Dutch-Flemish association for Intercultural Philosophy: policy document (in Dutch) accepted at Annual General Meeting, November 1998


De Nederlands-Vlaamse Vereniging voor Interculturele Filosofie: Aanzetten tot beleid

ten behoeve van de algemene ledenvergadering, 27 November, 1998

Wim van Binsbergen, voorzitter

 

Aangezien het aantreden van een nieuwe voorzitter (per 1 maart 1998) niet samenviel met het begin van een nieuw verenigingsjaar bij de laatste algemene ledenvergadering (november 1997), deed zich een overgangsperiode voor. Inhoudelijk werd deze overgangsperiode gemarkeerd doordat een door de vorige voorzitter geïnitieerde lijn van voorgenomen onderzoek over ‘ontwikkeling en interculturele dialoog’ in samenwerking met enige Zuidafrikaanse universiteiten, op de vorige ledenvergadering unaniem ondersteund, in de loop van de afgelopen twaalf maanden van de zijde van de onderzoekswerkgroep van de Vereniging ter hand werd genomen. Een en ander werd onder leiding van de huidige voorzitter uitgewerkt tot een omvangrijk en veelbelovend onderzoeksprogramma. Bij bundeling met de Zuidafrikaanse componenten werd dit plan niettemin voor subsidie (in het kader van het Nederlands/Zuidafrikaanse SANPAD programma) afgewezen, onder verwijzing naar de heterogeniteit van de Zuidafrikaanse elementen. Dat betekent dat wij ons thans opnieuw moeten bezinnen over de te volgen lijn van activiteiten voor de komende jaren: seminars, conferenties, workshops, publikaties. Daartoe zullen er in het volgende voorstellen worden gedaan. Voorts vragen een aantal organisatorische en communicatieve aspecten van de vereniging op uitdrukkelijker aandacht.

 

ORGANISATORISCHE ASPECTEN

De Vereniging functioneert thans op een uiterst niveau van informaliteit, en voornamelijk als een groep maandelijks bijeenkomende onderzoekers die echter slechts een deelverzameling van het totale ledenbestand uitmaken. Langdurige persoonlijke contacten op basis van docentschap en vriendschap, en de boven gesignaleerde overgangsperiode, maken deze stand van zaken volstrekt begrijpelijk. Een flink aantal wenselijkheden kunnen op deze wijze echter niet worden ingevuld. Ook gezien het aantreden van een buitenstaander als nieuwe voorzitter wordt het nodig om naar minder informele procedures terug te keren. Ik stel voor dat er weer een herkenbaar bestuur komt waarin voorzitter, secretaris en penningmeester in ieder geval de in hun functie geïmpliceerde taken vervullen (respectievelijk: algemene leiding; uitvoerig van concrete taken op gebied van communicatie en beleidsvoorbereiding; en financieel beheer) en daarop kunnen worden aangesproken. En dat er daarnaast een aantal commissies komen om hoognodige taken ter hand te nemen; die commissies kunnen desnoods ieder bestaan uit 1 à 2 personen, onder wie ook bestuursleden, en committeren zich voor een concrete taak over de invulling waarvan aan de eerstvolgende jaarvergadering verslag wordt gedaan.

De keuze van een voorzitter ligt statutair vast, maar op de jaarvergadering zal de invulling van de posten van secretaris en penningmeester door de leden moeten worden bekrachtigd dan wel zullen nieuwe leden op die posten moeten worden verkozen.

