Ratjes Online

Ratjes Online

Meningitis en pneumonie bij ratten


Bij hypothermie moet de rat kunstmatig op temperatuur worden gehouden. De rat dient voldoende elektrolyten en vocht te krijgen om hypokalemie, uitdroging en nierschade te voorkomen. Bij pijn mogen geen opioïden worden gegeven zolang er sprake is van een verhoogde intracraniële druk. Ook met NSAID's dient men zeer terughoudend te zijn omdat combinatie met steroïde ontstekingsremmers ongewenst is. Paracetamol (200 mg/kg LG q8-12h) is toegestaan. Bij lethargie en pijn zal de rat weinig tot niets eten en drinken. Het dwangvoederen moet uiterst voorzichtig gebeuren omdat anders de kans bestaat dat de rat zich verslikt waarbij voedsel of vocht in de longen terecht kunnen komen.

Of en in hoeverre er blijvende schade zal optreden is niet te voorspellen. Welke verschijnselen zullen optreden evenmin. dit is afhankelijk van de locatie waar de druk op de hersenen het grootst is en waar dus de meeste kans op laesies van de hersenen aanwezig is. Uit eerdere ervaring weten we dat slechts 30% van de behandelde ratten recidive vrij blijft. Enkele ratten kregen last van epilepsie met een zeer progressief verloop (aanvallen in de vorm van een grand mal waarbij de rat spastische bewegingen maakt of ongecontroleerd door de kooi rent, in frequentie en ernst snel toenemend en uiteindelijk uitmondend in een status epilepticus). Bij het constateren van ernstige belemmeringen of epilepsie is het humaner om de rat in te laten slapen.

Zieke ratten dienen te worden geïsoleerd uit de groep. Als profylaxe voor de andere ratten kan xylitol door het drinkwater worden gegeven, eventueel met een antibioticum. Baytril is noch bij de behandeling van meningitis, noch als profylaxe een voorkeursmiddel indien er sprake is van een infectie met S. pneumoniae.

Differentiële diagnoses:

otitis media/interna acuta
bevanging door hitte
intoxicaties
Opgemerkt dient te worden dat nogal vaak de diagnoses "hersenbloeding", "beroerte" of "hersentumor" worden gesteld. Zonder uitgebreid onderzoek kan men dit soort diagnoses niet met zekerheid stellen, temeer omdat hersenbloedingen en beroertes zeer zelden bij ratten voorkomen. Hersentumoren komen zelden voor en als ze voorkomen, dan vaak op oude leeftijd. Bij jonge, ogenschijnlijk gezonde ratten dient men dan ook de diagnose "per exclusionem" te stellen, en zeker rekening te houden met de mogelijkheid van een meningitis die wel vaker voorkomt bij ratten.

Respiratoire excacerbaties en pneumonie:

De volgende symptomen:

plotselinge lusteloosheid
chromodacryorrhoea (zowel porfyrine uitvloeiing uit ogen als uit de neus)
verminderde eetlust en vermagering
snelle verergering van respiratoire bijgeluiden (met name reutelen)
overmatige slijmvorming
bemoeilijkte ademhaling met snelle flankademhaling en/of abdominale ademhaling
hypoxie, zich uitend in cyanotische pootjes en oren
braakbewegingen, waarbij de rat stikte of dreigde te stikken
hevige paniekaanvallen
Auscultatie liet vaak een hard ratelend geluid in de voorste luchtwegen horen, of bij pneumonie crackles en/of een licht borrelend geluid. De normale ademruis werd niet gehoord.

Bij dreigende verstikking kan men de rat het beste helpen door de "zwaaimethode" toe te passen (zie E.H.B.O. pagina)
Bij paniekaanvallen door benauwdheid / ademnood is het verstandig om de rat te sederen, ondanks het risico op een depressie van de ademhaling. Wij pasen bij paniekaanvallen met succes een combinatie van midazolam (1,25 - 2,5 mg/kg LG) + acepromazine (0,5 - 1 mg/kg LG) of promethazine (1 mg/kg LG) toe. De fenothiazinen acepromazine / promethazine hebben naast een sedatief effect ook een sterk anticholinerg effect waardoor de salivatie wordt verminderd. Promethazine heeft eveneens een sterk antihistaminerg effect. Het is wel noodzakelijk dat de rat extra zuurstof krijgt toegediend.
Met een afzuigcanule of catheter (CH6-CH8) kan het slijm worden afgezogen (hierbij is het noodzakelijk dat de rat is gesedeerd)
Irritatie van het keeltje (kokhalzen) met overmatige salivatie kan worden behandeld met wat atropine (0,02 mg/kg LG) + dexamethason (0,2 mg/kg LG) oraal. Wanneer een fenothiazine voor sedatie is gebruikt, is het geven van atropine niet strikt noodzakelijk aangezien de fenothiazinen al een anticholinerg effect hebben.
Bij een pneumokokken pneumonie is het gebruik van fluorochinolonen als eerstekeus middelen niet gewenst. Er zijn gevallen bekend waarbij deze middelen juist een excacerbatie veroorzaakten waardoor een bacteriemie ontstond. Fluorochinolonen mogen eveneens niet worden gebruikt bij gelijktijdige toediening van xanthinederivaten zoals theofylline. Door interactie kan een verhoogde hepatische theofyllinemetabolisme met een theofylline-intoxicatie ontstaan. Het is bij pneumonie echter zeer moeilijk vast te stellen welke organismen een rol spelen. Daarom is het inzetten van een zo breed mogelijke antimicrobiële therapie gewenst. Tijd voor microbiologisch onderzoek is er eigenlijk niet omdat er juist zeer snel moet worden ingegrepen. Niettemin kan men eventueel op basis van microscopisch onderzoek van wat mucopurulent materiaal een voorlopige diagnose stellen waarbij men wel bedacht moet zijn op vals-positieve uitslagen door de aanwezigheid van commensalen zoals de S. pneumoniae.

