Hoe doe ik onderzoek op een Joodse begraafplaats

Een joodse begraafplaats wordt vaak genoemd 'Het huis van de levenden - beth hachajiem'. Daarmee wordt, behalve het denkbeeld van de onsterfelijkheid van de ziel, ook aangegeven dat de dood onderdeel van het leven uitmaakt. In het Nederlands-Jiddisch spreekt men ook van keiwerowes, waarmee 'kewer awoth' - graf van de vaderen wordt bedoeld. Soms wordt er abusievelijk gesproken van kerkhof. Het enige kerkhof dat door joden bewoond is, was het noordelijke stukje kerkhof bij de Grote of Eusebiuskerk te Arnhem. Dat was door de Magistraat van Arnhem aan David Abraham Meijer verkocht, die het op eigen kosten moest ruimen en er een plein voor z'n huis van maakte. In 1780 werd daar zijn oudste zoon, de rechtsgeleerde Jonas Daniel Meijer geboren. Diens joodse naam luidt Jona David Rintel. Die wijsheid heb ik gehaald van de grafsteen die zich vooraan op de joodse begraafplaats Muiderberg bevindt.

Een grafsteen is niet alleen een plek voor de familie om op een jaartijd of voor Rosj Hasjana naar toe te gaan, maar is ook een bron van informatie voor geschiedkundigen en genealogen.

Veel joodse begraafplaatsen, verspreid door het hele land, worden momenteel gefotografeerd en de stenen ervan vertaald, want vooral de oudere stenen bevatten veel Hebreeuwse tekst. Pas vanaf het eerst kwart van de 19e eeuw komt naast het Hebreeuws de landstaal voor. Eerst alleen voor de naam van de overledene; naarmate we naar onze tijd toekomen, vermeerdert de Nederlandse tekst ten koste van het Hebreeuws. Toch blijft men over het algemeen vasthouden aan de joodse naam van de overledene en die van de ouders in het Hebreeuws. Wanneer men een trouwe sjoelganger was, vormt dat geen probleem; de man wordt bij z'n joodse naam opgeroepen; de vrouw krijgt bij haar joodse naam een misjeberag - zegening. Maar oj wawoj als men Hans en Kathy van der Hoek heet en de sjoeldrempel nooit genomen heeft. In de tijd, waarin men als achtergeblevene wel andere dingen aan z'n hoofd heeft, vliegt men rabbijn en killebestuur bijna aan als die niet met de Hebreeuwse namen op de proppen komen.

Een joods jongetje van na de oorlog wordt bij z'n briet miela met z'n joodse naam ingeschreven en dat is op te vragen bij de betreffende kille. Maar mensen die zich, om begrijpelijke redenen, nergens bij een joodse gemeente in een register willen inschrijven, doen er verstandig aan hun joodse naam en die van hun ouders bij het leven uit te zoeken en ergens te deponeren, zodat het geen ergernissen en extra verdriet bij de achtergeblevenen oproept.

Als amateur-historica is mijn werkterrein/uitgangspunt het keiwerowes en dan speciaal de namen op de grafstenen, waarbij ik de gehele begraafplaats in kaart wil brengen om daarmee de geschiedenis van de betreffende kille te kunnen ondersteunen. Op de -eventuele vertaalde- steen staat de joodse naam en de datum van overlijden. Maar wie, o wie is Sjeine, dochter van rabbi Awraham, genoemd de vrome, die zoveel goeds voor de kille koudesj deed en wier moeder Keile was. Om daar achter te komen, tel je bij de joodse datum het getal 240 op. Je krijgt dan de gregoriaanse datum. Bijvoorbeeld (5)657 + 240 = (.)897. In plaats van de (5) zet je de 1. Het jaar is dan 1897. Maar er is een addertje onder het gras, waar veel niet-joodse vertalers door gebeten worden. Ons Nieuwjaar begint 1 Tisjri. Daarna staat er voor ons bijvoorbeeld (5)758, terwijl het nog 1997 is. Pas vanaf januari 1998 kun je weer vrolijk 240 erbij optellen. Er is trouwens een omrekentabel voor de computer of je kunt de Encyclopaedia Judaica raadplegen.

In elk geval kun je met de zo verkregen datum naar het archief van de plaats van overlijden stappen. Je vraagt het jaarboek op en zoekt op de betreffende datum naar een joodse naam.

Sjeine bas Awrohom blijkt Gezina de Groot te heten. Ze is geboren te Meppel, ongehuwd overleden en de dochter van Abraham de Groot die koopman is en Adèle de Vries. Je kunt nu naar Meppel snellen, waar je verder kunt neuzen in het archief, maar als Den Haag handiger is, ga je daar naar toe. Vlak bij het centraal station bevindt zich het Bureau voor Genealogie. Daar ga je op zoek naar een boek over joods Meppel en vraag je of zich al iemand heeft bezig gehouden met de families de Groot en de Vries, liefst uit het noorden van het land, want dan zit je gebrand. Heb je deze stappen eenmaal genomen, dan is er geen weg meer terug. Ook jij bent besmet geraakt met het 'virus', loopt met grote, gehaaste stappen door archieven heen, belt wildvreemde mensen of ze ook in de familie van Gezina de Groot zitten. Ineens blijk jezelf familie van genoemde Gezina en wordt de drang nog groter om alles over al haar familieleden te weten te komen. Dat lukt, zeker in het begin, wonderwel en je wilt wel aan iedere bezoeker van het archief vertellen dat je net ontdekt hebt dat je overgrootvader met de handkar de boer op ging. Je begrijpt pas na opwindende weken waarom al die bezoekers stoïcijns achter hun eigen tabelletjes uitgebreid niet naar je wilden luisteren.

Inmiddels heb jij ook van die tabelletjes ontworpen en werk je gestaag verder aan je familie-geschiedenis die verbonden blijkt aan een plaatselijk keiwerowes, je oorspronkelijke uitgangspunt. Die geschiedenis brengt je al gauw over de grens, meestal de oostgrens en je begint aan de lange familie-reis terug. Fürth, Frankfurt a/d Oder, Krakau, Minsk. En je schrijft het boek over je familie voor je kinderen en kleinkinderen, waarbij je hoopt dat een van hen aan zijn of haar kinderen de naam zal geven van de door jou gevonden stamvader- of moeder. Voor je geestesoog zie je je bloedeigen voorouders met hun schamele bezittingen trekken. Van land tot land, opgejaagd of als bruid of bruidegom ver weg van het ouderlijk huis om tenslotte te eindigen op een verstild plekje grond.

 

 

Terug naar Genealogy