w
BERICHT UIT PANAMA

NETTY LE BLANC - MEI 2001
Zet voet over de Panamese grens en je zult ze zien: fraaie strooien hoeden die prijken op bruingebrande, gegroefde oudemannenkoppen. Dat moeten de beroemde panamahoeden zijn! Een logische gedachte, maar het bleek dat we er helemaal naast zaten...

In David, de eerste Panamese stad die we bezochten, wemelde het van de hoeden. Vooral de verkopers op de mercado (markt) beschermden zich ermee tegen de felle zon. De montunos hebben een simpel model met een ronde bol, en de rand is overal even breed. De meeste hebben ingeweven, donkere strepen, maar deze versieringen verschillen per hoed. Opvallend is dat iedereen zo zijn eigen stijl van dragen heeft: voorrand omhoog en achterrand omlaag of de hele rand omhoog of elke andere variatie die je maar kunt bedenken. En als extraatje dragen sommige mannen een blauw/rode band om hun hoed met twee bungelende pompoentjes eraan!

Ook de stad Chitr�, langs de westkust, kent een hoge hoeddichtheid. Vlak voor ons pension stond elke morgen een straatverkoper, met op een schoon wit laken een uitstalling van hoedjes. In een smetteloze kussensloop bewaarde hij de mooiste exemplaren. Hij liet ons zien dat er vele uitvoeringen zijn, van heel grof tot extra fijn. Waar die hoeden vandaan komen? Oh, dan moet je naar Penonom�, kregen we te horen.

Inmiddels nieuwsgierig naar de oorsprong van deze hoeden togen we naar Penonom�, een stadje in de bergen zo�n honderd kilometer verder in de richting van Panama City. Ook hier veel hoeden op straat, we kwamen duidelijk dichter bij ons doel. We deden navraag in het restaurant waar we een hele vieze vissoep voorgezet kregen. Nee, we moesten nog verder, naar La Pintada. D��r worden die
sombreros gemaakt!

Een taxi bracht ons snel zo�n twintig kilometer verder de verdroogde, gele bergen in, naar een heet, uitgestorven, uitgestrekt dorp. De
taxista vroeg een passerend paard om raad, zijn berijder wees ons de weg naar het centro de artesania. Daar was zowaar een kleine tentoonstelling over de kunst van het hoeden maken. Een aardige mevrouw vertelde dat de hoeden worden gemaakt door cholos, de afstammelingen van indianen en Spanjaarden. Het werk gebeurt alleen in de vroege uurtjes, wanneer de lucht nog vochtig is en de vezels soepel genoeg zijn. De rest van de dag gaan de bladeren en het werk in een vochtige doek, tot de volgende ochtend. Om een uur of vier gaan de lantarens weer aan, om acht uur is het afgelopen.

Voor de deur staat een panamahoedpalm, de
bellota. Daar begint het allemaal mee, want de montunos worden gemaakt van de bladeren van deze plant (die overigens helemaal geen palm is). De jonge bladeren worden gedroogd en uitgerafeld tot smalle strengen. Voor het maken van de contrasterende banden gaan de vezels in een  �geheim� verfbad. Het vlechten kan beginnen: de vezels worden gevlochten tot een lange, platte reep.

Het maken van een hoed kan wel een maand duren. Grove hoeden zijn sneller klaar, want een enkele reep bestaat uit misschien maar acht strengen. Een fijner exemplaar heeft er wel zestien, veel dunnere. Wanneer de
gevlochten reep lang genoeg is, wordt hij in een spiraalvorm
aan elkaar genaaid, met dezelfde vezels. De bol van de hoed
wordt om een mal heen gevormd, de rand van de hoed uit de
vrije hand. In La Pintada kocht ik een
pintao, een grove hoed
waarin lichte en donkere vezels door elkaar heen gebruikt zijn.

Onze zoektocht zat erop, we hadden de oorsprong van de panamahoed gevonden. Maar, in Panama City wachtte ons een verrassing. Daar ontdekten we totaal andere hoeden. Meer het soort cowboyhoed, met deuk en brede, gewelfde rand. Dat was de �chte panamahoed, werd ons verzekerd. Sterker nog: de panamahoed komt uit Ecuador!

Wat is dan de reden waarom dit Ecuadoraanse product de verkeerde naam kreeg? De hoeden die de indianen in Ecuador als sinds de 17e eeuw maakten, werden verkocht en verscheept vanuit Panama. Simpel toch?

De panamahoed was vooral in de dertiger en veertiger jaren van de vorige eeuw  enorm populair, hij werd overal ter wereld beschouwd als het toppunt van stijl en elegance. Beroemde dragers waren Humphrey Bogart, Winston Churchill en Harry Truman.

Terug naar onze
montuno: het leuke Panamese hoedje heeft een vrij boers model vergeleken met dat van de Panamahoed. Het enige wat ze met elkaar gemeen hebben, is dat ze gemaakt zijn van de vezels van dezelfde plant.

We kwamen dus thuis met een echte Panamese hoed die geen panamahoed bleek te zijn. Om het verhaal echt af te maken zullen we nog een keer op reis moeten, naar Ecuador.
De panamahoedpalm

Carludovica palmata is geen palm, al ziet hij er wel zo uit. Deze vaste plant komt voor in Centraal-Amerika en in Zuid-Amerika tot in Bolivi�. De indianen gebruiken de vezels van deze plant al sinds mensenheugenis voor het vlechten van allerlei gebruiks-voorwerpen, een techniek die de Spanjaarden in de Nieuwe Wereld op een idee bracht. Omdat ze nogal last hadden van de felle tropische zon, gaven ze de indianen in Cuenca opdracht voor het maken van hoeden, De panamahoed was geboren,
in Ecuador...
Jack Nicholson met panamahoed
Op jacht naar de panamahoed
Ik, mijn pintao en de bellota in La Pintada
Carludovica palmata
NAAR HUIS
Hosted by www.Geocities.ws

1