Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

IVISEP nieuwsbrief, editie mei-juni 2001

Download print versie: right-click -> save target as


REDACTIONEEL

Zeer geachte lezers,

Vrede zij met u.

Vóór u ligt de jongste nieuwsbrief van het ‘Instituut voor Islamitische Studies en Publicaties’. Deze editie is onder andere gewijd aan enkele gebeurtenissen die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden, zoals de legalisering van euthanasie en van het homohuwelijk in Nederland. Ook is aandacht besteed aan de Islamitische visie op de doodstraf.

Wij hopen van harte dat ook deze editie van ons nieuwsblad bij u in de smaak zal vallen.


Legalisering euthanasie ...

DE ONDERGANG VAN EUROPA?

Begin april 2001 nam de Nederlandse Tweede Kamer met grote meerderheid, als wereldprimeur, het wetsvoorstel over euthanasie en hulp bij zelfdoding aan. Ook kwam kort daarna ter discussie de beschikbaarstelling van een middel, waarmee bejaarden die levensmoe zijn een eind aan hun leven zouden kunnen maken.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de grove schending van Goddelijke regels door de Europeanen.

Zo zagen we in de achter ons liggende jaren o.a. het volgende:

  • oktober 1996: legalisering softdrugs in Nederland. Ook Zwitserland, België en Parijs discussiëren over verzachting van hun drugsbeleid.

  • oktober 1997: opheffing bordeelverbod in Nederland. Ook m.n. Italië en Duitsland willen van het bordeelverbod af.

  • december 2000: legalisering homohuwelijk in Nederland. Ook Frankrijk en België wensen regelingen in te voeren om homoparen (nagenoeg) dezelfde status te bezorgen als heteroparen.

  • april 2001: legalisering abortuspil in België. Ook Nederlandse vrouwen schijnen heel enthousiast te zijn over deze pil.

Hoewel er in gevallen van zeer hoge uitzondering misschien wel wat te zeggen valt voor bijv. euthanasie en abortus, is het duidelijk dat de Europeanen - met de Nederlanders in de voorhoede - er niet voor terugdeinzen deze zaken tot regel te verheffen en zelfs om zaken, die door vele grote godsdiensten worden afgekeurd, bij wet goed te keuren. Wij kunnen ons dan ook terecht afvragen, hoe lang de Europeanen nog ongestraft door zullen kunnen gaan met het overtreden van Gods geboden!

Als we de religieuze geschriften nagaan, zien we dat er in de geschiedenis verschillende volkeren zijn geweest die Goddelijke geboden overtraden. De Heilige Qur’ân (7:59-171) geeft voorbeelden van welbekende profeten als Noach, Lot en Mozes, die allen tot hun volk gezonden werden. Zij werden echter niet gehoorzaamd door (een deel van) hun volk, met als gevolg dat die volkeren vernietigd werden; slechts de rechtschapenen ontkwamen aan die vernietiging.

In het geval van Mozes vermelden zowel de Bijbel als de Qur’ân dat hij de Farao waarschuwde, maar dat deze de boodschap niet wilde accepteren. Volgens de Bijbel (Exodus 7 t/m12) werden er tien plagen gezonden opdat de Farao tot inkeer zou komen: [1] water in bloed veranderd, [2] kikvorsen, [3] luizen, [4] ongedierte, [5] veepest, [6] zweren, [7] hagel, [8] sprinkhanen, [9] duisternis en [10] dood der eerstgeborenen (de Qur’ân spreekt in 17:101 van 9 tekenen in dit verband). Deze tekenen mochten echter niet baten; de Farao bleef ongewillig om Mozes’ boodschap aan te nemen, met als gevolg dat hij en de zijnen vernietigd werden door middel van verdrinking in de Rode Zee.

Laten we ons nu, met deze geschiedenis in het achterhoofd, richten op het heden.

Als we trachten verbanden te leggen tussen verschillende gebeurtenissen die de afgelopen jaren in Europa plaatsvonden, merken we dat een zeer verontrustende trend zich heeft ingezet. Aan de ene kant zien we de overtreding van Gods geboden door de Europeanen, zoals legalisering van softdrugs, opheffing van het bordeelverbod, legalisering van het homohuwelijk, legalisering van de abortuspil, legalisering van euthanasie en andersoortig moreel verval (merk op dat Qur’ân 35:8 vermeldt dat er mensen zijn wiens slechte daden voor hun dermate schoonschijnend lijken, dat zij denken dat het goede daden zijn ). Aan de andere kant zien we dat zich verschillende veeziektes hebben ontwikkeld die Europa in grote paniek brachten, zoals MKZ (mond- en klauwzeer), BSE (gekke-koeienziekte), varkenspest en de salmonella-bacterie.

We zien enkele duidelijke parallellen in de recente ontwikkelingen in Europa en de geschiedenis van vroegere volkeren:

de vernietiging van het volk van Lot had als oorzaak, dat ‘men wellustig de mannen naderde in plaats van de vrouwen’. Heden ten dagen zien we dezelfde trend in Europa, nl. legalisering van homorelaties;

Europa wordt keer op keer gewaarschuwd door geestelijke leiders / groeperingen (‘de rechtschapenen’), zoals de vroegere volkeren door profeten werden gewaarschuwd. Aangezien na de profeet Muhammad (vrede zij met hem) geen profeet meer zal verschijnen, rust de plicht tot waarschuwing op de geestelijke leiders; die worden echter niet gehoorzaamd, zoals ook de profeten in hun tijd niet gehoorzaamd werden;

er lijken ‘tekenen’ van Boven te worden gestuurd als waarschuwing, voornamelijk in de vorm van veepesten (MKZ, BSE, enz.); merk op dat ook in de tijd van Mozes een veepest werd gezonden als teken (vijfde teken; Exodus 9);

er wordt door de wereldlijke leiders en een groot deel van de bevolking geen acht geslagen op de ‘tekenen’, gezien de legalisering van softdrugs, de opheffing van het bordeelverbod, de legalisering van het homohuwelijk, de abortuspil, euthanasie, enz., enz.; evenzo sloeg bijv. de Farao ten tijde van Mozes geen acht op de tekenen (de 10 plagen).

Indien deze trend zich blijft voortzetten, ontkomen wij er niet aan te concluderen dat de vernietiging van Europa slechts een kwestie van tijd is. De Qur’ân maakt hiervan melding in 5:115, waar zij het heeft over de Christelijke wereld in het bijzonder:

“Allâh zei: Waarlijk, Ik zal het (d.i. het voedsel) tot u neerzenden, maar wie onder u daarna niet gelooft (of: ondankbaar is), hem zal Ik zeker straffen met een straf, waarmee Ik geen van de volkeren zal straffen.”

Het is derhalve hoogst noodzakelijk het moreel verval, waaraan Europa onderhevig is, met alle ten dienste staande middelen een halt toe te roepen, zodat de ongetwijfeld op handen zijnde vernietiging tijdig kan worden gestuit!

