jezus heeft deze betekenis van Zijn woorden kennelijk voor latere generaties willen bewaren, omdat ze totaal niet te vatten waren voor Zijn tijdgenoten. Ook nu zullen er nog genoeg mensen zijn die deze tweede interpretatie niet willen aannemen. Het vereist een bepaalde manier van denken om deze te doorgronden; een exacte en analytische denkwijze, welke de mensen zich pas nu misschien eigen beginnen te maken. In de tijd van Jezus begreep niemand iets van de eenvoudige geëngageerde God en de mens die zijn eigen bestemming kiest en even eenvoudig moet zijn als God.

Destijds waren de eenvoudige mensen onderdanig, en als ze niet onderdanig waren, gedroegen ze zich hooghartig. Nederige en niet onderdanige mensen waren er destijds bijna niet, evenals overigens nu. Eenvoud is een van de moeilijkste en onnatuurlijkste geestelijke oefeningen voor een mens. Daarom heeft Jezus dit waarschijnlijk als een soort tijdklok in Zijn gelijkenissen ingebed. Ook Paulus heeft dit absoluut niet gevat uit de gesprekken die hij gehad moet hebben met de discipelen. Kennelijk was Jezus zich bewust dat Zijn tijdgenoten, en de daarop volgende generaties, tot het begrijpen en het doorzien hiervan niet in staat waren.

Bij de uitspraken van Jezus moeten we altijd zorgvuldig letten op wat Hij zegt, maar evengoed op wat Hij nalaat te zeggen. Bijna overal in de Bijbel kan, en mag, dit niet gedaan worden, maar in het geval van Jezus woorden móet het gedaan worden om alles wat Hij ons duidelijk wil maken te begrijpen. Bij verhalen door gewone schriftgeleerden te boek gesteld mogen we niet een dergelijke onfeilbaarheid verwachten, maar Jezus was zonder zonde, dus zonder fouten. Zodoende mogen en moeten we dit met Jezus woorden wel doen. Temeer omdat Hij duidelijk en doelbewust nalaat een aantal dingen te vermelden. Het verhaal van de zondeval valt ook onder deze categorie vertellingen met uiterst exacte details.

Het is me niet duidelijk hoe de woorden van Jezus zo minutieus zijn te boek gesteld. De Bijbel uitleggers zeggen dat Mattheüs en Lucas het evangelie van Marcus als voorbeeld hebben gebruikt, of dat alledrie een verloren gegaan geschreven verslag hebben gehad. Hoe kon in die tijd iemand zo precies alles weergeven wat Jezus zei? Ze hadden geen inpreek apparaat; en waarschijnlijk ook geen steno. Wat is het geheim van deze bijna foutloze nauwkeurigheid? Zou het niet mogelijk zijn dat Jezus zelf enkele dingen op het papier heeft gezet? Of misschien heeft Hij gedicteerd. Het lijkt me haast onmogelijk dat iemand anders Zijn woorden zo doorzag dat hij ze zonder fouten kon weergeven. Hoewel er verschillende aanwijzingen zijn dat de discipelen veel meer van de woorden van Jezus hebben begrepen, dan de latere generaties, waaronder ook wij vallen. Waar weer tegenover staat dat als dit waar is, ze Paulus beter hadden ingelicht.

Als een voorbeeld van de nauwkeurige lading van Jezus uitspraken, welke ik zie als een van de meest volmaakte volzinnen van Jezus, kunnen we nemen de opdracht in de laatste regels van Mattheüs: "Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb." Jezus gebruikt hier het woord 'discipelen' leerlingen; niet het woord aanhanger, partijgenoot, volgeling of gelovige. Het woord discipel slaat op leren en op onderwijs; niet op geloof. Het vestigt de aandacht op Jezus' onderwijs en op Zijn leer, niet op Zijn persoon, zoals de andere woorden wel zouden doen. Wij moeten meer volgelingen van Jezus leer, dan volgelingen van Jezus zijn. Hij eindigt deze zin door weer woordelijk de nadruk op Zijn leer te leggen.

