Het zuur-basenevenwicht in de voeding

 

 

   Het belangrijkste principe in een gezonde, natuurlijke voeding is het zuur-basenevenwicht.

Al onze voedingsmiddelen bevatten metalen en niet-metalen.  Calcium, magnesium, ijzer, natrium, kalium, koper, zink zijn voorbeelden van metalen en zwavel, fosfor, chloor, fluor, stikstof, jodium, silicium, selenium, waterstof zijn niet-metalen.

Metalen worden meestal onder de vorm van zouten opgenomen en tijdens de stofwisseling omgezet tot basen en niet-metalen tot zuren bvb. zwavelzuur en fosforzuur.  Bevat een voedingsmiddel meer metalen als niet-metalen, dan heeft het een basen-overschot.  Bevat het meer niet-metalen dan metalen, dan heeft het voedingsmiddel een zuur-overschot. 

Het was dr. Ragnar Berg (Zweden, 1875-1956) die in voedingsmiddelen de hoeveelheid berekende van de 5 meest voorkomende metalen en van de 3 meest voorkomende niet-metalen.

 

  Voedingsmiddelen die rijk zijn aan metalen  kan men herkennen aan het feit dat ze arm zijn aan eiwit en calorieën, maar rijk aan water en volumineus: fruit, bessen, watervruchten, groente, aardappelen, melk, karnemelk, yoghurt, kefir, room, fruitsap, groentesap, kruiden.   Voedingsmiddelen die rijk zijn aan niet-metalen zijn vaak rijk aan eiwit en calorieën en arm aan water en compact, geconcentreerd: vlees, kaas, granen, peulvruchten, soja, noten, zaden, pitjes, olie, boter, eieren, brood.  Champignons, spruitjes, artisjokken en hopscheuten vormen een  uitzondering en hebben ook een zuuroverschot.  Honing en stuifmeelpollen hebben een basenoverschot.

Het melkeiwit is verzurend, maar calcium is ontzurend.  Door zijn hoge gehalte aan calcium en lage gehalte aan eiwit is melk basenvormend.  Bij kaas is de concentratie eiwit veel hoger, terwijl het grootste deel van de metalen zijn afgevoerd met de melkwei.  Hierdoor is kaas zuurvormend.

 

  De zuurtegraad (pH) van het bloed dient +/- 7,4 te zijn (7,35 – 7,45).  De zuurtegraad is een maat voor de concentratie van waterstofionen.  Een zuur geeft in water positief geladen waterstofionen (H+) af en een base geeft in water negatief geladen hydroxyl-ionen (OH-) af.  Een vloeistof is neutraal als zuren en basen elkaar opheffen: H+ + OH- = H2O.

De pH-waarde geeft men weer op een logaritmische schaal van 0 tot 14, waarbij 0 zeer sterk zuur is, 7 neutraal en 14 zeer sterk base.  Dus hoe meer H+ ionen, hoe meer zuur en hoe lager de pH-waarde.

De pH-waarden in de lichaamscellen en vochten kunnen sterk verschillen.  Zo heeft het maagsap een pH-waarde van 1,2 à 3,0; de urine 4,5 à 8,0; de gal 6,2 à 8,5; duodenumsap 6,5 à 7,6; vaginaal vocht 4,0-4,7; spiercellen 7,0; prostaatcellen 4,5.  Ons lichaam is voortdurend bezig die pH-waarden constant te houden.

Een afwijking van de pH van het bloed tot 6,8 (acidose) of 8 (alkalose) is dodelijk.  Daarom zijn er in het lichaam een aantal buffersystemen voorzien om ervoor te zorgen dat het bloed altijd de juiste pH behoudt; deze zijn gelegen in het bloed, de longen en de nieren.  Buffers zijn oplossingen die een hoeveelheid zuur of base kunnen opvangen zonder dat de zuurgraad van de oplossing daardoor gewijzigd wordt.

Respiratoire acidose kan ontstaan door vermindering van de koolzuuruitscheiding bvb. bij astma, tbc, kinderverlamming, vergiftiging door slaaptabletten, gebrek aan beweging van de borstkas na een ongeval, enz.  In deze gevallen wordt de bufferwerking van de ademhaling  onderdrukt.

Metabole acidose kan ontstaan bij een verhoogde zuurproductie (vb. bij diabetes), bij nierinsufficiëntie, bij sterke uitscheiding van alkalische stoffen bvb. diarree.  Ook CVS of chronische vermoeidheid kan beschouwd worden als een symptoom van chronische acidose.