Wel dient vermeld te worden dat verschillende Europese landen, waaronder ook Nederland, miljarden guldens per jaar als hulp aan arme landen besteden. Wellicht dat deze hulp niet alleen de arme landen, maar ook Europa zélf ten goede kan komen, want zoals de Qur’ân vermeldt in 39:35 e.a.: “Goede daden nemen boze daden weg”.

Deze goede daden doen echter niets af aan het feit, dat een er duidelijke vervaging van religieuze / morele normen en waarden in Europa merkbaar is en dat aan deze vervaging een halt dient te worden toegeroepen.

Lees ook: ‘The finger of God’, speech van J.C. Ryle M.A., de latere bisschop van Liverpool, inzake mond- en klauwzeer, uitgesproken in 1865 (Engels)


'GOD SPEELT LOTTO'

In een advertentie van de Surinaamse Lotto in DWT van woensdag 21 maart, worden de elfde en twaalfde Jackpotwinnaars gefeliciteerd door de Canadian Bank Note N.V. In een interview geeft één van de winnaars aan de Jackpot als 'een geschenk van boven' te zien. Ik wil hier graag op reageren.

Lotto is geen zegenspel van 'boven', maar een geldspel van hier beneden. God heeft daar niets mee te maken! ... Je hoeft geen tijd te verspillen door God in gebed te vragen om de Jackpot te winnen, want dat gebed bereikt de troon van God niet eens! Het is zelfs zondig te denken dat God zich zou bezighouden of inlaten met dergelijke geldspelen. Waarom kan ik dat zeggen? Omdat de aard van elk kansspel gericht is op het principe: 'het verlies van de één is de winst van de ander'. Dat is verre van het karakter van God.

Laten we eens nagaan waaruit de Jackpot van Lotto bestaat. ... De Jackpot bestaat uit een deel van de opbrengst van de verkoop van loten. Dus duizenden of tienduizenden kleine bedragen, die dat ene grote geldbedrag maken. Die (tien)duizenden kleine bedragen komen van (tien)duizenden gezinnen waar men armoede en tekorten kent. ... Hoeveel duizenden kinderen moeten dagelijks honger lijden omdat er niet voldoende brood is gekocht, of naar school moeten lopen omdat er geen busgeld is. Allemaal omdat men zo nodig geld moet vrijmaken voor de aankoop van een lot. Wat een leed!

Daarom bestaat de Jackpot voor mij niet uit die tientallen miljoenen Surinaamse guldens, maar uit het leed van duizenden kinderen, die noodzakelijk eten en drinken moeten ontberen vanwege de aankoop van een lot. En dat de organisatie van Lotto zo nu en dan een donatie besteedt aan een sociaal doel, is natuurlijk zeer tegenstrijdig. Want hoe kun je met het leed dat je veroorzaakt, ander leed proberen te verlichten? Natuurlijk is het wel een handige zet om op zo'n manier te proberen de publieke opinie te misleiden. Ik wil sociale instellingen dan ook waarschuwen voorzichtig om te gaan met aanbiedingen van donaties uit deze sector. ... Ik beschouw het als bloedgeld en daar kan geen zegen op rusten. ...

Aalt Fikse (Overgenomen uit DWT)

Reactie OMHOOG: De waarschuwing van Fikse is op zijn plaats. Tegenover de vreugde van een paar mensen en gezinnen staat het leed van talloze anderen. Maar het fenomeen staat niet op zichzelf. Onze totale nationale economie heeft een sterk lotto-karakter, niet alleen in het kansspel, maar ook met de geldstromen in het verlengde van het witwassen van 'oneerlijk' geld, van smokkel, van drugshandel, van het overvragen van klanten en patiënten. Hoeveel mensen verdienen hun inkomen nog door noeste, bevrijdende productie? Een klein percentage van de bevolking. Van hoeveel instanties moet je als sociale instelling dan giften weigeren? Een interessante en hoognodige vraagstelling.

Bron: weekblad ‘Omhoog’, 15 april 2001
Samengevat door de IVISEP-redactie

Reactie IVISEP: de Heilige Qur’ân keurt kansspelen ten sterkste af. Zo vermeldt zij in 2:219:

“Zij vragen u omtrent bedwelmende middelen en kansspelen. Zeg: in beide daarvan is een grote zonde en (enige) voordelen voor de mensen, en hun zonde is groter dan hun voordeel...”

Dit vers komt aardig overeen met de stelling van Aalt Fikse: “het verlies van de één is de winst van de ander. Dat is verre van het karakter van God”.

De Qur’ân gaat echter iets verder door te stellen dat het verlies van velen de winst is van weinigen: “hun zonde is groter dan hun voordeel”.

Verder stelt de Qur’ân in 5:90:91:

“O gij, die gelooft! Bedwelmende middelen en kansspelen ... zijn slechts een onreinheid, des duivels werk; mijd ze dus, opdat u voorspoedig zult zijn. De duivel wenst slechts vijandschap en haat in uw midden te doen rijzen door middel van bedwelmende middelen en kansspelen ... zult u dan ophouden?

Ondanks het feit dat de Qur’ân kansspelen ten sterkste afkeurt, zou het winnen van de jackpot best wel ‘een geschenk van boven’ kunnen zijn voor de winnaar. God geeft immers in dit leven én in het hiernamaals aan de mensen. Zo vermeldt de Qur’ân in 3:144:

“…en wie de beloning van deze wereld wenst, hem zullen Wij daarvan geven, en wie de beloning van het hiernamaals wenst, hem zullen Wij daarvan geven …”.

Wel dient vermeld te worden, dat de beloningen van deze wereld slechts tijdelijk zijn, maar dat het ware doel van het leven bij God is. Zo vermeldt de Qur’ân in 3:13:

“De liefde voor begeerten, voor vrouwen en zonen en opgegaarde schatten van goud en zilver en rasechte paarden en vee en bouwland, wordt de mensen schoonschijnend gemaakt; dit is de voorziening van het leven dezer wereld, en God is Hij, bij Wie het goede doel (van het leven) is.”

Zoals bekend, zijn er mensen die uitsluitend voor deze wereld leven en zich totaal niet bekommeren om het hiernamaals. Over deze mensen zegt de Qur’ân in 2:200 en in 3:195-196:

“…Maar er zijn mensen die zeggen: Onze Heer! Geef ons in deze wereld, en zij zullen geen aandeel hebben in het hiernamaals.”

“Laat het u niet misleiden, dat degenen die niet geloven, in de steden handelen zoals zij willen. Een kortstondig genot! Daarna is hun woning de hel; en slecht is de rustplaats.”

We zien dus dat volgens de Qur’ân de mensen zowel voor deze wereld als voor het hiernamaals kunnen vragen. Indien men echter uitsluitend voor deze wereld leeft en het hiernamaals veronachtzaamt, loopt men grote kans na het leven dezer wereld een slechte bestemming tegemoet te gaan!

Tot slot zullen we het hebben over de vraag, of giften mogen worden gegeven uit niet op reguliere manier verkregen gelden. De Qur’ân stelt in 2:267 dat slechts gegeven dient te worden uit de goede verdiensten:

“O gij, die gelooft! Geef uit barmhartigheid van de goede dingen, die u verdient ....”

