Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

IVISEP nieuwsbrief, editie juli-aug-sept 2001

Download print versie: right-click -> save target as


REDACTIONEEL

Zeer geachte lezer,

Vrede zij met u.

Hierbij ontvangt u wederom een nieuwsbrief van het ‘IVISEP’. Zoals gebruikelijk is ook in deze editie aandacht gewijd aan enkele actuele onderwerpen, evenals aan andere godsdiensten.

Het spijt ons zeer te moeten vermelden dat onze nieuwsbrief de komende tijd iedere drie maanden zal verschijnen, in plaats van iedere twee maanden. De reden hiervoor is, dat wij van het ‘IVISEP’ ook op andere manieren willen trachten de Islâm tot de lezer te brengen; de voorbereidingen hiertoe nemen vrij veel tijd in beslag.

Wij zullen u via onze komende nieuwsbrieven inlichten over de op handen zijnde activiteiten.


Verlossing ook in andere religies

De emeritus aartsbisschop van Wenen, kardinaal Franz König, toont zich in een recent schrijven in The Tablet van 7 april 2001 verheugd over de nieuwe openheid van de Kerk voor de interreligieuze dialoog. Vooral sinds het Tweede Vaticaans Concilie en, in het bijzonder, door concrete initiatieven van paus Johannes Paulus II ten aanzien daarvan. Hij stelt kritische kanttekeningen bij het optreden van de Congregatie voor de Geloofsleer jegens de theoloog pater Jacques Dupuis SJ en zijn boek: ‘Towards a Christian Theology of Religious Pluralism’.

Vroeger wisten we niet beter, zo stelt kardinaal Franz König. We kenden alleen onze eigen beschaving, en onze eigen religie. En hadden geen weet van andere beschavingen en religies. Die religies werden bestempeld als heidens, afgodisch en bijgelovig of gewoonweg: vals. Daar kwam in de vorige eeuw verandering in. De eerste uitgesproken positieve opstelling van onze Kerk jegens de niet-Christelijke godsdiensten dateert van het Tweede Vaticaans Concilie. In één van de documenten daarvan: ‘Nostra Aetate’ wordt gesteld, dat: ‘in een wereld waarin de mensen nader tot elkaar komen de Kerk haar relaties met niet-Christelijke religies – met grote zorgvuldigheid – moet onderzoeken’. Zij moet nagaan welke relaties er zijn, en welke het verdienen om gestimuleerd te worden.

Dit onderzoek vloeit voort uit één van de traditionele universele taken van de kerk, namelijk om een bijdrage te leveren aan ‘de bevordering van de eenheid en de onderlinge liefdadigheid van de naties van de wereld’. Nadrukkelijk werd toen ook gesteld dat de Kerk ‘niets verwerpt van wat aan waarheid en heiligheid in andere religies aanwezig is’. In deze geest worden de gelovigen opgeroepen om met de grootste zorgvuldigheid en liefdevol met leden van andere religies in discussie te treden en met hen samen te werken. Met bovendien de aanbeveling: ‘laat Christenen terwijl ze gevormd worden in hun eigen geloof en levenswijze de spirituele en morele waarden bij niet-Christenen erkennen, onderhouden en aanmoedigen’.

Paus Johannes Paulus II heeft er tijdens zijn pontificaat veel aan gedaan om deze opvatting van de Kerk ‘handen en voeten te geven’. Met zijn uitnodiging aan alle religies van de wereld voor een ontmoeting in Assisi in 1986 – in het Internationale Jaar van de Vrede – opende de paus de ogen van de gelovigen voor wat hij eigenlijk bedoelde. In twee herderlijke brieven ‘Redemptor Hominis’(1979) en ‘Redemptor Missio’ (1990) wijst Johannes Paulus II op de ‘alomtegenwoordigheid van het Goddelijke, van Jezus Christus en van de H. Geest in de niet-Christelijke godsdiensten van de wereld’.

Verlossingselementen

In een theologie van het pluralisme, een theologie voor de plurale samenleving, gaat het volgens König niet alleen om vragen omtrent morele waarden die in de verschillende religies voorgestaan worden. Maar vooral om ‘religieuze waarden en hun betekenis voor de verlossing van mensen’. In de erkenning van gemeenschappelijke morele waarden, die de verschillende godsdiensten in de vorming van hun leden meegeven, wordt vaak een goede basis gevonden van dialoog en onderlinge samenwerking. Maar daarmee wordt de dialoog niet uitgeput. Het typische kenmerk van de interreligieuze dialoog betreft namelijk het onderwerp van de verlossing van de mens uit de wereld van zonde en gebrek. Wie verlossingselementen in andere religies vindt, zo stelt König, vermindert niet de waarde van zijn eigen religie. In de ontmoeting met andere religies krijgt een Christen steeds weer nieuwe vragen voorgelegd en wordt hij met nieuwe moeilijkheden geconfronteerd. Dat daagt hem uit. Zoals de Congregatie voor de Geloofsleer met haar document ‘Dominus Iesu’ zo scherp stelde. Namelijk hoe makkelijk religieus pluralisme tot relativering van het eigen geloof en de eigen zendingsopdracht kan leiden.

