begin inhoud volgende terug

De Bijbel.



De Bijbel is het belangrijkste boekwerk van de christenen. Dit boek wordt overal ter wereld bestudeerd. Niet altijd is dit zo geweest. Tot de hervorming was de Bijbel een weinig gelezen boek. Alleen de geestelijkheid mocht er gebruik van maken. Na de kerkhervorming is de Bijbel het meest gelezen boek ter wereld geworden.

In alle ontwikkelingslanden wordt de Bijbel steeds meer gelezen, maar in de ontwikkelde landen steeds minder. Kennelijk denken deze mensen dat de Bijbel ze niets meer te vertellen heeft. Dit oude boek is al geruime tijd in opspraak bij een bepaalde categorie theologen. Het is net alsof deze mensen hun uiterste best doen de Bijbel in diskrediet te brengen.

Er is altijd veel studie van de Bijbel gemaakt in de christelijke wereld, waarmee men zich als doel stelde lering uit de Bijbel te trekken. Maar de laatste tijd wordt de Bijbel op een andere manier benaderd. Men probeert dit boek te toetsen, of het al dan niet de waarheid bevat. Op zichzelf, is hier niets tegen. Alleen iemand die bang is, dat de Bijbel misschien een onwaarheid blijkt te zijn, kan hier tegen zijn. Toch is het opmerkelijk dat een bepaalde categorie mensen zich bijna uitsluitend met dit onderdeel van de Bijbelstudie bezig houden. Waarbij ze het hoofddoel niet bestuderen of helemaal vergeten. Gezien hun studies erg eenzijdig zijn, is het geen wonder dat ook hun bevindingen eenzijdig zijn.

Al geruime tijd zijn er theologen geweest die hebben getracht de oorsprong van de Bijbel vast te stellen. Hoe de verschillende boeken zijn ontstaan, wie hieraan hebben gewerkt, en waar dit heeft plaatsgevonden. Met hun studies, met name over Deuteronomium, maar ook wel in andere Bijbelgedeelte, komen zij soms tot de slotsom dat deze boeken maar wat lukraak samengesteld zijn, en dat een aantal joodse schriftgeleerden alles maar een beetje aangepast heeft naar eigen inzicht. Daardoor geloven en vertrouwen ze de Bijbel niet meer, temeer omdat er ook wel sporadisch eens een onwaarheid of tegenstrijdigheid voorkomt in de Bijbel.

Vast staat dat de Bijbel duizenden malen is overgeschreven. Dat dit wel eens fout is gegaan staat ook vast. Er zijn wel eens stukken vergeten, of ook wel woorden veranderd of verminkt. Mensen hebben nooit helemaal zonder fouten kunnen werken, in de oudheid evenmin als vandaag.

De schrijvers die zich bezig hielden met het kopiëren en samenvoegen van bijbelgedeelten waren gelovige joden, meestal priesters en altijd schriftgeleerden. Een gelovige jood was er van doordrongen dat het joodse volk het door God uitverkoren volk was. Om deze reden waren de gebeurtenissen en het wedervaren van dit volk heilig. Daarom waagde geen schriftgeleerde het om maar een beetje aan te rommelen naar eigen inzicht, bij het te boek stellen van de gebeurtenissen, zoals sommige bijbel specialisten menen, want Israël ’s God was een naijverig en wrekend God. Men vreesde God te zeer om zoiets te doen. Vrezen in de betekenis van bang zijn voor Gods wraak. Jahweh had in de loop van de tijd al teveel wraak gerichten gehouden. De psalmen staan er vol van, maar ook elders in de Bijbel wordt vaak geschreven over de geduchte daden Gods. Geducht, omdat ze er er bang voor waren.

Als de schriftgeleerden op eigen houtje wat aan het veranderen waren geweest in de Bijbel, dan zouden ze wel meer aan de geschiedenis gepolijst hebben. De minder fraaie verhalen zouden ze wat opgepoetst kunnen hebben, want de Bijbel geeft nou niet bepaald een lofrede op de grote daden van de joden. Een geschiedenisboek van een volk is anders geschreven dan de Bijbel. Een geschiedenisboek spreekt van de grote daden van een volk; niet van de minder lofwaardige daden zoals de Bijbel dit doet. Dat de Bijbel onverbloemd de gebeurtenissen opsomt, zonder deze te verhelen, pleit voor de oprechtheid en de eerlijkheid van de schrijvers en spreekt deze visie van deze nieuwe en kortzichtige theologen frontaal tegen.

