AMNESTY INTERNATIONAL MEETJESLAND


De Spanje-actie van 2002

 

 

Spanje, het Europese land dat bekend is voor zijn zon, zee, strand. 

Waar toeristen minder kijk op hebben, is het racisme tegen Afrikaanse immigranten. De oudst bekende inwoners van Spanje kwamen waarschijnlijk uit Noord-Afrika (in de grotten van Altamira bevinden zich rotsschilderingen uit het Laat-Paleolithicum). In het begin van het 3e millennium v.C. vestigden de Iberiërs zich aan de zuidoostkust. Vanaf ca. 1000 v.C. stichtten achtereenvolgens Feniciërs, Grieken, Kelten en Carthagers kolonies op het schiereiland. De Romeinen verdreven de Carthagers en het schiereiland werd een provincie onder de naam Hispania. Na het tanen van de macht van de Romeinen stichtten de Sueven en de Visigoten hier koninkrijken. Het christelijke koninkrijk der Visigoten werd in 711 vernietigd door de islamitische Moren, die uit Noord-Afrika waren overgestoken. De Moren breidden hun invloed steeds verder naar het noorden uit. Alleen het christelijke koninkrijk Asturië kon zich handhaven. De periode van de Moorse overheersing was voor Spanje een economische, culturele en sociale bloeiperiode. Na 1031 viel het Moorse rijk uiteen in een aantal kleine staatjes. Hierdoor kregen de christenen in het noorden de kans op herovering van Spanje (Reconquista). De Moorse staatjes riepen de hulp in van de Berberdynastieën van de Almoraviden en de Almohaden, die echter niet in staat waren de herovering te beletten.

De Reconquista was voltooid in 1492, toen Granada viel. De basis voor de Spaanse eenheid werd gelegd door het huwelijk van Ferdinand van Aragón met Isabella van Castilië (1469). Hun regeringsperiode werd gekenmerkt door religieus fanatisme (instelling van de Inquisitie). Na de ontdekking van Amerika in 1492 door Columbus werd de basis gelegd voor het Spaanse rijk in Latijns Amerika. Karel V, de kleinzoon van Ferdinand, werd tevens keizer van het Heilige Roomse Rijk. Diens zoon, Filips II, volgde hem niet op als keizer. Met deze Filips begon de Spaanse Gouden Eeuw wat de cultuur betrof. Zijn regeerperiode werd gekenmerkt door de voortdurende strijd tegen de protestanten (o.a. in de Nederlanden) en de 'heidense' Turken. Toen Filips in 1580 Portugal veroverde, kon hij de rijkdommen van bijna de gehele wereld in de strijd werpen. Deze werden samengebald in de Armada (1588). Toen deze expeditie mislukte, stond Spanje op de rand van een bankroet. Na de dood van Filips II brokkelde het rijk steeds verder af: bij de Vrede van Utrecht (1713) gingen de Zuidelijke Nederlanden, Milaan, Napels, Sardinië en Gibraltar verloren. Spanje koos in 1801 de zijde van Napoleon. Door de nederlaag in de slag bij Trafalgar (1805) tegen de Britten was het ook gedaan met de maritieme macht van Spanje. Na 1810 verklaarden de Latijns-Amerikaanse gebieden zich onafhankelijk van Spanje, waardoor de betekenis van Spanje als koloniale mogendheid sterk verminderde. Het liberalisme kreeg in de 19e eeuw in Spanje weinig voet aan de grond. Na 1833 ontspon zich een strijd om de troonopvolging (drie Carlistenoorlogen). In 1873 werd de Eerste Spaanse Republiek uitgeroepen, die slechts één jaar bestond. Na de Spaans-Amerikaanse oorlog (1898) was met het verlies van Puerto Rico, de Filipijnen, Cuba en Guam de rol van Spanje als koloniale mogendheid vrijwel uitgespeeld. (Noord-Marokko werd begin 19e eeuw Spaans.)

