begin inhoud volgende terug

God.



Er zijn de eeuwen door veel mensen geweest die zich hebben vermoeid met de vraag of God wel of niet bestaat; wie God eigenlijk wel is, en of Hij echt het heelal geschapen heeft.

Of God het heelal geschapen heeft kunnen we vandaag niet achterhalen, we hebben nog veel te weinig kennis van fysica, en kosmologie om hier een antwoord op te kunnen geven. Hoewel een aantal mensen vindt dat we al aardig geleerd zijn. Het enige wat we kunnen doen is afgaan op de Bijbel, en als we die niet overtuigend vinden valt er weinig aan de bestaande twijfels te verhelpen.

Wel kunnen we vaststellen dat de Bijbel in grote lijnen harmonieert met wat wij van het heelal weten. We weten ook dat de grote astronomen van tegenwoordig in het algemeen niet in God geloven, en dat ze toch moeite hebben met het idee dat alles vanzelf is ontstaan, maar dit is absoluut geen bewijs dat de Bijbel gelijk heeft.

Ook al zou de Bijbel strijdig zijn met onze astronomische kennis dan nog zou dit niet zo erg zijn want het is nu eenmaal geen astronomisch werk, en het heeft ook absoluut geen astronomie tot doel. Wat er in staat over de schepping is weinig en enigszins onduidelijk. Als we deze vraag, of God het heelal geschapen heeft, beantwoordt willen zien buiten de Bijbel om, zullen we gewoon moeten wachten totdat we voldoende kennis hebben om er over te oordelen, en deze tijd komt ongetwijfeld.

De vraag of God wel of niet bestaat is net zo'n vraag. De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan dat God bestaat, maar Hij laat zich niet zien zoals in de Bijbelverhalen verteld wordt. Daarom hebben veel mensen twijfels. De Bijbel kan wel meer vertellen, maar waarom komt God ons dan niet net als vroeger, af en toe eens een standje geven, of ons vertellen dat Hij iets belangrijks gaat doen. Vroeger gebeurde dat wel, waarom nu niet meer? Het antwoord hierop is tamelijk ingewikkeld.

Sinds de tijden van het oude testament is er veel veranderd in de samenleving. Vroeger dachten de mensen onvoorwaardelijk dat er goden bestonden; ook de Israëlieten. Alle mensen van die tijd, ook de Joden, waren in de ban van deze goden- en geestenwereld. Abraham en Mozes maakten ook geen duidelijk onderscheid tussen Jahweh en andere goden. Toen waren alle mensen onderworpen aan deze godenwereld. De mensen hadden geen besluitvaardigheid, want ze konden niet besluiten zonder de goden of God te raadplegen. De Bijbel verhaalt vaak dat God werd geraadpleegd in een of andere belangrijke situatie. In de verhalen over Saul en David gebeurt dit herhaaldelijk en wordt beschreven als zijnde erg vroom. De schrijver kon zich niet voorstellen dat dit misschien helemaal niet vroom zou zijn. Dit kwam van de heidense invloed onder de Joden. Deze gedachten wereld maakte de mensen volkomen afhankelijk van de goden of van God, waarbij ze zelf geen of weinig besluitvaardigheid bezaten.

Deze afhankelijkheid aan de wil van de goden is door de eeuwen heen geleidelijk minder geworden. Dit kwam van het jodendom en het christendom, hoewel ook de Grieken en Romeinen al wat onafhankelijker waren dan andere en oudere volken.

Vandaag zijn de mensen in de westelijke eerste-wereld landen bijna geheel onafhankelijk van God of van goden in hun besluitvaardigheid. In alle derde wereld landen is dit niet zo en raadpleegt men nog de sterren en de goden in de vorm van horoscopen, waarzeggerij, en dergelijke. Deze mensen doen heel veel dingen, of laten veel dingen na, naar aanleiding van de dubieuze en triviale uitspraken van deze voorspellingen en adviezen. Met recht kan gezegd worden dat deze mensen gebondenen en gevangenen zijn van hun wangeloof.

