Boeken: het Leesdossier - Turks fruit - Recensie Kees Fens
Een ter dood veroordeelde liefde

Het eerste, van de negentien hoofdstukken van de nieuwe roman van Jan Wolkers, Turks fruit, heet 'Een scheerpan vol lof' en het begint met de zin 'Ik was aardig in de rotzooi terechtgekomen nadat ze bij me weggegaan was.' De 'ze' is de vrouw Olga. Op de laatste bladzijde van de roman verdwijnt de vrouw voor de tweede maal en nu definitief uit het leven van de 'ik'-figuur.

Een aantal jaren na hun scheiding sterft zij aan een hersentumor.

Tussen de balorige eerste zin en de beter geschreven laatste pagina van het boek wordt de geschiedenis van een ter dood veroordeelde liefde verteld, en dat is ook de geschiedenis van een ter dood veroordeelde liefde, want het 'ter dood' in ter dood veroordeelde liefde kan niet letterlijk genoeg genomen worden. Het afsterven van de liefde tussen de 'ik' en Olga ligt op de helft van de aflopende lijn die het verhaal van deze roman is.

Als veelal bij Wolkers wordt het gebeuren verteld als een totaalgebeuren, dat wil ze zeggen dat alle ogenschijnlijke bijgeschiedenissen - en dat zijn er nogal veel in deze roman - met het hoofdgebeuren alles van doen hebben: dwars door de hoofdgeschiedenis lopen tal van micro-gebeurtenissen, die het hoofdgebeurten verbeelden, intensiveren of er door de betrokkenen niet verstane - waarschuwende voortekens van zijn.

De roman staat dan ook vol met kleinere en grotere doodsgeschiedenissen, achteraf parabelachtig blijkende verhalen die op klein formaat het hoofdverhaal weergeven. Een der indringendste staat al in het begin van de roman, in het tweede hoofdstuk. Het meisje Olga vertelt aan de 'ik', dit zij opnieuw gedroomd heeft van het paard.

Over dat paard was haar verteld in jeugd. Plaats van handeling Berlijn in de laatste oorlogsdagen.

Een buitenwijk met hongerende mensen. Door die straat komt plotseling een paard gelopen. Door de hongerenden wordt het niet geslacht, maar geleidelijk gedood: steeds springen anderen op het beest, snijden stukken eraf, laten het doorlopen totdat het dodelijke ogenblik is bereikt. In de geleidelijke aftakeling door anderen van het paard tot de fysieke dood erop volgt, is het gebeuren met het meisje Olga, wier leven na de scheiding een geleidelijk verval is, heel scherp weergegeven.

Zoals aan het einde van de roman blijkt. De droom van de vrouw Olga blijkt achteraf profetisch voor haar eigen levensloop, doodsloop die op het ogenblik van het vertellen van de droom al begonnen is.

De roman zet in kort nadat Olga de 'ik' verlaten heeft voor een ander. Zijn reactie is er een van wanhoop en van wraak. Al het vrouwelijke moet het ontgelden, wordt door hem, zoals hij zelf zegt, in 'zijn hol' gesleept. gebruikt en van zich afgeworpen. De eerste hoofdstukken van de roman liegen er met geen enkel woord om; ze zijn rauw geschreven.

Men kan dat verklaren vanuit de bijna dierlijke reacties van de hoofdfiguur, de verteller. Hij haat, en velen moeten die haat ontgelden.

Toch doen woordgebruik en camp-achtige vergelijkingen in de eerste hoofdstukken geforceerd aan.

Leest men door in de roman, dan ontkomje bijna niet aan de indruk dat in die eerste hoofdstukken een totaal andere 'ik' aan het woord is dan in de volgende. De hater en rauwgulzige liefhebber laat zich zowel in taal als in gedrag moeilijk met het personage, uit de rest van de roman tot ��n figuur voegen.

