Welkom op Nakdimon's Page


 

 

 

De onthulde Messiaanse teksten

Reactie op: http://www.shalomgemeente.nl/verborgen_teksten.htm

 

q       (Gen 1:26a) Deze tekst wordt door sommigen gezien als bewijs voor een drie-eenheid van G’d omdat er gesproken wordt over ons. Dit is echter een veronderstelling want het kan, evenals in de hierbij volgende teksten ten eerste slaan de Eeuwige die tesamen met behulp van de engelen het scheppingswerk deed. Zie 1 Kon. 22:19 “Ik zag de Eeuwige op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan zijn rechterhand en aan zijn linkerhand stond”, Jes. 6:1,2,8 “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. 2  Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij….8  Daarop hoorde ik de stem des Heren, die zeide: Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik, zend mij.” En verder Job 1:6 en Job 15:8. Er wordt trouwens verder gewoon enkelvoud gebruikt als het over het scheppen gaat (27 “En God schiep de mens naar zijn beeld”). Als tweede kan het ook het ‘koninklijk’ meervoud aanduiden zoals ook onze koningin dat gebruikt. Kortom: Het vers is zeker geen ontegenzeggelijk bewijs voor een meer-eenheid. Daarentegen staat er juist: Deut. 6:4  “Hoor, Israël: de Eeuwige is onze God; de Eeuwige is één!

 

Hier worden een paar punten aangehaald die ook dubieus zijn. Ten eerste heeft God de mens naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen en niet naar het beeld van de Serafs en Cherubim. Op basis hiervan hebben we gewoon geen reden om aan te nemen dat dit gaat om de Eeuwige  Die hulp vraagt aan de engelen. Ten tweede wordt er gepleit voor het koninklijke meervoud, waar de vorst ook in het meervoud wordt aangeduid. Dat kán natuurlijk, maar hoeft niet. En natuurlijk wordt er weer beweerd dat de Shema een proclamatie is over Gods eenheid. Dat is het niet! Het geeft aan dat God de enige is en er niemand anders is.

 

q       (Gen 22:13,14) Door sommigen wordt vertaald. ‘Op de berg des Heren zal er in voorzien worden wijzend op de dood van Jezus. Dat kan echter zo nooit bedoeld zijn want Jezus is niet gekruisigd op de berg Sion maar op Golgotha, buiten de stad. En een offer is volgens Leviticus 1-6 alleen ‘geldig’ om G’d te naderen als het op de juiste plaats geslacht wordt en het bloed op de juiste manie gesprenkeld wordt. Er staat beter vertaald zoiets als: En Avraham noemde de naam dier plaats: de Eeuwige voorziet; waarvan heden gezegd wordt: op den berg des Eeuwigen verschijnt Hij (zal het gezien worden). Het komt neer op: de Eeuwige zal verkiezen, en voor Zich uitzien naar deze plaats, om daar Zijne goddelijke majesteit te doen rusten en om daar offers te doen brengen; zodat men in de tijd van de Tempel daarvan zeggen zal: op die berg zal de Eeuwige verschijnen aan Zijn volk. Je kan het ook zo lezen: Op de berg van de Eeuwige zal gezien worden dat er een dier in plaats van een mens geofferd wordt. De Eeuwige zal deze offerande gebruiken, om elk jaar Israël te vergeven en hen te redden van de straffen. Grote verzoendag. Let wel m.b.t. Grote Verzoendag; De dag zelf heeft verzoening in zich (ook als er niet geofferd kan worden doordat de tempel er niet is). Verder gelden de Thora-instructies voor eeuwig dus ook de instructies voor Grote verzoendag en de betreffende offeranden. Een voorzegging voor de dood van de Messias kan deze tekst dus niet genoemd worden. Ook niet vanuit de context.

 

Hier wordt weer een interpretatie gehanteerd, waarvan je kan zeggen dat het mogelijk is. Dus is het geen ongeldige lezing daar het een mogelijkheid is. Maar wat de bewering over Yom Kippur (de Grote Verzoendag) aangaat, daar vraag ik me af waar hij het vandaan haalt. Yom Kippur heeft als dag zelf verzoening, ook al wordt er niet geofferd? Waar komt dit vandaan? In de Tora staat of valt verzoening op Yom Kippur met de offers die gebracht worden en met vernedering van het volk. Nergens wordt er buiten deze dingen op deze dag verzoening geschonken. Dat het niets met de Messias van doen heeft is natuurlijk een kwestie van debat. Het is wel toevallig dat er binnen de orthodoxie over dit “offer van Isaak” (Hebreeuws: Akeda of Akedat Yitschaq) allerlei leringen over verzoening die Isaak zou hebben bewerkstelligd. Terwijl hij niet is geofferd, wordt er toch gesproken over een offer. Ook toevallig is het dat net als Avraham bereid was zijn enige zoon te offeren, zo ook God Zijn Enige Zoon geofferd heeft. Zo zijn er meerdere parallellen te trekken met veel betekenisvolle gebeurtenissen in de Tora en wat het Nieuwe Testament leert over Yeshua haMashiach.