Het christendom heeft als enige godsdienst en als uniek kenmerk een eenvoudige en niet dominerende God. Geen enkele andere godsdienst heeft dit, behoudens het jodendom. Als er gesproken wordt, zoals in Jesaja of Ezecheël, over God op een hoge en verheven troon, dan wil dit niet zeggen dan Gods verhouding tot de mensen zo is. Als God mensen aanspreekt, behandelt Hij ze eigenlijk als zijn gelijken, of zoals de Bijbel zegt, als zijn kinderen. Dit zien we bij Adam en Eva, bij Abraham, of zoals in de brandende braamstruik met Mozes. Hier zegt God dat Mozes de god van Aäron zal zijn, d.w.z. hij was de meerdere. God bezigt hier het woord god in de betekenis van maar een heel klein beetje hoger. God is iemand die van eenvoud houdt zonder veel opsmuk.

Gods omgang met Mozes wordt ook zo beschreven. Er staat "En Hij sprak van aangezicht tot aangezicht met hem. Als vriend sprak Hij met hem". Wat voor een vriend! De Vriend die deze vooruitstrevende wetten samengesteld had. Wetten over hygiëne; sociale voorzieningen, vrije dagen om de werksleur te verbreken, en een staatsvorm die ogenschijnlijk in die tijd paste, maar zelfs nu nog revolutionair genoemd kan worden.

Deze Vriend wil niet te veel domineren bij de mensen, want God wil dat de mensen volwassen worden, en volwassen besluiten leren nemen. Hij kan niet dominerend zijn zonder de mensen hun vrijheid, verantwoordelijkheid en besluitvaardigheid te beperken of te ontnemen. Dat dit een belangrijk punt is bij God, blijkt wel uit het feit dat de Bijbel met dit onderwerp opent. Het is het afbakenen van de verantwoordelijkheid van de mens; al aan het begin van de Bijbel.

Adam en Eva krijgen te horen dat ze mogen eten van alle bomen, behalve van de boom der kennis van goed en kwaad. Als ze er wel van eten grijpt God niet snel in om het te voorkomen, waarbij Hij Adam en Eva het initiatief uit handen zou nemen. Adam en Eva nemen het besluit zelfstandig, eten van de boom en moeten voor de gevolgen staan. God behandelt ons niet als zijn ondergeschikten. Hij dwingt ons niet, maar behandeld ons veeleer als zijns gelijken, waarbij Hij van ons verlangt dat wij uit vrije wil zijn adviezen en voorschriften volgen. Wij zijn misschien wel Zijn ondergeschikten, maar we krijgen niet deze behandeling. Het gebod van God is dan ook eigenlijk geen gebod, maar veeleer een advies waar we wel of niet op in kunnen gaan, volgens ons eigen besluit. Jezus Sirach schrijft hierover in dezelfde termen. Al vlak na de ballingschap waren er Joden die begrepen dat God onze zelfstandigheid niet aantast, in tegenstelling tot de christenen van tegenwoordig, die dit nog steeds niet ontdekt hebben, of begrepen hebben.

Als een gebod of een wet, bijvoorbeeld van het verkeer: door rood licht rijden, overtreden wordt, volgt bij de vaststelling hiervan de straf; een boete. Bij alle wetten of geboden in onze maatschappij is dit zo. Bij overtreding volgt straf. Als de geboden van God overtreden worden volgt geen straf, maar we moeten wel voor de gevolgen staan, die soms als een boemerang ons treffen. De geboden van God gaan niet boven adviezen uit, in tegenstelling tot wat de kerk leert: namelijk dat God wel straft.

Vroeger heeft God misschien de zonde wel gestraft, hier wil ik niet over oordelen, maar sinds de tijd van Jezus straft God de zonde niet; dit kan niet. Iemand die iedere keer op de vingers getikt wordt, wordt nooit zelfstandig en volwassen; de mens moet leren zelf zijn fouten te zien. God heeft net zo gedaan als de goede opvoeders; in de jeugd een strenge discipline met straffen, maar als de volwassenheid komt moeten ze op eigen benen staan en zelf tussen goed en kwaad beslissen. De ouders, die hun kinderen niet vrijlaten en builen laten vallen na hun 20ste jaar, krijgen kinderen die ook op latere leeftijd geen zelfstandige besluiten kunnen nemen.