De basis van het Christelijk geloof, zo wordt in ‘Dominus Iesu’ gesteld, is de unieke en universele redding van de mens door Jezus Christus. Een redding die het resultaat is ‘van de verlossingswil van de drie-enige God door het mysterie van de incarnatie van de zoon van God, die aan het kruis stierf en uit de doden opstond’. ‘Dominus Iesu’ nodigt in het kader van de theologie van het pluralisme uit tot theologisch onderzoek naar het bestaan van andere religieuze ervaringen en hun betekenis in het Goddelijk verlossingsplan. Hoe vallen, met andere woorden, historische figuren en positieve elementen van andere godsdiensten binnen het Goddelijk verlossingsplan voor de mens. Een zeer open houding jegens niet-Christelijke godsdiensten. Maar als dan pater Jacques Dupuis van de Congregatie van de Jezuïeten een theologie van het pluralisme presenteert, wordt hij fel op de vingers getikt. Kardinaal König is van mening dat de Congregatie voor de Geloofsleer daarin niet alleen de open houding jegens andere godsdiensten, zelfs van ‘Dominus Iesu’, mist, maar bovendien een gezaghebbende theoloog van de katholieke kerk onnodig pijn doet.

Bron: Omhoog (weekblad van het RK-Bisdom te Paramaribo), editie 13 mei 2001

Noot van IVISEP:

Wij willen van de gelegenheid gebruik maken om het  begrip ‘verlossing’ in de Islâm kort uiteen te zetten. Volgens de Islâm wordt de mens als een schone lei, oftewel zondeloos, geboren (Qur’ân 95:4: zie verder).

De Islâm kent niet de zgn. erfzonde en in verband hiermee kan dus niet gesproken worden van ‘verlossing’. De mens zal slechts verantwoordelijk gehouden voor de daden die hij zélf tijdens zijn leven verricht. Zo zegt de Qur’ân in 6:165: “en geen drager van een last zal de last van een ander dragen”.

Door zijn gedrag op deze wereld kan de mens zich geestelijk verheffen, zoals door het verrichten van het gebed en het doen van goede daden; uiteraard kan hij ook in zonde vervallen door het verrichten van slechte daden. De keus is aan hemzélf en hij kan daarvoor verantwoordelijk gehouden worden. Zo stelt de Qur’ân:

“Voorzeker hebben Wij de mens in de beste vorm geschapen. Vervolgens brengen Wij hem terug tot de laagste der lagen. Behalve degenen die geloven en het goede doen, want zij zullen een nooit af te snijden beloning hebben.” (95:4-6)

Met andere woorden: de mens wordt zondeloos geboren, maar is geneigd tot slechte daden. Daarom kan hij zichzelf slechts verheffen door te geloven en goede daden te verrichten.

Als de term ‘verlossing’ volgens de Islâm geïnterpreteerd moet worden, zal dat slechts betekenen verlossing van de kwade neigingen die de mens plagen, oftewel de influisteringen van de satan.


Roddel en laster

Het is reeds lang bekend dat de Heilige Qur’ân vele waarheden en wijsheden bevat, die pas de laatste jaren worden ontdekt cq toegepast. Zo spreekt dit Heilig Boek zich ook uit tegen roddel en laster, zaken die de laatste tijd zowel in Nederland als in de Braziliaanse stad Cascaval strafbaar zijn gesteld. Hieronder worden de betreffende krantenberichten gedeeltelijk aangehaald.

Beledigen wordt een dure grap (De Telegraaf, 13 juli 2001)

DEN HAAG - Degene die iemand beledigt wegens zijn lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap loopt het risico op een celstraf van een jaar of een geldboete van ƒ10.000. Minister Korthals (Justitie) wil korte metten met dit soort beledigende uitingen maken. De VVD-bewindsman stelt vandaag tijdens de laatste ministerraad voor het zomerreces voor om dit soort lieden hard aan te pakken.

Dure roddels (De Telegraaf, 19 juli 2001)

SAO PAULO - Ambtenaren in de Braziliaanse stad Cascaval mogen niet meer roddelen. Dat heeft het raadslid die de wet heeft opgesteld woensdag bekendgemaakt. Medewerkers van de gemeente die zich toch in het geruchtencircuit storten kunnen rekenen op een officiële berisping, verplichte professionele hulp of in bepaalde gevallen zelfs op schorsing of ontslag.

Zoals reeds eerder gesteld, spreekt ook de Heilige Qur’ân zich uit tegen roddel en laster. Zo lezen wij in 49:11-12:

“O gelovigen! Laat de mensen geen andere mensen uitlachen; misschien zijn zij beter dan zij ..., en vit niet op uw volk, en noem elkaar niet bij bijnamen; kwaad is een slechte naam na het geloof, en wie zich niet bekeren, deze zijn het, die de onrechtvaardigen zijn. O gelovigen! Vermijd de meeste verdenkingen, want waarlijk, verdenking is in sommige gevallen een zonde, en bespied niet en laat sommigen van u anderen niet belasteren. Houdt één van u ervan het vlees van zijn dode broeder te eten? Maar u hebt er een gruwel van.”