 

q      Letterlijk staat er in vers 16 echter: “Want honden hebben mij omsingeld en een bende kwaaddoeners hebben mij omsloten, een leeuw zijn ze op mijn handen en voeten. De meeste niet-joodse vertalers vertalen het woord “ca’ari” met doorboren (vanuit een christelijke interpretatie) wellicht omdat Mattheus vers 18 een voorzegging van Jezus noemt. Het woord caari met doorboren te vertalen is echter echt fout. Op alle andere plaatsen in het Oude Testament waar dit woord ook word gebruikt wordt het inderdaad juist (met leeuw) vertaald. Zie o.a. Ps 17:12 “Hij gelijkt op een leeuw die begeert te verscheuren, en op een jonge leeuw, in een schuilhoek gedoken.” en Ps 35:17 “Hoelang, Here, zult Gij toezien? Verlos toch mijn ziel van hun verwoestingen, mijn eenzame, van de jonge leeuwen.” Nogmaals spreekt ook deze tekst (op de juiste manier vertaald) in zijn context duidelijk over David die door vijanden vervolgd wordt en niet over de Messias die moe(s)t komen.

 

De schrijver vertaald het Hebreeuws helemaal verkeerd. Letterlijk staat er in vers 16 (volgens de Masoretische Tekst): Want honden heeft mij omsingeld en een bende kwaaddoeners heeft mij omsloten, als de leeuw mijn handen en mijn voeten. Het dikgedrukte deel leest in het Hebreeuws “ka’ari yadai weraglai”. Ook wordt er beweerd dat er op basis van een christelijke vertaling wordt gekozen voor “doorboren”. Feit is echter dat het woord “ka’ari” (yrak) omstreden is, omdat veel oude vertalingen een werkwoord hebben in plaats van een zelfstandig naamwoord. We zien namelijk in vergelijking met andere vertalingen uit de oudheid het volgende:


De LXX (géén christelijke vertaling!!) heeft GEEN “als een leeuw”
De Peshitta heeft GEEN “als een leeuw”
De Aquila vertaling 1ste editie (anti-LXX!!!) heeft GEEN “ als een leeuw”
De Aquila vertaling 2de editie (anti-LXX!!!) heeft GEEN “ als een leeuw”
De Symmachus heeft GEEN “als een leeuw”


Ze geven allemaal een werkwoord in plaats van “als een leeuw”. Zie de constructie van de zin:


1 Want honden hebben mij omringd,
2 een bende boosdoeners heeft mij omsingeld,
3 als de leeuw [zijn zij op] mijn handen en voeten. (eigen vertaling)


Hebreeuws:
1 Ki s’vavuni k’lavim (werkwoord “s’vanuni” = verledentijd)
2 Adat M’erim hiqifuni (werkwoord “hiqifuni” = verledentijd)
3 Ka’ari yadai weraglai (werkwoord “????”)


We missen een werkwoord in de zin. Met “karah” (doorgraven) is dat opgelost. Dat de spelling kaf-alef-resh-waw (ka’aru) is kan duiden op een spelling die Aramese invloeden kent, wat helemaal niet verwonderlijk is. In het Aramees wordt nu eenmaal vaak een “alef” gebruikt en het kan zijn dat die in de loop van tijd erin is geslopen. Wat ook opvallend is, is dat David in al de Psalmen nooit de spelling “ari” gebruikt als hij het over een leeuw heeft. Hij gebruikt altijd de spelling “aryeh” of “shachal”. Zo wordt ook in 22:13 en 22:21 “aryeh” gebruikt.
Maar hoe het ook zij, of je nou doorboren wil lezen of als een leeuw, het is duidelijk dat er hier iets gruwelijks met de handen en voeten van degene wordt aangedaan die hier wordt omschreven. Of dit over de Messias gaat, is natuurlijk weer kwestie van debat.

 

q    (Jes 7) Zie boven, het teken, de geboorte van het kind is in vervulling gegaan met de geboorte van Hizkia (Hizkia betekend: Sterke God). 2 Kon. 18:1 In het derde jaar van Hosea, de zoon van Ela, de koning van Israël, werd Hizkia koning, de zoon van Achaz, de koning van Juda. 2  Vijfentwintig jaar was hij oud, toen hij koning werd, en hij regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Abi; zij was een dochter van Zekarja. 3  Hij deed wat recht is in de ogen van de Eeuwige, geheel zoals zijn vader David gedaan had. 4 Hij verwijderde de offerhoogten, verbrijzelde de gewijde stenen en hieuw de gewijde palen om; ook sloeg hij de koperen slang stuk, die Mozes gemaakt had, omdat tot op die tijd de Israëlieten daaraan plachten te offeren. En men noemde haar Nechustan. 5  Hij vertrouwde op de Eeuwige, de God van Israël; na hem was zijns gelijke niet onder al de koningen van Juda; noch ook onder hen die voor hem geweest waren; 6  hij hing de Eeuwige aan, week niet van Hem af en onderhield de geboden die de Eeuwige aan Mozes geboden had. 7 De Eeuwige was met hem; overal, waarheen hij uittrok, was hij voorspoedig. En hij kwam in opstand tegen de koning van Assur en diende hem niet meer. 8  Hij versloeg de Filistijnen tot aan Gaza en verwoestte het gebied ervan, van de wachttoren af tot de versterkte stad toe.

