De Islâm is bij
uitstek geschikt om eenheid tussen alle godsdiensten op de wereld tot stand te
brengen. Zie bijv. de Heilige Qur’ân hfdst. 2 vers 62 (ook aangeduid als
2:62) waarin Allâh zegt:
“Waarlijk,
degenen die geloven en degenen die Joden zijn, en de Christenen en de Sabiërs
– al wie in Allâh en in de jongste dag geloven en goed doen, zij zullen hun
beloning bij hun Heer hebben en er is geen vrees voor hen, noch zullen zij
treuren.”
Volgens de Islâm
hoeft iemand dus niet persé een Muslim te zijn om het Paradijs binnen te gaan.
Een ieder die gelooft in Allâh en in de Jongste Dag en die goed doet, mag een
goede bestemming tegemoetzien.
Ook uit andere Qur’ânverzen blijkt dat de Islâm zeer tolerant is tegenover andere
godsdiensten. Hieronder worden vijf punten aangehaald:
1.Voor een Muslim is, ondanks de strenge spijswetten van de Islâm, het
voedsel van allen aan wie het Boek is gegeven toegestaan (uiteraard met
uitzondering van verboden zaken, zoals varkensvlees):
“…het
voedsel van degenen aan wie het Boek is gegeven, is u geoorloofd en uw voedsel
is hun geoorloofd…” (H. Qur’ân 5:5).
2.Muslim mannen mogen een huwelijk aangaan met vrouwen die eerdere
openbaringen volgen:
“…en
de kuisen uit het midden der gelovige vrouwen en de kuisen uit het midden van
degenen aan wie het Boek vóór u is gegeven (zijn u geoorloofd)..." (H.
Qur'ân 5:5).
Een
Muslim man mag dus eigenlijk een huwelijk aangaan met iedere vrouw, ongeacht
welke openbaring zij volgt (zolang ze geen afgodendienares is), aangezien
volgens de Islâm ieder volk Goddelijke openbaringen heeft ontvangen:
“…
en er is geen volk, of een waarschuwer is onder hen geweest” (H. Qur’ân
35:24)
en
“En
voorzeker hebben Wij vóór u apostelen gezonden: sommigen hunner hebben Wij u
genoemd en anderen hebben Wij u niet genoemd…” (H. Qur’ân 40:78).
3.De zakât (de verplichte vermogensbelasting) van de Muslims is niet
alleen voor mede-Muslims bestemd, maar voor een ieder die daarvoor in aanmerking
komt:
“Hen
op de rechte weg te doen wandelen berust niet op u, maar God leidt recht wie Hij
wil; en wat goed u ook uitgeeft, het is voor uw welzijn…” (H. Qur’ân
2:272).
4.Niet slechts de Islamitische wijze van aanbidding wordt geaccepteerd door Allâh:
“En
voor ieder volk hebben Wij godvruchtige handelingen vastgesteld…” (H.
Qur’ân 22:34).
5.Muslims dienen niet alleen moskeeën te beschermen, maar ook gebedshuizen
van alle andere religiën. Zie H. Qur’ân 22:40:
"…En
was er niet Allâh's terugdrijven van sommige mensen door andere geweest,zouden er zeker kloosters en kerken en synagogenen moskeeën, waarin aan Allâh's naam vaak gedacht wordt,, afgebroken
zijn…"
Uit al deze
verzen blijkt dus, dat de Islâm zeer tolerant is tegenover andere godsdiensten.
Afgodendienarij
veroordeeld
Echter wordt afgodendienarij sterk veroordeeld door de Islâm. Zie H. Qurân 4:48:
“Waarlijk,
Allâh vergeeft het verenigen van andere goden met Hem niet en vergeeft alles
behalve dat, aan wie Hij wil…”.
Zie ook H. Qur’ân
5:3, waaruit blijkt dat aan afgoden geofferd voedsel voor de Muslims niet is
toegestaan:
“U
is datgene verboden … wat op overeind gezette stenen wordt geofferd (aan
afgoden)…”.