Tot nog toe heeft de Vereniging steeds over externe middelen beschikt ten behoeve van de verwezenlijking van haar activiteiten; ook de SANPAD fase was mede een fondswervende activiteit, terwijl het EUR Trustfonds in dat kader ook een bedrag van f3500 heeft beschikbaar gesteld voor een voorbereidend bezoek aan Zuidafrika. Porti etc. werden steeds bekostigd door de EUR FdW, inmiddels ook door het Leidse Afrika-Studiecentrum. Leden betaalden geen contributie, wat bijdroeg tot de informaliteit van de verenigingsprocedures. Ik stel voor dat voortaan alle leden een gering bedrag van f35 per jaar betalen voor lidmaatschap, een door de penningmeester te beheren som die dat de vereniging voorziet van een klein eigen basiskapitaal ongeacht de toestroom van externe fondsen. De leden ontvangen voor dit bedrag niet alleen de diffuse baten van het lidmaatschap (recht van deelname aan activiteiten, stemrecht, informatie etc.) maar ook concrete publikaties, zie onder. Lidmaatschap wordt geacht stilzwijgend verlengd te worden, en contributie is verschuldigd, voor een volgend kalenderjaar, tenzij vóór 1 december van het lopend kalenderjaar de penningmeester een schriftelijke opzegging heeft ontvangen. De vereniging heeft een handjevol leden buiten Nederland. Voor dezen lijkt het mij om diverse redenen niet zinvol te insisteren op de betaling van de jaarlijkse contributie. Verkiezen zij echter hun huidige status van gewoon lid te continueren, dan dienen ook zij contributie te betalen (ervan uitgaand dat de ledenvergadering zich in het algemeen uitspreekt voor contributiebetaling van de gewone leden). Ik stel voor dat de buitenlandse leden als alternatief kunnen opteren voor de status van ‘corresponderend lid’, die hun alle rechten inclusief dat op Verenigingspublikaties laat, maar hen ontslaat van de verplichting de jaarlijkse contributie te betalen. Ik stel voor dat aan buitenlandse leden de status van corresponderend lid niet stilzwijgend wordt verleend maar dat zij worden uitgenodigd die status uitdrukkelijk aan te vragen; waar het de huidige buitenlandse leden van de Vereniging betreft deze status zal in alle gevallen vanzelfsprekend worden verleend.

De vereniging kan veel meer leden gebruiken, en bestrijkt met haar thema ook het terrein van veel meer onderzoekers in Nederland en Belgiè dan thans daadwerkelijk binnen de vereniging opereren. Er moet actieve ledenwerving plaatsvinden, met name onder filosofen, antropologen, ontwikkelingssociologen, en beoefenaars van Derde Wereld specialismen in het algemeen. Ik stel voor over te gaan tot instelling van een commissie ledenwerving en publiciteit. Nieuwe leden kunnen onder meer geworven worden door aan de diverse beroepsverenigingen op filosofisch en niet-westers terrein te vragen of zij bij hun mailings eens een — alsnog te vervaardigen — brochure van onze vereniging willen bijsluiten.

Om aan te spreken in bredere kring is overigens nodig dat de vereniging zich nader profileert overeenkomstig de beleidsaanbevelingen in het onderhavige stuk, of van door de ledenvergadering te ontwikkelen alternatieve beleidsaanbevelingen.

Ook kunnen wij overwegen of de huidige vanzelfsprekendheid van het Nederlands als voertaal van de Vereniging niet opnieuw moet worden bezien, opdat toetreding van in Nederland verblijvend potentièle leden uit andere continenten wordt vergemakkelijkt, alsmede de communicatie met in het buitenland verblijvend leden.

De Vereniging moet duidelijker relaties aangaan met haar zusterverenigingen, met name de door Prof. Mall geleide Duitse vereniging, en met anders beroepsverenigingen op het gebied van de wijsbegeerte en de studie van de niet-westerse wereld in het algemeen. Deze taken horen bij uitstek tot die van het bestuur, en vragen niet om een afzonderlijke commissie.

Wie thans het adres ‘NVVIF’ opent op de homepage van de EUR, vindt slechts een adres van de homepage-beheerder, en geen enkele inhoudelijke informatie; dat moet zo snel mogelijk verbeteren. Bovendien wordt het Internet een steeds belangrijker medium voor filosofische uitwisseling. Pogingen om deze mogelijkheden in Verenigingsverband te benutten zijn tot nog toe niet van de grond gekomen. Een commissie automatisering zou hier goede diensten kunnen bewijzen; wanneer hierin ter zake ervaren leden zitting nemen, zou een dergelijke commissie ook binnen de vereniging het niveau van automatiseringscompetentie van de andere leden kunnen verhogen. Het zou goed zijn als niet alleen het activiteitenplan van de vereniging en de namen en adressen van de bestuursleden, maar ook de onderzoeksthema’s en actuele publikaties van alle leden op deze NVVIF homepage beschikbaar komen. Ook een discussiebox ligt hier voor de hand.