 

Een uitgebreide behandeling van Jesaja 7 is te vinden op mijn website… Echter wordt er nu ook beweerd dat Chizkiyahu (Hizkia) de vervulling is van Jesaja 7. Dat kan gewoonweg niet, want het kind in Jesaja 7 moest nog geboren worden. We weten dat Achaz, koning van Juda, 16 jaar geregeerd heeft (2 Kon 16:2) en toen opgevolgd werd door zijn zoon Hizkia, die 25 jaar was toen hij koning werd. (2 Kon 18:2) Een simpele som leert ons dat 25-16=9. Hizkia was toen al 9 jaar toen de profetie in Jesaja 7 werd gedaan. Dus valt hij sowieso af. Ook kan de profetie in Jesaja 9 niet over Hizkia gaan, want die luidt:

 

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van ADONAI der heerscharen zal dit doen.

Hizkia is nooit als zodanig erkent, zijn heerschappij is korter geweest dan vele koningen van Juda en van vrede op de troon van David is geen sprake geweest. Zijn zoon was de slechtste en meest onrechtvaardige koning die Juda ooit gehad heeft. Enige generaties later ging viel de dynastie en ging Juda in ballingschap. Bovendien betekent de naam Chizkiyahu helemaal geen “sterke God”. De naam bestaat uit het woord “chazak”, dat “sterk” betekent en een verwijzing naar de Naam van God (yahu). Echter is “chizki” een vervoeging naar het eerste persoon enkelvoud, dat dus “mijn sterkte” betekent. En dus is de juiste betekenis van Chizkiyahu “mijn sterkte is YaHWeH” en geen “sterke God”. De schrijver van dit artikel zegt dat alleen maar om Yeshua de diskwalificeren door het plausibel te laten lijken door zo een verwijzing naar Hizkia te maken. Dus, nee, Hizkia komt niet eens in de buurt van de profetieën.

 Let vooral op hoe vers 6 vertaald is in dit artikel: 6  Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en de Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, noemt hem Vredevorst.

En christelijke vertalingen worden verweten dat ze niet goed vertalen. Al de namen zijn volgens de tekst van het kind, maar deze vertaling ziet kans om alle namen te betrekken op de Eeuwige en alleen de laatste naam –Sar Shalom- op het kind te betrekken. Dat is hetzelfde als wanneer je zegt: en God, de machtige, onwijze, hoog gezeten, onweerstaanbare, ongeëvenaarde, noemt hem Piet! Nee, het is duidelijk dat al de namen van het kind zijn. En het is wel een beetje flauw ook, als je ziet hoe er aan de ene kant een wanhopige poging wordt gedaan om al deze namen aan God toegewezen te krijgen, maar aan de andere kant kan de schrijver het toch niet laten om de naam “sterke God” aan Hizkia te koppelen. Waarom doe je dit als je van mening bent dat die namen niets met het kind te maken hebben?

 

q       (Jesaja 11) Er wordt hier gesproken over een rijsje dat voortkomt uit de afgehouwen tronk van Ishai. De vreze des Heren rust op hem (Het rijsje ziet op een nakomeling van David nadat er geen hoop meer was voor een nakomeling. Na de tijd van koning Agrippa (die als laatste regeerder van Israël uit het geslacht van David was) lijkt de lijn van het geslacht van de ‘stam’ van David afgestorven. G’d belooft een nieuwe nakomeling. In vers 2 staat dat hij godvrezend zal zijn (als hij G’d zou zijn zou dit een onzinnige toevoeging zijn). Verder staat er dat, als hij als rijsje is voortgekomen, fysiek heerser en rechter zal zijn. Daardoor zal er in die tijd zoveel recht zijn dat het een effect op de natuur heeft. Zelfs een wolf en een lam kunnen tezamen zijn zonder dat de ene de ander verscheurt. In die tijd dat de Messias ontsproten is zal hij de rest van het volk Israël loskopen wat op dat moment nog in de verstrooiing is. En de volken zullen zich aan hem onderwerpen. Deze Messias is er tot op heden nog niet geweest.

 

q       (Jesaja 59) In vers 20 wordt de Verlosser genoemd, de Messias die zal komen. Hij zal verlosser zijn voor degene die zich van het volk Israël bekeren. De anderen zullen er niet meer zijn. Gelet op de voorgaande verzen gaat het hier ook weer om fysieke verlossing (die natuurlijk ook geestelijke invloed heeft). In de Romeinenbrief van Paulus haalt deze tekst onjuist weergegeven Rom. 11:26 “gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden.”. Dat is iets heel anders dan wat er in de profetieën echt staat. Duidelijk is dat de tekst verkeerd wordt aanhaalt. Het gaat over een fysieke verlosser voor degene die zich bekeerd.