Verder halen we
uit H. Qur’ân 2:221, dat het voor Muslims niet is toegestaan met
afgodendienaren / -dienaressen te huwen:
“En
huw niet met de afgodendienaressen tot zij geloven, en waarlijk, een gelovige
dienstmaagd is beter dan een afgodendienares, al bevalt zij u. En geef
(gelovige vrouwen) niet ten huwelijk aan afgodendienaren, tot zij geloven, en
waarlijk, een gelovige dienstknecht is beter dan een afgodendienaar, zelfs al
bevalt hij u; dezen nodigen tot het vuur…”.
Gelijkheid
in de Islâm
Uit dit vers
(2:221) kunnen we een ander belangrijk Islamitisch principe afleiden, nl. dat de Islâm gelijkheid voorstaat en dus geen rangen en standen kent. Aan een gelovige
dienstmaagd / -knecht wordt immers de voorkeur gegeven boven een afgodendienaar.
Dit gelijkheidsprincipe blijkt o.a. ook uit het volgende gezegde van de Heilige
Profeet Muhammad (vrede zij met hem):
“Een Arabier is
niet beter dan een niet-Arabier, noch is de blanke man beter dan de zwarte
of de zwarte beter dan de blanke man, behalve door het Godsbewustzijn (taqwa)
dat hij verkregen heeft. Waarlijk, de edelste onder jullie is degene met de
meeste taqwa.”
Het enige
onderscheid dat de Islâm dus kent, is het onderscheid tussen degenen met
en degenen zonder Godsbewustzijn. Dat blijkt ook uit het volgende gezegde
van de H. Profeet Muhammad (v.z.m.h.):
“Zelfs
als een verminkte Abessijnse slaaf jullie leider wordt, luister dan naar hem
en gehoorzaam hem, zolang hij het Boek van God instelt en het uitvoert.”
Meer
over tolerantie
De Islamitische
tolerantie ten opzichte van andere godsdiensten blijkt ook uit het feit, dat de Islâm niet met geweld verspreid dient te worden. Zie o.a. H. Qur’ân 2:256:
“Er
is geen dwang in de godsdienst…”
en H. Qur’ân
36:17, waar van de profeten wordt gezegd:
“En
niets rust op ons dan het duidelijk overbrengen (van de boodschap)”.
Enkele
vragen
Waarom heeft Allâh
zoveel verschillende volkeren geschapen, als Hij zo graag eenheid wil? Als
iedereen één volk was, zou zoveel geweld vermeden kunnen worden!
Om deze vraag te
beantwoorden, raadplegen wij wederom de H. Qur’ân. Zie 5:48:
“…
en indien het Allâh had behaagd, zou Hij u (allen) tot één volk gemaakt
hebben, maar Hij zal u beproeven in hetgeen Hij u gegeven heeft…”.
Hieruit blijkt,
dat Allâh verschillende volkeren heeft gemaakt ter beproeving van de gelovigen,
precies zoals Hij bijv. ook rijkdom en kinderen (zie H. Qur’ân 64:15) voor de
gelovigen tot een beproeving heeft gemaakt. Allâh wil zien, hoe wij
omgaan met datgene wat Hij ons gegeven heeft, bijv. rijkdom. Zo wil Hij ook
zien, hoe wij omgaan met andere volkeren. Gaan wij ze uitmoorden, zoals
ten tijde van de Holocaust? Of gaan wij vreedzaam met ze om? Ten aanzien van dit
punt heeft Allâh in H. Qur’ân 49:13 duidelijk gezegd:
“O
gij mensen! Waarlijk, Wij hebben u van een mannelijk en een vrouwelijk persoon
geschapen en u tot stammen en gezinnen gemaakt, opdat u elkaar zult
kennen…”.
De boodschap is
duidelijk: wij moeten andere volkeren leren kennen. Dát is onze beproeving.
Wat dat betreft,
zijn wij in Suriname uniek: vele rassen en godsdiensten leven vreedzaam naast
elkaar: eenheid in verscheidenheid. Een voorbeeld voor de wereld: het kan
dus wel!
Verder kunnen we
ons afvragen:
Als de Islâm al
het goede in vorige openbaringen erkent, waarom heeft Allâh niet direct één
profeet gestuurd met de gehele boodschap? Dat zou het ontstaan van verschillende
godsdiensten overbodig maken, wat vrede en eenheid op de wereld zeker ten goede
zou komen!