Als iemand een spijker in de wand slaat, en door slordigheid slaat hij zich op de duim, dan zegt een theoloog, terwijl het slachtoffer een krijgsdans uitvoert, dat hij gezondigd heeft door onoplettendheid, en dat de platte duim de straf hiervoor van God is. Waarbij God dan wel erg ad rem is geweest met zijn straf. Een timmerman zegt:" Uilskuiken kijk beter uit je doppen", en geeft het slachtoffer zelf de schuld van de platte duim. Het komt bij de timmerman niet op dat dit een straf van God is.

In dit duidelijke geval zijn zelfs de theologen het met de timmerman eens dat het zijn eigen schuld was, en dat hijzelf zijn duim bezeerde, want hij lette niet op. Hij deed het zelf en het was geen straf van God, maar zijn eigen onkunde of onoplettendheid.

In minder duidelijke gevallen wordt er in christelijke kringen nog wél gesproken over Gods straf. Dit is een gedachte die we uit de heidense overlevering hebben. Vroeger leefde de gedachte heel sterk dat de goden, demonen en geesten hun wraak botvierden op de mensen. In de Bijbel wordt ook vaak gesproken over de wraak van God, en de straf van God, maar dit is een gedachte van heidense oorsprong; het was de overtuiging van de schrijver. Jezus zegt dat God de zonden vergeeft, niet dat God zijn wraak botviert.

Eigenlijk is de term 'De Tien Geboden' niet juist, het moest eigenlijk 'De Tien Adviezen' zijn, want er volgt in tegenstelling tot geboden geen straf van God op. Als God wel strafte zouden we net doen als de primitieve volken en proberen slim te doen zonder dat God het merkte. We zouden proberen Hem voor de gek te houden, net als kinderen, die stiekem stout zijn.

God kan ook geen ingreep doen ter voorkoming van een misstap, of misdaad, zonder ieder zijn verantwoordelijkheid te ontnemen. We zouden dan allerlei zotte en ook gevaarlijke dingen gaan doen met de opmerking: "het geeft niet, God is genadig en goed en vergevend; bovendien voorkomt Hij alle kwaad". God zou er dan een soort vuilnisophaaldienst op na moeten gaan houden, om alle rommel van onze onverantwoordelijke daden op te ruimen. Een totale onverantwoordelijkheid zou dan bezit nemen van de mensheid. God heeft voor zichzelf gesteld dat we verantwoordelijk moeten zijn. Zo heeft Hij ons gemaakt. Wij zijn Zijn evenbeeld en Hij is verantwoordelijk, en eist verantwoordelijkheid van ons. Zijn we het niet dan dragen we de gevolgen, maar Hij grijpt niet in. Deed hij dit wel dan zouden we totaal onmondig zijn, zoals de primitiefste heidenen.

Een gedachte die wel voorkomt binnen het christendom, in de zin van: God is goed en mild en vergevend en Hij leidt ons. Met andere woorden: als er iets fout gaat heeft God ons niet goed geleid. Hij heeft het niet voorkomen en daarom is Hij de verantwoordelijke, waar we in werkelijkheid zelf de verantwoordelijke zijn. In deze sfeer ligt ook de wanhopige vraag waarom doet God niets? Zoals ze zo vaak gesteld is in de oorlog, met de concentratiekampen. Deze reactie is niet zeldzaam en gaat er van uit dat God verantwoordelijk is voor wat wij fout doen, of dat Hij op zijn minst moest zorgen dat we niet zo slecht zijn. Hier ligt ook weer de gedachte dat God ons niet zo slecht had mogen maken.

Adam al, antwoordt God 'De vrouw die Gij mij gegeven hebt heeft mij gegeven, en toen heb ik gegeten'. Adam geeft God een brutaal antwoord en stelt God verantwoordelijk. Hij heeft Eva gemaakt, maar volgens Adam niet goed, en daarom ging het fout. Hij geeft God en Eva de schuld, en praat zichzelf vrij; een heel menselijke reactie.

