Aan de Godin des Levens Verlangen doet mijn hart verlammen. Het drammen aan mijn geestesrust verkrampt en doet mijn ziel ontvlammen in angst en vrees wordt mij bewust. Geen mens, nee niemand kan begrijpen - hoe teder ook de tongen zijn - hoezeer �t verstand zich kan vergrijpen aan troosteloos verdriet en pijn. Want wat heb ik jou dan nog te geven als al mijn liefde wordt verzaakt als verboden liefde voor het leven het dood-zijn tot paradijs maakt? |
(C) Keizer Mero 21-06-2003 |