Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

De Dageraad, editie juni-juli 2003


Download printversie: RIGHT-CLICK hier --> save target as


130 jaar Hindostaanse immigratie
- Bijlage: stamboomonderzoek Hindostaanse immigranten

Nieuwe huwelijkswetgeving in Suriname
- Bijlage: Herziening Huwelijkswet - Uitzicht en Inzicht

Slavernij en Emancipatie in perspectief

Colofon


130 jaar Hindostaanse immigratie

Kort historisch overzicht

Het tekort aan arbeiders

Door de afschaffing van de slavernij ontstond in de Europese slavenkolonies een groot tekort aan arbeiders. Daarnaast speelden ook andere factoren een rol, waardoor de vraag naar arbeidskrachten steeds groter werd. Deze factoren waren de bloei van de industriële landbouw, uitbreiding van de suiker- en koffieteelt, concurrentie met het buitenland, expansiedrift van het moederland en de drang naar macht en rijkdom van plantage-eigenaars.

Het moederland en de machthebbers in de kolonies waren druk bezig naar arbeidskrachten te zoeken. Binnen het Britse rijk was het de rol van India om goede, “beschikbare” arbeidskrachten te leveren.

Nederland en Engeland

Nadat Engeland en Frankrijk reeds bezig waren hun kolonies te voorzien van Indiase emigranten, sloot Nederland een verdrag met Engeland om zodoende ook aan arbeiders te kunnen komen voor zijn kolonies. Op 8 december 1870 werd een traktaat gesloten, maar pas op 20 januari 1872 werd het in Den Haag bekrachtigd namens koning Willem III (Nederland) en koningin Victoria (Engeland). In deze overeenkomst waren de voorwaarden vermeld waaronder het immigratiesysteem voor Suriname moest functioneren.

Redenen om te emigreren

  1. mislukking van de oogst in overbevolkte delen van India (Vooral Uttar Pradesh en Bihar);
  2. mensen op de rand van de hongerdood werden door de wervers in huis genomen, gevoed en daarna met mooie verhalen overgehaald te emigreren;
  3. met het einde van de bouw van de grote spoorwegen in 1870 kwamen veel arbeiders vrij. Sommigen waren bereid overzee te gaan werken;
  4. toen de 2e Afghaanse oorlog (1878-1879) tot een einde kwam, werden veel mensen werkeloos. Vooral zij die in de transportdienst werkzaam waren hadden hieronder het meest te lijden;
  5. natuurrampen, zoals overstromingen, waarbij de mensen hun woning en huisraad kwijtraakten Deze mensen waren een willoos slachtoffer van de wervers;
  6. verder ook andere redenen, zoals moeilijkheden in het dorp, werkloosheid, familietwisten, de druk van het kastenstelsel, vlucht voor de justitie, zucht naar avontuur, vrees voor schande, enz.

Werving

Van werving was er nauwelijks sprake. Mensen werden er vaak met de mooiste beloften misleid en bedrogen, vandaar dat men niet meer van ‘werven’ spreekt, maar van ‘ronselen’. Als voornaamste wervingsterrrein voor Suriname werd het gebied van de United-Provinces en West-Bihar gekozen (Ganges-vlakte). De emigranten werden eerst in subdepots verzameld en daarna naar het hoofddepot in Calcutta gebracht, waar aan alle formaliteiten (keuring, registratie, etc.) werd voldaan.

Overtocht

De overtocht gebeurde eerst met zeilschepen en later met stoomschepen. Tijdens de reis deden zich verschillende ziekten voor en de behandeling liet het vaak te wensen over. Het sterftecijfer aan boord was hierdoor erg hoog (totaal 452 doden tussen 1873 en 1916). Ondanks de erbarmelijke situatie wisten zij zich toch te vermaken door te zingen, dansen, worstelen enz. De reis duurde per zeilschip 3 maanden en per stoomschip 2 maanden.

Het eerste zeilschip, de Lalla Rookh, kwam op 5 juni 1873 in Suriname aan. Het laatste schip was de Dewa (aankomst op 24 mei 1916). In totaal waren er 64 transporten. Het totaal aantal emigranten dat in Suriname aankwam bedroeg 33.572. Na hun 5 jarig contract keerden 11.559 terug.