Respiratoire alkalose kan ontstaan door een hogere koolzuuruitscheiding bvb. bij hyperventilatie, hersentumor, enz.  Metabole alkalose kan ontstaan bij een te groot maagzuurverlies bvb. bij braken.

Het is goed mogelijk dat deze vormen van acidose of alkalose in sommige gevallen bij verzuurde mensen meer voorkomen.

 

De zuren waarover sprake worden gevormd op celniveau, tijdens de stofwisseling.  De niet-metalen zijn opgesloten in organische structuren (vnl. de aminozuren van eiwitten) en worden tijdens de stofwisseling omgezet tot metabole zuren.  Overtollige zuren worden door de lever wateroplosbaar gemaakt en via de nieren uitgescheiden (bvb. urinezuur) of via de longen (bvb. koolzuur) uitgeademd.  Tijdens de stofwisseling komen er meer zuren vrij dan basen.

Omdat de buffersystemen met grote zekerheid de juiste zuurgraad van het bloed garanderen, heeft men in de klassieke voedingsleer nauwelijks belangstelling voor de invloed van de voeding op het zuur-basenevenwicht.  Nochtans zorgt een verstoord evenwicht in de voeding voor een voortdurende belasting van de buffersytemen.

 

Laten we eens kijken waar die metabole zuren vandaan komen:

·        De vertering van eiwitten brengt zuren met zich mee zoals urinezuur, salpeterzuur, zwavelzuur

·        Bij het metabolisme van zoetigheden en vetten wordt azijnzuur gevormd

·        Tijdens de energieproductie komt koolzuur vrij

·        Emoties leiden tot verzurende reactie waardoor zoutzuur gevormd wordt

·        Inspanningen van de spieren leiden tot de productie van melkzuur

·        Bruisende dranken produceren koolzuur en fosforzuur

·        Koffie, zwarte en groene thee vormen looizuur en chlorogeenzuren

·        Te weinig beweging leidt tot verzuring door de tragere uitscheiding van metabole zuren

·        Gistings – en rottingsprocessen in de darmen agv spijsverteringsproblemen en slechte voedselcombinaties leiden tot verzuring en dysbiose

·        Belasting van basevormende organen zoals lever, pancreas, galblaas dragen bij tot verzuring

·        Nierziektes brengen met zich mee dat zuren onvoldoende worden afgevoerd

 

 

Bij overmatige toevoer of onvoldoende afvoer van metabole zuren zijn er 2 noodsystemen:  opstapeling in het bindweefsel, wat kan leiden tot bvb. reumatische klachten, en aanvoer van extra basisch materiaal vanuit het skelet (calcium, magnesium,…) om de overmaat aan zuren te neutraliseren; dit kan leiden tot osteoporose en tandcariës.

Het bindweefsel werkt als een soort reservoir of spons en kan relatief grote hoeveelheden zuur opvangen, maar dit mag slechts een tijdelijk karakter hebben.  ’s Nachts worden de opgestapelde zuren in de bloedbanen gebracht en door de nieren en de ademhaling geëlimineerd en afgevoerd.  Het bindweefsel loopt ’s morgens leeg en kan zich in de loop van de dag weer met overtollige zuren vullen.  Dat is de normale gang van zaken zolang het bindweefsel niet oververzadigd raakt.  De ontzurende capaciteit van het bindweefsel is echter beperkt.  Een beslagen tong, een slecht ruikende adem, het ophoesten van slijm, onaangenaam ruikend nachtzweet, geen eetlust, een zwaar hoofd bij het opstaan bevestigen dit.  Deze mensen raken pas na voldoende beweging min of meer ontzuurd en door een krachtigere ademhaling.  Mensen die zich ’s ochtends altijd beroerd voelen, doen er zichzelf geen plezier mee om een verzurend ontbijt te nuttigen bestaande uit brood met kaas, charcuterie, krabsla, choco, pindakaas, enz.  Deze mensen kunnen het langer durende ontgiftingsproces beter ondersteunen door als ontbijt veel te drinken: water, fruit of fruitsap, of een kruidenthee met honing.  Hierbij kan men voor de kruidenthee een aantal ontgiftende kruiden gebruiken zoals guldenroede, brandnetel, paardebloem, goudsbloem enz.  Nogal wat van deze mensen hebben ’s ochtends geen honger omdat ze nog bezig zijn met de eleminatie van afvalstoffen.  Door ’s ochtends veel te drinken of pas om 10u te ontbijten en dan nog liefst fruit te nuttigen.

