Schrijver Wolkers, Jan

Titel Kort Amerikaans

Jaar van uitgave 1962

Bron Trouw

Publicatiedatum 05-01-1963

Recensent

Recensietitel Jan Wolkers : calvinist a contre coeur

De 34-jarig beeldhouwer Jan Wolkers is pas onlangs geen schrijven: kort na elkaar verschenen de verhalenbundel : " Serpentina's petticoat" en de roman "Kort Amerikaans " (Meulenhoff), terwijl hij sindsdien al weer verhalen publiceerde in De Gids en in Merlijn. Hoewel zijn werk autobiografische trekken heeft, moet het aanzienlijk hoger aangeslagen worden dan de gebruikelijke, oninteressante, "bekentenisliteratuur ". Wat hier in de eerste plaats het niveau bepaalt, is de inzet van zijn schrijverschap. Die inzet is: woede en verdriet om het tijdelijk karakter van het leven.

Hardnekkig tracht hij achter het geheim van de dood (en dus van het leven) te komen door deze in steeds andere situaties te plaatsen en te analyseren. Angst voor de dood is bij Wolkers vooral angst om het verterende lichaam en om de tegelijkertijd verdwijnende gedachten en herinneringsbeelden. Hij weigert te aanvaarden dat alles met de dood zou verdwijnen:

"Het is niet te geloven. Het mag niet! Het is een schande. Als God en de eeuwigheid niet bestaan is het een schande, het zou afies uithollen en zinloos maken. Maar dat hi wel bestaat is

ongelooflijk, is niet te geloven. Ik kan het niet geloven, met de beste wil van de wereld niet.

Mijn ongeloof in God is mijn enige houvast aan hem."

(Kort Amerikaans, p. 1 15) Dit grondmotief ontwikkelt zich al vanuit de achtergrond

van het kleinburgerlijke , "gereformeerde" milieu van zijn ouders, dat hij met grote natuurlijkheid ook in het spraakgebruik - tekent; deze bekwaamheid, mensen door hun taal te typeren, wekt verwachtingen betreffende het aangekondigde toneelstuk "De Babel", dat nog dit seizoen door Podium opgevoerd zal worden. Dit milieu - de doctrinaire, rechtlijnige uitspraken van zijn vader, het ongevoelige, het afgeslotene, het eigengereide - is hem een obsessie die hij voortdurend van zich af tracht te schrijven.

Ook al staat hij waakzaam tegenover de hem bedreigende omgeving en heeft zijn gekwetste gevoeligheid een aantal afweermechanismen ontwikkeld - agressiviteit, humor, wreedheid - hij blijft kwetsbaar door zijn deernis met ouders, zuster, broer en - in het algemeen - met alles waarvan hij houdt en waarvan hij de zwakheid heeft gezien. Die ambivalente gevoeisinstelling bepaalt in belangrijke mate de toon van zijn verhalen, een toon die mij volstrekt authentiek li kt. Wolkers weigert de dupe te worden van wat of wie dan ook: als een geliefde oom is gestorven en de neef in de bijkeuken de aanspreken bezig ziet het lijk de baard te scheren, zegt hij:

"Mes goed, meneer?"

Slechte lezers zullen zich door deze agressieve humor wellicht laten provoceren en het boek geërgerd terzijde leggen; zij hebben de keerzijde, de oorsprong zelfs, van deze humor niet gezien: compassie, deernis, ook in dit verhaal (Serpentina's petticoat) telkens dóórbrekend, Zou er over Wolkers niets meer gezegd worden dan wat hierboven staat dan zou hij nog geen groot schrijver behoeven te zijn: iemand kan een schat van motieven en gedachten bezitten zonder in staat te zijn ze "in de goede vorm te gieten". Wolkers kan ook dat. Steeds weer andere situaties weet hij te "bedenken" om zijn motieven in te verwerken. Ik gebruik met opzet het woord "bedenken", om aan te geven - hoewel de schrijver ogenschijnlijk dikwijls de ware situaties benut - dat er veel denkwerk achter de vormgeving zit. Typerend hiervoor is het verhaal als "Gesponnen suiker", waarin ieder detail zijn functie heeft: het grapje op p.6 over de vélocipède gaat pas goed functioneren, als men zich de pastoor van p. 1 herinnert. Men realiseert zich pas hoe goed alles in elkaar zit bij herlezing en daaruit volgt dan meteen een bezwaar tegen Wolkers'werkwijze. Een verwijzing, hetzij voor- of achteruit, doet het wel in een verháál: men herinnert zich waarnaar verwezen wordt. Refereert de schrijver echter, zoals in de roman "Kort Amerikaan " aan iets dat 40 bladzijden tevoren gezegd is (p. 147 en p. 108)of zelfs 72 (het grote boek op p. 137, waarrnee dat over Botticelli op p. 55 bedoelt wordt) dan vraag ik mij af of iemand mag verwachten dat zoiets overkomt - ook al onderschrijf ik de eis van goed lezen. Wolkers' streven om elk element een zinvolle functie te geven, mislukt soms: het kleuren spelletje in "Gesponnen suiker" (gesponnen suiker, ondergoed, de lippen van de meisjes, het roestbruine water, de witte pluizen van het wollegras en dan:"zonden, roder dan bloed, die witter geworden zijn dan wol") is wat te gezocht.