Met de zondeval voorkomt God niet het eten van de boom. Dit is een onafhankelijk besluit, door Adam en Eva genomen, en in overeenstemming met het 'heers over de aarde'. God komt pas als ze hun besluit genomen hebben en vraagt waarom ze dit gedaan hebben. Dan wijst God ze op hun verantwoordelijkheid, en op de gevolgen van hun daden. Hij wil ze geen verantwoordelijkheid ontnemen en verminderen, als blijkt dat het fout is gegaan. God zegt hun dat ze in het zweet huns aanschijns hun brood zullen eten; dat ze zullen sterven en dat moeite hun loon zal zijn. Dit is het gevolg van hun domme en koppige en eigengereide egoïstische houding; de zonde is letterlijk de oorzaak van dit alles; niet God is hiervoor verantwoordelijk. De zonde wordt veroorzaakt door mensen die veel van zichzelf houden, en altijd menen alles onbeperkt te mogen, en het recht te hebben alle goed ongelimiteerd naar zichzelf toe te mogen kanaliseren, eventueel ten nadele van anderen. Die anderen moeten dan maar niet zo dom zijn. Omdat ze zo dom zijn is het hun eigen schuld dat ze benadeeld worden. Dit is de algemene redenering van alle mensen vandaag aan de dag. Dit is goed koopmansschap. Men pleit altijd de snelle slimmerikken vrij, maar God doet dit ongetwijfelt niet!

De mensen krijgen verantwoordelijkheden opgelegd, naar de mate dat ieder deze kan dragen en dienen te leren hier zelfstandig mee om te gaan. Zo kan God zich niet laten zien zonder dat dit op de besluitvaardigheid van de mensen invloed heeft. Hij kan ook niet op allerlei manieren ingrijpen ter voorkoming van allerlei misstanden in onze samenleving, zonder ons de verantwoordelijkheid te ontnemen. De Bijbel zegt dat Jezus terug zal komen als de mensen dreigen elkaar uit te roeien, maar Hij komt pas terug als de mensen de besluiten hiervoor al genomen hebben en als alles al is misgegaan, en Hij komt alleen terug om het uitroeien van het mensenras te voorkomen. Niet om de besluiten van de mensen hiertoe, te verhinderen.

Jezus komt terug om de brokken te rapen, niet eerder. Als Hij eerder zou komen om in te grijpen, zou Hij de mensen hun verantwoordelijkheid en zelfstandigheid ontnemen, en God wil dit kennelijk in geen geval.

De Bijbel verhaalt ons dat God op allerlei manieren verscheen aan de mensen om in te grijpen en bij te sturen, maar we moeten wel bedenken dat de mensen toen nog niet geleerd hadden onafhankelijk te zijn van God, en er ook nog niet aan toe waren dit te gaan leren. Gods verschijnen en ingrijpen had op de zelfstandigheid toen nog geen invloed, want aan zelfstandig worden waren de Joden nog niet toegekomen. Ze waren nog bezig zich te ontdoen van de vele goden.

De koningen Saul en David raadpleegden God herhaaldelijk, en de Bijbel schrijver was er van overtuigd dat dit erg vroom was. Tegenwoordig geldt dit bij veel christenen nog. Ze hebben niet begrepen dat de opdracht 'Ga en bebouw de aarde en wordt talrijk en heers' doorgetrokken moet worden tot de zelfstandigheid en de besluitvaardigheid van de mens. Ze begrijpen niet dat een onderdanig en ondergeschikt mens, die iedere keer God vraagt, niet kan heersen volgens Gods opdracht. God heeft ons Zijn richtlijnen gegeven en gebaseerd hierop zijn wij in staat te beslissen. We hoeven dan niet iedere keer God lastig te vallen, want we kennen Zijn mening. Zo duidt ook de uitspraak Deo Volente (D.V.) op een niet begrijpen van de gelijkenissen van Jezus.