Er zijn veel mensen die als reactie op een overmaat aan afvalstoffen extra vet aanmaken of vocht vasthouden om de concentratie aan afvalstoffen te verdunnen.

Overtollige zuren kunnen ook geneutraliseerd worden door de benodigde mineralen hiervoor uit het botweefsel, een reservoir van calcium en magnesium,  te roven, net zoals een boer kalk gebruikt om op zijn zure akker te strooien.

 

Verder speelt het zuur-basenevenwicht ook een belangrijke rol in de enzymatische werking.  Enzymen dienen zich in een milieu te bevinden met de juiste zuurgraad.  Enzymactiviteit is niet alleen afhankelijk van vitaminen en mineralen, maar ook van temperatuur en zuren.

Het kan ook niet losgekoppeld worden van de waterhuishouding, de mineralen, de doorlaatbaarheid van membranen, de elektrolytenhuishouding en bijgevolg van de doorstroming van energie.  Een verstoord zuur-basenevenwicht doet de bio-energetische waarde van een aantal organen sterk afnemen en dit veroorzaakt een significante daling van het globale energiepotentiaal.  Er ontstaan energieblokkades waardoor het organisme minder goed in staat is om zichzelf te reinigen en men komt in een vicieuze cirkel terecht.

Een goed zuur-basenevenwicht doet ook de behoefte aan eiwit dalen.  De hoge consumptie van eiwit wordt gezien als één van de belangrijke oorzaken van beschavingsziekten.

Overtollige zuren prikkelen de sympathicus, deel van het autonome zenuwstelsel, dat instaat voor het stimuleren van orgaanfuncties.  Verzuurde mensen reageren heviger, ademen sneller, zijn makkelijker geprikkeld.

 

Uiteraard spelen ook individuele factoren een rol.  Zeer veel mensen gebruiken een verzurende voeding en toch hebben ze niet allemaal een degeneratieve ziekte.  Dat komt doordat niet iedereen op dezelfde wijze met zuren omgaat.

Als men fysiek overbelast of gestresseerd is, te weinig slaapt, kan men minder goed zuren uitscheiden.  Gebrek aan beweging is daarbij cruciaal.  Voldoende beweging zorgt voor een diepere ademhaling, verbranding van meer zuren en verhoging van de doorbloeding.  Dit laatste activeert de lever, de nieren en de longen, die instaan voor de zuivering van het bloed.

Stress brengt verzuring met zich mee en remt ontzuring af.  Spanningen kunnen zich op de spieren vastzetten, waardoor er afvalstoffen in de spieren gevormd worden en de pH –waarde ervan daalt.  Er bestaat ook geestelijke verzuring: negatieve gedachten, zorgen, emotionele belasting of een verkeerde ingesteldheid stimuleren het verzuringsproces en bemoeilijken het ontzuringsproces.

 

De metabole of stofwisselingszuren hebben niets te maken met het zuur smaken van een voedingsmiddel, dat te wijten is aan vrije zuren (bvb. appelzuur, wijnsteenzuur, citroenzuur…).  Deze vrije zuren verhogen de houdbaarheid van een voedingsmiddel, stabiliseren de suikers, herstellen het bacterieel evenwicht en men kan ze  proeven afhankelijk van de hoeveelheid suiker in het voedingsmiddel.  Zo bevat een banaan 0,45% vrije zuren en 23% suiker, waardoor deze zoet smaakt terwijl een tomaat 0,47% vrije zuren bevat maar slechts 3% suiker, waardoor die zuur smaakt.  De metabole zuren zijn aan andere stoffen gebonden zuren, maar de vrije zuren zijn niet gebonden en komen meteen vrij zodat ze geproefd kunnen worden, afhankelijk van de hoeveelheid suiker in het voedingsmiddel.  Deze vrije zuren komen vooral voor in voedingsmiddelen met een sterk basenoverschot en dus met een ontzurende werking.  Ze kunnen wel het speeksel verzuren zodat de voorvertering in de mond van zetmeelrijke voedingsmiddelen in het gedrang komt (zie voedselcombinaties).  Ze kunnen ook het tandglazuur aantasten, daarom is een goede tandverzorging bij het eten van fruit belangrijk.  De voordelen van vrije zuren zijn echter veel groter dan de nadelen.

De vrije zuren hebben geen invloed op het zuur-basenevenwicht en komen nooit in direct contact met het bloed, vermits ze in de twaalfvingerige darm worden geneutraliseerd door de sappen die door de pancreas worden afgescheiden; de darm is dus steeds basisch.  De darmen zijn verbonden met het bloedvatenstelsel; moest er geen ontzuringsproces plaatsvinden, dan zou het bloed meteen verzuren nadat we een appelsien hebben gegeten en dit zou de dood betekenen.  Het verbieden van tomaten of appelsienen bij reuma (een verzuringsziekte) is dus onzin.