 

Deze Messias is er tot op heden nog niet geweest? Het is heel vreemd om te stellen dat de tijdperk van de Messias al is begonnen ZONDER de Messias. Op mijn website verwijs ik naar rabbijnse bronnen die van mening zijn dat de tijd van de komst van de Messias ongeveer 2000 jaar heeft plaatsgevonden, maar dat wij door onze zonden Hem hebben misgelopen. Volgens deze traditie had de Messias toen moeten komen, maar omdat wij niet waardig waren is hij niet gekomen, maar is zijn tijdperk wel begonnen. Los van het feit dat deze logica ver te zoeken is, moeten we ook even kijken wat het rabbijns Jodendom leert over de komst van de Messias. Namelijk, omdat er in de Tenach 2 profetieën  staan die over de komst van de Messias gaan en deze twee volstrekt tegenstrijdig zijn, hebben de rabbijnen een manier gevonden om zich uit dit probleem te helpen, al zij het een nogal ongeloofwaardige manier. Het gaat hier dan om Daniel 7:13 en Zacharia 9:9. Daar staat in Daniel 7 dat de Messias glorieus met de “wolken des hemels” zal komen en in Zacharia 9 dat hij nederig rijdend op een ezel zal komen. De rabbijnen leren dat als wij waardig zijn (d.w.z. als we rechtvaardig zijn ogen), de Messias op een glorieuze wijze zal komen en dat als wij niet waardig zijn (d.w.z. als wij onrechtvaardig zijn in Gods ogen), de Messias op een bescheiden wijze zal komen. Maar deze interpretatie gaat om verschillende redenen volledig mank:

 

1 Er blijkt absoluut nergens uit dat deze twee profetieën voorwaardelijk zijn, en al helemaal niet dat ze afhankelijk van elkaar zouden zijn

2 Omdat deze profetieën dus niet voorwaardelijk zijn, zal er 1 profetie dus niet uitkomen en schaart men binnen de rabbijnse lezing onbewust een van de twee profeten onder de noemer “valse profeet” naar de criteria van Deut 18

3 Als je van mening bent dat de komst van de Messias afhankelijk is van onze houding, dan kan je niet zeggen dat hij niet gekomen is “door onze zonden”. Want rabbijns commentaar leert dat de Messias glorieus komt als wij rechtvaardig zijn en dat hij nederig komt als wij zondig zijn, maar hoe het ook zij, hij zal komen. Hoe kan je dan zeggen dat hij gewoon niet is komen opdagen “omdat wij zondig zijn”. Hij zou juist nederig moeten komen, zoals je beweert dat de Schrift zegt in Zacharia 9:9. Dus óf de Schrift klopt niet, óf de lezing klopt niet!

 

Feit is dat de Messias al is geweest, op de juiste tijd en heeft gedaan wat hij moest doen, namelijk, de wereld met God verzoenen op God’s manier zoals het in de Tora is uitgestippeld. En meer nog; zijn tijdperk is begonnen MET zijn komst in plaats van ZONDER zijn komst.

 

q       Volgens Matt. 2:17 en 18 zou Jer. 31:15 een voorzegging zijn van de in Matteus 2 vertelde kindermoorden. Als je  de teksten daarop volgend leest kom je er snel achter dat die bewering onzin is. Het gaat nl. om de voorzegging van het in ballingschap gaan van het volk Israël. De belofte die er op volgend wordt gegeven is namelijk dat de nakomelingen zullen terugkeren.

  

De gehele context is Messiaans. Dit gaat niet om het volk dat in ballingschap wordt gevoerd. Het stukje uit Jeremia waar jij het over hebt gaat over de hoop voor Israël dat terugkomt uit ballingschap. Dat Rachel hier wordt genoemd is logisch. De liefde die God voor zijn volk hier verklaart (v.1-14) is vergelijkbaar met de liefde van Israël voor zijn vrouw Rachel, die hij het meest liefhad van zijn vrouwen. Dat Rachel hier wordt genoemd is ook omdat Betlehem, vlak bij Rama, haar rustplaats is. Dit alles grijpt Mattheus dus aan om het op de gebeurtenissen omtrent de Messias toe te passen. Dit is een manier van interpreteren van de Schift is volop te vinden in rabbijnse bronnen. Dus aan de ene kant vinden ze Mattheus maar een ketter die niets van de Schrift begrijpt, maar als rabbijnen op precies dezelfde manier met de Schrift omgaat (ja, soms zelfs nog verder!), dan is het een vertoning van grote wijsheid. Mattheus citeert die tekst die gaat om het rouwen van Rachel “omdat haar kinderen er niet meer zijn”. Die woorden komen uit en worden bewaarheid tijdens die gebeurtenis in die tijd. Dat wil niet zeggen de hele context erop van toepassing is. Het is ook moeilijk om Rachel letterlijk voor te stellen die huilt om haar kinderen die er niet meer zijn. Ze leefde immers niet meer.

 

q       (Deut 18) Volgens Hand. 3,22, 23 en 7: 37 wordt hier Jezus mee bedoeld. Als we echter het stuk geheel doorlezen is het echter een handvat voor het volk Israël om profeten mee te beproeven of ze door G’d gezonden zijn. Zie vers 20 en verder. Als de woorden van een profeet, die hij namens de Eeuwige heeft gesproken niet uitkomen heeft hij in zijn eigen overmoed gesproken.

q       We moeten concluderen dat deze tekst in Deuteronomium niet specifiek over de Messias gaat maar alleen een handvat is waarmee profeten herkend kunnen worden ondanks het feit dat het aan de hand van het boek Handelingen anders wordt uitgelegd.