Met al deze overwegingen is een groot en onbegrijpelijk dilemma in de leerregels van de calvinistische kerken eigenlijk opgelost, en opgehelderd. De leer strookt niet met ons leven en met onze ervaring van alle dag, en is in zichzelf onduidelijk, en strijdig met de Bijbel, maar ook strijdig met de uitspraken van Jezus, dus dubbel strijdig. Daarentegen zijn de gelijkenissen van Jezus helder als glas; niet moeilijk te begrijpen, en nergens strijdig mee, hetzij met de Bijbel; hetzij met onze logica, met ons dagelijks leven, of met onze dagelijkse ervaring. Het enige waarmee de gelijkenissen van Jezus strijdig zijn, is de dogmatiek van de kerken en met enkele uitspraken van Paulus, en met de oeroude heidense gedachte van de totalitaire godheid. Ook de moderne kosmologie meent dat onze beslissingen de kosmos beïnvloeden, en dat ons lot niet van te voren vaststaat, in overeenstemming met de Bijbel, en in tegenstelling met de leerstellingen.

Het lijkt mij dat het niet overbodig is dat de theologische deskundigen van allerlei christelijke stromingen, maar eens bij elkaar moesten gaan zitten. Niet om te ruziën over de dogma's die ieder, voor zich, voor juist houdt, maar om er eens eerlijk achter te komen welke dogma's van allerlei kerken overeenstemmen met de Bijbel en vooral welke niet. De resultaten zouden schokkend zijn.

Overigens geloof ik niet dat de christelijke gemeenschap al rijp is voor een zo ingrijpende hervorming. Ten eerste kunnen we ons niet genoeg beheersen bij het brengen van onze ideeën en inzichten. Anderzijds zijn we altijd nog veel te primitief in het vormen van groeperingen en stromingen, waarbij we ons oude stamvormings-instinct; ook wel kudde-instinct genoemd; nog de boventoon laten vieren. Op zo'n bijeenkomst komen altijd op zijn minst 3 of 4 stromingen, die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden. Het zal nog wel enkele honderden jaren duren voor we zoveel zelfdiscipline en eenvoud bezitten om tot een algemene uniformisering van het christendom te kunnen komen, waarbij de inhoud van de Bijbel klaar en duidelijk wordt uiteengezet.

Onlangs nog zei me een dominee, die het toch behoort te weten, dat het geloven soms erg moeilijk is. Ik ben dat absoluut niet met hem eens, want de kern van het christendom is subliem in zijn eenvoud. Het effect van het christendom op de maatschappij is gemakkelijk te constateren, maar met de chaos die er heerst op het dogmatieke terrein, is de opmerking van deze dominee wel te begrijpen. Deze chaos is zo erg dat maar weinig mensen door de bomen nog het bos zien. Het is zo erg dat heden ten dage er veel christenen zijn die denken dat allerlei andere godsdiensten onze geloofsgenoten zijn, zoals mohammedanen en boeddhisten, en allerlei oosterse godsdiensten, en dit komt alleen maar omdat we de kern van ons eigen geloof absoluut niet meer kennen, of domweg negeren. Dat ook de theologen deze kern niet meer kennen wordt duidelijk als we zien dat zo velen van hen voorstanders zijn van de wereldraad van kerken.

Deze warboel is in de eerste plaats veroorzaakt door de oude heidense ideeën die nog overal verweven zijn met het christendom, maar ook doordat ieder mens zijn zienswijze aan anderen wil opleggen, en niet de moed heeft toe te geven bij het constateren van een eigen foute mening. Het toegeven van een fout inzicht vereist een zekere moed en nederigheid, welke niet ieder kan opbrengen. Vaker nog gebeurt het dat men helemaal niet de moeite neemt naar de argumentatie van de ander te luisteren.

De heidense invloed wordt vooral gevonden in het godsbeeld; in het hemelbeeld en in het algemeen in de entourage van het christelijk geloof. Er zijn nog veel christenen die geloven dat er geesten zijn. In spoken geloven ze niet. Toch is een spook hetzelfde als een geest. Ook dit is een misvatting die zijn oorsprong vind in het oude heidendom van 2000 jaren terug. Zo blijft er veel werk te doen voor de theologen, maar vandaag aan de dag verdoen ze hun tijd met het betogen of Jezus wel eeuwig Gods zoon was, en bestuderen ze het sterven van Jezus en zijn opstandig, om te zien of het geen leugen was. Met als uitkomst een boeiend betoog voor de televisie, waar met veel elan, verklaard wordt dat ze geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Maar dit merk je alleen als je erg goed luistert.



inhoud volgende terug eind
Hosted by www.Geocities.ws

1