En in 9:53, waar de Qur’ân spreekt van degene die Gods mededelingen (zoals het verbod op kansspelen) negeren:

“Zeg: besteed gewillig of ongewillig, het zal van u niet aangenomen worden ...”

Hoewel het een ieder vrij staat om uit onwettig verkregen inkomen in barmhartigheid weg te geven, kan dus gesteld worden dat daar geen Goddelijke zegen op rust, gelijk ook Aalt Fikse stelt: “Ik beschouw het als bloedgeld en daar kan geen zegen op rusten”.

We zien, dat de Heilige Qur’ân reeds meer dan veertienhonderd jaar geleden het schadelijk effect van onder andere kansspelen en alcoholische dranken heeft onderkend en deze zaken verboden heeft verklaard. Het zou zeker een ontwikkeling in positieve zin zijn, indien de wijsheden uit de Qur’ân en andere religieuze geschriften, zoals de Bijbel, ook door de overheid toegepast zouden worden!

Lees ook het artikel ‘Alcoholische dranken en kansspelen’.


DE DOODSTRAF

Zoals velen aan den lijve ondervinden neemt de misdaad in het land, zowel in aard als in omvang, zienderogen toe. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er met vrij regelmatige tussenpozen stemmen opgaan uit de samenleving om de doodstraf wederom in te voeren. Zo was er tijdens de algemene verkiezingen in Suriname in 2000 minimaal één politieke partij, die herinvoering van de doodstraf in haar partijprogramma had opgenomen. In de rubriek ‘Kompas’ van het dagblad ‘De Ware Tijd’, editie 21 april 2001, verscheen een zeer interessant artikel van de hand van Kailash Bisessar, getiteld: “Zwak argument van de doodstraf”, waarin o.a. een historisch overzicht betreffende de toepassing van de doodstraf in Suriname is opgenomen. Uit het artikel bleek ook, dat de doodstraf in verschillende landen vaak genoeg om verkeerde (politieke) redenen werd toegepast. Feit is, dat de doodstraf een zeer controversieel onderwerp is. Zo zijn de Christelijke groeperingen in Suriname tegen de herinvoering ervan.

Christendom, Jodendom en Islâm

Het Christelijke rechtsprincipe is gebaseerd op de leerstelling van de profeet Jezus, welke luidt: ‘indien iemand u op de ene wang slaat, keert hem dan ook de andere toe’. Dit principe van vergiffenis onder alle omstandigheden blijkt echter in de praktijk onuitvoerbaar; het zou betekenen dat geen enkele misdaad bestraft behoefde te worden.

Lijnrecht hiertegenover staat het Joodse rechtsbeginsel, welke gebaseerd is op de leerstelling ‘een oog om een oog, een tand om een tand, een neus om een neus en een oor om een oor’. Ook dit blijkt in de praktijk niet te werken, omdat het aspect van vergiffenis hierin geheel ontbreekt.

Tussen deze twee uitersten ligt de sirât al-mustaqîm als de gulden middenweg, welke met het volgende beginsel komt (Qur’ân 42:40):

“En de vergelding van het kwaad is een straf daaraan gelijk, maar wie vergeeft en zich betert, zal van Allâh zijn beloning hebben.”

In dit vers wordt gesteld, dat de straf in verhouding moet staan tot de ernst van de misdaad. De vergiffenis is een sterk aanbevolen optie, welke bijv. zou kunnen worden toegepast als het de zaak herstelt en iets goeds bijdraagt aan de overtreder. Het is deze gulden regel, waarop alle rechtswetten in de moderne samenlevingen zijn gebaseerd.

Redenen voor doodstraf

1. vergelding voor moord

De Qur’ân onderwijst in 2:178:

“O gij die gelooft, de vergelding (qisâs) is u voorgeschreven inzake de gedoden.”

Dit vers vermeldt, dat de doodstraf voorgeschreven (kutiba `alaikum) is voor een persoon die opzettelijk en bij vol bewustzijn een ander persoon heeft vermoord. Wel kunnen de nabestaanden van het slachtoffer de doodstraf kwijtschelden en smartegeld eisen van de moordenaar (2:178, vervolg), bijv. indien er verzachtende omstandigheden zijn, zoals het niet opzettelijk plegen van de moord.

2. preventief middel en genoegdoening

Een andere reden voor de doodstraf vindt men in Qur’ân 2:179:

“En er is leven voor u in de vergelding ...”.

Dit betekent dat de doodstraf als preventief middel het door Allâh gegeven menselijk leven veilig stelt.

Er kleeft echter nog een dieper geestelijk aspect aan dit vers. Indien een mens onrecht wordt aangedaan, brengt dit vanzelfsprekend veel leed, verdriet en verbittering met zich mee. Een moord veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer een grote psychische klap, die zij maar moeten zien te verwerken. De Qur’ân geeft hiervoor richtlijnen (zoek hulp door lijdzaamheid en gebed, sabr wa salâh; 2:45, 2:153).

Ingeval van moord betekent de dood van de moordenaar een grote psychische hulp voor de nabestaanden. Het brengt een grote mate van gemoedsrust en voldoening bij hen teweeg, omdat zij weten dat de moordenaar zijn verdiende straf krijgt. “Er is leven in de vergelding” betekent dus dat de dood van de moordenaar psychische wonden heelt bij de nabestaanden, zozeer zelfs dat de Qur’ân spreekt van ‘leven’.

3. zware misdaden

Een ander geval waarbij de doodstraf kan worden toegepast, wordt beschreven in Qur’ân 5:33:

”De straf van degenen die oorlog voeren tegen Allâh en Zijn Boodschapper en er naar streven kwaad (fasâd) in het land te stichten, is slechts dat zij gedood of gekruisigd zullen worden, of (dat) hun handen en voeten aan tegenovergestelde zijde afgesneden worden, of (dat) zij gevangen zullen worden gezet. Zij zullen schande hebben op deze wereld, en zij zullen een zware straf hebben in het hiernamaals.”

Dit vers heeft betrekking op rovers, moordenaars e.d. die kwaad en onheil (fasâd) stichten in het land. Is er tijdens de roof een moord begaan, dan verdient de rover uiteraard de doodstraf op grond van het eerder aangehaald vers 2:178. Maar ook indien de rover tijdens het misdrijf zeer afschuwelijke, beestachtige handelingen heeft verricht, of wanneer hij zulk een schrik in het land heeft verspreid - men zou hierbij kunnen denken aan roversbenden die tegenwoordig her en der in Suriname opereren - zou de doodstraf kunnen worden toegepast op grond van 5:33. Dit vers geeft drie opties voor het straffen van misdadigers, uiteraard naar gelang de ernst van het gepleegde feit: [1] doodstraf, [2] het afsnijden van hand en voet en [3] gevangenisstraf.