 

Al gaat deze tekst niet specifiek over de Messias, het gaat weldegelijk in het bijzonder over de Messias. Als men niet naar de profeten luistert en “uitgeroeid” wordt, hoeveel meer zal degene die niet naar de Messias wenst te luisteren, die hoog boven Gods schepping staat, ook uitgeroeid worden? Dus nogmaals: Al heeft deze verwijzing niet specifiek met Yeshua te maken, het bereikt in Hem wel zijn ultieme doel, omdat Hij nu eenmaal de Profeet der profeten is.

 

q       Met name de tekst 2:12 wordt gezien als Messiaans. Het zou de betekenis hebben: Aanvaardt Jezus (als verlosser) anders kom je onder de toorn van God. Als we deze tekst in het Hebreeuws bekijken staat er echter iets anders dan er is vertaald. Letterlijk staat er namelijk. “Omarm puurheid opdat Hij (God) niet toorne. Dat is heel wat anders. Het woord dat de vertalers in zoon hebben vertaald is ‘baar’. Het Aramese woord ‘bar’ betekend inderdaad zoon. Maar hier staat het hebreeuwse woord ‘baar’. Dat is iets heel anders. Het Hebreeuwse woord voor zoon is ‘ben’ (wat ook in vers 7 wordt gebruikt). De psalm gaat inderdaad over de Messias maar duidelijk als een fysieke koning die de aarde zal regeren. Zie ook 2:6 waarin de Gezalfde (Messias is het hebreeuws voor gezalfde. Koningen werden gezalfde genoemd maar bijv. ook hogepriesters an alle anderen die voor een bepaalde taak waren gezalfd)

 

Dat dit een Messiaanse Psalm is wordt terecht niet ontkend, maar voor beide vertalingen is wat te zeggen. Omdat “bar” hebreeuws is voor puurheid en omdat het Aramees is voor “zoon”. Maar natuurlijk worden christelijke vertalingen weer beticht van het zo nodig Jezus te willen invullen. Maar laat het nou zo zijn dat Abraham Ibn Ezra – een van de grootste rabbijnse commentatoren uit de middeleeuwen – ook vond dat “bar” op de Messiaanse Koning slaat en niet op “puurheid”. Hij schreef:

 

“Dien de Eeuwige”, slaat op de Eeuwige, terwijl “kus de zoon” op zijn gezalfde slaat en de betekenis is net als [de betekenis van de zin] “Wat, mijn zoon [beri], (zal ik u zeggen)? ja wat, zoon van mijn schoot [bar bitni]?”(Spreuken 31:2) En aldus is er geschreven “Mijn zoon zijt gij;” (Psalm 2:7)  Zo luidt ook een interpretatie uit de Zohar waar “bar” gelijk wordt gesteld met de zoon van God: “Jij bent de Goede Herder: over jou werd er gezegd “Kus de zoon”, jij bent groot hier beneden, de leraar van Israel, de Heer van de dienstbare engelen, de zoon van de Allerhoogste, de zoon van de Heilige, moge Zijn naam worden geprezen en Zijn Heilige Geest [Shechina]. (bron: Dr Michael L. Brown uit Answering Jewish Objections to Jesus, Vol. 3, blz. 114)

 

 

q       (Psalm 110) In vers 1 staat er: De Eeuwige zegt tot mijn meester (ofwel De Eeuwige zegt tot David, die hun meester was). De Levieten zingen deze psalm over David. De meeste vertalers vertalen n.a.v. Matt. 22:41-46 “De Here zegt tot mijn Here” er op doelend dat Jezus God is en dat deze tekst over Jezus gaat. Als we dus de grondtekst bekijkend heeft die verklaring echter geen grond. In vers 4 staat vanuit het Hebreeuws" 'De Eeuwige heeft gezworen en het berouwt Hem niet, Je zal priester zijn voor altijd want je bent een koning der gerechtigheid (rechtvaardige koning). Melchizedek betekend koning der gerechtigheid, rechtvaardige koning. Het betekend: Een Joodse koning moet dienst doen als een priester; Het volk (Israël) dichter bij de dienst aan de Eeuwige brengen.

 

Ook hierover wijdt ik uit op mijn website …. Wederom bewijst dit niet dat de Messias God is, maar het zegt wel wat over Zijn status. Als de Messias David’s zoon moet zijn, de zoon van de meest illustere koning die Israël ooit gehad heeft, hoe kan de Messias dan David’s Heer zijn? Net als bij Chizkiyahu, bestaat Malki-Tsedeq uit 2 woorden, namelijk, “melech” dat koning betekent, en “tsedeq” dat rechtvaardig betekent. En net als bij Chizkiyahu is er ook hier sprake van een vervoeging naar het eerste persoon enkelvoud. Dus “malki” is “mijn koning” en “tsedeq” is “rechtvaardig” en dus krijg je “mijn koning is rechtvaardig” of “mijn rechtvaardige koning”. Bovendien gaat het hier ondubbelzinnig om een eigennaam en niet om een titel en wordt er terugverwezen naar Malki-Tsedeq uit Genesis 14, die Hoge Priester was van de Allerhoogste. Hierover wordt er in de Hebreeënbrief, hoofdstuk 7, verder uitgewijd in een zinnebeeld, waarbij van de Messias wordt gezegd dat hij niet op basis van zijn afstamming is gekozen tot Hoge Priester (naar de Tora, zoals Aharon door zijn afstamming priester is geworden), maar op basis van zijn onvergankelijke leven (als Malki-Tsedek, wiens afstamming er niet toe deed, maar door uitverkiezing van God Hoge Priester was).

