KRISTIEN HEMMERECHTS
Altijd met uw gezever, gij
Amsterdam: Atlas
124 blz., 600 fr.
IN haar eerste essayverzameling, Altijd met uw gezever,
gij, bundelt Kristien Hemmerechts (�1955) vier stukken, waarvan de eerste
twee vroeger al in kortere versie verschenen. De twee andere essays werden
geschreven voor de Albert Verwey-lezingen, die ze eerder dit jaar aan de
Universiteit van Leiden hield.
Taboes, schrijven als vrouw, het Nederlands en de autobiografische
grondslag van het schrijverschap, daar heeft Kristien Hemmerechts het in haar
essays over. Maar helemaal bloot geeft ze zich natuurlijk niet. Maar dat
hadden we van Hemmerechts trouwens ook niet verwacht.
In haar voorwoord stelt Hemmerechts dat ze begon schrijven zonder zich af
te vragen waarom ze dat deed. Later, toen de ,,poppen aan het dansen
gingen'' en haar werk werd gepubliceerd, kwamen er vele vragen van lezers en
interviewers, waarop ze - natuurlijk - antwoorden moest bedenken. ,,Al die
vragen verbijsterden me wel eens, maar dwongen me ook na te denken over mijn
werk.''
Veel van die vragen hadden te maken met het autobiografische karakter van
haar werk of met haar bron van inspiratie. En of ze schrijft als vrouw, of
ze dat in het Nederlands of het Vlaams doet, en of er onderwerpen waren
waarover ze niet zou schrijven omdat die in de taboesfeer liggen.
,,Al schrijvende ontdekte ik dat er niet één antwoord bestaat op al deze
vragen, maar dat ze inderdaad in een essay moeten worden behandeld dat
nooit af kan zijn. Een essay biedt althans dit belangrijke voordeel: er is meer
ruimte voor nuancering dan in het doorsnee interview. Vandaar.''
VANDAAR dat Kristien Hemmerechts een aantal essays bundelde. Die
essays moeten een beeld geven van een van de succesrijkste en productiefste
hedendaagse Vlaamse schrijfsters. Anderhalf boek per jaar publiceren, het is
niet niks, natuurlijk.
In 1990, een jaar na haar doorbreekroman Brede heupen -
voor zover haar debuut Een zuil van zout (1987) dat al niet was
- kreeg Hemmerechts de Staatsprijs voorr Proza. Eén constante in de essays
in Altijd met uw gezever, gij is alvast dat Hemmerechts het
autobiografische karakter van haar schrijven niet ontkent. Dat heeft ze
trouwens nooit gedaan.
In ,,Een barse gezel'', waarvan een versie eerder verscheen in
Humo, heeft ze het over taboes, seksuele taboes dan vooral. Naaktheid,
zoals ze die vindt in Playboy-foto's, die een idee tonen en dus ,,niets
tonen'', in Benetton-affiches of in de bekende foto van haarzelf, samen met haar
levensgezel Herman de Coninck, in een schuimend bad.
,,Niet de ervaring zelf is het taboe, maar het bespreken ervan'', stelt
Hemmerechts. ,,Extreme ervaringen kan een mens beter voor zich houden. Er
blijkt op het meedelen ervan een taboe te rusten.''
Taboes verdwijnen als je erover praat. Schrijvers kunnen daar handig
gebruik van maken: ,,Er kan hooguit over worden geschreven.''; ,,Fictie staat
me toe tegelijkertijd het taboe te overtreden en te respecteren. Ik zeg het
en ik zeg het niet. Ik hou het voor mij en ik gooi het weg.''
Een schrijver of schrijfster valt natuurlijk niet samen met zijn of haar
boek. Zo eenvoudig ligt dat, en Hemmerechts zal daar in haar bundel
herhaaldelijk op terugkomen.
Hemmerechts' essays doen vragen rijzen, doen nadenken, maar de auteur
zelf komt de lezer niet met antwoorden op een serveerblaadje tegemoet.
Integendeel, ze blijft zelf steeds maar meer vragen serveren.
