begin inhoud volgende terug

De Christenen.



Wat kan er van het christendom gezegd worden? Wat is het christendom, en wat behoort het te zijn? Dit zijn ook van die vragen die zo vaak herhaald zijn. De apostelen zijn de eersten geweest die zich deze vraag gesteld hebben, en ze hebben schoorvoetend en weifelend enkele regels gesteld, en langzaam is het christendom gegroeid naar de vormen die het vandaag heeft.

Het christendom wordt door bijna alle christenen gezien als een godsdienst, maar heeft het oorspronkelijke christendom wel de nodige kenmerken? Een godsdienst wordt gekend door een hoog verheven en autoritair god; door een dominante en machtige geestelijkheid of priesterschap; door allerlei bijgeloof, en magie en door vele ondoorzichtige en vaak obscure handelingen om de god vriendelijk te stemmen, en tegelijkertijd de geestelijkheid en de priesters meer macht te verschaffen.

De christelijke leer, maar ook veel van de protestantse kerken hebben eigenlijk maar weinig kenmerken van zo'n godsdienst. Oudere christelijke kerken, zoals de rooms-katholieke en de Grieks-orthodoxe kerken, integendeel, hebben wel enkele van deze kenmerken.

Mozes heeft de joodse tempeldienst als een godsdienst gebracht, met een ritueel waarin een volksgezondheids-pakket verwerkt was. Zo had de joodse godsdienst een tweeledig doel. In de eerste plaats werd in de godsdienstige behoefte van Israël voorzien, en verder werd de volksgezondheid bevorderd. De joodse tempeldienst had niet als doel Jahweh te vereren. Het vereren van Jahweh wat er plaatsvond was een noodzakelijk gevolg van de eredienst, maar niet het doel. Deze godsdienst had hierdoor een uitsluitend maatschappelijke functie. Door in de behoefte van een godsdienst te voorzien, voorkwam dit ritueel dat de Joden naar heidense afgodstempels gingen, waardoor ze terug zouden vallen in het primitieve heidendom, met zijn bijgeloof en met zijn excessen.

In de christelijke leer is eenzelfde tendens te bespeuren. Jezus heeft, aldus de evangelisten, nooit één woord gerept over offerdienst; tempeldienst, of een godsdienstig ritueel, geladen met magie en mystiek, die zo kenmerkend zijn voor een godsdienst. Jezus heeft alleen maar gesproken over de menselijke maatschappij. Verder heeft Jezus, alleen naar aanleiding van een vraag van de discipelen, iets over het gebed gezegd.

Jezus heeft gesproken over wat er fout was aan onze samenleving en hoe het in de toekomst zal, en moet, zijn. Hij heeft gesproken over het menselijk gedrag, en hoe dit gedrag moet zijn in Zijn koninkrijk.

Hoewel Hij zich alleen maar met onze samenleving bezighield heeft Hij geleefd volgens de Joodse leefregels, en ze nooit bekritiseerd. Hij was een model jood, behoudens enkele details, waar de Farizeeën verontwaardigd over waren. Het genezen op sabbath en bijvoorbeeld het uitwrijven van enkele graankorrels op sabbath, in strijd met de toenmalige Joodse gebruiken, heeft Hij verdedigd, maar verder heeft Hij alles gelaten bij wat het was. Hij heeft alleen het wettische en het kleinzielige en het onmogelijke van de joodse leefregels aangevochten.

Jezus heeft niet de Joodse godsdienst aangevochten, maar ook niets gezegd of gedaan wat kenmerkend is voor een godsdienst, behoudens zijn uitspraken over het gebed en de doop. Hij heeft niet de Joodse offerdienst aanbevolen en geen voorschriften gegeven omtrent een kerk of enige organisatie of geestelijkheid met rangen en standen, maar Hij heeft gesproken over het koninkrijk der hemelen; een volmaakte maatschappij op aarde. Hij heeft alleen maatschappijleer gegeven; geen godsdienstlessen. Hij heeft ook geen ingewikkelde dogmatische verhandelingen gegeven. Ook heeft Hij nooit iets gezegd wat wij niet kunnen begrijpen, of vatten, of iets wat tegen onze logica indruist. Alles wat Hij zei was eenvoudig, geordend en logisch, met een begrijpelijk en doorzichtig verband. Dit in schrille tegenstelling met veel tegenwoordige dogma's in veel christelijke kerken, die suggeren dat het christendom één bonk onlogica is, ongeveer op het niveau van sprookjes.

Hoewel Hij gezien wordt als een godsdienstig leider, is Hij dit nooit geweest. Hij is een maatschappij vernieuwer. Hij heeft lessen in maatschappijleer gegeven, en Hij is veel meer iemand als Marx of Engels, of als Rousseau en Voltaire, dan iemand als Mohammed, of Boeddha, die wel godsdienstige leiders waren, en als zodanig rangen en standen in de geestelijke hiërarchie hebben aangesteld, met ritueel en allerlei ceremoniële eisen waar hun volgelingen aan moesten voldoen.

Jezus heeft nooit gesproken over een te vormen godsdienstige organisatie die Hem moest vereren en dienen, en die Zijn leer moest verspreiden. Het enige wat Hij gedaan heeft is Zijn discipelen instrueren hoe ze Zijn leer moesten brengen aan de mensen. Hij wilde ze vissers van mensen maken. Hierbij heeft Hij niet nagelaten te zeggen dat aller leider, aller dienaar moest zijn. Dus geen hoog verheven grote heerser, wiens woord wet is, maar een leider gelijk aan andere mensen, zonder een overheersend gezag. Legt Jezus hier niet de eerste fundamenten voor de democratie?