Ondanks de toestroom van wat geld uit de ledencontributies blijft externe fondswerving nodig om de voornaamste kosten van conferenties en publikaties uit te bekostigen. Daartoe is noodzakelijk een activiteitenplan zoals dat door de algemene ledenvergadering wordt goedgekeurd. Fondswerving is evident de verantwoordelijkheid van het bestuur en behoeft niet in een aparte commissie te hoeven ondergebracht. Bij de concretisering van het activiteitenplan (seminars, conferenties en publikaties) is de actieve en voortdurende inbreng van leden (met name die leden die in het maandelijkse onderzoeksseminar participeren) volstrekt onmisbaar.

Voor het profileren van de vereniging hebben publikaties in boekvorm steeds een aanzienlijke rol gespeeld. Met name bij Rodopi (Amsterdam/Atlanta) zijn een aantal indrukwekkende bundels verschenen als verslaglegging van door de vereniging georganiseerde conferenties. Continuïteit in onze seminar- en conferentieactiviteiten moet ervoor zorgen dat dit publikatieprofiel wordt gehandhaafd en uitgebreid. Onderzocht moet worden in welke mate de contacten met Rodopi tot nog toe ad hoc en persoonsgebonden zijn geweest, en in welke mate zij kunnen worden geformaliseerd als een verenigingszaak. Ik stel voor dat een commissie publikaties zich mede hiermee belast. Daarnaast zou ik graag zien dat er, in samenwerking met FdW EUR, een reeks wordt gestart van meer vluchtige, voorlopige, goedkope, en minder omvangrijke Working Papers of the Dutch/Flemish Association for Intercultural Philosophy. De teksten hoeven niet per se in een internationale taal te zijn. Zij zijn ontleend aan lopende seminars van de vereniging, of worden vanuit andere bron door de leder ter publikatie aangeboden met de bedoeling, ‘work in progress’ voor commentaar in voorlopige vorm te laten circuleren hangende meer definitieve publikatie in boekvorm of tijdschrift — wat vaak enige jaren duurt. Van een dergelijke reeks kan veel verwacht worden wat betreft de profilering van de vereniging. alsmede van de intensivering van haar interne uitwisseling. Verwezenlijking ligt in handen van de commissie publikaties. Leden die hun contributie voor het lopende verenigingsjaar hebben voldaan ontvangen alle working papers van dat jaar gratis. Gezien het lage contributiebedrag zal duidelijk zijn dat hier slechts gedacht wordt aan 1 à 3 working papers per jaar. Op den duur kan de serie Working Papers uitgroeien tot een tijdschrift. Dat tijdschrift hoeft echter niet per se in fysieke vorm te verschijnen maar kan desgewenst (met minimale kosten en maximale circulatie) uitsluitend op Internet verschijnen.

Seminars en conferenties, mede als basis van publikaties, blijven de ruggegraat van de vereniging vormen. Hun inhoud en tijdsplanning wordt sterk bepaald door het activiteitenplan waarvoor de algemene ledenvergadering zich uitspreekt. Niettemin is er veel werk gemoeid met de bewaking van de uitvoering en continuïteit van maand tot maand, bijhouden van de adreslijst, rappelleren van mensen die hebben toegezegd een paper te geven, opvangen van time table clashes, praktische logistieke invulling van conferenties etc. Dit is uitdrukkelijk geen bestuurstaak en ik stel voor hiervoor een aparte commissie seminars en conferenties in het leven te roepen.

 

ERELIDMAATSCHAP

Ik stel voor om de eerste voorzitter van de Vereniging, Heinz Kimmerle, te benoemen tot erelid voor het leven, met vrijstelling van contributie, gratis ontvangst van alle verenigingspublikaties, en toegang tot alle vergaderingen van de Vereniging.