Wat betekent het bezit van een baarmoeder voor een schrijver?'', luidt de
titel van het essay over schrijven als vrouw. ,,Schrijven heeft me
vervrouwelijkt,'' weet Hemmerechts, ,,in die zin dat ik voortdurend aan mijn
geslacht wordt herinnerd.''
Het valt helemaal niet weg te cijferen dat romans en verhalen niet alleen
zijn gemaakt uit taal, maar voor een deel ook uit ervaringen: ,,Natuurlijk
schrijf ik als vrouw, want ik ben een vrouw.''
,,Toch geloof ik dat zelf-beelden en zelfportretten typisch voor het werk
van vrouwen zijn,'' voegt de auteur daaraan toe. Niet alleen thema's en
inhouden worden door Hemmerechts' persoonlijke ervaringen gevoed, ook haar
taalgebruik is dat.
IN Altijd met uw gezever, gij voert Hemmerechts precies
dat taalgebruik ten tonele. Hemmerechts wil zich ,,uittrekken tot
Amsterdam'' en doet daarom haar best om ,,het pittoreske Vlaams'' waarin
Nederlanders soms menen dat ze schrijft, te vermijden. ,,Ik hou me aan de
voorschriften van het Nederlands.''
Ze houdt wel van het onverholen Vlaams waarin bijvoorbeeld een Geertrui
Daem of een Leo Pleysier schrijven, maar zelf wil ze het Nederlands
hanteren. Dat is in haar geval meer een noodzaak dan een keuze. ,,Elk schrijven is
artificieel'', zegt Hemmerechts. En het Vlaams beheerst ze onvoldoende,
want dat is door het Nederlands ,,gecontamineerd''. Ze wil dus Nederlands
schrijven, maar houdt zo van het Vlaams, een taal die ze omschrijft als
,,gezellig, maar ook beklemmend; vertrouwd maar ook kneuterig''.
Het autobiografische karakter van haar schrijven dan. In ,,Gehuld in een
regenjas'', waarin ze vooral over haar verhaal ,,Een huwelijk'' - ,,een
autobiografisch experiment'' - reflecteert, bekent ze: ,,Ik steel als de
raven.'' Dat kan niet anders: een schrijver valt niet samen met zijn of haar
boek, zo simpel zegt ze dat nog eens: ,,Leven en kunst vallen goddank niet
samen.''
In het eerste verhaal uit de bundel Kort kort lang (1996)
stond het ook al te lezen: ,,'In wezen,' zei de schrijver, 'kan de schrijver
twee kanten uit: de autobiografische en de andere'.'' Hemmerechts wil en
kan geen keuze maken.
HEMMERECHTS verwerkt in haar essays niet alleen veel van haar eigen
werk, ook andere - vooral Britse - literatuur komt aan bod. Ze mengt eigen
en ander werk vrij luchtig, soms badinerend, maar in een ,,vrij schrale
stijl'', zoals ze dat zelf noemt, nuchter en sober, want ,,geen miljoen
woorden kunnen garanderen dat je ook nog iets zegt. De onoplosbare paradox van
het schrijven: weten dat woorden niet deugen om iets te zeggen, maar er toch
afhankelijk van zijn, al was het maar om dat te zeggen.''
Als Altijd met uw gezever, gij al een boodschap heeft, dan
is dat ongetwijfeld het pleidooi dat Hemmerechts houdt om literatuur voor
zich te laten spreken. Zo herinnert ze zich een BRT-cameraploeg
die haar kort na haar debuut, Een zuil van zout, kwam
opzoeken. Na het moeizame interview vol verbijsterende vragen die haar ,,met
verstomming sloegen'', bedacht ze toen dat ze de interviewer misschien beter
gewoon passages uit haar boek had voorgelezen.
,,Misschien zouden alle schrijvers zich daartoe moeten beperken. Ik lees
nog altijd veel liever uit mijn werk voor dan dat ik erover praat, en laat
de interpretatie van wat ik schrijf liever aan derden over. Als mensen me
vragen waarover een boek van me gaat, sta ik met mijn mond vol tanden.''
Gewoon schrijven dus. En gewoon lezen. Vanuit de baarmoeder of niet.
FILIP DEVOS