Als dit een manier is om een godsdienst te stichten is het wel een heel vreemde manier. Het lijkt of Jezus erg nonchalant te werk is gegaan. Hij is nalatig geweest iets te zeggen over een instituut dat zijn leer moest verdedigen, en dit was geen toeval. Dat Jezus niets over een te vormen kerk, of organisatie, heeft gezegd, is zeer zeker met voorbedachte rade geweest. Om reden dat Zijn doel niet een kerk was, of welke duurzame organisatie dan ook. Hij wou geen machtige en indrukwekkende kerk stichten, met machtige leiders. Hij wou het koninkrijk der hemelen stichten; geen machtige kerk met veel politieke invloed, die de mensen voorschreef hoe ze moesten leven. Hij wou de wereld verbeteren, en we kunnen vandaag zien dat dit, tot nu toe, ten dele gelukt is. Dit ondanks alle onbegrip en alle onwil en onbenul van Zijn volgelingen, welke niet anders hebben gedaan dan van de kerk een doel te maken, evenals ze ook altijd van Jezus hun doel hadden gemaakt. Een kerk als middel is er eigenlijk nog niet geweest, evenals ook Jezus nooit als middelaar is gezien. Hij is alleen maar middelaar genoemd.

De Franse revolutionairen zochten ook de maatschappij te verbeteren, precies zo als het christendom. Hun leuze "Vrijheid, gelijkheid en broederschap" waren begrippen die ze, misschien onbewust, van de hugenoten hadden geleend. De Franse revolutionairen waren zich niet bewust dat deze waarden al 1800 jaren gemeengoed waren van de christenen. Waarbij gesteld moet worden dat het gemeengoed van de christenen veel groter was dan dat van de jakobijnen. Deze hebben ook nog menslievendheid, trouw en recht hoog in het vaandel staan, wat bij de Franse revolutionairen niet aan de orde was. Het resultaat van deze dissidente hugenoten kennen we. In Frankrijk heeft het een totale ontwrichting van de maatschappij veroorzaakt.

De ontwrichting die het communisme veroorzaakt heeft was niet minder groot. Van de naweeën hiervan staan de kranten nog dagelijks vol. Door een totaal gebrek aan kennis van de menselijke psychologie, en door totale onkunde ontrend het functioneren van de maatschappij, hebben deze wereldverbeteraars de wereld niet verbeterd, maar een enorme chaos geschapen. Psychologisch en sociologisch een absolute flop. De Grote Ontwerper van het christendom daarentegen, heeft laten zien dat Hij als geen mens de menselijke maatschappij, en de menselijke geest, kent. Het christendom heeft nooit iets ontwricht, dan alleen de heidense godsdiensten, wat heel uitdrukkelijk haar doel was. Misschien kan hiertegen ingebracht worden dat de inquisitie Spanje wél ontwricht heeft, maar de inquisitie was geen christendom, maar alleen maar een waanzinnig idee van een betrekkelijk kleine groep verdwaalde geestelijken.

De grootste fout van alle wereldverbeteraars was wel dat ze allemaal geweld en onderdrukking als het belangrijkste middel tot het verbeteren van de maatschappij zagen. Ze eisten altijd dat ieder zich aan de voorschriften van de grote leiders onderwierp, niet goedschiks dan kwaadschiks. Wat hebben deze verbeteraars een geweld gepleegd; onbeschrijfelijk! Het leek wel of het afmaken van mensen, alle kwaad uitroeide. Het is waar: zonder mensen is er ook geen menselijk kwaad.

Met een enkele hoge uitzondering hebben alle wereldverbeteraars die buiten het christendom werkten, rust gebracht: de rust van het kerkhof. Jezus zegt: "Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden". Zo is het geweest. De leer en de zachtmoedige geest van Jezus, waar de nadruk op verantwoordelijkheid en loyaliteit wordt gelegd, hebben de westelijke wereld indringend veranderd, en er een dynamische wereld van gemaakt, waar steeds meer ieders mening wordt gerespecteerd. Deze wereld is bezig met ongekende snelheid de beloften van de Bijbel waar te maken. Het is niet een gestagneerde verscheurde maatschappij zoals bij de mohammedanen, of een beschouwende en passieve maatschappij boordevol van magie en bijgeloof, zoals bij de boeddhisten. Ook geen verwarrende en verstarrende maatschappij, vol van zelfmedelijden en vol waandenkbeelden, zoals bij de voodoo.

Gezien Jezus eigenlijk nooit over godsdienst gesproken heeft, kan moeilijk gezegd worden dat Hij de stichter van de christelijke godsdienst is, want de leer van Jezus heeft oorspronkelijk geen kenmerk van godsdienst. Paulus heeft het wel enkele kenmerken van een godsdienst gegeven, maar Jezus heeft alleen maar een volmaakte wereld, zonder fouten, gepredikt, zoals dit al in het jodendom verweven was.

Dat het christendom wel veel kenmerken van een godsdienst heeft komt voor rekening van de kerkelijke leiders van de eerste tien eeuwen christendom, waar onder sterke invloed van het heidendom, allerlei heidense gedachten in het christendom ingebracht zijn. Deze gedachten zijn bij de bekeerde heidenen blijven voortleven en met de bekeerlingen ingelijfd. Vele van deze irreële begrippen bestaan nog, maar tegenwoordig zijn er heel veel mensen die er moeilijkheden mee hebben. Deze fantasie en deze waandenkbeelden en deze heidense wereldvisie komen voor rekening van de heidense invloed waaraan het christendom en zijn geestelijkheid onderhevig waren.