ONDERZOEK: SEMINARS, WORKSHOPS, CONFERENTIES, PUBLIKATIES ALGEMEEN

Ik stel voor dat de vereniging de volgende inhoudelijke activiteiten ontplooit op jaarbasis:

1. maandelijks het seminar van de Onderzoeksgroep van de vereniging, in hoofdzaak (maar niet uitsluitend) rond het hoofdthema dat voor één of meer jaren in overleg met de algemene ledenvergadering is geselecteerd; de bijeenkomsten vinden maandelijks plaats op FdW, EUR, volgens het beproefde patroon: één paper om 16.00 uur, gezamenlijke maaltijd in een restaurant, dan één paper om 19.30, sluiting 21.00 uur.

2. in het voorjaar een eenvoudige workshop, in hoofdzaak voor leden van de vereniging en hun onmiddellijke collega’s in Nederland en Belgiè; het thema kan ontleend worden aan het algemene onderzoeksthema van de Vereniging, maar kan ook daarvan afwijken.

3. in het najaar een internationale conferentie, waarop de inbreng van de kant van de Vereniging mede bestaat uit in een internationale taal herschreven versies van de op het maandelijkse seminar gepresenteerde papers; daarnaast wordt gestreefd naar participatie van zoveel mogelijk (minstens 3 à 4, bij voorkeur aanzienlijk meer) intercontinentaal te recruteren collega’s. De conferentie vormt de voornaamste invulling van het overeengekomen onderzoeksthema voor de lopende jaren, en de basis voor een internationale boekpublikatie.

 

MOGELIJKE ALTERNATIEVEN VOOR ACTIVITEITEN VOOR HET VERENIGINGSJAAR 1998-1999

1. Het sensus communis project dat in 1997 leidde tot de internationale conferentie onder dezelfde titel heeft vooralsnog geen publiceerbaar manuscript opgeleverd, omdat ook inclusief de toegezegde maar nog niet in definitieve vorm ontvangen bijdragen de totale lengte aanzienlijk onder de 200 pp. zal blijven. Het is nodig dit tekort op korte termijn aan te vullen, zodat de publikatie van de waardevolle papers die deze conferentie heeft opgeleverd, niet nodeloos wordt vertraagd.

2. Op 21 januari 1999 houdt Wim van Binsbergen, opvolger van Heinz Kimmerle in de EUR leerstoel ‘grondslagen van interculturele filosofie’, zijn oratie. Het is mogelijk deze gelegenheid aan te grijpen voor een workshop waarin in drie à vier papers aanvullende of alternatieve perspectieven op de interculturele filosofie aan de orde gesteld worden. Daarmee zou de vanzelfsprekende band tussen leerstoel en vereniging duidelijk worden uitgedragen — of gerelativeerd.

3. In 1998 heeft het maandelijkse seminar voor een belangrijk deel (maar lang niet geheel) in het teken gestaan van het voorgenomen project ‘ontwikkeling en interculturele dialoog’. Destijds hebben wij ons voorgesteld dat dit thema het onderzoeksthema van de werkgroep zou blijven ook als de externe financiering in SANPAD verband, en daarmee de samenwerking met de Zuidafrikaanse universiteiten, onverhoopt niet mocht doorgaan. Nu een en ander inderdaad schipbreuk geleden heeft, stellen Wim van Binsbergen en Henk Oosterling voor dat wij dit oorspronkelijke voornemen opnieuw bezien. Velen onzer blijken de grootste moeite te hebben met het filosofisch bevragen van het begrip ontwikkeling, dat ondanks zijn toeèigening in hedendaagse Afrikaanse, Aziatische en Latijnsamerikaanse discoursen toch zijn Noordatlantisch hegemonische connotaties nauwelijks kan afleggen; hierdoor dreigt de discussie te worden gekaapt door ontwikkelingsdeskundigen en -politici, op een wijze die meer kennissociologisch dan intercultureel-filosofisch interessant is. Niettemin blijkt het mogelijk dat een meerderheid van de betrokkenen voortzetting van het ‘ontwikkeling en interculturele dialoog’ perspectief verkiezen. Wij stellen echter de volgende alternatieven voor:

a. een voortzetten van de sensus communis discussie (het onderwerp van het maandelijkse seminar in de jaren 1996-97, en van de internationale conferentie najaar 1997), met uitbreiding naar kunstfilosofie bijv. langs de lijnen van Henk Oosterlings benadering van het Gesamtkunstwerk als model voor de hedendaagse ervaring. Uiteraard kan dit niet het onderwerp worden van een nieuwe internationale conferentie, maar eventueel wel van een bescheidener workshop.