De praktijk

In het overgrote deel van de Westerse beschavingen is de doodstraf reeds lang afgeschaft (merk op dat in de Verenigde Staten de doodstraf nog steeds wordt toegepast; denk maar aan Texas onder gouverneur Bush, nu president van de V.S.; ook is bekend de zaak van Timothy Mc Veigh, die in de V.S. de uitvoering van zijn doodvonnis afwacht). Het wordt beschouwd als iets zeer onmenselijks, wreeds, iets uit barbaarse tijden. Hierboven is aangetoond dat de doodstraf in wezen juist zeer menselijk is. Allâh openbaart geen wreedheden of onmenselijkheden!

Ook mensenrechtenorganisaties als Amnesty International zijn tegen de doodstraf. Zij hebben hiervoor wel gegronde redenen; Amnesty International bijv. heeft vaak genoeg aangegeven, dat de doodstraf op verschillende plaatsen ter wereld op grove wijze wordt misbruikt. Denk maar aan het uit de weg ruimen van politieke tegenstanders, etc.

Feit is dus dat de doodstraf op grote schaal wordt misbruikt. Ook een land als Suriname is hier helaas niet van gevrijwaard gebleven. Ik hoef alleen maar te zeggen ‘8 december 1982’ en men begrijpt onmiddellijk het grote gevaar en het grote bezwaar van de herinvoering van de doodstraf in Suriname. Daarom zal de regering van Suriname zich serieus moeten afvragen, indien zij de wederinvoering van de doodstraf zou overwegen, of zij het volk kan verzekeren dat deze straf wel op een rechtvaardige manier zal worden toegepast, ook door volgende regeringen!

Doodstraf bij overspel?

Uit verschillende kranteberichten, niet zo lang geleden, bleek dat bijv. in Irak prostituees ter dood werden gebracht middels onthoofding. De Irakezen bereiken hiermee niets anders dan dat de Islâm in een kwaad daglicht wordt gesteld, aangezien nergens uit de Qur’ân of uit betrouwbare overleveringen van de profeet Muhammad (v.z.m.h.) een dergelijke straf voor overspel blijkt.

Ter verduidelijking: de Qur’ân schrijft als straf inzake overspel het ranselen met honderd slagen voor, zowel voor de overspelige man als voor de overspelige vrouw (24:2). Dat het hier niet om doodranselen gaat, blijkt uit 4:25, waarin wordt gesteld dat voor overspelige slavinnen de helft van de straf geldt die op vrije vrouwen rust; merk op dat men iemand niet half kan doodranselen.

In dit verband kan nog opgemerkt worden dat de Qur’ân overspel als een zeer ernstige zonde beschouwt, gezien het feit dat de gelovige vrouwen / mannen wordt verboden met overspelige mannen / vrouwen te huwen; laatstgenoemden worden gelijkgesteld aan afgodendienaars (24:3).

Conclusie

De doodstraf is in de Islâm voorgeschreven bij moord. Deze straf kan eveneens toegepast worden in geval van zware misdaden (fasâd). De dader krijgt zijn verdiende straf; deze straf kan een effectief middel zijn in de strijd tegen de misdaad en het kan tevens een grote geestelijke steun betekenen voor de nabestaanden. De doodstraf kan echter uitsluitend toegepast worden in een land met rechtvaardige heersers, een land met oprechte, eerlijke en vooral Godvrezende leiders; kortom, alleen in een rechtsstaat van hoog gehalte.


JONGEREN ZETTEN ZICH IN VOOR HET MILIEU

Het project 'jongeren voor het Milieu' (er wordt nog gezocht naar een treffende naam!) werd in maart j.l. op een workshop voor leerkrachten van het VOJ/VOS onderwijs geďntroduceerd. De workshop vond plaats in het Katechetisch Centrum. Inmiddels hebben 30 groepen jongeren, vanuit de scholen, zich ingeschreven voor deelname aan het project. Ook jongeren buiten schoolverband kunnen deelnemen. Het werkt als volgt: 

A. Een groep van 3-8 jongeren kan belangstelling tonen voor één van de milieu-onderwerpen die in dit project zijn geďdentificeerd. Dat doe je door opgave bij de Stichting voor een Schoon Suriname: 470007, van Idsingastraat 125. Het gaat om de volgende onderwerpen: 1. afval; 2. drinkwater; 3. oppervlaktewater: rivier, kreken en zee; 4. voedseladditieven; 5. lawaai; 6. huis- en schoolerf; 7. verval groenvoorzieningen; 8. geestelijke vervuiling; 9. plastics; 10. pesticiden.

B. Je ontvangt een dossier over het onderwerp, met gedetailleerde informatie en met een handleiding voor het opzetten van een project. Het is namelijk de bedoeling dat de groep een project gaat ontwikkelen voor de oplossing van het probleem dat door het onderwerp wordt aangegeven. Een probleem dan zoals dat in eigen omgeving of buurt bestaat. Dus niet het afvalprobleem in het algemeen, maar zoals het zich in 'eigen huis' voordoet. Niet lawaai in het algemeen, maar lawaai in eigen buurt: een bedrijf, een bus, buurtlawaai, e.d.

C. Je maakt een plan voor de oplossing van dat probleem, en dient dat met begroting en al in. Tijdens het maken van het plan is er begeleiding aanwezig. Er is een contactpersoon bij de Stichting, die op vragen en verzoeken om uitleg of advies in gaat. Ook is er voor elk onderwerp een bedrijf dat zich bereid verklaard heeft jongeren wegwijs te maken in het onderwerp. De Bierbrouwerij voor 'afval', Suralco voor 'lawaai', Fernandes voor 'plastics', de M.A.S. voor 'oppervlaktewater', e.d.

D. Je dient begin juli je plan in en dingt mee naar een prijs. De beste drie inzendingen worden beloond met de financiering van hun begroting. Er is voor alle deelnemers een prijs. 

Het is een uiterst leerzaam project. Allereerst voor jongeren zelf, maar uiteindelijk ook voor de hele gemeenschap, die meemaakt hoe de eigen jongeren zich constructief inzetten voor de bescherming van hun milieu. Voor de jongeren betekent het: het zoeken en het verkrijgen van informatie, en het leren van de vaardigheden die daarbij horen: interviewen, gesprekken voeren, een plan samenstellen en het plan presenteren. Daarnaast is er steeds de camera van het project aanwezig om de deelnemers hun eigen verhaal te laten vertellen. Dat wordt verzorgd door MediaVision en komt wekelijks op de televisie. Ook de samenwerking met een bedrijf is leerrijk. Het laat je iets meer van de samenleving zien dan je normaal meemaakt, en je kunt je verantwoordelijkheid tonen voor de bescherming van het milieu, voor het onderhoud van de Schepping. En daarmee van de kwaliteit van het leven.

Wie meer wil weten over het project of wie zich wil opgeven voor deelname kan contact maken met de Stichting: 470007, of 421228.

Lees ook de volgende milieu-artikelen op onze site:


ISLÂM - HET UNIVERSELE ASPECT IN ALLE GODSDIENSTEN

Heden ten dage zien wij een groot aantal verschillende godsdiensten op de wereld. Wij zien ook dat velen vaak slechts de nadruk weten te leggen op de verschillen die in deze godsdiensten bestaan. Er blijkt echter ook een universele gemeenschappelijke factor in al deze godsdiensten te zijn, hetgeen wij hieronder zullen trachten duidelijk te maken.