Daar dit heidendom zijn stempel achterliet, was rond het jaar duizend, het christendom tot een complete godsdienst verworden, met bijgeloof, en magie en al. Met allerlei mystieke begrippen, en bovennatuurlijke dogma's, die we niet kunnen omvatten met onze logica. Die tegen alles wat logica is indruisen. Ook vandaag vinden we nog veel van deze onlogische en in zichzelf strijdige leerregels in de christelijke kerken. Als in de Bijbel misschien wel zulke begrippen voorkomen, dan is het toch zo dat Jezus nooit iets heeft verkondigd wat tegen onze logica ingaat, of iets wat we niet zouden kunnen begrijpen.

Jezus heeft nooit in het bovennatuurlijke gesproken, zijn leer was duidelijk en voor álle mensen verstaanbaar, met een voor ons begrijpelijke logica. Niet alleen begrijpelijk, maar zelfs subliem in eenvoud. Zei Hij niet "Mijn last is licht en Mijn juk is zacht"? Het was een eenvoudige leer welke Jezus bracht. Anders dan de Joodse godsdienst uit die tijd, die toen al veel van de pietluttigheid had die ze nu nog heeft, en waar Jezus zijn afkeer over heeft uitgesproken.

De oudste christelijke kerken hebben de meeste invloed van de oorspronkelijke Europese godsdiensten ondergaan, want ze hebben het langste naast elkaar bestaan. Deze heidense invloeden hebben lang stand gehouden. In alle christelijke kerken zijn nu nog resten hiervan terug te vinden, maar we vinden de meeste overblijfselen in de oudste kerken. Op dit niveau moeten we ook de oorsprong van de beelden en iconen in deze kerken zoeken. Deze beeldendienst spreekt een primitief mens erg aan. Zo hebben deze kerken, om aanhangers te winnen, deze beeldendienst ingesteld, met allerlei godheden die heiligen genoemd worden. De geestelijkheid ontkend dat het iets met afgoden te maken heeft, maar dat komt omdat de geestelijkheid tot de dag van vandaag niet heeft begrepen wat eigenlijk afgoden zijn. De rooms-katholieke en Grieks-orthodoxe kerken hebben maar weinig gemeen met de organisatie die Jezus voor ogen stond, toen Hij preekte. Áls Jezus ooit een organisatie voor ogen heeft gehad. Deze christelijke kerken hebben veel eigenschappen van een heidense godsdienst. Met verheven heiligen en een zéér verheven God. Waarbij ze weer dezelfde entourage hebben geschapen, met de heiligen verering, waar het Oude Testament met zoveel nadruk stelling tegen neemt in de uitspraak "Hoor, Israël uw God is één"! Verder neem ik aan dat de Grieks-Orthodoxe en Rooms-Katholieke God niet minder autoritair is dan de geestelijkheid. Ook de autoritaire geestelijkheid is een kenmerk van primitief heidendom. De heidense priesters en medicijnmannen hadden ook altijd grote macht. De rijkdom en de weelde in deze kerken, die de macht moeten benadrukken, hebben weinig met Jezus gemeen en alles met heidense godsdiensten. Zo zijn deze grootste en oudste christelijke kerken erg ver afgedwaald van de eenvoud van Jezus, en van zijn doelstellingen. In veel aspecten zijn ze uitgesproken onchristelijk. Ze hebben van Jahweh bijna een afgod gemaakt. Hiermee kan ook verklaard worden waarom in Zuid-Amerika het Rooms-Katholicisme soepel overgaat in de voodoo godsdiensten, zó dat hier bijna geen grens te trekken is. Het Rooms-Katholicisme is op veel plaatsen in de wereld niet zo heel veel anders dan deze heidense godsdiensten.

De Grieks-Orthodoxe kerk heeft zich nooit bemoeid met de verantwoordelijkheid die de mensen hebben te dragen. Iets waar Jezus veel nadruk op heeft gelegd. Dit paste niet in het straatje van de autoritaire geestelijkheid. Het was voor deze geestelijken veel geriefelijker een onderdanige en volgzame geloofsgemeenschap te hebben dan zo één als we vinden in de calvinistische kerken, met soms mensen die wel verantwoordelijkheid hebben en willen dragen, maar die niet zo volgzaam zijn. Deze mensen hebben hun eigen inzichten en zijn veel moeilijker te manipuleren, maar het is met dit soort moeilijk te manipuleren mensen, en in deze omgeving en sfeer, dat de democratie realiteit is geworden en waar de mensen het eerst, en het meest, elkaar als gelijken zijn gaan behandelen. Ook kan men in dit soort maatschappij verschil van mening hebben zonder dat dit ruzie veroorzaakt. Met andere woorden iemands mening wordt gerespecteerd. De landen met meer Rooms-Katholieke of Grieks-Orthodoxe invloed hebben maar sinds kort, of helemaal nog niet, iets wat democratie genoemd kan worden. Als men in deze soort maatschappij verschil van mening heeft, dan is er wél meteen ruzie.