 

q       In vers 10 staat er als we de grondtekst bekijken: “en ze zullen mij aanschouwen, vanwege degene (at asher) die was doorstoken. Met de bovengenoemde vertaling wordt verwezen naar  Jezus (Jezus werd echter door Romeinen in zijn zij gestoken en niet door Joden). Er staat ze zullen naar Mij (God) opzien vanwege degene die doorstoken is. God en de doorstokene zijn twee verschillenden. Zie voor de bredere context Jes. 61:3 “om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting van de Eeuwige, tot zijn verheerlijking.” , Jes. 66:10 “Verheugt u met Jeruzalem en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt. Verblijdt u over haar met blijdschap, gij allen die over haar treurt, opdat gij zuigt en u laaft aan haar vertroostende borst,” en 2 Kron. 35:22-25 “22  Doch Josia wendde zich niet van hem af, maar vermomde zich, om tegen hem ten strijde te trekken; hij luisterde niet naar de woorden van Neko, die uit de mond Gods kwamen, en bond de strijd aan in de vlakte van Megiddo. 23  Toen raakten de schutters koning Josia; en de koning zeide tot zijn dienaren: Brengt mij weg, want ik ben zwaar gewond. 24  En zijn dienaren haalden hem uit de strijdwagen, vervoerden hem op zijn tweede wagen en brachten hem naar Jeruzalem. Toen stierf hij en werd bijgezet in de graven zijner vaderen, en geheel Juda en Jeruzalem bedreven rouw over Josia. 25  En Jeremia zong een klaagzang op Josia, en al de zangers en zangeressen gewaagden van Josia in hun klaagzangen, tot heden toe. Zij maakten hiervan een vaste gewoonte in Israël; zie, zij zijn geschreven in de Klaagzangen.”

 

 

Hier gaat de schrijver nogmaals in de fout over de Hebreeuwse betekenis van de tekst in de Tenach. De woorden “et asher” betekenen niet “vanwege degene”. Dit is nooit het geval. De betekenis van de woorden zijn afhankelijk van de context waarin ze zich bevinden. Hebben ze betrekking tot een gebeurtenis of een zaak, dan hebben ze de betekenis “vanwege/doordat /wat” of iets in die geest. Maar hebben ze betrekking tot een persoon, dan hebben ze de betekenis “die/degene die/wie” of iets in die geest. Maar nooit “vanwege degene” samen. Ik heb een paar voorbeelden die dit illustreren. De woorden “et asher” en de bijbehorende vertalingen heb ik vergedrukt en geaccentueerd. 

 

Dan zult gij Isaï tot dit offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven wat (et asher) gij doen moet; gij zult voor Mij zalven wie (et-asher) Ik u zal aanwijzen.. (1 Sam 16:3)

 

.. maar Gij hebt mij niet doen weten, wie (et asher) Gij met mij zult zenden…(Ex 33:12)

 

Ik zal genadig zijn, wie (et asher) Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wie (et asher) Ik Mij ontferm

(Ex 33:19)

 

 Mijn heer koning! deze mannen hebben kwalijk gehandeld in alles, wat zij gedaan hebben aan de profeet Jeremía, die (et asher) zij in de kuil geworpen hebben; (Jer 38:9, SVV77)

 

De eerste tekst geeft precies weer wat ik bedoelde te zeggen. De “et asher” in het groen heeft betrekking op een situatie en de tweede heeft betrekking op een persoon. Zie het verschil in de betekenis. En de laatste tekst uit Jeremia heeft grammaticaal gezien precies dezelfde constructie als Zacharia 12:10 en zie maar kans om daar de betekenis “vanwege degene” te plaatsen zonder er een zootje van te maken.

 

Jeremia 38:9 עָשׂוּ לְיִרְמְיָהוּ הַנָּבִיא  rva ta הִשְׁלִיכוּּ
wat zij gedaan hebben aan de profeet Jeremía die zij [in de kuil] geworpen hebben
Zecharia 12:10 וְהִבִּיטוּ אֵלַי rva ta  דָּקָרוּ
En zij zullen zien naar Mij Die zij hebben doorstoken

 

Dus de enige juiste vertaling van Zacharia 12:10 moet zijn: En zij zullen naar Mij zien, Die zij doorstoken hebben…

Wat de schrijver ook beweert is dat Yeshua niet door Joden maar door Romeinen is doorstoken en dus slaat de Messiaanse lezing de plank totaal mis. Ook hierover heeft de Bijbel van een soortgelijke situatie een heel ander getuigenis. In 2 Samuel 11-12 zien we de situatie dat koning David de opdracht geeft aan zijn generaal om ervoor te zorgen dat Uriah de Hetiet de strijd tegen de Ammonieten niet overleeft, om zodoende zijn misdaad – het zwanger maken van de vrouw van Uriah – te verbergen. Maar wat zegt God over die situatie?

9 Waarom hebt gij dan het woord van de EEUWIGE veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uriah, de Hethiet, met het zwaard verslagen, en zijn vrouw hebt gij u tot vrouw genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen.