De zieke ratten moeten worden geïsoleerd uit de groep. Bij exsudaatvorming in de longen en bij een hoge omgevingstemperatuur is de verneveltherapie niet wenselijk. De rat moet eerst stabiel genoeg zijn voor de therapie, waarbij met name eerst de aanmaak van de ontstekingsmediatoren tijdelijk wordt afgeremd. Bij ernstige benauwdheid zal het oraal toedienen van geneesmiddelen moeilijker zijn en kan men eventueel overgaan tot een parenterale toediening waarbij het beste gebruik kan worden gemaakt van depotpreparaten. Ernstig benauwde ratten moeten extra zuurstof hebben (0,4 - 0,8 L/min in een 6 liter bakje) Naarmate de rat stabieler wordt, moet de flow worden verlaagd. Men dient er naar te streven dat de rat zo snel mogelijk zonder extra zuurstof kan.

De rat moet eventueel op temperatuur worden gehouden en moet voldoende vocht met elektrolyten krijgen om hypokalemie en uitdroging te voorkomen. Bij vermagering kan de rat een dieetsuiker zoals dextromaltose krijgen. Men dient er wel rekening mee te houden dat bepaalde suikers en voedingsmiddelen een verhoogde speeksel of slijmvorming kunnen veroorzaken. Voedingssupplementen met calcium en/of ijzer mogen niet tegelijkertijd met een fluorochinolon worden toegediend! Dwangvoederen moet bij ernstige benauwdheid zeer voorzichtig worden gedaan.

Het is bij benauwdheid wellicht verleidelijk om luchtwegverruimers zoals ß2-sympathicomimetica (clenbuterol, salbutamol) toe te dienen. Toch dient men hier uiterst voorzichtig mee te zijn. Deze middelen heffen weliswaar de spasmen van de gladde spieren van de bronchi op, maar hebben tevens een verhoogde adrenalineproductie als neveneffect waardoor een verhoogde zuurstofbehoefte ontstaat. Wanneer er sprake is van pneumonie met exsudaatvorming, dan is de kans groot dat ondanks de luchtwegverruiming (bronchodilatatie) de verminderde gasuitwisseling blijft bestaan, bijvoorbeeld door aantasting van de alveoli en obstructie door het exsudaat in de longen. Door de toegenomen adrenalineproductie en de verminderde gasuitwisseling kan hypoxie optreden. Hierdoor kan de rat in paniek raken, waardoor weer meer adrenaline wordt geproduceerd en waardoor het dier in een neergaande spiraal terecht komt. Uiteindelijk kan een acute hartstilstand optreden. Hetzelfde geldt voor andere middelen met een adrenerg of centraal stimulerend effect. Pas wanneer er geen obstructie van de luchtwegen meer is door overmatig slijm of exsudaat, kan men een ß2-sympathicomimeticum geven via inhalatie of orale toediening. Het middel clenbuterol is bijzonder geschikt, omdat het naast een luchtwegverruimende werking ook een ontstekingsremmende werking heeft en een positief effect heeft op de mucociliaire klaring. Ratten die door benauwdheid in paniek zijn geraakt kan men een sedatie geven met een combinatie van midazolam, diazepam, acepromazine, promethazine, haloperidol of droperidol of een combinatie met deze middelen (bijv. diazepam 2,5 mg/kg LG + promethazine 1 mg/kg LG). Hierbij dient men wel rekening te houden met hypotensie en ademhalingsdepressie. Promethazine heeft naast een sterk sedatief en anticholinerg effect ook een sterk antihistaminerg effect waardoor een demping van het CZS op kan treden. Het voordeel is wel een verminderde slijmproductie en salivatie door het anticholinerg effect, maar dit treedt ook op bij de andere fenothiazinen en bij de butyrophenonen. Diazepam en midazolam hebben een sterk anxiolytische werking. Midazolam heeft een sterk hypnotisch effect.

Differentiële diagnoses:

hartfalen
nierinsufficiëntie met pulmonale oedeemvorming

Overige factoren:
Men dient er rekening mee te houden dat dit soort klachten vooral voorkomen in deze periode van het jaar (warme dagen in het voorjaar met snelle temperatuursschommelingen en afwisseling van het weer) en tijdens de late zomer. Kooien dienen vaker te worden verschoond i.v.m. een snellere ammoniakvorming uit de urine. Bij een grote groep dient men extra goed op te letten, aangezien de organismen die respiratoire infecties veroorzaken zeer gemakkelijk overdraagbaar zijn. De infectiedruk kan zeer snel toenemen naarmate het aantal zieke dieren toeneemt. Isolatie van de zieke dieren is daarom aan te bevelen.

Tijdens warme dagen zullen ratten met respiratoire klachten het extra moeilijk krijgen. Het beste kan men de ratten in een koele omgeving (bijv. een kelder) huisvesten nog voor de warme dagen. Indien een koele omgeving niet beschikbaar is, kan men wellicht een watergekoelde airconditioner in de kamer plaatsen waar de ratten zijn gehuisvest, op een zodanige wijze dat de ratten niet op de tocht komen te zitten. Meer informatie is te vinden in het infostuk "Tijdens warme dagen".

Hosted by www.Geocities.ws

1