In de praktijk heeft de mens al lang begrepen dat hijzelf moet beslissen, in elk geval handelt hij alsof hij het heeft begrepen, maar zondags in de kerk vormt het een dilemma. Zo wordt het gezegde 'de mens wikt maar God beschikt' ook alleen maar aangehaald als er iets fout is gegaan. In de praktijk zijn we niet zo afhankelijk van Gods mening. Gelukkig maar, want de Bijbel leert dat God het zo wil. Hierdoor is, en wordt, de wereld ontwikkeld volgens de opdracht 'Ga en bebouw en heers'. Hoewel er allerlei misstanden in deze ontwikkeling zijn.

Vanwege en terwille van de menselijke zelfstandigheid hoeven we niet te verwachten dat we God binnenkort eens op bezoek krijgen. Als we volwassen en verantwoordelijk zijn geworden dan komt Hij, zoals Johannes in Openbaringen vertelt, niet eerder. Het schijnt dat Hij geen behoefte heeft te verzeilen in de rommel die wij maken. En het niet verschijnen of het niet zichtbaar ingrijpen van God is geen bewijs dat Hij niet bestaat. De Bijbel zegt dat God altijd bezig is met zijn schepping. God kan ontzettend veel doen zonder dat wij er iets van merken, en als wij het niet merken heeft het geen invloed op onze besluitvorming en zelfstandigheid.


De vraag: "wie is God?" is eveneens niet gemakkelijk te beantwoorden, of liever gezegd helemaal niet te beantwoorden, maar wel weten we uit de Bijbel enkele dingen van God.

Allereerst is het belangrijk te stellen dat God geen god is. De Bijbel zegt dit herhaaldelijk. Dit is maar goed ook. Als Hij wel een god was, zou Hij niet bestaan, want goden bestaan niet. Evenmin als demonen en spoken niet bestaan. Eigenlijk is het niet helemaal juist dit te zeggen. Goden demonen en spoken en geesten bestaan wel, maar uitsluitend in de verbeelding van de mensen. Ze houden op te bestaan als de mensen niet meer in ze geloven.

De mens is Gods evenbeeld aldus de Bijbel. Dit is een belangrijk en veelzeggend gegeven, maar veel mensen menen dat deze uitspraak figuurlijk genomen moet worden, niet letterlijk. Want, menen ze, God is veel te verheven om op ons te lijken. Deze mensen denken dat God zich slordig heeft uitgedrukt, daarom veranderen ze de letterlijke in een figuurlijke uitspraak en kan het heidense godsbeeld wat eigenlijk alle christenen hebben geriefelijk gehandhaafd blijven. Toch zegt de Bijbel niet één keer, maar herhaaldelijk dat God ons heeft geschapen naar zijn beeld en naar zijn gelijkenis. Verder herhaalt de Bijbel uit den treure eigenschappen van God die erg menselijk zijn. Gods handen, Gods voeten; Gods grote kracht; Gods driftigheid; Gods liefde; Gods ergernis, Gods boosheid; Gods geduld; Gods aangezicht, Gods verheven rechterarm, Gods macht, Gods spijt, of Gods veranderde mening.

De mens is naar Gods evenbeeld geschapen, en de Bijbel is vasthoudend bij het noemen van allerlei eigenschappen van God die erg menselijk zijn. God heeft overigens wél eigenschappen, buiten zijn almacht, die een mens niet of in zeer geringe mate bezit. Deze zijn: nederigheid en eenvoud. God heeft ook eigenschappen die Hem door alle christenen worden opgedrongen, maar die Hij helemaal niet bezit. Deze zijn: heerszucht, bedilzucht, hooghartigheid, trots en wraaklust. Dit zijn allemaal eigenschappen die de mens wél bezit, en vaak in behoorlijke mate.

Mensen die menen dat God niet op mensen lijkt, of liever gezegd dat de mens niet op God lijkt, hebben te veel het beeld van een autoritaire en hooghartige en fictieve heidense afgod uit de godenwereld in hun hoofd, en onze God woont niet in zo'n godenwereld. Ook heeft Hij hiermee niets gemeen.