b. een uitdrukkelijk bevragen van grondproblemen op het gebied van de interculturele filosofie, met name van de componenten ‘cultuur’ en ‘inter’ die in de benaming van deze subdiscipline zijn besloten. Is het (bijv. in het licht van hedendaags empirisch onderzoek op het gebied van globalisering, etniciteit, situationaliteit van cultuur. commodificatie van cultuur) inderdaad nog zinvol te denken in termen van een veelheid van culturen, in de zin dat men kan spreken van ‘een’ cultuur als een min of meer in zichzelf besloten, geïntegreerde, begrensde, van andere te onderscheiden ordening van collectieve verworvenheden van een identificeerbare, eindige verzameling mensen die op zich slechts een deelverzameling van de mensheid als geheel is? Is de notie van grensoverschrijding tussen discrete eenheden die in het ‘inter’ ligt besloten, niet een ongewenst gevolg van de reïficatie van cultuur als meervoudig en telbaar? Kunnen wij in plaats daarvan het ‘inter’ opvatten als juist een relativering van cultuur en van cultuurgrenzen? Ligt de suggestie van concretiseerbare afzonderlijkheden niet vooral in de overwegend (maar waarschijnlijk toch niet volledige) talige verankering van het menselijk denken en handelen, zodat spreken over een veelheid van culturen in feite een spreken is over een veelheid van talen? Wat is dan, vanuit de hedendaagse taalfilosofie, de mogelijkheid om kennis te verwerven over de grenzen van talen heen. Hoe verhouden zich interlingualiteit en interculturaliteit? Hoe verhoudt zich, in dit verband, de filosofisch inspanning tot de bijdrage van de diverse empirische wetenschappen (culturele antropologie, ontwikkelingssociologie, cultuurpsychologie, vergelijkende godsdienstwetenschap etc.)? Wat zijn de mogelijkheden, en onmogelijkheden, in beide perspectieven, om de oppervlakte-suggestie van veelheid te doen oplossen in een dieptestructuur van convergentie? In hoeverre is dit een ongewenste terugkeer tot een modernistisch perspectief van geordende eenheid? Samenvattend, derhalve, hoe kunnen wij vanuit een intercultureel/interlinguaal perspectief gegronde kennis over het collectief andere verwerven?

Het voorstel is dus om het daadwerkelijk intercultureel filosoferen in specifieke contexten en ten aanzien van specifieke onderwerpen — zoals beoefend in de recente seminars, conferenties en publikaties van de Vereniging — voor even op te schorten en eens te meer het begrip ‘interculturaliteit’ zelf centraal te stellen. Dit zou het thema kunnen vormen voor de maandelijkse seminars, uitmondend in een internationale conferentie.

 

REEDS GEPLANDE ACTIVITEITEN DIE VOOR DE VERENIGING VAN BELANG ZIJN

Moet de Vereniging streven naar een eigen conferentie, te houden in najaar 1999? Mijn inschatting is dat wij daarvan afzien. Ten eerste is de voorbereidingstijd (fondswerving, buitenlandse contacten) al vrij kort, ten tweede zijn er voor 1999 al een aantal internationale conferenties gepland waarbij leden van de vereniging nauw betrokken zijn en waarvan andere leden (in gering aantal) zouden kunnen aansluiten:

a. in samenwerking met Mogobe Ramose, lid van onze Vereniging, en Vernie February (hoogleraar literatuur aan de Universiteit van de Westkaapland, Zuid-Afrika) organiseert Wim van Binsbergen thans vanuit zijn werkzaamheid aan het Leidse Afrika-Studiecentrum een conferentie over ‘Ubuntu: Ways of being human in South Africa today’. Er is voor deze conferentie inmiddels een infrastructuur opgezet in de vorm van een Zuidafrikaanse begeleidingscommissie waarin vooraanstaande Zuidafrikaanse intellectuelen van allerlei herkomsten zitting hebben; geld wordt thans aangevraagd. De internationale conferentie zal najaar 1999 worden gehouden. De problematiek sluit aan, niet alleen bij het streven naar verzoening na de strijd tegen apartheid, maar ook meer in het algemeen bij het verlangen om de nieuwe Zuidafrikaanse samenleving te inspireren met principes die aan het denken van Zuidelijk Afrikaanse samenlevingen zijn ontleend. Met andere woorden: ubuntu vormt een grote intercultureel-filosofische uitdaging. Aansluiting van onze verenigingsactiviteiten bij dit project is een mogelijkheid.

b. in samenwerking met Peter Geschiere, Leids hoogleraar Afrikaanse culturele antropologie, organiseert Wim van Binsbergen in de zomer van 1999 in Amsterdam, in het kader van het mede door hen geleide NWO/WOTRO programma ‘Globalization and the construction of communal identities’, een internationale conferentie over het onderwerp ‘Commodification and globalisation: The social life of things revisited (Appadurai)’. Gezien de plaats van het object, van het door mensen gemaakte, begeerde en verhandelde object, en van de mens als object, in het hedendaagse denken — en gezien de plaats van ‘manufactured objects’ in het globaliseringsproces als verdichtingspunten van begeerte maar ook van verwerping, van ontkennen maar ook van benadrukken van eigen lokale identiteit, in de gebieden buiten het Noordatlantische, ligt hier een interculturele problematiek die de vereniging zou kunnen ter hand nemen in convergentie met de reeds geplande conferentie doen convergeren.

 

FEITELIJK VOORSTEL VOOR VERENIGINGSACTIVITEITEN 1999-2000

Het bovenstaande overziend, kom ik tot het volgende concrete voorstel ten aanzien van de wetenschappelijke activiteiten van de Vereniging voor de jaren 1998-2000

1. Omdat de voorbereidingstijd te kort is en eerst nadere verkenning van wederzijdse inzichten binnen de Vereniging nodig is, stel ik voor dat wij afzien van de mogelijkheid, de oratie voor de Rotterdamse leerstoel op te luisteren met een workshop.

2. Inplaats daarvan stel ik voor dat de workshop 1999 zal handelen over ‘Sensus Communis II’, en zal worden gehouden in maart of april 1999, met Henk Oosterling als voornaamste organisator

3. Een deel van het voorwerk voor de workshop 1999 kan geschieden binnen het maandelijks seminar, dat daar echter niet geheel aan gewijd kan worden: de meeste regelmatige deelnemers daaraan hebben zich al op de najaarsconferentie 1997 over het onderwerp genoegzaam uitgesproken

4. Ik stel voor dat het boven geïndiceerde thema ‘grondslagen van interculturaliteit’ het onderwerp zal worden van de internationale conferentie najaar 2000, en dat het tot dan een van de hoofdthema’s zal zijn van het maandelijkse seminar; het bestuur van de vereniging belast zich met subsidie-aanvrage voor de internationale conferentie

5. Ik stel voor dat wij voor najaar 1999 afzien van een internationale conferentie

6. Voor het thema en de datum van de werkshop voorjaar 2000 worden voorstellen ingewacht van leden van de Vereniging

In schema:

tijdstip maandelijks seminar conferentie/workshop
najaar 1998 sensus communis II + grondslagen niet van toepassing
voorjaar 1999 sensus communis II + grondslagen workshop: sensus communis II
najaar 1999 grondslagen (Pretoria: ubuntu;
Amsterdam: commodificatie)
geen
voorjaar 2000 grondslagen workshop: vrije inschrijving voor thema's
najaar 2000 grondslagen internationale conferentie: grondslagen

Op de algemene ledenvergadering 1999 kunnen dan voorstellen voorliggen ten aanzien van de activiteiten na 2000, onder meer de workshop voorjaar 2001, en de internationale conferentie 2002.

Wim van Binsbergen, voorzitter

homepage

page last modified: 25-05-00

Hosted by www.Geocities.ws

1