In de Russische maatschappij zijn de mensen zowel door de kerk, als door de adel en het tsarendom, klein en afhankelijk gehouden. De kerk, die hier wat aan had moeten doen, heeft verstek laten gaan. Het rampzalige resultaat van het communisme hier nog bijgevoegd, maakt van de Russische maatschappij een onverantwoordelijke, onhanteerbare, onregeerbare verzameling éénlingen, die van elkaar proberen te profiteren, precies zoals dit in een primitief heidens derde-wereld land gebeurd. Of er veel bijgeloof en misschien ook nog heidendom voorkomt, is me niet bekend. Maar naar de aard van de de maatschappij moet dit haast wel. Het is zeer waarschijnlijk dat er, net als in Latijns-Amerika, niet meer dan ruwweg 5% van de bevolking werkelijk christen is. De Russen hebben net als de Latijns-Amerikanen maar een heel kleine christelijke invloed ondergaan; misschien nog minder. Tegenwoordig lijkt het, op een afstand althans, dat het Russische volk aardig minder discipline heeft dan de Latijns-Amerikanen. Als de Grieks-Orthodoxe kerk zich meer aan zijn oorsprong had gehouden, dan hadden de communisten nooit een voet aan de grond gekregen. Helaas is dit niet gebeurd met het tegenwoordige resultaat.

Ze hebben zich uitgeput te verkondigen dat de mensen veel moesten bidden. Iets wat Jezus niet gedaan heeft. Aan werken, en dóen, is nooit veel aandacht geschonken, waar Jezus wél aandacht aan schonk. De Grieks-Orthodoxe, maar ook de Rooms-Katholieke, kerk hebben altijd wel een toevlucht geboden aan vermoeide en bange, en soms zelfs luie, mensen als monniken en nonnen in de kloosters, en als geestelijkheid. Hiervoor werd een hoge prijs gevraagd; een leven in celibaat, met allerlei andere ontberingen, en nutteloze; nadelige en onchristelijke vrijheidsbeperkingen. Beperkingen die verhinderen dat de mens geestelijk ontwikkelt, en ontplooit in een zelfstandig en verantwoordelijk wezen. Jezus zegt "Mijn Last is licht", en ze is licht, maar de last van de katholieke kerk is onmenselijk zwaar voor haar geestelijkheid. Getuige zijn de processen tegen katholieke geestelijken in de Verenigde Staten, wegens pedofilie. Deze processen zijn een directe aanklacht tegen de Rooms-Katholieke kerk, en haar personeelsbeleid.

In het boek Genesis geeft God de opdracht:" Gaat heen en bebouwt de aarde en wordt talrijk". De aanbeveling om talrijk te worden heeft me altijd bevreemd. Op het voedsel na heeft sex altijd de meeste aandacht gehad van de mensheid. Er is dus geen aanbeveling of aanmoediging nodig om talrijk te worden, want het heeft de op één na hoogste prioriteit bij de mensen. Je zou verwachten dat God eerder, net als Paulus, iets zou zeggen om ál te groot enthousiasme wat te temperen. Toch geeft de Grote Psycholoog deze onverwachte aanbeveling. Als je dan het celibaat van de katholieke geestelijkheid ziet, begrijp je plotseling waarom deze zinsnede hier staat. Altijd ziet de mensheid kans om de grootste aberraties te creëren. Als God vond dat een geestelijke zonder sex moest leven had Hij ze wel sexloos geschapen, net als de kuise engeltjes van de grote Italiaanse meesters.

Als we terugkeren tot het klooster zien we dat, behoudens de leiding, alle mensen ondergeschikt en klein gehouden werden. De klooster leiding volgt niet de aanbeveling van Jezus: "De oudste worde als de jongste". In een klooster zijn de mensen niet gelijk aan elkaar, maar ondergeschikt aan elkaar. Eigenlijk hebben ze precies de verhouding van heidense priesters tot hun ondergeschikte geloofsgemeenschap. Het klooster, evenals het celibaat, is een instelling gebaseerd op heidense gedachten; en hoort ook thuis in heidense godsdiensten, maar zeer zeker niet in een volwaardig christendom, waar de mensen een vrije en zelfstandige wil moeten hebben, of op zijn minst ontwikkelen.

Vanuit deze kloosters is veel gebeden of God de wereld wou verbeteren, maar Jezus zei: 'Bid en werkt'. In de gelijkenis van de talenten werken de knechten met de talenten, als ze dat verkiezen, maar de heer gaat buitenslands. Waar hij zich mee bezighoudt, wordt niet gezegd, maar niet met de talenten, want die had hij alle ter beschikking gesteld aan zijn dienaren. Hiermee wordt ons duidelijk gemaakt dat God van ons eist dat wíj de wereld moeten verbeteren, want alle talenten zijn ons ter beschikking gesteld. Waarom zijn wij naar Gods evenbeeld gemaakt? God gaat niet het werk doen wat wij nalaten te doen, aldus Jezus. Dit gebed vanuit de kloosters is dan ook vruchteloos geweest, voorzover deze kloosterlingen zich niet in de wereld begaven.


Het christendom wordt nu als godsdienst bedreven, met erediensten aan Jahweh, en met preken. Een eredienst wordt al vanaf oude tijden aan alle godheden betoond. Maar preken maken geen deel uit van een oorspronkelijke godsdienst. In de tijd van Mozes, en vlak daarna, kenden de Joden geen regelmatige bijeenkomsten om de godsdienst te bestuderen. Wel hadden de levieten de opdracht de Israëlieten te onderwijzen, maar deze eis is niet erg nauwgezet opgevolgd. Dit gebruik is pas later gekomen, na de ballingschap en na Ezra. Het heidendom kent geen uitlegging en discussie over zijn geloof. Daar wordt alleen godsdienst maar bedreven; niet bediscussieerd. Alleen in de meer ontwikkelde godsdiensten, die we misschien niet primitief heidens kunnen noemen, maar ook zeker niet christelijk, wordt onderwijs in dogmatiek gegeven. In het heidendom worden alleen maar rituelen uitgevoerd, en offers gebracht. En de mensen proberen er zo goed en zo kwaad als maar mogelijk is met de goden op goede voet te blijven.