Tijdens en na WO I was het zeer onrustig in Spanje. In 1923 greep Miguel Primo de Rivera als dictator de macht. Onder druk van de toenemende chaos en de opkomst van afscheidingsbewegingen verliet hij in 1930 het land, in 1931 gevolgd door de koning. Toen namen de republikeinen de macht over en begon de periode van de Tweede Spaanse Republiek. Een nieuwe Grondwet voorzag in autonomie voor bepaalde gebieden (Catalonië in 1932). Het conservatieve deel van Spanje verzette zich hevig tegen deze ontwikkelingen en na de verkiezingsoverwinning van het linkse Volksfront in 1936 brak de Spaanse Burgeroorlog uit. De nationalisten o.l.v. generaal Francisco Franco y Bahamonde, gesteund door Italië en Duitsland, versloegen vanuit Marokko in drie jaar tijd de republikeinen, die gesteund werden door de Sovjet-Unie en socialisten uit West-Europa.

Na WO II, waarin Spanje formeel neutraal was gebleven, kondigde Franco in 1947 aan dat na zijn dood of aftreden de monarchie hersteld zou worden. Zijn bewind was zeer autocratisch, maar economisch ontwikkelde Spanje zich snel. Franco benoemde in 1969 prins Juan Carlos tot zijn opvolger. Het verzet tegen het dictatoriale Franco-bewind werd echter steeds sterker, vooral na de succesvolle Anjerrevolutie in Portugal (1974). Na de dood van Franco in 1975 werd Juan Carlos als koning het nieuwe staatshoofd. Er werd een begin gemaakt met het democratiseringsproces: in 1977 werd de Movimiento Nacional, de enige politieke organisatie die onder Franco was toegestaan, verboden en werden de de facto bestaande politieke partijen gelegaliseerd. De verkiezingen in dat jaar werden gewonnen door de Unión de Centro Democrático (UCD) o.l.v. Adolfo Suárez, die premier werd van de eerste democratische regering. Na het aannemen van een nieuwe Grondwet in 1978 werd aan een aantal regio's beperkte autonomie verleend.

Het leger en de Guardia Civil bekeken dit voortschrijdende federaliserings- en democratiseringsproces met groot wantrouwen. In 1981 viel een groep militairen o.l.v. lt.-kol. Tejero de Cortes binnen. Deze staatsgreep mislukte echter doordat de meeste onderdelen van de krijgsmacht zich loyaal achter de regering schaarden, op aandringen van de koning. Het democratiseringsproces werd niet bevorderd door de voortdurende aanslagen van de Baskische afscheidingsbeweging ETA, die sinds 1968 ruim 800 dodelijke slachtoffers hebben geëist.

Sinds de toetreding van Spanje tot de NAVO in 1982 is het lidmaatschap onderwerp van discussie. Na de verkiezingen in 1982 kwamen de socialisten o.l.v. Felipe González Márquez aan de macht. De jaren tachtig luidden een periode van economische en culturele bloei in, waarin de Spanjaarden het zelfvertrouwen herwonnen. Vooral de toetreding van Spanje tot de EG in 1986 vormde een impuls voor de economie. In 1992

 

kreeg Spanje veel internationale aandacht door de Olympische Spelen in Barcelona en de Wereldtentoonstelling in Sevilla. Deze evenementen werden aangegrepen om Spanje als een modern en dynamisch land te presenteren.

De economische ontwikkeling leidde echter wel tot een flinke toename van de milieuverontreiniging, vooral in de hoofdstad Madrid (smog).

In het begin van de jaren negentig dreigde een kentering in dit rooskleurige beeld. De economische situatie verslechterde en talloze corruptieschandalen rondom politici van de regerende PSOE, brachten de regering van Felipe González in de problemen. Deze kon zich uiteindelijk alleen nog staande houden met de steun van Catalaanse en Baskische nationalistische partijen (CiU en PNV). In ruil daarvoor eisten deze partijen grotere autonomie voor hun provincies.