Het ontstaan van de verschillende godsdiensten

Het doel van de godsdiensten en het opwekken van profeten was het brengen van leiding tot de mensen, waardoor zij tot volmaaktheid konden worden gebracht. Deze leiding was niet slechts voor één bepaald volk bestemd, maar werd tot alle volken gebracht, daar tot ieder volk een profeet werd gezonden: “En ieder volk had een boodschapper.” (Qur’ân 10:47)

Vervolmaking van de leiding

Aan de komst van verschillende boodschappers kwam een eind met de komst van de heilige profeet Muhammad (v.z.m.h.), die als een boodschapper tot de gehele wereld werd gestuurd met een volmaakte wet (Qur’ân 5:3), die van toen af aan de mensheid tot het einde der tijden tot volmaaktheid zou moeten brengen. Met zijn komst is de komst van andere profeten na hem dus overbodig geworden.

De gemeenschappelijke factor in alle godsdiensten

Wij hebben al opgemerkt dat alle godsdiensten uiterlijk verschillen in hun wetten en hun godsdienstige rituelen en handelingen, hetgeen iedere godsdienst uniek maakt. Hierop doelt de Qur’ân wanneer het zegt:

“O gij mensen! Waarlijk, Wij hebben u van een mannelijk en een vrouwelijk persoon geschapen, en u tot stammen en gezinnen gemaakt, opdat u elkaar zult kennen.” (Qur’ân 49:13)

Alle variaties in de verschillende rassen, godsdiensten, enz. hebben dus ten doel de mensheid nader tot elkaar te brengen, door elkaar te leren kennen. Uiteindelijk worden al deze variaties in één universeel aspect geabsorbeerd:

“Waarlijk, de religie bij God is de onderwerping (Islâm).” (Qur’ân 3:18)

Het is dít aspect van onderwerping (Islâm), waarvan de Qur’ân zegt dat zij datgene bevestigt wat men in de vorige openbaringen kan terugvinden:

“En dit is een Boek, dat Wij geopenbaard hebben, gezegend, bevestigende datgene was daarvóór is.” (6:93)

Welke godsdienst iemand ook belijdt, God accepteert geen andere houding tegenover Hem dan de onderwerping:

“En wie een andere godsdienst dan de onderwerping (Islâm) wenst, het zal niet van hem worden aangenomen, en in het Hiernamaals zal hij tot de verliezers behoren.” (Qur’ân 3:84)

Het gebezigde woord Islâm in de verzen 3:18 en 3:84 duidt niet op de uiterlijke religie, onderwezen door de Qur’ân en de heilige profeet Muhammad (v.z.m.h.), omdat dit anders zou betekenen dat de belijders van elke andere godsdienst in het Hiernamaals tot de verliezers zouden behoren. Deze gedachte is geheel in strijd met de leerstellingen van de Qur’ân, welke voor de andersgelovigen wel degelijk een beloning in het vooruitzicht stelt:

“Waarlijk, zij die geloven, en zij die Joden zijn en de Sabiërs en de Christenen; wie (dan ook) in God gelooft en de Laatste Dag en vroom handelt, zij zullen geen vrees hebben, noch hoeven zij te treuren.” (Qur’ân 5:69)

En insgelijks:

“Nee! Wie (dan ook) zich onderwerpt (aslama) aan God en weldoet tegenover zijn medemens, hij heeft zijn beloning bij zijn Heer; en zij zullen geen vrees hebben, noch hoeven zij te treuren.” (Qur’ân 2:112)

De enige sleutel tot succes voor iedere gelovige, hetzij Christen, Jood, Muslim, Hindu of enige andere belijder van welke geopenbaarde godsdienst dan ook, is het zich volledig en compleet onderwerpen aan de Goddelijke wil. En dit universele aspect van de onderwerping (Islâm) staat boven alle verschillen in de diverse godsdiensten.

Belijders van andere godsdiensten worden ‘Muslims’ genoemd

Een ander argument, dat de stelling ondersteunt dat de Islâm een universeel aspect is dat men in iedere godsdienst kan terugvinden, is dat de belijders van andere godsdiensten in de Qur’ân ‘Muslims’ worden genoemd. Het woord ‘Muslim’ heeft twee betekenissen; een uiterlijke en een innerlijke. De uiterlijke betekenis van ‘Muslim’ is een belijder van de uiterlijke religie onderwezen door de Qur’ân en de heilige profeet Muhammad (v.z.m.h.). De innerlijke betekenis van ‘Muslim’ is een persoon die de onderwerping (Islâm) tot zijn levenshouding tegenover de Schepper heeft gemaakt, ongeacht zijn godsdienst. Het is in deze innerlijke betekenis dat de Qur’ân naar de volgelingen van vorige openbaringen verwijst als te zijn ‘Muslims’. Zo lezen wij in dit Boek dat de profeet Jakob aan zijn zonen vraagt: “Wat zult u na mij aanbidden?” Hun antwoord luidt:

“Wij zullen uw God aanbidden en de God van uw vaderen; Abraham en Ismaël en Izaak. Eén God, en wij zijn Muslims (muslim-űn) tegenover Hem.” (Qur’ân 2:133)

En toen God tot de discipelen van de profeet Jezus openbaarde: “Geloof in Mij en Mijn boodschapper”, antwoordden zij:

“Wij geloven, en wij getuigen dat wij Muslims (muslim-űn) zijn.” (Qur’ân 5:111)

Uit deze verzen blijkt eens temeer dat de onderwerping (Islâm) de gemeenschappelijke factor in alle geopenbaarde godsdiensten is.

Conclusie

De Qur’ân onderwijst in het geheel niet dat slechts de door de heilige profeet Muhammad gebrachte godsdienst de mens tot het succes kan brengen. Integendeel, iedere ware gelovige - Jood, Christen, Hindu, Muslim, enz. - mag erop hopen dat de poorten van het Paradijs zich voor hem zullen openen. Het enige wat de Qur’ân zegt, is dat haar wet en leiding de meest voortreffelijke zijn, maar dit betekent niet dat de andere godsdiensten geen voortreffelijkheden bezitten. Welke godsdienst een persoon ook belijdt, het ware succes kan hij / zij alleen bereiken door zich volledig aan God te onderwerpen en deze onderwerping staat boven alle uiterlijke wetten en godsdienstige handelingen.

Tenslotte kan opgemerkt worden dat, aangezien de onderwerping het universele aspect is in alle godsdiensten, de godsdienst zoals gebracht door de profeet Muhammad (v.z.m.h.), als de laatste en vervolmaakte religie, geen andere naam verdient dan ‘Islâm’, hiermee de werkelijke eenheid tussen alle volken en hun godsdiensten tot uitdrukking brengende.