Een kerkdienst kent een eredienst en een preek. De eredienst aan Jahweh is in principe wel een kenmerk van een godsdienst, maar deze eredienst bestaat uit het lezen van de wet of de geloofsbelijdenis; uit het voorlezen uit de Bijbel en het zingen van liederen. Deze eredienst is net zo goed een les in maatschappelijk gedrag als de preek. Het is niet zozeer het vereren van Jahweh als wel het bestuderen van Zijn leer en Zijn opdracht. Het heeft eigenlijk niet zozeer de eer van Jahweh tot doel en als zodanig precies in de lijn van de Bijbel; geen offers maar gehoorzaamheid; ofwel, geen woorden maar daden! God vindt het prima dat we Hem eren als het maar nut heeft, en als het maar ergens toe dient. Daarentegen aan nutteloze eer heeft God een ontzettende hekel, maar dit soort eer is Jahweh aangenaam want het heeft een doel, en het heeft nut.

De evangelisten verhalen dat Jezus altijd de synagoge bezocht, en dat Hij meedeed aan de Bijbel studie die er plaats had. Dit is een aanduiding dat, hoewel Jezus geen kerk wou stichten als godsdienstige organisatie, dit wel een door Hem gewaardeerde manier van studie was. Zodat uiteindelijk onze tegenwoordige vorm van kerkdienst houden, op zijn minst, dicht bij de wensen van Jezus ligt.

De entourage van het christendom heeft wel veel kenmerken van een godsdienst, maar ook het jodendom heeft dit nog steeds. Misschien in mindere mate dan het christendom maar ook daar zijn veel kenmerken van het oorspronkelijke begrip van godsdienst overgebleven. Het oorspronkelijke begrip van godsdienst is heidens, want de oorspronkelijke godsdiensten waren de heidense. Het christendom en ook het jodendom kunnen veel meer gekarakteriseerd worden als een anti-godsdienst. Het is in een jasje van een godsdienst gestoken, maar het heeft hiermee niets gemeen. Wel kan het in deze vorm de heidense godsdiensten uitstekend bestrijden als een concurrerende godsdienst. Dat het dit bestrijden van heidense godsdiensten sinds de tijd van Jezus veelal succesvol heeft gedaan, kunnen we in de geschiedenis vaststellen.

Het christendom, en ook het jodendom, zijn geen godsdiensten, maar veeleer sociaal-maatschappelijke instellingen -stromingen en organisaties, die zich bezig moeten houden met de vraag hoe de mens zijn samenleving leefbaar houdt, en hoe die samenleving kan ontwikkelen en uitgroeien tot een volwassen mensheid, zoals ons geschilderd wordt in de Bijbel, en zoals gepredikt door Jezus met name in de opdracht: "Gaat dan henen, maakt alle volken tot Mijn discipelen."

In die context zijn de zondagse preken heel nuttig. Ze zijn als een soort hersenspoeling, en als een gestage drup. Altijd worden we er weer op gewezen, terecht, dat het allemaal veel beter moet. Ondanks deze aanhoudende vermaningen zien we maar heel weinig resultaat, maar de Bijbel zegt niet voor niets dat we een hardnekkig geslacht zijn.

Als we naar andere godsdiensten kijken, kunnen we daar zien dat ze zich allemaal bezig houden met de vraag hoe ieder voor zich zijn eigen zaligheid kan bereiken, en hoe de goden tevreden gesteld kunnen worden. Het boeddhisme put zich bijvoorbeeld uit in het verhogen en verbeteren van het karma van de eigen persoon, niet het karma van de ander. In geen enkele godsdienst wordt de mens vermaand op het welzijn van de ander te letten; alleen in het christendom-jodendom. Hier ligt de grote kloof tussen het christendom-jodendom en alle andere godsdiensten, en stromingen zoals het communisme.

Eigenlijk zijn alle oosterse godsdiensten, voor zover ze niet primitief heidens zijn, alleen met de eigen persoon bezig in een soort van zelfcultus. De oosterse godsdiensten welke de westerse wereld hebben bereikt zijn allen zo, en draaien in een kringetje rond de eigen persoon. In deze godsdiensten worden de mensen verwend, en iemand wordt beklaagd met zijn lot als hij dat wenst. Verder wordt het ego en de ziel van de mensen gestreeld. Het geheel wordt dan verfraaid met wat weidse filosofieën, zodat nogal wat mensen verstrikt raken in deze doodlopende ideeën, maar een vraag als: "Ben ik mijns broeders hoeder" wordt er niet in gesteld. Het zijn godsdiensten zonder aandacht voor de naaste; absoluut egocentrisch. Als de oosterse wijsheid zo groot is, zoals ik vaak heb gelezen, waarom zien dan bijna alle Aziaten er zo verwaarloosd uit?