Bij de gemeentelijke en provinciale verkiezingen van mei 1995 viel de PSOE verder terug, terwijl de conservatieve Partido Popular (PP) van oppositieleider José María Aznar in tien van de zeventien provincies de grootste partij werd. Eind 1995 werd de minister van Buitenlandse Zaken, Javier Solana, benoemd tot secretaris-generaal van de NAVO. In de aanloop naar de vervroegde parlementaire verkiezingen in maart 1996 kwam de PSOE verder onder druk te staan door een nieuwe reeks van negatieve berichten in de media over financiële en politieke schandalen waarbij PSOE-politici betrokken zouden zijn. (Achteraf bleek dat er sprake was geweest van een doelbewuste lastercampagne van een groep conservatieve politici, journalisten en financiers die premier González ten val wilden brengen.) Het meest geruchtmakend waren de onthullingen over de vermeende medeplichtigheid van de regering en overheidsfunctionarissen aan de activiteiten van de contraterreurgroep GAL (Grupos Antiterroristas de Liberacion), die in de jaren 1983 tot 1987 verantwoordelijk zou zijn geweest voor de dood van 27 ETA-leden. De verkiezingen in 1996 resulteerde in een krappe overwinning voor de PP van Aznar, die in de Senaat wel een meerderheid behaalde maar in de Cortes (Congres van Afgevaardigden) niet. Na moeizame onderhandelingen slaagde Aznar er uiteindelijk in een minderheidsregering te vormen die steunde op een alliantie met de nationalistische Catalaanse (CiU) en Baskische (PNV) partijen en de Canarische Eiland coalitie. Deze partijen werden tegemoet gekomen met de toekenning van meer regionale autonomie.

Het kabinet-Aznar introduceerde een economische politiek gericht op stabiele economische groei en kwalificatie voor toetreding tot de EMU. Om dit mogelijk te maken werden drastische bezuinigingsmaatregelen doorgevoerd en werd een start gemaakt met de privatisering van staatsbedrijven. Dit beleid wierp zijn vruchten af; de economische groei herstelde zich en Spanje mocht toetreden tot de EMU.

Onder de regering-Aznar duurde de strijd van de ETA onverminderd voort. De arrestatie en veroordeling in 1997 van 23 leiders van Herri Batasuna (HB), de politieke arm van de ETA, leidde begin 1998 tot nieuwe confrontaties tussen de voor- en tegenstanders van Baskische onafhankelijkheid. De ETA pleegde intussen een groot aantal aanslagen op lokale PP politici. De verschillende politieke partijen waren het niet eens over de te volgen strategie tegenover de ETA. PNV bleef aansturen op onvoorwaardelijke onderhandelingen met Herri Batasuna. Zowel de PP als de PSOE - coalitiepartner van de PNV in het Baskische regionale parlement - wezen deze strategie echter af. De regering-Aznar koos voor een harde aanpak van de ETA. Enkele beruchte ETA-commando's werden opgerold door de Guardia Civil. Baskische media die als spreekbuizen van de ETA bekend stonden werden verboden. In de aanloop naar de deelraadverkiezingen in Baskenland (op 25 oktober 1998) kondigde de ETA in september 1998 een wapenstilstand af. Bij de verkiezingen behaalden de nationalistische partijen een meerderheid en Herri Batasuna, die onder haar nieuwe naam Euskal Herritarok deelnam, boekte drie zetels winst. Ook de PP en de PSOE wonnen echter enige zetels. In reactie op de verkiezingsuitslag en het feit dat de ETA de wapenstilstand leek te respecteren, kondigde de regering-Aznar begin november onverwacht aan onderhandelingen te willen openen met de ETA.