Dus al was David mijlenver verwijderd van de slachting van Uriah, toch houdt Hij David verantwoordelijk voor de dood van Uriah en niet de Ammonieten, door wiens zwaard Uriah gedood is. Waarom? Omdat David zijn dood heeft beraamd en hem zonder reden heeft overgeleverd aan de Ammonieten om te sterven. Zo ook heeft, in de zaak van Yeshua, de leiders van Zijn volk Zijn dood tegen Hem beraamd en Hem zonder reden overgeleverd om te worden gedood door de Romeinen. Het is dus met recht dat Zacharia zegt dat de leiders van het volk van de Messias, Israël, Hem doorstoken heeft door de Romeinen.

 

(Maleachi 4:1) Met name vers 2 wordt als een specifieke verwijzing gezien naar Jezus (n.a.v. van Matt. 9:20,21). In deze teksten aan het eind van het oude testament wordt er een beeld gegeven over de toekomst die nog moet komen. Dat wordt duidelijk aan de hand van vers 1 “die dag komt brandende als een oven”. De frase “onder haar vleugelen” heeft specifiek te maken met het luisteren naar God, het onderhouden van de Thora. Dat lees je in de context, hoofstuk 3 (14 Gij zegt: Nutteloos is het God te dienen; wat gewin geeft het, dat wij zijn geboden onderhouden en dat wij in rouw gaan voor het aangezicht van de Eeuwige der heerscharen? 15  En nu, wij prijzen de overmoedigen gelukkig; niet alleen worden zij gebouwd, terwijl zij goddeloosheid bedrijven, maar ook verzoeken zij God, en ontkomen. 16  Dan spreken zij die de Eeuwige vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De Eeuwige bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de Eeuwige vrezen en zijn naam in ere houden. 17  Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de Eeuwige der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient.). Dat wordt ook duidelijk in 4:4 “Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, inzettingen en verordeningen” Dit tekst gedeelte is het laatste gedeelte uit de Tenach met daarin als het ware een laatste oproep. Daarom geven deze woorden ook duidelijk aan wat voor Israël van belang is om tot herstel te komen. Er staat “Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israel, inzettingen en verordeningen”. Dat geeft aan dat herstel van Israël plaats vindt door bekering naar het onderhouden van de Thora zoals dat als eeuwige inzetting in Lev. 26 (40 Maar belijden zij hun ongerechtigheid en die hunner vaderen, in de ontrouw waarmede zij tegen Mij ontrouw zijn geweest, en ook dat zij zich tegen Mij verzet hebben…42  dan zal Ik mijn verbond met Ya’akov gedenken; ook mijn verbond met Itschak en ook mijn verbond met Avraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land gedenken.  …  45  Maar Ik zal hun ten goede gedenken het verbond met hun voorvaderen, die Ik voor de ogen der volken uit het land Egypte heb geleid, om hun tot een God te zijn. Ik ben de Eeuwige) en Deut. 30 (1 Wanneer dan al deze dingen over u komen, de zegen en de vloek, die ik u voorgehouden heb, en gij dit ter harte neemt te midden van al de volken, naar wier gebied de Eeuwige, uw G’d, u verdreven heeft, 2  en wanneer gij u dan tot de Eeuwige, uw G’d, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw ziel, 3  dan zal de Eeuwige, uw G’d, in uw lot een keer brengen en Zich over u erbarmen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de Eeuwige, uw G’d, u verstrooid heeft. 4  Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, de Eeuwige, uw G’d, zal u vandaar bijeenbrengen en vandaar halen; 5  de Eeuwige, uw G’d, zal u brengen naar het land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij zult het bezitten en Hij zal u weldoen en u talrijker maken dan uw vaderen. 6  En de Eeuwige, uw G’d, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Eeuwige, uw G’d, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft) is gegeven. Om concreet te zijn. Er staat niet dat er na een bepaalde tijd de Thora wordt afgeschaft en dat het geloof in Gods vergeving door de dood van de Messias daarvoor in de plaats komt. Als dat zo zou zijn zou dat specifiek hier vermeldt zijn. Latere gebeurtenissen moeten aan het voorgaande getoetst worden. Als het latere in tegenspraak is met het eerdere moet je het latere laten rusten en je aan de oorspronkelijke instructies houden. De woorden “Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban” heeft ook weer specifiek te maken met het weer onderwijzen van de Thora door de vaders en het weer luisteren van de kinderen naar het Thora onderwijs dat de vaders geven Deut. 6: 7 “gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat.”