Verder zien we, als we de boeddhistische monniken vergelijken met rooms-katholieke monniken, nog een heel groot verschil. Katholieke monniken werken allemaal, of op zijn minst bijna allemaal, ook nonnen doen veel welzijnswerk, maar boeddhistische monniken doen niets behalve bedelen en zorgen dat  hun tempel in orde wordt gehouden. Voor de maatschappij zijn ze enkel een last. In Vientiane; Laos, waar ik geweest ben stond het hele centrum van de stad vol met boeddhistische tempels. Het leek me toe dat dit een enorme last moet zijn voor de bevolking van een land, verarmd door oorlog.


De christen wordt erop gewezen aandacht te hebben voor de ander. Dit heeft tot gevolg dat de christen minder psychologische problemen heeft, want hij wordt gewezen op de problemen van de ander. Hierdoor raken de eigen problemen en pijntjes buiten de aandacht. Zodat ze heel vaak ongemerkt verdwijnen. De christen is daarom geestelijk evenwichtiger dan de niet-christen. Eigenlijk moesten alle psychologen en psychiaters hun klanten hulpje van een ouderling of diaken maken voor zover dit mogelijk is, dus sociaal werker. Dit is een uitstekende therapie voor een groot aantal psychologische problemen. Vooral de ingebeelde. Iemand die met ontferming bewogen is over iemand anders, heeft zelf geen psychologische problemen. Zo heeft ook op dit gebied het christendom voordelen.

Het christendom heeft nog een dergelijk groot voordeel ten opzichte van niet christenen. Onlangs zijn psychologen zich bewust geworden van het feit dat als bij de aankoop van iets, de keuze erg groot is, de mensen onzeker worden. Ieder doet in meerdere of mindere mate zijn best het mooiste en beste en vernuftigste model te kiezen, maar bij grote keuzemogelijkheid zijn de mensen onzeker van hun beslissing. Het kost veel meer werk om iets te kopen en de mensen hebben minder plezier van hun nieuwe aanwinst, en bedenken zich daarna dat een ander model beter of mooier geweest zou zijn. Hierna is alle plezier verdwenen, en worden de kiezers neerslachtig van hun verkeerde keuze.

Binnen het christendom zijn een aantal leefregels, vooral omtrend de sex en de handel, welke het aantal gedragsmogelijkheden sterk beperkt. Een christen dient zichzelf te beperken; zelfdiscipline. Deze zelfdiscipline bestaat niet, of tenminste in veel mindere mate, buiten de christelijke leefwereld. Het gevolg is dat niet christenen, zonder deze beperking, veel meer keuzemogelijkheden hebben, want niets beperkt hen. Het effekt is precies gelijk aan iemand die boodschappen doet bij een te grote keuzemogelijkheid. Ze worden op dezelfde manier depressief en ontevreden, want er bestaat twijfel of hun levenskeuze wel de meeste mogelijkheden biedt. Dit is één van de redenen, samen met het zich bekommeren om de ander, dat gemiddeld de christen beter is gehumeurd, opgewekter is, en minder aan depressies lijdt. Dit is proportioneel aan het toepassen van zelfdiscipline en leefregels. Ik vermoed eigenlijk dat de ontevredenheid en de somberheid van de moderne mens in de moderne maatschappij voor het grootste gedeelte voortvloeit uit het gebrek aan discipline. Het bezitten van veel meer goederen heeft uiteraard ook invloed hierop. De onenthousiaste en depressieve mens wordt niet uitsluitend gecreëerd door zijn ongeremde leefwijze.


Heel veel psychologische problemen ontstaan doordat de lijders steeds met zichzelf bezig zijn; vinden dat ze het slecht getroffen hebben, en hierdoor onzeker zijn van zichzelf. Soms ook geven ze zichzelf de schuld van iets waar ze geen schuld aan hebben, zodat er ook nog zelfverwijt speelt. Als zo iemand zijn aandacht op de ander concentreert door hem te helpen, dus aan de naaste denkt, dan ziet zo'n mens plots dat de ander ook met dergelijke problemen worstelt. Vaak zijn alle problemen dan opgelost.


In alle godsdiensten en maatschappelijke stromingen bemoeit men zich hooguit met de ander om hem te commanderen en om hem voor te schrijven hoe hij zich te gedragen heeft en wat er van de ander verwacht wordt. Waarmee altijd de vrijheid beperkt wordt. Alleen de christelijke leer doet dit niet. De christelijke kerken doen dit wel in zekere mate, en in verschillende mate. Maar ze doen dit alleen maar, omdat ze de leer van Jezus nog nooit geheel begrepen hebben.

De vraag waar ieder, buiten het christendom en jodendom, zich mee bezig houdt is altijd: Hoe kan ik míjn leven en míjn positie verbeteren, en waar heb ik recht op. Binnen het christendom is dit ook overwegend zo, maar dit is wel onchristelijk. Daarom wordt er ook altijd overal zoveel aandacht aan de rechten van de mens besteed. Dit ligt in de aard van de mens. De plichten van de mens vergeet men gemakshalve maar. Typisch de neiging en eigenschap van aanhangers van het heidendom. Als deze neiging u bekend voorkomt dan moet u zich bedenken dat de beste christenen nog niet de helft van de weg hebben afgelegd, die Jezus ons gewezen heeft, en dat we nog heel erg met allerlei heidense gewoonten behept zijn.

De Bijbel leert ons dat wij op maar heel weinig recht hebben, omdat we alles voor onszelf verknoeien. Het zou veel beter zijn als we ons wat drukker maakten over onze plichten, want dit is christelijk. De plichten van de ander moeten we aan de ander overlaten. Dit is niet onze verantwoordelijkheid. Als iemand het over de rechten van de mens heeft, dan spreekt hij indirect eigenlijk over de plichten van iemand anders, want deze ander moet aan zijn of haar recht voldoen. Dit is nogal aanmatigend, en juist die mensen die het over hun recht hebben, vergeten hun plicht, veelal bewust.