Lees ook het artikel: De Islâm - eenheid in verscheidenheid


HET LEVEN VAN DE HEILIGE PROFEET MUHAMMAD

De heilige profeet Muhammad (vrede zij met hem) werd geboren in het jaar 571 van de Christelijke jaartelling, ofwel op de 12e dag van de maanmaand Rabi-ul-Awwal, dit jaar omstreeks begin juni. Hij stamde af uit de edelste familie van Arabië, de Quraish, die in hoog aanzien stond omdat zij de bewaarder was van de Ka’aba, het geestelijk centrum van geheel Arabië. Reeds bij zijn geboorte was bij vaderloos en rond zijn zesde jaar overleed zijn moeder Amina. Hierna kwam hij bij zijn grootvader Abu Mutallib in huis en na diens overlijden kwam hij onder hoede van zijn oom Abu Talib.

Kijken wij naar de tijd waarin de profeet geboren werd, ook wel genoemd de djâhiliyya (tijd van de onwetendheid), treffen we een zeer erbarmelijke situatie aan. De Arabieren behoorden tot één ras, maar toch waren zij een versplinterd volk. Stammen en families bevochten elkaar. De sterksten onderdrukten de zwakkeren; weduwen en wezen hadden geen rechten en slaven kregen de wreedste behandeling. Vrouwen werden niet als volwaardige mensen beschouwd. Verder waren alcoholgebruik en kansspelen aan de orde van de dag.

Ook heerste er in Arabië een vorm van afgodendienst, zoals de wereld nooit tevoren heeft gekend. De Ka’aba zat vol afgoden, zoals stenen, boomstammen, enz. Er was geen verantwoordelijkheidsgevoel voor welke handeling dan ook: geen recht, geen politie, niets!

In deze tijd werd de heilige profeet Muhammad (v.z.m.h.) geboren en in deze samenleving groeide hij op. Hij had echter sinds zijn jonge jaren een hekel aan deze situatie en was daarom ook anders dan de anderen.

Reeds in zijn jeugd kreeg hij van zijn landgenoten de titel ‘Al Âmîn’, ofwel de Getrouwe, wegens zijn zuivere en onbevlekte natuur, zijn waarheidsliefde en eerlijkheid. Op 25-jarige leeftijd trouwde hij de rijke weduwe Gatîdja en hij leidde een monogaam leven in een tijd waar in Arabië polygamie heerste.

Zijn leven werd gekenmerkt door zijn liefde jegens de armen, de wezen, de weduwen, de zwakken, de hulpelozen en de slaven. Zijn bezorgdheid over de toestand die in Arabië heerste hield hem wel steeds meer bezig.

Rond zijn 40e jaar gebeurde er in de grot Hira, waar Muhammad zich regelmatig terugtrok voor meditatie, iets merkwaardigs. Hij kreeg toen nl. zijn eerste openbaring: “Lees in naam van de Heer, Die geschapen heeft”. Hier begon zijn missie die +/- 23 jaar zou duren en die gebaseerd was op het geloof in één God.

In deze periode hebben de profeet Muhammad en zijn volgelingen vele ontberingen moeten doormaken; beproevingen zoals honger, armoede, vervolgingen enz. bleven hen niet bespaard. De Muslims moesten zelfs hun geliefde stad Makkah verlaten en uitwijken naar Yasrib (nu Madinah). Dit was de Hidjra, ofwel ‘uittocht’, en deze gebeurtenis werd als zo belangrijk ervaren, dat daarmee de Islamitische jaartelling in gang werd gezet.

Om de toen nog kleine groep Muslims in stand te houden, hebben die zelfs oorlogen moeten voeren tegen veel grotere legers. Echter heeft de profeet de Islâm nooit verspreid door oorlog, maar juist door vrede. De oorlog was slechts toegestaan ter verdediging (Qur’ân 2:190 e.a.), maar na overwinning door de Muslims was het hun vredelievende houding tegenover de verliezers (krijgsgevangenen), die maakte dat de mensen zich bekeerden.

De Makkanen hadden wel door, dat Muhammad gesteund werd door een Macht die zij niet begrepen, nl. die Ene God, Allâh. Deze Allâh zorgde ervoor, dat de groep Muslims steeds groter en groter werd.

Tegen het einde van het 8e jaar na de Hidjra gaf de profeet het bevel tot de aanval op Makkah. Deze aanval was zeer succesvol en vond vrijwel zonder bloedvergieten plaats. De profeet waarborgde de veiligheid en vrijheid van zelfs zijn vijanden en dit gaf aanleiding tot meer bekeringen, totdat geheel Makkah zich bekeerd had, waarna geheel Arabië volgde, met als staatsman, tevens geestelijk leider, de heilige profeet Muhammad zélf. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de profeet, die nu heerser over Arabië was, de eenvoud zelve was gebleven.

De toestand in Arabië was toen alsvolgt: alle afgoden waren uit de Ka'aba verwijderd; vrouwen hadden een menswaardig bestaan en meer rechten, dan waar ook ter wereld; prostitutie was opgehouden te bestaan; alcohol en kansspelen waren volledig uitgeroeid; de zwakkeren werden niet meer onderdrukt, sterker nog: de zakât werd ingesteld, zodat een deel van het vermogen van de rijken naar de armen ging; wezen en weduwen hadden veel meer bescherming; er was tussen de verschillende stammen een broederschap als nooit tevoren. Deze totale hervorming van geheel Arabië werd in slechts 23 jaar bereikt: een gigantisch succes!

Maar wat was het grote geheim achter dit succes?

In de Islâm zijn gebed en succes zeer nauw met elkaar verbonden. Denk maar aan de volgende zinnen in de Azân (oproep tot het gebed): Hayya ‘alas salâh, hayya ‘alal falâh, hetgeen betekent: ‘Kom tot het gebed, kom tot het succes’ (het volledig bereiken van het gewenste).

Een groot deel van zijn leven heeft de profeet in gebed doorgebracht om bijstand en leiding van God te vragen. Zelfs in zijn glorietijd nam het gebed een groot deel van zijn leven in beslag. De profeet heeft de kracht van dit gebed bewezen door groot succes te behalen met de wil van Allâh, de Almachtige. Daarom heeft hij het gebed ook aan zijn volgelingen opgedragen, omdat alleen de kracht hiervan hen tot werkelijk succes kan leiden.

Wij stervelingen zijn vaak ó zo blij met onze kleine successen op deze wereld. Maar als ons succes enkel door streven voor dit tijdelijk leven tot stand komt, kan het zijn dat in het volgend leven, welke eeuwig is, niets daarvan terug te vinden zal zijn. Als ons succes echter ook door gebed tot stand komt kunnen wij er vrijwel zeker van zijn, dat wij daarvan ook in het Hiernamaals de vruchten zullen plukken.

Tot slot kan opgemerkt worden, dat de gewoonte om de geboortedag van de profeet Muhammad (v.z.m.h.) te vieren pas +/- 450 jaar na zijn dood ontstond. Het is dus zeker niet de sunnah van de profeet geweest zijn verjaardag met optochten e.d. te vieren, zoals tegenwoordig vaak gebeurt. Echter kan bezinning geen kwaad.