Aankomst

In Suriname aangekomen, werden de emigranten enkele weken ondergebracht in het ‘koelie-depot’ (bij de Sommelsdijckse kreek). Hier werden alle formaliteiten in orde gebracht. Door de agent-generaal werden zij dan aan de plantages toegewezen. Enkele belangrijke agenten-generaal waren Cateau v. Roosevelt, Barnet Lyon en Van Drimmelen.

Einde immigratie

Ondertussen namen in India protesten tegen de emigratie steeds heviger aan. De ‘Nationalistische Beweging’, die de emigratie als een vernedering beschouwde en waarvan Mahatma Gandhi één van de leiders was, zorgde er tenslotte voor dat Engeland er in 1916 een punt achter zette. Pogingen uit Suriname om er toch mee door te gaan, hadden geen resultaat; in 1918 zegde Engeland het verdrag met Nederland op!

Bron: Mathura, Ramjanee en Raygaroo, 1978, blz. 10

Lees ook: Stamboomonderzoek Hindostaanse immigranten


Nieuwe huwelijkswetgeving in Suriname

Een integrale beschouwing

Achtergrond

De verschillende huwelijkswetten in Suriname hebben hun oorsprong in de koloniale periode. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 kwamen er contractarbeiders naar Suriname met hun eigen cultuur, gewoonten en rechtsovertuiging. Zij huwden met elkaar op hun eigen manier. Deze door de immigranten gesloten huwelijken waren volgens hun rechtsovertuiging volkomen geldig en erkend binnen hun gemeenschap, doch ze waren niet wettig volgens het Surinaams Burgerlijk Wetboek (SBW).

De situatie tot 23 juni 2003

Om een eind te maken aan deze situatie, werden de Huwelijksbesluiten Hindoes en Mohammedanen uitgevaardigd op 14 oktober 1940; deze traden in werking per 1 januari 1941 en staan sinds 1977 bekend als de Huwelijkswetten Hindoes en Mohammedanen. Een belangrijk verschil tussen deze wetten is, dat in de ‘Huwelijkswet Mohammedanen’ wel een aparte regeling betreffende echtscheiding is opgenomen, maar in de ‘Huwelijkswet Hindoes’ niet. De reden hiervoor is, dat het echtscheidingsrecht in het hindoeïsme (en overigens ook in het christendom) niet is geregeld, zodat slechts voor de moslims een aparte echtscheidingsregeling kon worden getroffen. Voor de andere geloofsgroepen waren van toepassing de in het S.B.W. genoemde procedures en gronden.

De huwelijkswetten, die bedoeld waren om onwettige huwelijken en onwettige kinderen te voorkomen, werden vaak misbruikt. Dit betrof voornamelijk:

  • het ontbreken van de vereiste voor ouderlijke toestemming tot het aangaan van een huwelijk, waardoor bijv. niet-moslims / niet-hindoes voor de vorm deze godsdiensten aannamen om de ouderlijke toestemming te omzeilen;
  • de ontbinding van het moslimhuwelijk middels eenzijdige verstoting door de man, waardoor vrouwen vaak niet eens wisten dat ze waren gescheiden;
  • de functionering van de huwelijksbeambten; dezen konden de mazen in de wet gebruiken om o.a. van voornoemde twee punten misbruik te maken. (noot #1)

De situatie vanaf 23 juni 2003

Volgens de onlangs in werking getreden ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ (G.B. 1973 no. 140, resolutie gepubliceerd op 17-6-2003 onder nr. 4190/03) is de situatie heden als volgt:

  • Alle huwelijken worden gesloten volgens de bepalingen van het SBW en zullen de status van burgerlijk huwelijk hebben (geen hindoe- en moslimhuwelijken meer);
  • De (inwendige) huwelijksvereisten zijn voor alle huwelijken gelijk:
    • ongehuwd zijn van beide partijen;
    • de vrije toestemming van de aanstaande echtgenoten;
    • de huwbare leeftijd van 17 jaar voor de man en 15 jaar voor de vrouw;
    • de vereiste huwelijkstoestemming door ouders, voogd of toeziende voogd (tussen 15 en 21 jaar);
    • de verplichte wachtperiode na de echtscheiding (treurperiode van een jaar);
    • geen nauwe graad van bloed- of aanverwantschap.
  • De uitwendige huwelijksvereisten c.q. huwelijksformaliteiten gelden ook voor alle huwelijken:
    • verplichte huwelijksaangifte van alle huwelijken bij de ambtenaar van de burgerlijke stand;
    •  verplichte afkondiging van de huwelijksaangifte.
  • Er is alleen in geval van de wijze van huwelijksvoltrekking één afwijking toegestaan, t.w. het mogelijk maken van het huwen op 2 manieren:
    • hetzij door een ambtenaar van de Burgerlijke Stand, d.i. het BW-huwelijk of burgerlijk huwelijk;
    • hetzij ten overstaan van een huwelijksambtenaar, d.i. de godsdienstige huwelijksvoltrekking, waarbij de huwelijksvoltrekking plaats kan vinden volgens de christelijke, hindoe-, moslim- of andere religieuze traditie.
  • Echtscheiding kan alleen worden gevorderd, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Deze bepaling komt in de plaats van de vier echtscheidingsgronden uit het SBW, die in de praktijk bleken niet toereikend te zijn. Het systeem van het echtscheidingsrecht is echter niet gewijzigd in het SBW en echtscheiding in onderlinge overeenstemming blijft onmogelijk, in tegenstelling tot het systeem in Nederland, waar bij de invoering van de desintegratie van het huwelijk als enige echtscheidingsgrond de echtscheiding in onderlinge overeenstemming wel mogelijk werd. De ‘Wet-Adhin’ brengt slechts een wijziging in de echtscheidingsgronden, die voor alle huwelijken geldend worden gemaakt. Vooral de moslimse vrouw zal zich beter beschermd voelen doordat de huwelijksontbinding door middel van echtscheiding steeds via de rechter zal lopen, bij welke gelegenheid de positie van haar en de kinderen tegelijk wordt behandeld, alsook de scheiding en deling van de goederen in de huwelijksgemeenschap. (noot #2)

Kanttekeningen bij de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’

A. Werkgroep Aanpassing Huwelijksrecht (1989)

Deze Werkgroep, onder voorzitterschap van mr. S. Gangaram Panday, deed enkele voorstellen om de ‘Wet Adhin’ aan te passen aan de veranderde maatschappelijke omstandigheden. Deze voorstellen omvatten o.a. het volgende:

  • het voorstel om de ‘Wet Adhin’ niet partieel, maar integraal in te voeren, aangezien die wet de huwelijksvoltrekking en –ontbinding in totaliteit regelt;
  • het voorstel om enige achterhaalde zaken recht te trekken (bijv. ‘Gouverneur’ vervangen door ‘President’, ‘Landsbesluit’ door ‘Staatsbesluit’, ‘Nederlander’ door ‘Surinamer’, etc.;
  • zaken van administratief-technische en praktische aard m.b.t. diverse formaliteiten, die rondom een godsdienstige huwelijksvoltrekking een rol spelen.

De voorstellen van de ‘Werkgroep Aanpassing Huwelijksrecht’ werden in 1989 vervat in een nieuw wetsontwerp en de Werkgroep stelde voor om dit ontwerp tegelijk in werking te laten treden met de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’. (noot #2)

B. Orde van Advocaten

De Orde van Advocaten geeft volgens het dagblad ‘De West’ van 24 juni 2003, na voorop te stellen dat herziening van het huwelijksrecht wordt voorgestaan, aan dat de volgende zaken in beschouwing dienen te worden genomen:

1.       Huwbare leeftijd

  • Volgens artikel 1 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waar ook Suriname partij van is, wordt onder ‘kind’ verstaan ieder mens jonger dan 18 jaar, tenzij volgens het op een kind van toepassing zijnde recht de meerderjarigheid eerder wordt bereikt. Het herziene huwelijksrecht, waarbij resp. de leeftijd van 17 jaar geldt voor de man en 15 jaar voor de vrouw, is in principe dus in strijd met dit verdrag.
  • Ook is de ongelijke huwbare leeftijd voor mannen en vrouwen in strijd met de preambule van het Handvest voor de Verenigde Naties, met art. 2 van het BUPO-verdrag, met art. 1 van de Inter-American Convention on Human Rights, met art. 8 van de Surinaamse Grondwet en met het door de Overheid uitgestippelde genderbeleid.
  • Verder is het bewezen dat tienerzwangerschappen (die bij kinderhuwelijken onvermijdelijk zullen optreden) schadelijk zijn voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van moeder en kind.