Om al deze verschillen met andere godsdiensten, en om de uitspraak van Jezus: "Maakt alle volken tot Mijn discipelen.", heeft het christendom-jodendom geen broeder- godsdiensten zoals de aanhangers van de wereldraad van kerken menen. Want de afstand met andere godsdiensten, hierdoor veroorzaakt, is groter dan de afstand van de aarde naar de andere kant van de melkweg. Jezus, en ook Jahweh, verklaart aan álle godsdiensten de oorlog. Als de aanhangers van deze godsdiensten zich met sociaal- maatschappelijke problemen bezig willen houden, en noden willen lenigen, en onwetenden willen leren in alle eenvoud en nederigheid, dan hebben ze hetzelfde doel als wij. Dan moeten we wel met ze samenwerken, maar alleen dán.

We moeten ons wel bedenken dat ze deze aandrang niet vanuit hun godsdienst hebben, maar van het voorbeeld wat het christendom, of de westelijke wereld, geeft. We zijn geen van allen erg volmaakte christenen. Vaak moet je heel opmerkzaam zijn om iets te ontdekken van de naastenliefde, maar als je in niet christelijke leefgemeenschappen komt dan zie je toch wel verschil; soms een heel groot verschil. Zodat ondanks alles het christendom toch een voorbeeld is voor niet christenen.

Omdat geen enkele godsdienst zich bezighoudt met het welzijn van de ander, maar op zijn hoogst met het commanderen van de ander, kunnen we zeggen dat het christendom geen broeder- godsdiensten heeft behalve de Joden. Maar zoals ik eerder al opmerkte: het christendom is een anti-godsdienst. Het is zelf geen godsdienst en het bestrijdt elke godsdienst die er bestaat, en het duldt, op het jodendom na, geen enkele  godsdienst naast zich. Eigenlijk worden de Joden ook niet geduld. Zelfs christelijke zusterkerken duldden we, enkele tientallen jaren terug, niet. Als er dan theologen zijn die menen dat we met allerlei willekeurige godsdiensten plotseling wel gebroederlijk kunnen samenwerken, en vooral, als gelijkwaardig kunnen en moeten respecteren, dan vraag je jezelf af of ze de aard van hun eigen godsdienst wel kennen. Want de christelijke leer respecteert alleen maar de woorden van de Bijbel. Ook dit is de meeste theologen van vandaag niet meer duidelijk. Het komt er op neer dat flink aantal christelijke theologen helemaal niet meer weten wat hun geloof eigenlijk voorstaat, en wat het karakter van het christendom is. Ik vraag ieder die het in dezen niet met mij eens is om de(bijna) laatse zin van het Matthéüs evangelie eens grondig te lezen:" Gaat dan henen, maakt alle volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat ik u bevolen heb."


Als iemand binnen het christendom wil weten of een ander ook een gelovig christen is, stelt hij altijd de vraag: "Geloof je in Jezus". Deze vraag geldt als de belangrijkste vraag binnen de christelijke wereld. Het geldt dat hiermee je geloof valt of staat. Het is hierom dat de christenen niet geloven dat de Joden hun broeders zijn, want de Joden antwoorden hierop met 'Neen'. Als we in de brief aan de Romeinen hoofdstuk 10 lezen dan komen we ook tot deze slotsom. Er staat: "Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden." Hier rechtvaardigt Paulus ondermeer de vraag: "Geloof je in de persoon Jezus". Hij stelt dat dit een essentiële vraag is, en als je hier met ja op antwoord dan wordt je behouden. Zoals de dogma's van de christelijke kerken ook zeggen.

We moeten bedenken dat Paulus Jezus nooit heeft ontmoet, en nooit met Hem heeft gesproken. Hij had al zijn christelijke kennis van de discipelen. Dit was allemaal via mondelinge overdracht. De evangeliën heeft Paulus nooit gelezen. Hij bezat geen Nieuw Testament. Zo zal hem ontgaan zijn dat Jezus nooit de aandacht op zichzelf vestigde, maar de boodschap die Hij van de Vader moest brengen als het voornaamste benadrukte. Dit vat Hij samen in de inmiddels al vaak aangehaalde uitspraak: "Niet ieder die tot Mij zegt Here Here, zal ingaan in het koninkrijk, maar die daar doet de wil van de Vader die in de hemelen is".

Deze uitspraak van Jezus gaat lijnrecht tegen de uitspraak van Paulus in. Gezien de uitspraken van Paulus altijd veel meer de aandacht van de theologen hebben gehad, dan de uitspraken van Jezus, en dat het in s'mensen aard ligt iemand te verheerlijken en op een voetstuk te plaatsen, of te vervloeken, is het niet verwonderlijk dat de uitspraak van Paulus, waar Jezus verheerlijkt wordt en op een voetstuk wordt geplaatst, veel meer gewicht in de schaal heeft gelegd. Eigenlijk kan gezegd worden dat de theologen door de tijden heen alleen maar de brieven van Paulus hebben gelezen, want alle kerkelijke uitspraken en dogma's zijn hier op gebaseerd; een enkele uitzondering daargelaten. De rest van de Bijbel is ernstig verwaarloosd door de theologen, en heeft heel duidelijk nooit veel gewicht in de schaal gelegd. Veel theologen erkennen dat ze het oude testament wel eens verwaarloosd hebben. De werkelijkheid is veel erger; ze hebben alleen de brieven van Paulus maar gelezen. Zo is ook de uitspraak van Jezus enigszins weggemoffeld; precies zoals dit het geval was met Jezus' uitspraken over de heiligmaking, de uitverkiezing, en de voorzienigheid. Men heeft altijd de voorkeur gehad om Jezus op een voetstuk te plaatsen, en daarna niet meer naar zijn woorden te luisteren.