 

Het is dan ook helemaal terecht dat deze link wordt gemaakt tussen Mattëus 9:20 en 21 en Maleachi 4:2. Want wat of wie is die “zon der gerechtigheid, met genezing onder haar vleugels”? Dat is niet de Tora, want van de Tora wordt niet gezegd dat die genezing geeft. Het is God die Israël’s Geneesheer is. Het is inderdaad God die door de Messias Israël geneest. Hij komt met genezing onder zijn vleugels. Let ook op het woord “bich’nafeiha” (van de stam “kanaf”), dat betekent “in haar vleugels”, dat doet denken aan de Talit, de gebedsmantel, waar de Tsitsit (de franjes) aan hangen, die wordt opgedragen in Numeri 15:38. Dit is de “kwast” die de vrouw aanraakt in Mattëus 9:20. Terwijl die teksten, die de schrijver van dit artikel aanhaalt, helemaal niets met vers 2 te maken hebben. De schrijver heeft wel gelijk wanneer hij zegt dat de Tora niet ophoudt wanneer de Messias komt en er is niets wat een christen kan zeggen dat dit kan veranderen. Maakt niet uit hoe vaak ze Paulus citeren, ze zullen geen woord van Yeshua of de Profeten uit de Tenach vinden die dit kracht bijzet. Zeg ik hiermee dat Paulus een valse leraar is? Nee! Ik zeg dat indien jij wat Paulus zegt zó leest dat hij Yeshua en de Profeten uit de Tenach tegenspreekt, dan moeten we óf onze bedenkingen plaatsen bij zijn woorden, óf je leest hem verkeerd en zegt hij iets anders dan jij denkt dat hij zegt. Misschien zou je daar (als christen die denkt dat de Tora “na het kruis” is afgeschaft) maar even over kunnen nadenken.

 

(Daniel 9) In dit gedeelte wordt er als eerste gesproken over het terugvorderen van de Hier wordt als eerste gesproken niet onderhouden shabbatsjaren die ‘teruggevorderd’ zouden worden. Le 26:34 “Dan zal het land zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, al de dagen dat het woest ligt en gij in het land uwer vijanden zijt; dan zal het land rusten en zijn sabbatsjaren vergoeden. 35 Al de tijd der verwoesting zal het rusten, de rust die het niet gehad heeft gedurende uw sabbatsjaren, toen gij daarin woondet.”  Er wordt door het woordgebruik van de weken eigenlijk terugverwezen naar de niet onderhouden shabbatsjaren. Zie de context: 9:4 En ik bad tot de Eeuwige, mijn God, en deed schuldbelijdenis en zeide: Ach Here, Gij grote en geduchte God, die vasthoudt aan het verbond en de goedertierenheid jegens hen die U liefhebben en uw geboden bewaren; 5  wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen,….. 13  Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen, en wij hebben de Eeuwige, onze God, niet vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden en acht te slaan op uw waarheid. In een aantal christelijke vertalingen wordt de tekst iets anders vertaald met name de versen 25 en 26 “tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden. En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn”. De Messias waar in bijde versen over gesproken wordt is dan Jezus. Gebaseerd op het hebreeuws worden hier echter twee gezalfden genoemd. De eerste is er na 7 shabbatsjaren nadat het woord uitging. De andere gezalfe is er na 69 shabbatsjaren. De eerste is Kores, die een gezalfde van God wordt genoemd (Jes. 45:1 Zo zegt de Eeuwige tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten.) (Jes. 44:28  die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest. 45:1 Zo zegt de Eeuwige tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten.). De gezalfde die in vers 26 wordt genoemd is Agrippa, de laatste joodse koning (in Davids lijn). Hij stierf net voor het einde van de 2e tempelperiode.De vorst die verder in vers 26 wordt genoemd is de Romeinse Titus. Let op: de juiste vertaling van vers 26a (En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is) is: En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, en niet meer zijn (zoals het in de Lutherse vertaling vertaald wordt). Ook nu wordt de vertaling (zonder dat uit een bepaalde vooronderstelling te doen) heel anders.

 

Ik zal beginnen te zeggen dat, naar mijn mening, wat de schrijver zegt klopt als hij het heeft over dat de tekst over 2 verschillende gezalfden gaat. Maar hoe dan ook, bij de Messiaanse lezing gaat het om de 2e gezalfde. De tweede gezalfde wordt in de Messiaanse interpretatie gezien als de Messias. De letterlijke vertaling van dit vers is:

 

Wl !yaw xyvm trky ~ynvW ~yvv ~y[bvh yrxaw

En na de tweeënzestig zevens, zal worden uitgeroeid een gezalfde en hij heeft niets.

 

Er is dan ook niets op tegen om het hebreeuwse “Mashiach” te vertalen met “Messias” in plaats van “een gezalfde”. Wat de uitdrukking “we’ein lo” betreft, die betekenis is onduidelijk en het is dan ook alleen door een bevooroordeelde zienswijze dat iemand zou kunnen zeggen dat het geen “terwijl er niets tegen hem is” zou kunnen betekenen. Want als je het puur letterlijk wil lezen, dan moet ook de voorgestelde lezing “en er niet meer zijn” worden afgewezen als een “juiste vertaling“. Als je in het Hebreeuws wil aangeven dat je iets niet hebt dan zeg je “ein li” (ik heb niet). Bij voorbeeld “ik heb geen geld” is “ein li kesef”. En zo is “en hij heeft geen geld” is “we’ein lo kesef”.

Al met al zijn beide vertalingen incorrect te noemen wanneer je het letterlijk wil vertalen. Maar het is onjuist om zowel de voorgestelde vertaling als de vertaling die hier afgewezen wordt, als foutief aan te merken. Simpelweg omdat de juiste betekenis van wat Daniël hier wil zeggen, niet duidelijk is.

 

Nakdimon

 

Wat vind jij van deze website: e-mail me!

Terug naar de hoofdpagina

Hosted by www.Geocities.ws

1