De Bijbel zou dit allemaal niet gezegd hebben, en zo vaak in herhaling vallen als het niet letterlijk bedoeld was. Bij de Sinaï, wordt er verteld 'en Hij hield maaltijd met hen', met Mozes en de oudsten van Israël. God, of zijn afgezant, hielden maaltijd met de leiders van Israël. Ze zagen er niet alleen gelijk uit, ze aten ook hetzelfde voedsel. Ja, wordt er dan gezegd, Hij heeft even de gedaante van een gewoon mens aangenomen, maar daarna neemt Hij weer een andere gedaante aan; een Goddelijke.

God is almachtig en daarom zal Hij daartoe best wel in staat zijn, maar Hij wil dan toch wel door ons gekend zijn als ons evenbeeld. Ik geloof dat we ons daar aan moeten houden, en niet verder fantaseren want dit leidt tot niets. Dit fantaseren heeft als diepste oorsprong het primitieve heidense beeld wat we hebben van God. Volgens de Bijbel zijn wij Gods evenbeeld, dus: God ziet er uit zoals wij, en het grootste verschil is dat Hij de wereld geschapen heeft, en wij niet. Toch deelt God ons mede dat naar de mate van bekwaamheid wij met Hem als koningen zullen heersen. God heeft grote dingen met ons voor, en waardeert het absoluut niet dat we laks en lui zijn, of lusteloos, of onderdanig. Hij waardeert het nog veel minder als we gemaakt onderdanig zijn, of gemaakt nederig, wat heel vaak voorkomt.

Er staat in de Bijbel meerdere malen dat God geen god is. Als we alle eigenschappen van God bij elkaar leggen, zoals de Bijbel die opsomt, dan komen we inderdaad tot die conclusie. Hij heeft niets met een god gemeen. Een god, dat is het heidense beeld wat de primitieve mensen zich gevormd hebben van een godheid. Geen enkele eigenschap die op goden van toepassing is vinden we bij God, dus is Hij helemaal geen god. Hij heeft alleen maar de naam 'God' gekozen om de plaats van de goden in te nemen, en om op deze manier de heidense godsdiensten uit te roeien. Door zichzelf God te noemen, heeft Jahweh hier de totale oorlog verklaard aan de afgoden. Door hun plaats in te nemen weekt Hij de volgelingen van die afgoden langzaam los uit het heidendom. Dit proces is al wel enkele duizenden jaren geleden begonnen, en is in de derde wereld nog steeds volop aan de gang.

Er staat in Openbaringen 'God zal onder de mensen wonen'. Let wel, er staat niet God zal bij de mensen wonen, maar onder de mensen. God zou je buurman kunnen zijn, afgaande op wat er staat. Jezus gaat veel verder dan Johannes. Jezus zegt dat God onze Vader is. Je vader is allereerst samen met je moeder je eerste en belangrijkste leermeester, en bovendien ook je meest naaste bloedverwant. Hier maakt Jezus ons duidelijk dat God niets anders wil dan het meest directe contact met de mensen, maar alleen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

Jezus zegt ook dat de Vader is zoals Hijzelf is. De Vader is iemand met grote macht maar een nederig en eenvoudig wezen, precies als Jezus nederig was. God heeft niet de noodzaak om, zoals mensen, zich groot en indrukwekkend voor te doen.

Opvallend is dat in de Tien Geboden wordt gezegd God lief te hebben en je vader en moeder te eren. God wil niet dat we hem eren zoals goden of heersers geëerd worden; Hij is immers ook geen god. We moeten Hem liefhebben en maakt heel duidelijk dat dit liefhebben bestaat uit het houden van zijn geboden. Hiermee voelt God zich geëerd. Andere eer wenst Hij niet. Kennelijk omdat dit niets uithaalt, en in werkelijkheid nutteloos is. Zoals in de Bijbel staat:" Met hun mond eren zij mij, maar met hun hart zijn zij verre". God is praktisch ingesteld, en houd er niet van voor de gek gehouden te worden, en wil daar ook geen aanleiding toe geven.