In een boek van Ds Labuscagne, 'Gods oude plakboek', stelt de schrijver dat in het boek Deuteronomium aan het begin van het boek voorspellingen gedaan worden welke tegen het eind van het boek in vervulling gaan. Waarbij er profetieën met hun vervulling door de schrijver gesimuleerd worden, aldus Labuscagne. Ik herinner me niet meer waarover het gaat, maar het is goed dat men ervan doordrongen is dat geen vrome jood dit durfde. Deze schrijver gaat er ontegenzeggelijk van uit dat toentertijd de mensen net zo tegenover God, en goden, stonden als wij; als de mensen van vandaag. Dit is bepaald niet waar. Hoewel de dominees van de kansel wel spreken over het vrezen van God, wordt dit alleen maar als synoniem van het geloven in God gebruikt. Vandaag vreest, in de westelijke wereld, niemand meer voor God. Anders is het in de derde wereld, daar vrezen de mensen nog wel voor de afgoden. Het lijkt mij dat deze auteur een gebrek aan kennis van het toenmalige geestelijke leven van de mensen heeft.

Gedurende de ballingschap is er waarschijnlijk al wel wat invloed geweest van wat later de Griekse beschaving zou heten, en die, vooral later, godloochenaars waren. De Grieken waren geen godloochenaars zoals de mensen dat vandaag soms zijn. Alle godloochenaars van die tijd waren zonder uitzondering erg bijgelovig en hadden een panische angst voor magie en wraak van spoken en allerlei goede en kwade geesten. Waarzeggerij had in Griekenland en de hele toenmalige wereld een belangrijke plaats, getuige bijvoorbeeld het beroemde orakel van Delphi. De Grieken waren wel verlicht maar niet in die mate als de mensen van vandaag, die ook niet meer in geesten, spoken en magie geloven. Ook onder de joden die zeer zeker onder de invloed van hun tijd leefden was er een soortgelijk bijgeloof. Denken de discipelen niet het eerst aan een spook als Jezus over het meer gaat?



 Geen gelovige jood met interesse om een boek als Deuteronomium samen te stellen waagde het zomaar iets te verzinnen. De Bijbelboeken van Mozes zijn samengesteld uit oude verhalen, soms al geschreven, soms alleen bestaande uit mondelinge overlevering en geleidelijk aan gegroeid en gevormd door de tijd heen. Wat misschien kan inhouden dat er gebeurtenissen in staan die nooit gebeurd zijn, maar, hoewel misschien niet letterlijk gebeurd, bevat dit verhaal dan toch evengoed lering. Dit is immers het doel van de Bijbel. Er is niet opzettelijk en doelbewust een bepaalde richting aan gegeven die niet overeenkomt met het werkelijke doel van de Bijbel: De mensen de wil van Jahweh bekend maken, en de leefregels die God ons wil inprenten. Het belangrijkste wat de Bijbel ons wil leren is als eerlijke, trouwe, en fatsoenlijke mensen te leven in onze maatschappij en de rest is niet van zo heel groot belang. Dit doel nu, wordt heel duidelijk niet aangetast in de Bijbel door eventueel gemaakte fouten.

Een voorbeeld zijn de wetten van Mozes met hun heel bijzondere inhoud. Aan deze bijzondere wetten kun je natuurlijk gauw voorbij gaan en zeggen dat de boeken van Mozes eigenlijk niet veel nieuws te zeggen hebben, maar deze wetgeving van de Sinaï was een heel bijzondere voor die tijd.

Gezien de Bijbel heel vaak gekopieerd is, is zij ongetwijfeld onderhevig geweest aan fouten, en misschien ook aan verandering, maar niet erg gericht, en ook niet met de opzet er een fraai en spannend verhaal van te maken. Dit zou gelijk staan met valse profetie. De eerbied en de vrees voor God was onder de gelovige joden veel te groot om zoiets te doen. Bovendien was zo iemand des doods schuldig. Hoewel het niet waarschijnlijk is dat de wet over de valse profeten letterlijk is uitgevoerd, en dat er werkelijk voor een valse profeet doodsgevaar dreigde. Zeker niet in de tijd waar men het schrijven van Deuteronomium plaatst; de ballingschap.