Op deze vraag kan
als volgt worden geantwoord. De mensheid was in vroegere tijden nog niet rijp
genoeg om de gehele boodschap te kunnen dragen. Daarom zijn er verschillende
profeten gestuurd met boodschappen, die naar gelang de tijd waarin ze
verschenen, door de mensen konden worden begrepen. De Profeet Jezus heeft bijv.
gezegd (Joh. 16:12-13):
(de nummers in de
aangehaalde tekst verwijzen naar de conclusie die daarop volgt)
”Nog
veel heb ik u te zeggen, maar u kunt het thans niet dragen [1],
doch wanneer hij komt, de Geest der waarheid [2], zal hij u de
weg wijzen tot de volle waarheid [3]; want hij zal niet uit
zichzelf spreken, maar al wat hij hoort, zal hij spreken [4]en
de toekomst zal hij u verkondigen”.
Uit deze
aanhaling kunnen we concluderen:
[1]
dat de mensheid ten tijde van de profeet Jezus nog niet rijp was voor de
volledige boodschap van God.
We kunnen dit
vergelijken met ons normale leven. Als een kindje 6 jaar jong is, gaat die naar
de lagere school. Pas als hij / zij op latere leeftijd rijper wordt, zal hij /
zij in staat zijn hogere opleidingen te volgen. Zo is het ook met het kunnen
bevatten van de openbaringen.
[2]
dat de profeet Jezus de verschijning van een Profeet na hemzelf aankondigt;
[3]
dat deze nieuwe profeet zou leiden tot de volle waarheid. Zie hiervoor
ook H. Qur’ân 5:3:
“Deze
dag heb Ik voor u uw godsdienst volmaakt en voor u de Islâm als
godsdienst gekozen…”.
Toen de H.
Profeet Muhammad (v.z.m.h.) verscheen, was de mensheid dus al rijp genoeg voor
de volledige boodschap. Daarom is deze Profeet niet gekomen voor één volk,
maar voor de hele wereld. Zie H. Qur’ân 34:28:
“En
Wij hebben u niet gezonden dan tot alle mensen, als een overbrenger van
blijde tijdingen en een waarschuwer…”.
[4]
dat deze nieuwe profeet niet uit zichzelf zal spreken, maar dat hij zal spreken
wat hij hoort.
Zie ook H. Qur’ân
32:2, waar Allâh zegt:
“De
openbaring van dit Boek – daaraan is geen twijfel – (komt) van de Heer
der werelden.”
Eén
religie
De openbaringen
in de loop der millennia waren geen verschillende religiën! Het was één en
dezelfde openbaring, die steeds aangepast werd aan het niveau van de mensen die
leefden in de tijd, waarin die openbaringen plaatsvonden. De namen van die
openbaringen werden eraan gegeven door de volgers ervan.
Pas met de
volmaking van deze openbaringen vermeldde Allâh Zelf in H. Qur’ân 5:3
de naam van de voltooide religie, nl. de naam “Islâm”:
“Deze
dag heb Ik voor u uw godsdienst volmaakt en voor u de Islâm als godsdienst
gekozen…”.
Alle
voorgaande openbaringen zijn met het vestigen van de Islâm dus voltooid.
Verdere openbaringen zullen daarom niet meer plaatsvinden, wat ook het
verschijnen van profeten, oude of nieuwe, overbodig maakt.
Ondanks
het feit dat de openbaringen met het voltooien van de H. Qur’ân door Allâh
zijn volmaakt, ontkent Hij niet dat de volgers van eerdere openbaringen ook een
goede bestemming kunnen krijgen. Zie hiertoe het vers waarmee wij deze
verhandeling zijn begonnen (H. Qur’ân 2:62) en waarin Allâh (uiteraard) Zelf
verklaart, alsof Hij wil aantonen dat alle openbaringen één oorsprong hebben:
“Waarlijk,
degenen die geloven en degenen die Joden zijn, en de Christenen en de
Sabiërs – al wie in Allâh en in de jongste dag geloven en goed doen,
zij zullen hun beloning bij hun Heer hebben en er is geen vrees voor
hen, noch zullen zij treuren”.