Iemand van een gevoeligheid als de 'ik' uit het vervolg van het boek, iemand via zijn fijngevoeligheid, ook in kleinigheden en van zijn intelligentie laat zich niet rijmen met de onbehouwen, intelligente hater ook van het begin. Waar komt die indruk van gesplitstheid, die zich niet laat verklaren door de situatie van verlatenheid en de opgekomen driftige wraakgevoelens, vandaan?

'De 'ik', die beeldhouwer is - althans studeert aan de academie voor beeldhouwer - doet zich volslagen cultuurloos voor. Op een wijze die herinnert aan de manier waarop zich iets dergelijks in de Ik, Jan Cremerboeken manifesteert. Er wordt gesproken over 'Giotto en Cimabue of een paar van die andere ouwe zakken'. D�rer heet een zeikertje', Van Gogh die 'gek uit Arles'. Ook vele vergelijkingen, bewegen zich in de Jan Cremer-sfeer.

Ik sprak van camp-achtige vergelijkingen: het mooie wordt vergeleken met iets banaals, en dat soms wel treffend, in elk geval zo onliterair mogelijk. Bij Cremer functioneert dat allemaal in ket anti-karakter van zijn boek: bij hem is een 'ik' aan het woord die lak heeft aan die hele mallemoer van cultuur en conventies en dat lak-hebben nog geestig weet te verwoorden ook.

Alle grote 'woorden en anti-cultuur-uitingen zijn bij Cremer niet geforceerd mits men de humoristische geforceerdheid van het hele boek accepteert. In enkele hoofdstukken van Wolkers' roman nu worden gelijke middelen gebruikt - en op zich beschouwd soms niet ongeestig - maar ze doen geforceerd aan omdat ze misplaatst zijn: de hele wijze van schrijven, de hele omgeving is er niet naar: stukken vergroting in een geheel van normale proporties en daardoor stukken vergroting. De middelen werken in elk geval niet.

Ondanks dat krijgt toch wel iets van de verschrikking van de wanhoop en verlatenheid gestalte, van het zoeken ook naar de verloren vrouw Olga, die onvindbaar blijft.

Dat wanhopige zoeken krijgt pas tegen het einde van de roman zijn werkelijke dramatische kracht.

Want, met het heengaan is de voltrekking van het doodvonnis voltrokken; er is niet zo maar iemand uit het, leven van de 'ik'-figuur, weggegaan, maar zij is bezig uit het leven weg te gaan: zijn zoeken is een poging een stervende tot het oude leven terug te brengen. En van die onmogelijkheid van zijn pogen krijgt hij bij latere ontmoetingen met Olga als het ware de bewijzen: zij verandert steeds meer van gedaante, vervalt, beantwoordt steeds minder aan de vrouw die zij geweest is.

Men kan zeggen, dat de 'ik' Olga aan haar sterfbed voor de tweede maal verliest, men kan ooK zeggen dat de al lang werkzame dood de 'ik' in zoverre een dienst heeft bewezen: zij heeft nooit aan anderen toebehoord zoals zij aan hem be hoorde. in die gedaante. De Olga die zij geweest is voor hem, is gestorven bij de dood van de liefde. Onmiddellijk na die dood werd zijn zoeken als vergeefs. En de dood van die liefde stond haast noodlottig vast, zoals de tekens uit de tijd van de liefde bewijzen, tekens die ook de beelden zijn door de 'ik' gemaakt in de tijd van de liefde.

De aanzet tot de noodlottige afloop laat zich nog verder terug vast stellen: in het gezin waar de vrouw Olga uit afkomstig is. Men zou misschien wat gemakkelijk de roman ook het verhaal over de kwade genius van de schoonmoeder kunnen noemen: de moeder van Olga speelt in het verhaal een verderfelijke rol, door haarr persoon, ook door de vrouw die zij fysiek is: zij onttrekt haar dochter aan de schoonzoon - en dat gebeurt eenmaal zelfs letterlijk - er wordt een enkele keer een geestelijke gelijkenis op een enkel punt tussen moeder en dochter vastgesteld, maar, al wordt het niet met zoveel woorden gezegd, in wezen begint de dood van de liefde, veroorzaakt door de al aanwezige dodelijke ziekte bij een ziekte van de moeder.