Ook zijn werken op een volkomen sluitende, afgeronde compositie leidt soms tot iets gemaakts. Zo vind ik de afsluitende frase in "Het tillenbeest " - overigens een meesterlijk verhaal, over het serviesgoed te gezocht. Volkomen geslaagd is deze opzet echter in "Langpootmuggen": ieder element is hier volkomen gdintegreerd waardoor het verhaal een ongekende intensiteit krijgt. Ondanks dat nu en dan wat geforceerde, stel ik Wolkers'verhalen boven zijn roman omdat zijn werkwijze (gesloten compositie, verwijzingen, symbolen) daarin beter tot zijn recht komt. Een episode als die over de bukshagraper in "Kort Amerikaans" had - lijkt mij - een prachtig kort verhaal kunnen worden, terwijl het nu een beetje weggedrukt staat een bovendien de gang van het verhaal ophoudt.

Ik heb me, na het lezen van verhalenbundel en roman, afgevraagd of Wolkers dit zou volhouden, of hij niet snel uitgeschreven zou raken omdat milieu en motief hetzelfde waren gebleven. In "Langpootmuggen" echter is het mifieu niet meer "gereformeerd": het motief - de dood - blijft in al zijn kracht aanwezig. Juist hier nu weet de schrijver ons te overtuigen van zijn visie en van een verzending van zijn schriftuur is geen sprake. Integendeel! In dit laatste verhaal valt vooral zijn fenomenale taalbeheersing op, terwijl de beeldspraak - voordien dikwijls virtuoos toegepast - tot het uiterste beperkt blijft: een versobering die zijn groei nog onderstreept.

Dat ik "gereformeerd" voortdurend tussen aanhalingstekens geplaatst heb, heeft zijn reden. Als gereformeerde theologen van nu zijn verhalen lezen, zullen ze het milieu wel herkennen, bepaalde uitspraken zeker. Dat wil echter niet zeggen dat zo'n gereformeerd milieu nog bestaat, nog minder dat een gedragspatroon als dat van de ouderfiguren in deze verhalen noodzakelijkerwijs uit gereformeerde theologie zou moeten voortvloeien. Uiteraard is hiermee niets ten nadele van deze verhalen gezegd: het is slecht een waarschuwing voor sociologen (of biologen), die menen voorbarige conclusies te moeten trekken (zoals Hillenius in V.N. van 1 december j.l.).

Dat "gereformeerde" mag van veel verhalen drijfveer zijn, Wolkers lijkt dat nu wel overwonnen te hebben. Niet overwonnen is, wat ik zijn Calvinisme zou willen noemen: zijn weigering om met compromissen genoegen te nernen, zijn sterven naar het absolute, naar het harmonische - ook in de vorm -, zijn voortdurende bewustheid van Gods bestaan.

"Als God niet bestaat zou de dood er ook niet zijn", zegt Wolkers' alterego Erik in "Kort Amerikaans ". Aangezien de dood in bijna al zijn werk tastbaar aanwezig is, moet ook God er zijn, zo kunnen we de stellig omkeren. Blijkens het slot van "Langpootmuggen" blijkt Wolkers zich dat wel degelijk bewust:

"Ik heb een motvisje uit de W.C. gered. Een motvisje is een schepsel Gods. Het geringste schepsel God misschien, want het is een wandelend stukje stof Wat ge aan de minste mijner schepselen hebt gedaan dat hebt ge aan mij gedaan, staat er geschreven. Ik heb God als een motvisje uit de W.C., gehaald. Ik laat God niet door de plee spoelen. Door niemand!"

Een groot schrijver Jan Wolkers.

 

Hosted by www.Geocities.ws

1