2.       Godsdienstige plechtigheid

De ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ is onduidelijk over de plaats en de rol van de religieuze huwelijksceremonie die voor verschillende bevolkingsgroeperingen van belang is; ook blijkt uit de wet niet of en hoe rekening is gehouden met de binnenlandbewoners.

3.       Duurzame ontwrichting en schuldvraag

Hoewel de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ duurzame ontwrichting als enige echtscheidingsgrond invoert, blijft volgens art. 263 van die wet de schuldvraag een belangrijke rol spelen; alleen de eisende (onschuldige) partij kan een bijdrage in de kosten van levensonderhoud vragen. Aanbevolen wordt om de schuldvraag bij een echtscheiding weg te laten, omdat hierdoor veel leed kan worden voorkomen; het stellen dat een huwelijk duurzaam ontwricht is, dient voldoende te zijn.

4.       Echtscheiding via gemeenschappelijk verzoekschrift

In de praktijk blijkt dat degenen, die samen besluiten om in onderling overleg te scheiden, geconfronteerd worden met de situatie dat er toch eenzijdig een verzoekschrift moet worden ingediend, waarna de andere partij zich zal refereren of verstek zal laten gaan. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen in andere landen op dit gebied, lijkt het de Orde een goede stap echtscheiding via het doen van een gemeenschappelijk verzoek bij wet mogelijk te maken.

5.       Voogdij of ouderlijk gezag na echtscheiding

Het is een goede stap, dat in de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ de mogelijkheid bestaat dat ouders na de echtscheiding samen de voogdij over hun kinderen kunnen verkrijgen. Dit is ook in overeenstemming met de jurisprudentie en verscheidene internationale verdragen. Wel verdient het aanbeveling de term ‘ouderlijke macht’ te vervangen door ‘ouderlijk gezag’.

6.       Alimentatie

Het lijkt de Orde wenselijk om in de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ de duur van de alimentatieverplichting te beperken, zodat er geen sprake kan zijn van een levenslange alimentatieverplichting. Ook is het opnemen van een indexeringsregeling wenselijk, gezien de financieel-economische ontwikkeling in Suriname.

7.       Pensioen

In de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ is niets terug te vinden over de vraag of de andere echtgenoot aanspraak kan laten gelden op de tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraken op bijv. ouderdoms- of nabestaandenpensioen en hoe verrekening daarvan zou moeten plaatsvinden. Het opnemen van zo’n regeling sluit zeker aan bij de hedendaagse opvattingen daarover. (noot #3)

Deze bezwaren van de Orde van Advocaten zijn volgens mr. R.A. Soerdjbalie, notaris, tevens adviseur van de vrouwenorganisatie 'Nari Samaj' van de Arya Dewaker, niet geheel gegrond. Hij haalt de volgende zaken aan:

  • de huwbare leeftijd van 15 / 17 jaar komt veel dichter bij de maatschappelijke realiteit dan de leeftijd van 18 jaar (zie sociologisch onderzoek van Dr. Jnan Adhin, Nieuw West Indisch Gids, jrg. 50 no. 2/3, sept. 1975);
  • voor wat betreft het verschil in huwbare leeftijd tussen man en vrouw dient te worden vermeld, dat er vanuit biologisch/religieus uitgangspunt wel degelijk fysieke verschillen bestaan tussen de geslachten, en dat volgens wetenschappelijk onderzoek de vrouw eerder geslachtsrijp is dan de man;
  • aangaande de binnenlandbewoners zij vermeld, dat volgens art. 16 van de Dorpsgemeentenwet (G.B. 1938 no. 66), het dorpshoofd verantwoordelijk is voor de registratie van geboorte, huwelijk, overlijden, enz. Het dorpshoofd dient van deze registers op de verschijndag een uittreksel aan de districtscommissaris te overhandigen (Noot van ivisep: de Dorpsgemeentenwet is niet meer van kracht);
  • aangaande duurzame ontwrichting en schuldvraag is er in de Nederlandse rechtsspraak een vast patroon te bespeuren, waarbij het verweer t.a.v. de schuldvraag zeer snel terzijde wordt geschoven (Asser-Ruiter-Moltmaker, 12e druk 1986, pag. 287). Gelet op de Surinaamse praktijk, die veelal de Nederlandse volgt, is de verwachting dat ook hier te lande de jurisprudentie dezelfde kant op zal gaan;
  • aangaande de pensioenrechten: in art. 9a van de Ontwerpwet op Pensioen- en Voorzieningsfondsen zijn wel relevante regelingen opgenomen. Ook heeft de figuur van pensioenverrekening zich in de rechtspraktijk ontwikkeld (Boon – van Loon arrest van 27-11-1981, N.J. 1982, 501). Zie voor meer informatie het boek ‘Hoofdlijnen van het Surinaamse Huwelijksvermogensrecht’, mr. C.A. Kraan, pag. 30-32. (noot #4)

C. Moslimorganisaties

De samenwerkende overkoepelende moslimorganisaties, zijnde de Madjlies Moeslimien Suriname (MMS), de Surinaamse Moeslim Associatie (SMA), de Sunni International Muslim Society (SIMS), de Surinaamse Islamitische Vereniging (SIV) en de Federatie van Islamitische Vrouwen Organisaties in Suriname (FIVOS), boden op 2 juni 2003 een petitie aan president Venetiaan aan, waarin zij het staatshoofd vroegen om af te zien van het voornemen om de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ in werking te doen treden, aangezien middels de oude ‘Huwelijkswet Mohammedanen’ de moslims het recht verworven hebben om te huwen en te scheiden overeenkomstig hun geloofsovertuiging. Aan de andere kant bood de vrouwenvereniging ‘Nari Samaadj’, tezamen met 23 andere maatschappelijke organisaties, op 30 april 2003 een petitie aan president Venetiaan aan, waarin werd gepleit voor het bepalen van een datum van inwerkingtreding van de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’, waardoor ook de hindoes o.a. een gemakkelijkere echtscheidingsregeling zouden verkrijgen; een regeling die ontbrak in de oude ‘Huwelijkswet Hindoes’.

Het is zeer vreemd dat anno 2003 de samenwerkende overkoepelende moslimorganisaties zich negatief uitgelaten hebben inzake het activeren van de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’, aangezien vele van deze organisaties in 1989, bij hearings door de eerdergenoemde ‘Werkgroep Aanpassing Huwelijksrecht’, hun positieve visie schriftelijk kenbaar hebben gemaakt aan de Werkgroep (met de aantekening dat één organisatie voorstander was van handhaving van de verstotingsregeling, zoals opgenomen in de oude ‘Huwelijkswet Mohammedanen’). Deze organisaties waren:

  • de Surinaamse Islamitische Vereniging (SIV);
  • de Surinaamse Islamitische Organisatie (SIO);
  • de Stichting der Islamitische Gemeenten in Suriname (SIGS);
  • de Parnatan Aat Djawa Rasul Suriname (P.A.D.R.S.);
  • de Surinaamse Moeslim Associatie (SMA). (noot #5)

Hier komt nog bij, dat de Surinaamse Moeslim Federatie stelt dat de oude ‘Huwelijkswet Mohammedanen’ enige tekortkomingen bevat. De Federatie haalt de volgende aan:

  • De leeftijdsgrens: 15 jaar voor de man en 13 jaar voor de vrouw, waarbij de Federatie stelt dat de islam geen rigide leeftijdsgrens kent, maar dat de huwbare leeftijd wordt bepaald door de volwassenheid van de persoon, zelfstandigheid, normen en waarden, verantwoordelijkheidsgevoel, plichtsbesef e.d. Ook wordt vermeld dat ‘misbruik’ van de in deze wet vastgestelde leeftijden in de afgelopen 20 jaar niet heeft plaatsgehad, aangezien het Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB) geen Aziatisch huwelijksformulier verstrekt aan minderjarigen. Besloten wordt met de vraag, waarom dan überhaupt wordt overgegaan tot desavouering, dan wel intrekking van deze wet.
  • Ouderlijke toestemming: de Aziatische Huwelijkswetgeving kent geen ouderlijke toestemming. In de praktijk is het volgens de Federatie echter vaker voorgekomen, dat de ouders / voogden worden opgeroepen voor overleg, indien zij hun toestemming niet willen verlenen.
  • Verstoting: gesteld wordt dat in de Toelichting van de oude ‘Huwelijkswet Mohammedanen’ een niet algemeen door islamitische rechtsgeleerden aanvaarde uitleg is gegeven over huwelijksontbinding in de islam, waardoor misbruik dan ook niet is uitgebleven. De Federatie stelt, dat de overheid in de afgelopen twee decennia het verstotingsproces (want de talak vindt plaats volgens een bepaalde procedure, met vastgestelde wachtperioden) heeft gestructureerd, een en ander met de geest van de wet, waarbij de verstotingen niet zelfstandig door de huwelijksbeambten konden worden verricht, maar onder het toezicht van hoofdambtenaren, waarbij er hoor en wederhoor plaatsvindt. (noot #6)

Als aanvulling op het bovenstaande kan worden vermeld dat de verstotingsregeling niet slechts in strijd is met de islamitische rechtsbeginselen, maar dat het ook in strijd is met diverse internationale verdragen waarbij Suriname ook partij is, zoals Bupo, Cedaw, Verdrag Belem do Para en Inter-Amerikaans Verdrag van de Rechten van de Mens. Ook acht het Surinaamse Hof van Justitie de verstotingsregeling in strijd met de Grondwet en internationale verdragen. (noot #7)

Bij een kritische en objectieve beschouwing van het bovenstaande merken we, dat de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ in grote lijnen aansluit bij de praktijk, die volgens de ‘Surinaamse Moesliem Federatie’ reeds 20 jaar door het CBB wordt toegepast. Wij stellen derhalve nogmaals het zeer vreemd te vinden, dat de samenwerkende overkoepelende moslimorganisaties zich negatief hebben uitgelaten over de inwerkingstelling van de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’. Het is ons inziens juist een positieve zaak dat de richtlijnen, die het CBB de afgelopen 20 jaren heeft gehanteerd om misbruik van de oude Huwelijkswetten Moslims en Hindoes te voorkomen, met de inwerkingtreding van de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ een wettelijke status hebben gekregen.

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

We hebben gezien dat de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ de minimumleeftijd voor het aangaan van een huwelijk verhoogt naar 17 jaar voor de man en 15 jaar voor de vrouw, dat in die Wet de ouderlijke toestemming is ingesteld voor alle huwelijkskandidaten tussen de 15 en 20 jaar, en dat de on-islamitische verstotingsregeling door het instellen van deze Wet komt te vervallen. Tot zover is er geen significante afwijking van de praktijk, zoals die in de afgelopen 20 jaar door het CBB is toegepast. De bezwaren, die de samenwerkende overkoepelende moslimorganisaties aanhalen tegen instelling van de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’, wegen ons inziens derhalve niet op tegen de vergaande, niet langer uit te stellen verbeteringen voor alle lagen van de samenleving, zoals het verlagen van de leeftijd waarop ouderlijke toestemming nodig is, het brengen van een stukje rechtseenheid, de mogelijkheid voor belijders van alle godsdiensten om via hun eigen rituelen te huwen en het instellen van één echtscheidingsgrond, zijnde duurzame ontwrichting van het huwelijk.

Ondanks deze verbeteringen in het Surinaamse huwelijksrecht verdient het aanbeveling om de relevante commentaren van de ‘Werkgroep Aanpassing Huwelijksrecht’ (1989) en van de Orde van Advocaten in serieuze overweging te nemen, om zodoende de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’ beter aan te passen aan de hedendaagse maatschappelijke realiteit. Mogelijk laat de instelling van de door de President van de Republiek Suriname in het vooruitzicht gestelde Commissie niet te lang op zich wachten.