De moeder vernietigt het huwelijk, vernietigt daarmee haar dochter, maar hier openbaart zich een vernietigingsproces dat onderhuids al v��r het huwelijk bij de dochter aan de gang was en door de moeder werd 'overge�rfd'. Achteraf kan men zeggen, dat de 'ik' de vrouw uiteindelijk verliest aan de kanker. Een vrouw laat zich bezitten, de dood niet. En onbewust ervaart de 'ik' dat: vandaar, geloof ik, zijn overmatige bezitsdrift.

Het geslaagde van het boek is, zeker van de tweede helft, dat de draden die hierboven wellicht wat geforceerd dooreengestrengeld worden in de roman heel natuurlijk afzonderlijk lopen en zich pas tegen het einde verstrengelen: er is geen poging tot kunstmatigheid gedaan, tot het opzettelijk leggen van verbindingen: aan de lezer wordt heel veel overgelaten. En in dat opzicht is Turks fruit sterker dan Wolkers' vorige roman Horrible Tango, waarin de onderdelen te opzichtig in elkaar werden gepast, naar mijn smaak.

Ik noemde de roman een aflopende lijn. Dat neemt niet weg dat de idylle in de roman aanwezig is: na de uitbarstingen in het begin krijgt de roman heel tedere stukken, die soms zelfs de grens van het sentimentele benaderen. Geheel 'gaaf' is de idylle echter niet voor de goede verstaander die de lezer is: er, vallen beurse plekken in, allerlei nog niet begrepen tekens. Op de rand van het overgevoelige ook eindigt de roman: aan het sterfbed van de vrouw.

In die laatste bladzijden staat eeni kleine sc�ne waarin de titel van de roman neergeschreven staat. 'Midden onder het bezoekuur wilde ze me dan 'wegsturen om een zak turks fruit voor haar te halen, omdat dat het enige was wat ze nog durfde te snoepen met die loszittende voortanden.' Dat de tanden loszitten, verbeeldt de vrouw zich.

Hoe is nu de titel te betrekken op het geheel van het boek? Turks fruit is een zacht heel zoet snoepgoed.

Daardoor wellicht bedrieglijk: de funeste werking van de zoetigheid manifesteert zich niet in het spul zelf. Moet men het hele liefdesgebeuren tussen de 'ik' en Olga als een verleidelijk, maar tenslotte verderfelijkk blijkende zoetheid of goedheid zien? Wellicht kan men de typering 'Turks fruit'vanuit het algemene perspectief van het verhaalgegeven - liefde draagt al in zich de kiemen van dood en verderf - op de liefde in het algemeen betrekken. Er zullen, dunkt mij, nog wel andere verklaringrn mogelijk zijn: vanuit de schone schijn van het woord zelf bijvoorbeeld: het heet fruit - zo gezond - en het is bederf brengend snoepgoed. En de ontmaskering van die schone schijnt voltrekt zich geleidelijk in de roman.

Na lezing en herlezing van het boek bleef ik met de boven gesignaleerde ambivalentie in taal en de mannelijke hoofdpersoon als een belangrijk bezwaar tegen het gehele verhaal zitten. Met naast bewondering voor een aantal zeer tedere passages en de natuurlijke wijze waarop tekenrijke kleine gebeurtenissen zich in het hoofdgebeuren voegen en de manier waarop alles tot een eenheid is gebracht, het kleinere bezwaar dat de roman binnen het geheel van Wolkers' werk toch geen vernieuwing is. Met dien verstande dat wat er aan het taalgebruik in sommige delen wel nieuw is, ter plaatse niet effectief is.

KEES FENS

TURKS FRUIT, door Jan Wolkers, Meu lenhoff. prijs 8,50.

Uit de Volkskrant van 3 mei 1969

Hosted by www.Geocities.ws

1