MUHAMMAD, DE BELOOFDE PROFEET

Begin juni 2001 vindt de ‘Milâd un-Nabî’ plaats, de herdenking van de geboortedag van de heilige profeet Muhammad (vrede zij met hem). Wij zullen in dit artikel enkele aanhalingen uit vroegere Geschriften behandelen, die zijn komst voorspelden.

Genesis 17:20-22

God zei aan Abraham:

“En wat Ismaël betreft: Ik heb u verhoord; zie, Ik zal hem zegenen, hem vruchtbaar doen zijn en uitermate talrijk maken; twaalf vorsten zal hij verwekken, en Ik zal hem tot een groot volk stellen.”

Deze twaalf zonen vinden wij in Gen. 25:13-16 terug, zoals Misma, Duma, Massa, Hadar en Jetur. Veel van deze namen zijn in Arabië terug te vinden, zoals bijv. de ‘Misma’s’. Voorts is ‘Dumah’ een plek in Arabië; de naam ‘Massa’ is terug te vinden bij een Yemenitische stam; de naam ‘Hadar’ is te herkennen in de naam van de stad ‘Hudaida’ en ook de Jeturs (Arabisch: Yatűr) zijn terug te vinden. De Arabieren (“een groot volk”) stammen dus af van Ismaël, de zoon der slavin. Zie ook Gen. 21:13:

“Maar ook de zoon der slavin zal Ik tot een volk stellen, omdat hij uw nakomeling is.”

Deuteronomium 18:18-20

God sprak tot Mozes:

“Een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal Mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied.”

Hieruit blijkt duidelijk, dat de beloofde profeet uit de broederen van de Israëlieten (die afstammen van Izaak), dus uit de Ismaëlieten, zou worden verwekt. Dit kan slechts de profeet Muhammad zijn, aangezien de Arabieren de afstammelingen van Ismaël zijn (zie eerder). De profeet Jezus was een Israëliet.

De profetie vermeldt voorts: “Ik zal Mijn woorden in zijn mond leggen”. De Evangeliën echter bestaan niet uit woorden, die God in Jezus’ mond legde; ze verhalen slechts de geschiedenis van Jezus. De Qur’ân bevat wel letterlijk de woorden van God (32:2).

Verder staat in de profetie vermeld: “hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied”. Deze profetie (“gebieden”) voorspelt de komst van een Wetgevende profeet. Jezus heeft er echter nooit aanspraak op gemaakt een Wetgevende profeet te zijn! Zie Matth. 5:17-18, volgens welke hij zei:

“Meent niet, dat Ik gekomen ben om de Wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaan, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de Wet, eer alles zal zijn geschied.”

Johannes 16

De profeet Jezus beschouwde zichzelf dus niet als Wetgever, maar eerder als de voorbode van een groter Leraar, die nog komen moest. Zie Joh. 16:12-13:

“Nog veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.”

Uit het voorgaande blijkt, dat de profetie van Deut. 18 niet in Jezus werd vervuld. Wij kunnen daarom slechts concluderen, dat zowel het Oude als het Nieuwe Testament de komst van een Wetgevende profeet voorspelden, die de wereld ‘in alle waarheid’ zou leiden. Wij zijn van mening dat deze profeet de heilige profeet Muhammad (v.z.m.h.) was om de volgende redenen:

  • de profeet Muhammad, zijnde een Arabier, was een afstammeling van Ismaël, de broeder van Izaak;

  • deze profeet maakte er - als enige - aanspraak op, letterlijk het Woord Gods te verkondigen en alles wat God hem gebood, te spreken (Qur’ân 32:2; 5:68).

Merk op, dat steeds de komst van een profeet wordt voorspeld en nergens de komst van de ‘Zoon van God’. Dat Jezus niet de zoon van God kan zijn blijkt ook uit Psalm 132:11 en Jer. 23:5, waarin vermeld staat dat Jezus ‘uit het zaad Davids’ zou voortkomen.

Jesaja 62:2

“En men zal u noemen met een nieuwe naam, die de mond des Heren zal bepalen.”

Slechts de Muslims maken er aanspraak op dat hun naam, in tegenstelling tot bijv. ‘Jodendom’ of ‘Christendom’, door God is geopenbaard (Qur’ân 22:78; ‘Muslim’ en 5:3; ‘Islâm’).

Psalm 118:22

“De steen, die de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden.”

Hiernaar verwees Jezus toen hij zei (Matth. 21:42-43):

“Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een Hoofd des Hoeks. Daarom zeg ik ulieden, dat het koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijne vruchten voortbrengt.”

Inderdaad was Ismaël de verworpen zoon van Abraham. Aan zijn nakomelingen (de Arabieren) werd uiteindelijk het koninkrijk Gods gegeven.

Sálomo’s Hooglied

Hierin vinden we een duidelijke beschrijving van de profeet Muhammad (5:10-16); hij wordt in het Hooglied aangeduid met het Hebreeuwse woord “Mahammadîm”.

De voorspelling van de komst van de heilige profeet Muhammad door verscheidene eerdere profeten bewijst, dat alle openbaringen van één Bron afkomstig zijn. Daarom beveelt Allâh de Muslims om in de komst van alle eerdere profeten en geopenbaarde Boeken te geloven (Qur’ân 2:4; 2:136). Omdat de profeet Muhammad als laatste der profeten kwam werd hij, om een wereldwijde eenheid te bewerkstelligen, met de waarheid gezonden tot alle volkeren (Qur’ân 34:28). Jezus bijv. werd gezonden “tot de verlorene schapen van het huis Israëls” (Matth. 15:24).

Tot slot: St. Barnabas

De duidelijkste voorspellingen van de komst van de profeet Muhammad (v.z.m.h.) vinden wij echter in het Evangelie volgens St. Barnabas (Evangelium Barnabe). Zie bijv. 163:180:

“Toen zei Jezus: ‘predestinatie is zo geheim, broeders, waarlijk ik zeg u, dat het aan niemand behalve een bepaald persoon duidelijk gemanifesteerd zal worden; hij is het naar wie de naties uitkijken, aan wie de geheimen van God zo manifest zijn dat, als hij op de wereld komt, diegenen gezegend zullen zijn die naar zijn woorden luisteren, omdat God hen met Zijn genade zal overschaduwen, zoals deze palmboom ons overschaduwt.’ De discipelen vroegen: ‘O Meester, wie zal de man zijn van wie u spreekt, wie zal op de wereld komen?’ Jezus antwoordde: ‘Hij is Muhammad, de Boodschapper van God.’”

Ook in 97:12-17 en 44:25-32 van dit Evangelie wordt de naam ‘Muhammad’ letterlijk genoemd.

Is deze letterlijke aanduiding de reden waarom dit Evangelie werd verboden (decreet van de Westerse kerk; 382 n.C., van Innocentius 1; 456 n.C. en van Gelasius; 496 n.C.)? Wij zullen het waarschijnlijk nooit met zekerheid weten.

Opgemerkt kan worden dat de komst van de profeet Muhammad ook o.a. in Hindu geschriften voorspeld is, zoals in de Bhavishja Purana en de Atharva Veda.