Tot slot achten wij het gepast de gehele Surinaamse gemeenschap van harte te feliciteren met de inwerkingtreding van de ‘Wet Herziening Huwelijksrecht 1973’.

Voetnoten / bronnen

  1. Herziening huwelijksrecht 1973 tegen misbruik en wantoestanden (De Ware Tijd, 5 juli 2003, rubriek Kompas)
  2. Herziening Huwelijksrecht – Uitzicht en Inzicht (artikel van mr. B. Ahmadali in De West, 29 mei 2003)
  3. Standpunt van de Orde van Advocaten m.b.t. de herziening van het huwelijksrecht (De West, 24 juni 2003)
  4. Uit: ‘Fact Sheet Herziene Huwelijkswetgeving’, zoals door mr. R.A. Soerdjbalie gepresenteerd op een openbare bijeenkomst, georganiseerd door de Nari Samaaj in het Arya Dewaker centrum, 17 juli 2003
  5. Surinaams Islamitisch maandblad ‘Iqro Suriname’ (editie van juli 2003)
  6. Moslims reageren op voornemen regering (Dagblad Suriname, 12 juni 2003)
  7. Mijlpaal Huwelijkswetgeving (Dagblad Suriname, 4 juli 2003)


Slavernij en Emancipatie
in perspectief

Onder 'slavernij' verstaan we in beginsel de toestand, waarbij een mens eigendom is van een ander mens. Onder 'emancipatie' verstaan we het streven naar bevrijding, gelijkgerechtigdheid, zelfstandigheid en eerlijker maatschappelijke verhoudingen. In dit artikel zullen we nagaan, in hoeverre de islam slavernij toestaat en in hoeverre de mensheid anno 2003 als geëmancipeerd kan worden beschouwd.

Beknopte slavernijhistorie

In de oudheid steunden beschavingen in Europa, Voor-Azië en Egypte in zekere mate op slavenarbeid. Geen enkel regerend lichaam heeft in die periode ooit getracht de slavernij af te schaffen. Ook het christendom erkende de slavernij als sociaal instituut.

In de vroege middeleeuwen waren bepalend voor de positie van de slaven het besluit van de Romeinse keizer Valentinianus II in 377, dat de verkoop van slaven verbood. Ook de aanbevelingen van paus Gregorius de Grote (ca. 600), die tot algemene vrijlating strekten, kunnen in dit verband genoemd worden.

Het grote slavenreservoir Afrika werd vanaf de 14e eeuw geëxploiteerd. De ontdekking van Amerika in 1492 leidde tot nieuwe ontwikkelingen in de slavernij. De indianen werden beschouwd als onwillige en onbekwame werkers, en zodoende werden de negerslaven uit Afrika aangevoerd naar de Europese koloniën. Volgens minimale schattingen zijn ongeveer 20 miljoen mensen uit Afrika als slaven verscheept.

In de 17e eeuw zijn de eerste aanzetten te vinden van een anti-slavernijbeweging, en wel in de kringen van verontruste christelijke groepen. In de 18e eeuw zijn het Piëtisme en de Verlichting de twee grote stromingen, die de strijd tegen de slavernij algemeen maken. De slavenhandel werd wettelijk in het begin van de 19e eeuw afgeschaft, maar ging illegaal nog ongeveer een halve eeuw door. De strijd tegen de slavernij leidde tot de afschaffing ervan in Groot-Brittannië (1833), Frankrijk (1848, tijdens de revolutie), Nederland (1863), de Verenigde Staten van Amerika (1865), Portugal (1878) en Brazilië (1888).

Staat de islam slavernij toe?

Vele schrijvers menen, dat de islam slavernij toestaat. De waarheid is echter anders. De islam erkent wel het bestaan van slavernij, maar dat betekent niet dat het wordt toegestaan; integendeel stelt de Koran op verschillende plaatsen dat het vrijlaten van slaven en krijgsgevangenen een goede daad is. Merk op dat de Koran deze wijsheid meer dan 1400 jaar geleden vermeldde, terwijl nog geen 200 jaar geleden de slavernij binnen de 'beschaafde' Westerse wereld nog in haar bloeiperiode verkeerde!