De gelijkenis van de tien meisjes, die wachten op de bruidegom, maakt duidelijk dat in Jezus geloven niet voldoende is. Ze hadden zich allemaal klaargemaakt; ze geloofden allen in de bruidegom, maar de helft werd toch niet toegelaten, enkel en alleen omdat ze een klein detail vergeten hadden. Ze deden wel mee met de feestgangers, dat is de kerk, maar werden afgewezen in het hoge percentage van 50%. Erger nog, Jezus stelt hier a priori dat er 50% afvallen van de kerkmensen.

Er wordt in het nieuwe testament nogal eens gezegd dat Jezus de Middelaar is. Een middelaar is een tussenpersoon, en een middel, maar niet het doel. De kerk nu heeft altijd Jezus als doel gehad, en niet als middel. Als de kerk het heeft over de middelaar, dan bedoelt ze daarbij iets anders dan Jezus in zijn boodschap. Jezus zegt het niet één keer maar vele malen dat Hij niet belangrijk is, maar het woord van God, d.w.z. Zijn leer, dát is bij Hem belangrijk. Veel van deze verdraaiingen stammen uit de Middeleeuwen, waar de geestelijkheid er veel meer op uit was om macht te verwerven dan om de Bijbel te verstaan en te verspreiden.

Door de uitspraak van Jezus blijkt dat de vraag: "Geloof je in Jezus", als belangrijkste vraag verkeerd is gesteld. Deze vraag moet luiden:"Heb je geleefd volgens de richtlijnen van Jezus", of "Deed je wat Jezus zei". Dit is eensluidend met de vraag in het laatste oordeel welke luidt: "Wat deed je?" ofwel, "Wat hebt gij voor Mij gedaan?". Het is ook eensluidend met de opdracht: "Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb". Het onderhouden van wat Jezus beval is belangrijk, niet het Hem nalopen of het in Hem geloven.

Zal Jezus de nadruk leggen op zijn eigen persoon? Of zal Hij de nadruk leggen op de wil van de Vader, waar bij Hem alles om draaide? Hiermee in overeenstemming zijn ook de woorden "De zonde tegen de Zoon zal de mensen vergeven worden, maar de zonde tegen de Geest niet." Ook hier zegt Jezus weer dat het geloven in Hem van minder belang is dan het doen van de wil van de Vader. De zonde tegen de Geest is het niet doen van de wil van de Vader, en dit wordt niet vergeven. Het niet leven volgens de richtlijnen van Jezus is het hoofdpunt, en wordt als kapitale zonde gerekend. Het niet erkennen van Jezus als verlosser is van minder belang. Jezus is immers ook alleen maar middelaar tussen God en de mensen. Bovendien de nederigste middelaar die er ooit geweest is. Heel het leven van Jezus is hiermee in overeenstemming, en ook al zijn uitspraken. Jezus zal vragen als Hij op de rechterstoel zit: "Deed je de wil van de Vader?". Hij zal niet vragen:"Geloofde je in Mij?", of:"Geloofde je dat Ik Gods Zoon ben?", of: "heb je mij geëerd?".

Het koninkrijk Gods is afhankelijk van het gedrag van de mensen. Zonder een gedrags discipline lijdt het koninkrijk Gods schipbreuk. Als je je aan de leer van Jezus houdt zonder in Hem te geloven lijdt het koninkrijk Gods geen schipbreuk, want dit geloven is hiervoor niet essentieel. De daden van de mensen en hun gedrag zijn van essentieel belang, niet de inhoud van het geloof. Zo zullen er ongelovigen behouden worden, diegenen die zich aan de leer van Jezus houden, zonder in Hem te geloven. Jezus zelf zegt dit ook.

Jezus zal aan allen vragen: "Wat heb je gedaan?". Hij zal alleen deze vraag, ook aan de Joden, stellen. Dientengevolge staat het vast dat, als de Joden niet slechter waren dan de christenen, en niet minder goed de wil van de Vader deden, ze ook niet zwaarder veroordeeld zullen worden dan de christenen. Want, aldus Jezus, het al of niet geloven in Jezus speelt geen doorslaggevende rol. Dit in totale tegenstelling met alle dogma's van alle christelijke kerken.


Daniël ziet in het visioen van Nebukadnezar de steen, die zonder toedoen van mensenhanden de aarde vervult, als een opvolger van alle koninkrijken die hij omschrijft. Deze rol is voor het christendom-jodendom weggelegd. Geen godsdienstige rol, maar een maatschappelijke, en het christendom-jodendom is de opvolger van alle naties en rijken. Als zodanig moet het christendom meer de status van een wereldse organisatie hebben, zoals het communisme, dan de status van godsdienst, want Jahweh is geen god en Hij eist alleen maar een eerlijk en trouw gedrag van ons in de samenleving; geen offeranden, of allerlei eerbetoon.



inhoud volgende terug eind
Hosted by www.Geocities.ws

1