 

  In de dagelijkse gezonde voeding dient de verhouding +/- 80% basenvormende en +/- 20% zuurvormende voedingsmiddelen te zijn.  We zien dat de verhouding in de klassieke Westerse voeding +/- 60% voedingsmiddelen met een zuuroverschot is en +/- 40% voedingsmiddelen met een basenoverschot is.

Er wordt dus teveel geconcentreerde, calorierijke voeding gegeten, wat niet alleen kan leiden tot overgewicht maar ook tot demineralisatie (osteoporose), reuma e.a. beschavingsziektes.  Men dient dus veel meer groenten, aardappelen, fruit en ev. melkproducten te gebruiken en minder brood, deegwaren, vlees, choco, charcuterie, kaas, suiker, enz.

Voedingsmiddelen met een sterk basenoverschot die dus sterk ontzurend werkend zijn bvb. pompoen, komkommer, augurk, tomaat, aardappel, selder, witlof, banaan, appel, stuifmeelpollen, citroen, rode paprika.

Vlees is zeer sterk verzurend.  Dit heeft vooral te maken met het feit dat de dieren uit de bio-industrie zwaar verzuurd zijn.  Hun vlees bestaat vnl. uit bindweefsel dat als stapelplaats voor niet-verwerkte zuren wordt beschouwd.  Hun voeding is eiwitrijk en gericht op het vetmesten.  De dieren leven in gevangenschap en hebben bijna geen beweging, zodat er onvoldoende ontzuring kan plaatsvinden.

Uit voorgaande uitleg kan je ook afleiden dat het nuttigen van teveel eiwitrijk voedsel een grote boosdoener is.  In deze cultuur wordt teveel kaas, vlees, charcuterie, krab- en andere “sla”, gevogelte, enz. gegeten.  De WHO heeft berekend dat een mens kan toekomen met 0,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht per dag bij matige lichaamsbeweging.  Een te hoge eiwitopname ligt mede aan de basis van een verstoord zuur-basenevenwicht in de voeding en talrijke beschavingsziektes.

 

  Een gezonde voeding zorgt voor een goed zuur-basenevenwicht en kan veel ziektes voorkomen.  Er zijn een aantal geschikte therapieën als ondersteuning, zoals vasten- of sapkuren, hoge darmspoelingen, kleitherapie, kruidenthee, fytotherapie, relaxatietherapie, podosegmentale reflexologie, meer lichaamsbeweging, enz.

 

We zetten de voordelen van een voeding met een goed zuur-basen evenwicht op een rijtje:

 

·        Lichter verteerbaar

·        Minder belasting van de buffersystemen in bloed, nieren, longen

·        Minder belasting van het bindweefsel

·        Minder kans op roven van mineralen uit het botweefsel

·        Betere lichamelijke en geestelijke conditie

·        Betere enzymatische en elektrolytische werking

·        Betere doorstroming van energie

·        Minder behoefte aan eiwit

·        Minder prikkeling van de sympathicus

·        Betere slaap

·        Betere reiniging van de lichaamsvochten

·        Minder beschavingsziekten (reuma, osteoporose, enz.)

·        Door het geringer aantal afvalstoffen, minder stimulering van de vetproducte en/of vochtophoping bij overgewicht

 

 

 

Bron:

 

Dries, J., Bio-energetische voedingsleer, Arinus, Genk, s.a. 

Dries, J., Namyostherapie, infotekst, Genk, 2004

Vaes, R., Voedingsleer Schema’s, Arinus, Genk, s.d.

 

© [email protected] 

www.geocities.com/lucasvo

 

Dit artikel werd met de meeste zorg samengesteld.  Niettemin is het nooit geheel uitgesloten dat informatie door tijdsverloop, recent wetenschappelijk onderzoek of andere oorzaken onjuist, onvolledig of achterhaald is.  De auteur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor enige directe of indirecte gevolgen voortvloeiend uit de gegevens.  Dit artikel is niet bedoeld als vervanging voor een medische diagnose en medische zorg door een arts.  De lezer wordt uitdrukkelijk geadviseerd zijn arts te raadplegen bij enigerlei klachten of symptomen.

Suggesties, commentaar en reacties zijn steeds welkom op het vermelde e-mailadres.

 

Hosted by www.Geocities.ws

1