Zoals de mensen van die tijd heel anders tegenover magie en geesten stonden, stonden ook de vrome joden heel anders tegenover God dan wij nu. Hij was zo verheven dat zijn naam niet mocht worden uitgesproken. Hij was precies zo hoog verheven en autoritair als de afgoden. Een gedachte ingegeven door heidense invloed. Verschillende keren lezen we dat als een engel aan iemand verschijnt, de persoon in kwestie niet anders verwacht dan te sterven:"Wee mij, want ik heb God gezien!". God is voor ons praktisch een hypothetische persoonlijkheid geworden, en bang voor God is niemand meer. Verder geloven we ook al niet meer in spoken en geesten met hun dreiging. Kortom wij mensen uit de westelijke wereld worden niet belemmerd door allerlei magie, geestenwereld, of bewoners van het dodenrijk die ergens rondwaren. Hierdoor zijn wij onafhankelijk geworden en vrij, maar het is een fout, te denken dat 1000 of 2000 jaar terug de mensen net zo dachten, en frank en vrij maar een beetje aan rommelden met voor hun erg heilige zaken, zoals het wedervaren der vaderen was voor de joden, of de wetten van de God der vaderen.

Als er al fouten of onjuistheden in de Bijbel voorkomen is dit echt vanwege vergissingen, en deze vergissingen hebben geen invloed op het hoofddoel van de Bijbel: Het ons duidelijk maken van Gods wil, dat is: orde en recht en eerlijkheid brengen in onze maatschappij.

Een belangrijk gegeven over de Bijbel is dat de Bijbelschrijvers altijd in hun eigen taal geschreven hebben. Op de manier en vanuit de gedachten wereld, gangbaar voor iedere periode. Zodat er vaak over goden, afgoden, boze geesten en bijgeloof wordt gesproken zonder enig onderscheid en zonder enig commentaar. Het hoefde geen commentaar, want goden waren even gewoon als tegenwoordig een griepje. Zo zijn ook alle brieven van Paulus in een eenvoudige stijl, en in het straatgrieks geschreven. De mensen ten tijde van de schrijvers hebben zelden of nooit enige moeite gehad te begrijpen wat er bedoeld werd, want alles werd in heel gewone taal gezegd. De latere Bijbelvertalingen zijn, misschien langzaam aan, in een hoogdravende en in een oneigenlijke stijl geschreven. Een stijl die schade doet aan het verstaan van de Bijbel. De Nederlandse Statenvertaling is eveneens in een taal geschreven die nooit in het dagelijkse leven in gebruik is geweest. Deze stijl is plechtig en hoogdravend, want de auteurs van de Statenvertaling meenden dat dit in overeenstemming was met de verhevenheid van Jahweh en met de verhevenheid van zijn dienaren. De king James Bible, uit dezelfde tijd, was precies zo. Ze geven hier blijk, maar een armzalig beetje van de Bijbel, en vooral van Jezus, begrepen te hebben.

Er staat herhaaldelijk in de Bijbel dat God jaloers is, naijverig, en dat Hij de God der wrake is. Terwijl, door de hele Bijbel heen, God zich opstelt als niet jaloers; als niet naijverig en als niet wraakzuchtig. Deze uitspraken staan er alleen omdat dit een gedeelte van het gedachten leven was van de mensen destijds, en God richt zich altijd tot ons in onze eigen taal en vanuit onze eigen gedachtenwereld. Bij het interpreteren van de Bijbel wordt hier altijd veel te weinig rekening mee gehouden.

Vaak heb ik de opmerking gehoord dat wij niet in staat zijn God te begrijpen, want Hij is te verheven en te groots. Dit is een misverstand; God verknoeit geen tijd met tot ons te spreken in een taal die wij niet verstaan. De hoogdravende taal van de meeste tegenwoordige Bijbels is geïnspireerd door theologen die deels dachten dat de Bijbel zich moest uiten in een taal even verheven als God, deels uit zelfverheffing en omdat ze zich onontbeerlijk wilden maken.



De Bijbel geeft ons buiten de wetten ook een visie op de toekomst van deze wereld, waarbij het, beginnend bij het paradijs, een gelukkige maar primitieve wereld toont. Door de zondeval, het ongehoorzaam zijn van de mensen, gaat deze harmonie en dit geluk verloren, maar God geeft de mens de belofte dat het verdwenen paradijs terug komt. De Bijbel schildert een wereld die geleidelijk aan ontwikkelt. Mozes, de grote wetgever, treed op het toneel met een nieuwe wetgeving. Deze wetten worden door de joden in het begin absoluut niet begrepen, toch worden ze na verloop van eeuwen min of meer opgevolgd. Dan komt Jezus en brengt meer details in de leer van Mozes, waarbij de oorspronkelijke kern van joodse leer verspreid wordt over de wereld. Als bekroning en afsluiting toont de Bijbel het nieuwe Jeruzalem, een toppunt van verfijning en rijkdom. Hier wordt de toekomst van de mensheid, of liever, de toekomst van het betere gedeelte van de mensheid, in al zijn glorie beschreven. Het Jeruzalem komt van God d.w.z. zonder de hulp van God lukt het de mens niet deze toekomst te bereiken. De mens schijnt niet in staat te zijn de boodschap "Hebt uw naaste lief als uzelf", uit eigen initiatief te bedenken, en nog minder deze in de praktijk te brengen. Dit woord hebben Mozes en Jezus ons gebracht, in opdracht van God.