Enkele andere voorbeelden:

  • de Koran noemt in hoofdstuk 90 "het bevrijden van een slaaf" in één adem met het voeden van een hongerige wees, hetgeen aangeeft dat bevrijding van slaven zeer gewenst is.
  • De Koran stelt in 2:213, dat alle mensen één volk zijn; er is dus geen onderscheid in rang, stand, etc.
  • De Koran stelt in 4:25 dat het een vrije toegestaan is met een slaaf te huwen; ook hieruit blijkt de gelijkheid in rang van alle leden van het menselijk ras.
  • De profeet Mohammed (vrede zij met hem) zei in zijn welbekende Afscheidsrede: "Een arabier is niet beter dan een niet-arabier; noch is de blanke man beter dan de zwarte of de zwarte beter dan de blanke; behalve dan door het Godsbewustzijn (taqwa) dat hij verkregen heeft"; er is dus slechts onderscheid in rechtschapenheid.
  • Een overlevering uit Tirmidhi luidt: "Geef de arbeider zijn loon, voordat zijn zweet is opgedroogd". Deze uitspraak is geheel en al in strijd met het concept van slavernij, waarbij loonbetaling niet voorkomt.

De islam geeft dus volstrekt geen rechtvaardiging voor slavernij. Integendeel wordt gesteld dat alle mensen gelijk zijn en dat er bij God slechts onderscheid bestaat in rechtschapenheid; dus niet in ras, positie, geslacht of andere uiterlijke kenmerken.

De weg naar emancipatie

Als we het begrip "slavernij" in een ruimer perspectief bekijken en de soorten van verslaving en onderdrukking in de definitie opnemen, merken we dat er nog vele vormen van slavernij bestaan. Voorbeelden zijn raciale slavernij (rassendiscriminatie), politieke slavernij (dictatuur), economische slavernij (uitbuiting van arbeiders door kapitalisten), slavernij aan onwetendheid en bijgeloof en sociale slavernij (kastenstelsel, onderdrukking van vrouwen), enz. De meest gevaarlijke vormen van slavernij zijn echter die van onszelf. Hieronder vallen slavernij aan de eigen lage begeerten (zoals hebzucht, ijdelheid en seks) en slavernij aan slechte gewoonten (zoals drank- en drugsmisbruik, maar ook eet-, tv-, computer- en gokverslavingen). Zolang deze zaken op grote schaal voorkomen, kan gesteld worden dat de mensheid anno 2003 nog steeds niet volledig geëmancipeerd is. En als we voormeld Koranvers uit hoofdstuk 90 (waarin wordt gesteld dat het bevrijden van een slaaf een deugdzame daad is) op de hedendaagse maatschappij toepassen, houdt dat in dat wij onszelf moeten bevrijden van onze verkeerde verslavingen. Slechts op die manier kan een samenleving worden gevormd, waarin vrede en gelijkheid tussen de verschillende rangen, standen en klassen bestaat, en waarin morele normen en waarden de boventoon voeren.

Bij het herdenken van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 2003 is het dus zeker gepast, dat wij ons voornemen om alle vormen van slavernij af te schaffen, vooral de soorten die wij onszelf opleggen. Zodoende zal de mensheid een steeds hogere tree bereiken op de ladder van emancipatie.

Bronnen:

  • Encarta encyclopedie
  • De Heilige Koran
  • Artikel van N.A. Faruqui (Lahore, Pakistan)

Een samenvatting werd gepubliceerd in ‘De West’ (2 juli 2003) en in ‘Dagblad Suriname’ (10 juli 2003).


Colofon

Redactie
:

  • Riaz Ahmadali
  • Reza Ghafoerkhan
  • drs. Sharda Ahmadali-Doekhie
  • Irshaad Djoemai

Abonnementen / reacties / inzendingen:

Internet:

Overname uit De Dageraad is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.

De Dageraad is een uitgave van het Instituut voor Islamitische Studies en Publicaties (I.V.I.S.E.P.).

De Dageraad is een voortzetting van:

  • Hakikatoel Islam (1934-1960), redacteur: moulvi Shekh Ahmadali
  • Al Haq (1971-1980), redacteur: mr. Basharat Ahmadali

 

 
   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1