Eind november 1999 liet de ETA echter weten het inmiddels veertien maanden durende bestand niet langer in acht te zullen nemen, omdat de gematigde Baskische nationalisten te weinig initiatieven zouden hebben ontplooid om de volledige onafhankelijkheid van Baskenland te realiseren. De ETA zei genoodzaakt te zijn de gewapende strijd hervatten. Hierna volgden opnieuw aanslagen.

Op 15 januari sprak de Baskisch-nationalistische partij PNV zich uit voor een onafhankelijk Groot-Baskenland, een radicale wijziging van de gematigd nationalistische koers van de afgelopen jaren. Niet alleen Amnesty International, maar ook de CPT (committee for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or punishment) maakt melding van grove martelingen met de dood tot gevolg. Zo goed als de toeristen  behandeld worden in de hotels, zo slecht zijn de gevangenen af.  Vooral de gevangenissen en politiebureau's van Madrid, Las Palmas en  Gran Canaria hebben een slechte reputatie. Diverse vreedzame betogingen zijn met geweld verstoort door de politie.

Het onderzoek naar de GAL-doodseskaders boekte in 1998 belangwekkende resultaten. In juli werden 12 personen, onder wie een aantal vooraanstaande socialistische politici, veroordeeld door het Spaanse Hooggerechtshof wegens hun betrokkenheid in deze 'vuile oorlog' tegen de ETA. Tegen vermeende ETA-sympathisanten werd door de Guardia Civil methoden gebruikt die niet toegestaan zijn zo constateerde Amnesty International.  In de zomer van 1998 raakten Partido Popular politici in opspraak wegens beschuldigingen van corruptie. De onthullingen in de kranten over lokale PP-bestuurders die verdacht werden van fraude, misbruik van overheidssubsidies en andere corruptiepraktijken, brachten de Aznar-regering danig in verlegenheid. Vooral omdat Aznar bij zijn aantreden juist had beloofd een einde te maken aan dit soort praktijken.

De regering-Aznar voert een pro-Europees beleid. De voorgenomen EU-hervormingen met betrekking tot het landbouwbeleid en de regionale steunfondsen stuitten in Spanje echter op veel verzet. Hoewel de regering-Aznar voorstander is van uitbreiding van de EU met landen uit Midden- en Oost-Europa, vreest zij ook dat het beslag die dat zal leggen op de EU-fondsen, ten koste gaat van zuidelijke EU-lidstaten als Spanje, dat nu nog de grootste netto-ontvanger van EU-gelden is.

In het najaar van 1998 zette de arrestatie van de Chileense ex-dictator Pinochet de betrekkingen met Chili onder druk. Pinochet werd op 16 oktober in Londen gearresteerd op last van de Spaanse rechter Baltasar Garzon. Deze verzocht om uitlevering van de ex-dictator, opdat deze in Spanje berecht kon worden voor misdaden tegen de menselijkheid. Volgens de Chileense autoriteiten bracht de arrestatie, die de verdeeldheid tussen voor- en tegenstanders van Pinochet aanscherpte, de overgang naar democratie in Chili in gevaar. De regering-Aznar toonde begrip voor het Chileense standpunt, maar benadrukte tevens de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in deze kwestie. In maart 2000 werd Pinochet door de Britten, vanwege zijn slechte gezondheidstoestand vrijgelaten, en keerde terug naar Chili.

Bij de parlementsverkiezingen in maart 2000 behaalde de conservatieve Partido Popular van premier Aznar de absolute meerderheid ten koste van vooral de socialistische PSOE, die zestien zetels verloor.

 

Dit jaar zal Amnesty speciaal een Spanje-campagne starten. Het kan gewoon niet, dat een Europese staat zijn inwoners (Spanje heeft 39,1 miljoen inwoners) niet kan beschermen tegen mensenrechtenschendingen.

 

 

Terug naar boven 

Amnesty International Meetjesland. Copyright © 2002 [De Smet Nico]. Alle rechten voorbehouden. Laatst bijgewerkt: 09 februari 2002 .

 

 

Hosted by www.Geocities.ws

1