Mensen doen zich vaak groter voor dan ze zijn om zich beter te kunnen verdedigen in de maatschappij, of om anderen te overtroeven, maar God heeft deze noodzaak absoluut niet. Hij heeft immers alle macht in hemel en op aarde. Hij hoeft zich tegen niemand te verdedigen en Hij heeft ook geen enkele reden om iemand te willen overtroeven.

Wij zijn gemaakt naar het evenbeeld van God. God draagt grote verantwoordelijkheid. De hele Bijbel door wordt er ook gesproken over de verantwoordelijkheid van de mensen. Ze willen die niet dragen, maar God wil ons verantwoordelijkheid geven. Naar de mate dat wij die dragen kunnen, steeds meer, ongeacht of we dat willen. In de gelijkenis van de talenten maakt Jezus duidelijk dat God ons de opdracht geeft zijn geboden te bewaren, en de wereld te ontwikkelen, maar God speelt niet voor politieagent. In de gelijkenis gaat de heer buitenslands en controleert zijn knechten niet. Ook in de gelijkenis van de verloren zoon wordt de jongste zoon, als hij vertrekken wil, niet beïnvloed door zijn vader. Jezus is het hier niet eens met de mensen die menen dat de mens wikt en God beschikt. De mens beschikt wel degelijk aldus Jezus.

Voor alles wat er in onze maatschappij gebeurt worden wij gezamenlijk verantwoordelijk gesteld, en als het mis gaat dan dragen we de gevolgen. Dit is niet omdat God zo'n sadist is, maar de enige manier waarop we kunnen leren, omdat, zoals de Bijbel zegt, we 'een hardnekkig geslacht' zijn.

Of God bestaat of dat Hij niet bestaat kunnen we niet uit de Bijbel bewijzen. We kunnen de Bijbel wel geloven. Als we onze samenleving bezien; als we bezien wat de Bijbel er van zegt en wat de gevolgen van de Bijbel boodschap zijn geweest op deze samenleving. Als we, gebaseerd op de wetenschappelijke ontwikkeling, ons verdiepen in hoe de toekomst zal zijn, dan hebben we geen keus. We hoeven niet meer te geloven dat de Bijbel gelijk heeft, want we kunnen het al met eigen ogen zien. We kunnen zien dat de beloften van de Bijbel waar zijn. We beginnen al een klein beetje van de Bijbelse toekomst te zien in de tegenwoordige ontwikkeling van de samenleving. Een toekomst waarvan we ons nu wel een vaag beeld kunnen maken, en die overeen komt met wat de Bijbel zegt over de toekomst van de aarde. Als in het ene de Bijbel een frappante bewering doet, waarbij we kunnen beoordelen dat deze juist is, waarom zou dan de andere bewering niet waar zijn? Temeer omdat dit boek ons heeft geleerd waarheid van onwaarheid te onderscheiden.

De Bijbel is het boek wat de mensheid geleerd heeft wat eigenlijk waarheid is. Het is misschien interessant te weten dat een primitieve afgoden-dienaar, een voodoër, de grootste moeite heeft met het onderscheiden van de waarheid en leugen, en met het onderscheiden van realiteit en fictie. Tegenwoordig hebben we daar nog wel eens moeite mee, maar na tweeduizend jaar christendom gaat het aardig beter. De westerse wereld, en de modernste ontwikkelingen in onze samenleving en de nieuwste ontdekkingen van de wetenschap, zijn een bewijs dat de Bijbel eerlijk is, want haar voorspellingen gaan in vervulling.

We kunnen dan alleen maar tot de slotsom komen, dat de Bijbel ons niet wat op de mouw probeert te spelden, zoals de modernste theologen ons proberen aan te praten. Het is geen lichtzinnige en ongefundeerde uitspraak als we zeggen op basis van de Bijbel te geloven dat God bestaat. Er is alle reden toe dit te geloven. Want waar zou alle achtergrondkennis, alle diepe sociologische en psychologische kennis van onze samenleving, waarvan de Bijbel blijk geeft kennis te bezitten, en alle wetenschappelijke achtergrondkennis van de Mosaïsche wetten vandaan gekomen moeten zijn? Zeker niet van de technisch primitieve mensen uit de tijd van Mozes, of uit de tijd van David.