Lees ook het artikel ‘De profeet Muhammad in Hindu geschriften’.


LIJKWADE VAN TURIJN BLIJKT ECHT

Foto's bewijzen: lijkwade Turijn geen vervalsing (NU, 4 mei 2001)

TURIJN - Italiaanse wetenschappers hebben voor het eerst de achterkant van de beroemde lijkwade van Turijn gefotografeerd. Volgens de Italiaanse media van vrijdag heeft dat sensationele beelden opgeleverd.

Aan de achterkant van het doek zijn wel bloedvlekken maar geen afdruk van een menselijk lichaam gevonden. Volgens de deskundigen is dat het bewijs dat de in de Dom van Turijn bewaarde lijkwade geen vervalsing is. Aan de voorkant van het doek is de lichaamsafdruk van een man te zien die verwondingen aan hoofd, handen en voeten heeft en een steekwond in de buurt van het hart.

In het verleden zeiden critici dat de afdruk op het doek gemaakt zou kunnen zijn door een reliëf. In dat geval zouden van die onder invloed van warmte ontstane afdruk ook sporen aan de achterkant van het doek te zien moeten zijn. Dat dat nu niet het geval blijkt "is van enorme wetenschappelijke betekenis en een nieuw uitgangspunt", zei een van de onderzoekers.

In de linnen doek zou Jezus na zijn kruisiging gewikkeld zijn. De lijkwade is een van de kostbaarste en tegelijk een van de meest omstreden relikwieën van het christendom. De foto's worden waarschijnlijk dit najaar gepubliceerd.

Noot van IVISEP: Het is reeds lang bekend, dat de lijkwade van Turijn het verbandlaken is waarin Jezus gewikkeld was, nadat hij van het kruis was afgehaald. Het werd gevonden in het graf (Joh. 20:5), na door Jezus te zijn achtergelaten, nadat hij zich had verkleed in een tuinmanskostuum (Joh. 20:15). De lijkwade ligt nu bewaard in Turijn (Italië). Het vertoont de impressie van Jezus’ lichaam, en tevens bloedvlekken en de zalf waarmee de wonden waren behandeld.

In 1931 verkreeg een team van Duitse wetenschappers dit verbandlaken van de Italiaanse regering en onderwierp het aan een onderzoek. Op de één of andere manier vonden de resultaten van dit onderzoek hun weg naar het Scandinavisch blad ‘Stockholm Tidingen’, dat het publiceerde op 2 april 1957. In het rapport verklaarden de Duitsers ondubbelzinnig dat “het hart van Jezus niet had opgehouden te functioneren”, toen hij in de wade lag.

Een andere geleerde, D’Muhala, verklaarde volgens de Daily Telegraph (Londen) van 20 november 1979: “Wij dachten allemaal dat het ons een vervalsing zou blijken te zijn en dat wij onze koffers binnen een half uur weer zouden pakken. In plaats daarvan is een ieder van ons, die daar aanwezig was, ervan overtuigd dat de bewijslast nu rust op de sceptici”.

Volgens het krantenverslag duidt alle bewijsmateriaal, dat tot dusver verzameld is, dat de wade onvervalst is.

Op 23 april 1998 vermeldde het Nederlands dagblad ‘De Telegraaf’ omtrent de lijkwade het volgende:

“Het verhaal van het linnen kleed, 4,36 x 1,10 meter, is oud. De eerste eeuwen na Christus werd er in Jeruzalem al over het bestaan van het kleed gesproken.

Daarna werd het kleed in Odessa waargenomen en van daar naar Constantinopel overgebracht. Na de Slag bij Lepanto in Turkije (1571) namen de christenen het in bezit en brachten het naar Frankrijk. Het koningshuis Savoie nam het zeven jaar later mee naar Turijn, waar de relikwie sindsdien altijd gebleven is. De door Italië verbannen koning Umberto II droeg via zijn testament het bezit van de relikwie over aan het Vaticaan, onder voorwaarde dat het kleed in Turijn zou blijven.

Aanvankelijk werd het geloof in de lijkwade door de wetenschap niet serieus genomen, tot een advocaat in 1898 er een foto van maakte. Het kleed bleek duidelijk een negatief te zijn van een menselijke gestalte met een menselijk gelaat.

Schilders zouden in het verleden nooit in staat zijn geweest iets op die manier te maken. Bovendien laten lijken nooit zulke sporen achter (Noot van IVISEP: Het aanwezig zijn van de betreffende sporen is niet verwonderlijk, aangezien Jezus naar alle waarschijnlijkheid nog leefde toen hij in de wade werd gewikkeld. Zie de opmerking van de Duitse wetenschappers, reeds aangehaald, dat “het hart van Jezus niet had opgehouden te functioneren”, toen hij in de wade lag. Zie hieromtrent ook het artikel “Christus in Kashmir” in de vorige editie van ons nieuwsblad). Verder bleek later uit vergroting van de foto's dat er letters in Hebreeuws, Oud-Grieks en Latijn op het kleed waren geschreven. Tot slot is zelfs uitvoerig onderzoek naar de bloedsporen op het kleed gedaan en is de bloedgroep vastgesteld.”

En op 18 juni 1999 vermeldde dezelfde krant:

“De wereldberoemde lijkwade van Turijn, het linnen doodskleed waarin volgens de overlevering Jezus Christus zou zijn gewikkeld na zijn kruisiging, komt daadwerkelijk uit het Heilige Land en wel uit de heuvels nabij Jeruzalem. Tot deze conclusie komen twee Israëlische onderzoekers nadat ze jarenlang een intensieve studie van de lijkwade hebben gemaakt.

‘Het stuifmeel van bloemen die we op het doodskleed hebben gevonden, laten geen twijfel toe. Het gaat om pollen van planten die alleen in onze regio voorkomen’, aldus de Israëlische botanici Avinoam Danim en Uri Baruch van de universiteit van Jeruzalem. Enkele van deze planten zijn alleen te vinden in de regio Jeruzalem.

De ontdekking van de Israëli's zou een belangrijke steun kunnen zijn voor al degenen die altijd overtuigd zijn geweest van de echtheid van de lijkwade. Aanvankelijk werd het geloof in de oorsprong van de lijkwade nooit serieus genomen door de wetenschap, totdat een advocaat in 1898 er een foto van maakte.

Het kleed bleek duidelijk een negatief te zijn van een menselijke gestalte met een menselijk gelaat. Schilders zouden in het verleden nooit in staat zijn geweest zoiets te maken. Bovendien zijn de sporen op het lijkkleed opvallend. Lijken laten normaal gesproken nooit zulke sporen achter.

In een eerdere studie werd de herkomst van de lijkwade ontkend en werd via een zogenaamde 'koolstofmethode' berekend dat het kleed afkomstig uit de Middeleeuwen moest zijn. Later hebben wetenschappers aangetoond dat deze koolstofmethode volstrekt onbetrouwbaar is. De twee Israëlische wetenschappers bevestigen dat de koolstofmethode niet klopt.”

 

   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1