Vanochtend viel me weer eens op, hoeveel liedjes er eigenlijk over de liefde gaan.
Deze herontdekking had op mij de allesbehalve heilzame uitwerking der zelfbevestiging,
immers, ik kan niet de enige zot zijn die geleefd wordt door de liefde. Kennelijk
lijdt de halve aardkloot zich suf, en wil men dat van zichzelf weten ook.
Mocht ik over het talent beschikken, om zelf liedjes te schrijven, dan zou ik ook bij
god niet weten waar ik het in mijn chanson's anders over zou moeten hebben. Over het
milieu? Over grote mensen en kleine dieren? Het heelal? Een mier? Kaas en worst?
Zelfs een celstraf verbleekt tot een "vervelende bijkomstigheid", als je zo'n straf
zou afzetten tegen de marteling der liefde. De liefde is de motor achter veel ellende,
maar ook een drijfveer om te leven. Een liedjesschrijver weet dat, en maakt van de
liefde dus dankbaar gebruik als metafoor.
Je zingt nu eenmaal gemakkelijker "Don't leave me this way", "Ne me quitte pas", of
"Please don't go", dan "Ik lig in m'n bed en voel me klote maar ik weet niet waarom".
De ervaren tekstdichter weet, dat de minder ervaren liedjesconsument het werkje pas
begrijpt, wanneer het gevoel van depressie duidelijk wordt gemotiveerd, en de liefde
is dan een dankbaar motief.
In onze Brave New World horen we de ganse dag radio's, bandjes, CD-spelers en ander
wapentuig teksten over de liefde zingen, en onbewust pikken we er iets van op. Althans,
dat mogen we hopen. Want hoe eenvoudig de liefde zich ook mag laten bezingen, niets
blijkt moeilijker, dan in gewone spreektaal uitdrukking te geven aan je gevoelens
met betrekking tot de liefde. Wanneer we ons gekrenkt, in de steek gelaten, belazerd
of verraden voelen, maken we dat niet in enkele raak geplaatste bewoordingen duidelijk
aan de direct betrokkene, maar houden we onze muil dicht en zetten een CD van Marco
Borsato op. Of van Skunk Anansie.
Dat had Horatius ook wel even in zijn Ars Poetica mogen vermelden, dat hierin het
ware doel van de poezie besloten ligt: het onder woorden brengen van liefde en de
gevolgen daarvan. Hij was vast vrijgezel.
Nu iets anders: in liederen over de liefde bedient men zich nogal eens van de nodige
hyperbolen. Ik noem een woord als "never", maar ook "forever" en "eternally" komen
regelmatig voor, terwijl die termen toch een gevoel van onomkeerbaarheid uitstralen.
Doorgaans vindt de apotheose van zo'n deuntje plaats in het refrein, verpakt in
zinnen als "I would die 4/without you", "To die of love...", en "I can't live with
or without you". Waarop ik me afvraag: kun je sterven uit naam van de liefde?
Op 3 mei 1987 beroofde de Franse zangeres Dalida zich van het leven.
Geboren in Egypte, nakomelinge van een Italiaanse familie, verhuisd naar Frankrijk.
Schoonheidskoningin, zangeres van de mooiste teksten, persoonlijkheid van niet te
weerleggen eminentie.
O, zij begreep de liefde maar al te goed: ze zong er immers dagelijks over, legde
een traan in precies het juiste vers, hield haar stem in toom bij net die ene
fragiel overkomende opmaat. Het publiek joelde en juichte na weer zo'n tearjerker;
moe van de zware, door Dalida gegeven therapie toog het na afloop van het concert
huiswaarts, gevoed met nieuwe inzichten. Gedachten over de liefde, verzen voor het volk.
Dankbaar voor de opgedane kennis (ja, ik mag huilen om het verlies van mijn grote
liefde...!) wierpen ze nog een vluchtige blik over hun schouder naar het machtige
theater.
Daar, verscholen achter de coulissen van het befaamde Olympia, zat de zangeres
bevend te wenen. Om het verlies van haar grote liefde. Waarschijnlijk had ze er
in haar hele leven maar een gehad. Op haar twintigste of zo. Of op haar dertigste.
En hem heeft ze nooit meer los kunnen laten. Ze gaf haar hart, en was het kwijt.
Ze begreep maar al te goed wat er met haar aan de hand was: ze wist, dat er sommige
mensen zijn, die in de liefde niet kunnen vergeten. En ze wist ook, dat zij een van
die mensen was. Ze had het in de loop der jaren empirisch kunnen vaststellen: bij
elke man die haar betastte, elk nieuw vriendje dat haar nam, elke nieuwe jongen die
zich aandiende, besefte ze, dat ze hem slechts zou gebruiken als subsituut voor wat
ooit was geweest. Als zo'n relatie dan verbrak, was ze nauwelijks ontroerd. Ze had
geen tijd om erover na te denken, ze was de hele dag en zelfs 's nachts in haar
dromen bezig met die ene jongen uit haar verleden, die haar zo vurig had bemind,
en zijn naam had geetst in haar hart.
Ze had zich erbij neergelegd, dat dit haar lot zou zijn, om tot het einde van haar
leven te blijven rouwen om dat ene lief, dat haar verliet. In pijn leefde zij haar
leven, en leed zij haar leed. Maar leven bleef ze: haar eigenwaarde mocht haar dan
indertijd zijn afgenomen, over haar leven had ze tenminste nog het zelfbeschikkingsrecht.
Ze was al oud, en werd verliefd. Voor het eerst sinds HEM. Hij was net achttien
geworden, net als HIJ toen. Ze beleefde hetzelfde als zovele jaren geleden, bruiste,
vlamde, was trots en verlegen tegelijk, dankte god voor haar hervonden geluk, en
schreeuwde van het podium, dat ze weer thuis was. Dat ze weer kon voelen, zoals
ze dat ooit eerder had gekund.
Dalida was een intelligente vrouw; ze had het moeten zien aankomen.
"Ik hou van je", zei hij tegen haar, dat zinnetje had-ie gehoord in een film.
Zij leerde hem de liefde zoals zij haar publiek de liefde leerde, en toen hij was
uitgeleerd pakte hij zijn biezen en ging er vandoor.
Wat had ze toen ook alweer gedacht? O ja, ze had geprobeerd hem te overtuigen van
het feit dat zij de ware voor hem was, ze had hem willen vasthouden, willen
terugtrekken. Tevergeefs. Hij was niet teruggekomen. Het had haar alle energie
van haar leven gekost.
En nu was het dan weer zover. "Ga maar", zei ze ditmaal. "Ach, we hebben het toch
best tof gehad samen?", besloot hij. "Ja", antwoordde zei, en wist, dat hij nooit
zou begrijpen wat zij voelde, dat geen lied meer toereikend was.
Een paar dagen later sloegen twee mannen in Parijs de krant open. "La Dali est
morte", stond er groot. De jongeman, die op zijn kamer zat, slikte. Hij draaide
zich om naar zijn vriendin, zij vroeg "Wat is er?", hij zei "Niets", en leefde verder.
De oude man, hij was net iets jonger dan zij, las en slikte eveneens. "Wat is er?",
vroeg zijn vrouw, en hij antwoordde "Niets." 's Avonds pakte hij met trillende
handen de goed verstopte brief uit de kast, die hij jaren geleden had geschreven,
en nooit had durven versturen. "Chere Dali, ", las hij, terwijl er een traan viel
op het papier.
Zonder verder te lezen propte hij de brief terug.