Heel vrome mensen menen dat ze zich erg onderdanig en ondergeschikt behoren te gedragen ten opzichte van God. In de rooms-katholieke kerk, met zijn voorbedes van Maria en de heiligen, is dit een diep ingewortelde gedachte. Ook de Joden waren erg onderdanig ten opzichte van God. Ze noemden Hem YHWH, de Eeuwige, een naam die nooit uitgesproken werd, omdat ze te heilig geacht werd.

In het verhaal van de torenbouw van Babel staat dat de mensen een toren wilden bouwen die met de top tot in de hemel reikte. De mensen wilden net zo verheven worden als God. Ze wilden stormenderhand de hemel veroveren. Dit is niet goed zegt de Bijbel. In het verhaal staat dat God neerdaalde uit de hemel om eens te zien wat de mensen eigenlijk wel aan het doen waren. In een spottende opmerking wordt hier het zwoegen van de mensen, om dit te bereiken, aan de kaak gesteld: God had het nog niet gemerkt, maar ontdekte het toen Hij toevallig keek. In het verhaal staat ook dat God helemaal niet overstuur raakte bij deze ontdekking.

Het stormenderhand veroveren van de hemel wordt sterk veroordeeld door de Bijbel, maar dit is ook het in bezit willen nemen van de hemel, en de plaats van God, onder voorwaarden door ons gesteld. Ook het Gode gelijk willen zijn wordt als een grote zonde gezien; als grote hoogmoed, door bijna iedereen.

Wat zegt de Bijbel hiervan? De Bijbel zegt dat God ons uitnodigt aan Hem gelijk te worden en zijn medewerkers te zijn. Dit, uiteraard, onder condities door God gesteld; niet onder onze condities en voorwaarden. Houdt dit in dat we dan hoogmoedig, arrogant, onaanspreekbaar en onaantastbaar worden, zoals goden waren? Juist niet. God is nederig en eenvoudig. Het is net als in het lied: "Ik wens te zijn als Jezus". In dit lied wordt ook de wens geuit, gelijk aan Jezus te willen zijn, wat gelijk staat met aan God gelijk te willen zijn. Toch heb ik nooit gehoord dat iemand aanstoot nam aan dit lied. Terecht, want God eist in feite van ons dat wij gelijk worden aan Hem. Alle wetten die God ons gesteld heeft laten ons, als wij ze opvolgen, steeds meer gelijk zijn aan God. Helemaal gelijk zijn aan God lukt ons nooit, daar zijn we veel te aards en te onvolkomen voor, maar het moet wel ons doel zijn, en met Gods hulp komen we een heel eind.

Hier vloeit ook uit voort dat we wel nederig, maar niet onderdanig moeten zijn. Als Jahweh een god was moesten we wel onderdanig zijn, maar nu Jahweh God is moeten we nederig zijn, en Gode gelijk willen zijn. Dit is wat de Bijbel ons leert. De Bijbel leert ons ook dat God helemaal niet bang is dat we Hem de baas worden, en dat Hij ons daarom liever klein en onkundig zou houden. God wil niet ver en hoog van ons verwijderd zijn. Hij zal immers onder de mensen wonen.

Hieruit volgt ook dat het idee van een hoge en verheven God die door de Joden niet aangesproken mocht worden, en door de rooms-katholieken niet rechtstreeks aangebeden mag worden, een vertrokken gedachte is. Het is een idee wat uit de oudheid komt. Een idee zo oud als de geschiedenis, een heidens idee. Jezus, maar ook het oude en nieuwe testament maken ons duidelijk dat God dit absoluut niet wil. God wil contact met de mensen, en zal, als wij daarvoor rijp zijn, onder ons komen wonen.



inhoud volgende terug eind
Hosted by www.Geocities.ws

1