Jezus maakt met zijn gelijkenis van de talenten duidelijk dat de mens zich tot het uiterste moet inspannen om deze toekomst te bereiken, want God zal naar de mate van ieders begaafdheid, aan ieder verantwoordelijkheid toekennen, en van ieder rekenschap vragen. Ieder die heeft, zal gegeven worden, maar wie niet heeft die zal ontnomen worden, ook wat hij heeft. Wij zullen er hard voor moeten werken om deze geweldige toekomst te bereiken, want uit de aard van de mens komt deze niet voort. Dit is een hard woord voor arme mensen. Er kan als kanttekening geplaatst worden dat dit woord alleen maar geldt voor arme mensen die lui zijn. Degene die hieraan niet meewerkt zal hier ook geen deel aan hebben. Jezus is onverbiddelijk als Hij opsomt wie niet in het koninkrijk der hemelen zullen komen.

Met zijn genezingen, zijn leer en zijn opstanding geeft Jezus als het ware al een voorproefje van hoe het zal zijn in Zijn koninkrijk: geen ziekte, geen onderdrukking, geen dood, en geen pijn. Vrije, blije, en absoluut gezonde mensen zullen daar verblijf houden. De mensen die zich niet houden aan de gestelde eisen zullen verdwijnen uit deze samenleving. Het is niet God die dit doet, tenminste niet direct. Wel indirect, door de wetten in de natuur die Hij gesteld heeft, en waar wij aan onderhevig zijn, en die we kennen. Zodat we ons er ook voor kunnen hoeden. Maar als we deze door God gestelde natuurwetten met voeten treden zullen we onszelf vernietigen.

De Bijbel tekent ons een beeld waar de mensen en vooral de joden geleidelijk aan onder Gods geboden; voorschriften, en soms ingrijpen, hun godsbeeld; godsdienst; wereldvisie, en verhouding tot de naaste veranderen. Dit moeilijke proces is al lang aan de gang, en het is een ware lijdensweg van vallen en opstaan, maar toch worden er vorderingen gemaakt.

In de eerste Bijbelboeken wordt een primitief godsbeeld gegeven, maar dit verandert langzaam. God is aan het begin van de Bijbel een wrekend God, en een dodelijk gevaarlijk wezen. De gevaarlijke en wrekende God openbaart zich ondermeer met de uittocht uit Egypte. In de psalmen wordt dit vaak aangehaald. Er staat ook vaak dat God Zijn aangezicht niet aan de mensen toont. Als sommige mensen menen God voor zich te zien staan, roepen ze uit: "Wee mij want ik heb God gezien".

Op de Sinaï, als Mozes voor de tweede keer de berg bestijgt, vraagt hij God te mogen zien. God zegt hem dat hij Gods aangezicht niet zal zien. Ook Elia krijgt alleen maar Gods achterkant te zien. God verhindert hiermee dat de joden een afgodsbeeld van Hem zouden gaan maken. Als ze Gods gezicht niet kenden waren ze niet in staat Hem te kopiëren en een beeltenis te maken.

Later, ten tijde van David, zien de mensen God al als een beetje genadig en erbarmend. Veel later noemt Jezus Hem 'Vader', en Johannes zegt in Openbaringen dat Jahweh onder de mensen zal wonen.

Het hele begin van de Bijbel ademt een heidense wereldvisie. De mensen maakten geen verschil tussen de wil van Jahweh en de wil van de afgoden. Ze hebben niet het flauwste benul van wat Jahweh eigenlijk van ze wil.

De geloofsheld Abraham was opgegroeid in een heidense wereld, ook hij geloofde in de gebruiken van de buurvolken. Getuige is het voorval van het offeren van Isaäk. Dat hij onmiddellijk op weg ging toen God hem zei Isaäk te offeren, bewijst dat hij volledig was opgenomen in het heidendom en volledig heidens dacht. Dit kon niet anders, want er waren toen alleen maar heidenen. Als God nu een dergelijke opdracht aan iemand zou geven uit de westelijke wereld, dan zou deze persoon gegarandeerd de opdracht van God niet uitvoeren, omdat hij weet dat dit een slechte daad is. Iemand die nu zoiets zou doen, zou, als hij tenminste niet eerder werd gelyncht, voor het gerecht komen, en van satanisme beschuldigd worden. Hij zou beslist niet als een geloofsheld gezien worden, zoals Paulus Abraham noemt. Abraham wist dit alles niet, en voert naar beste weten Gods opdracht uit. Door dit voorval begrijpen Abraham en zijn nazaten dat God geen kinderoffer wil.

De Bijbel laat duidelijk zien dat de Bijbelschrijvers een primitief beeld van God en van zijn bedoelingen met de mensheid hebben. God wordt heel vaak onbewust verward met de afgoden, of Hij wordt gezien als een god tussen de vele goden. Zoals Jethro een priester van God was; of Melchizedek "priester van de Allerhoogste god". Of het voorval van de terafim van Rachel. Waar de terafim wordt beschreven als God.

Dat er in het verhaal over Melchizedek staat dat hij priester van de Allerhoogste God was, is niets bijzonders. Dit wil niet zeggen dat hier Jahweh bedoeld wordt. Iedere priester achtte zich priester van de allerhoogste God. Ook nu nog is dit zo. Ook wij vinden Jahweh hoger dan Allah, en de mohammedanen vinden Allah groter dan Jahweh. Abraham dacht dat Melchizedek een priester van God was, en gaf hem tienden voor een heidense tempel. Ook het voorval met het gouden kalf was met de beste bedoelingen van de zijde van Aäron en de Israëlieten, en het was niet de bedoeling God te ergeren, maar Hem te eren. Volgens de godsdienstige overtuiging van de Egyptenaren was de rug van de stier, de erezetel van de godheid. Zo wilden ze God de hun hoogst denkbare eer geven. Toch accepteerde God hun eer niet; waarschijnlijk omdat het bijbehorende feest ruig en smerig was. Ook de beeltenis van de stier viel buiten Gods plannen.



Er wordt vaak in de Bijbel gesproken over 'God der goden'. Het was kennelijk een vaste overtuiging van de schrijver dat God concurrentie had, en dat er vele goden waren. Hoewel de schrijvers vaak wel de spreuk "Hoor Israël uw Heer is één!" kenden.

Er wordt tot aan de ballingschap vaak een beeld van God gegeven waarbij Hij tevoorschijn komt met alle kenmerken van een afgod: autoritair, hoogmoedig, wraakzuchtig, tyraniek, naijverig, jaloers enzovoort. Toch, tegen het eind in de boeken der profeten kunnen we al lezen dat God een zachtmoedig en mild God is in tegenstelling tot de heidense afgoden. Langzaam aan dringt het tot de joden door dat Jahweh anders is. Maar tot de ballingschap moet God hard concurreren met de afgoden, want het gewone joodse volk heeft geen begrip van Jahweh. Dit wordt goed beschreven op het moment dat de overgebleven ballingen onder Johanan ben Kareah naar Egypte willen, en Jeremia ze berispt over de dienst aan de koningin des hemels, de planeet Venus, waarvoor ze offerkoeken bakken.

De ballingschap heeft een zuiverende werking gehad. Vermoedelijk zijn alleen de vrome joden terug gegaan naar het land Kanaän, en de niet zo erg serieuze zijn opgenomen in de andere volken, waarbij er een natuurlijke selectie plaatsvond. Hoe dan ook, na de ballingschap hebben de joden nooit weer de afgoden gediend, en had Jahweh geen concurrentie meer. Daarmee zijn ook Gods ingrepen en verschijningen opgehouden. Van toen af moesten ze leren zich gedisciplineerd en zelfstandig te gedragen, waarbij God niet meer kon interfereren zonder die zelfstandigheid op losse schroeven te zetten. Dit proces van zelfstandig worden, en zichzelf disciplineren was niet minder moeilijk dan de afgoden vergeten.

Intussen komt de Messias en verscherpt in het algemeen de wetten van Mozes, niet wat de hygiëne betreft of de offerdienst, maar de verhouding tot de ander, de trouw, en de zelfdiscipline. Vanaf dit moment worden ook de niet-joden met Gods wetten en voorschriften geconfronteerd. Waarbij zich in Europa het hele proces van voren af herhaalt. Eerst de afgoden vergeten; daarna God dienen en gedisciplineerd worden. Als afsluiting, als een belofte, geeft Johannes het beeld van het nieuwe Jeruzalem neerdalende van God uit de hemel.


inhoud volgende terug eind
Hosted by www.Geocities.ws

1