Hieruit blijkt dat de Qur’ân roddelen en lasteren niet slechts veroordeelt, maar het zelfs vergelijkt met het eten van het vlees van een dode broeder! En zoals men er een afkeer van heeft om het vlees van een medemens op te eten, dient men volgens bovenvermeld vers ook een afkeer te hebben van het roddelen. Dat is dus één van de vele wijsheden die Allâh, onze Schepper, reeds meer dan veertienhonderd jaar geleden in Heilige Qur’ân voor de gehele mensheid vastlegde.


Ethiek in de Islâm en het Christendom

Een vergelijkende studie – deel 1

In dit onderzoek zal gepoogd worden een vergelijking te maken tussen verschillende ethische leerstellingen uit de Islâm en het Christendom. Het is echter geenszins de bedoeling om alle relevante verzen/teksten/onderwerpen te behandelen. Wij zullen slechts globaal trachten aan te geven wat de overeenkomsten zijn inzake de door ons gekozen onderwerpen.

Kuisheid

Christendom: “U hebt gehoord, dat tot de ouders gezegd is: U zult geen overspel doen. Maar ik zeg u, dat zo wie een vrouw aanziet om haar te begeren, die heeft reeds overspel in zijn hart met haar gedaan.” (Matt. 5:27-28)

Islâm: “En nader niet tot ontucht; waarlijk, het is een onzedelijkheid en slecht is de weg.” (Qur’ân 17:32)

“En kom de onzedelijkheden niet nabij, die daarvan welke openbaar zijn en die welke verborgen zijn.” (Qur’ân 6:152)

“De overspel van het oog is het kijken met een begerige blik naar de vrouw van een ander, en het overspel van de tong is datgene uiten wat verboden is.” (gezegde van de profeet Muhammad)

Eerlijkheid en onbaatzuchtigheid

Christendom: “U zult niet begeren het huis van uw naaste; u zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat van uw naaste is.” (Ex. 20:17)

“Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende wat goed is met de handen, opdat hij hebbe mee te delen aan hem, die nood heeft.” (Éfeze 4:28)

Islâm: “En begeer niet datgene waardoor God sommigen van u anderen te boven heeft doen gaan; de mannen zullen het voordeel hebben van wat ze verdienen en de vrouwen zullen het voordeel hebben van wat zij verdienen.” (Qur’ân 4:32)

“En verslind niet uw bezittingen onder uzelf door valse middelen, en tracht daarmee (ook niet) toegang tot de rechters te krijgen, opdat u een deel van de bezittingen van de mensen ten onrechte zult verslinden, terwijl u weet.” (Qur’ân 2:188)

“Geef de volle maat en wees niet van degenen, die verminderen: en weeg met een rechte weegschaal, en doe de mensen niet in hun goederen (of: rechten) te kort, en handel niet verdorven op het land, kwaad stichtende.” (Qur’ân 26:181-183)

“Op de Dag der Opstanding zal ik de tegenstander zijn van de persoon, die een knecht in dienst heeft en de volle arbeid van hem ontvangt, terwijl hem zijn volle beloning niet wordt uitgekeerd.” (gezegde van de profeet Muhammad)

Beleefdheid

Christendom: “Doch ik zeg u: zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Ráka! die zal strafbaar zijn door de grote daar; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.” (Matt. 5:22)

“Geen vuile reden ga uit uw mond, maar zo er enige goede rede is tot nuttige stichting, opdat zij genade geve aan hen, die ze horen.” (Éfeze 4:29)

Islâm: “En wend uw aangezicht niet met minachting van de mensen af, en wandel niet hoogmoedig in het land; waarlijk, God heeft geen verwaande snoever lief. En volg de rechte weg in uw gang en laat uw stem dalen; waarlijk, de afschuwelijkste der stemmen is het balken der ezels.” (Qur’ân 31:18-19)

“O gelovigen! Laat de mensen geen andere mensen uitlachen; misschien zijn zij beter dan zij ..., en vit niet op uw volk, en noem elkaar niet bij bijnamen; kwaad is een slechte naam na het geloof, en wie zich niet bekeren, deze zijn het, die de onrechtvaardigen zijn. O gelovigen! Vermijd de meeste verdenkingen, want waarlijk, verdenking is in sommige gevallen een zonde, en bespied niet en laat sommigen van u anderen niet belasteren.” (Qur’ân 49:11-12)

“Iemand kan geen Muslim zijn, zolang zijn hart en zijn tong dat niet zijn.” (gezegde van de profeet Muhammad)

Bron: Islâm and Christianity (Mrs. Ulfat Aziz-us-Samad)

Wordt vervolgd


Mîlâd un-Nabî

Het is bekend, dat grote delen van de Muslimwereld de geboortedag van de heilige profeet Muhammad (vrede zij met hem) zeer groots vieren. In Suriname bijv. werd er vorig jaar ter gelegenheid van dit feit een optocht georganiseerd, evenals djalsa’s (religieuze bijeenkomsten), vele dagen achtereen. Ook dit jaar werd er zo’n optocht gehouden, en wel op 24 juni. Op het nieuws van de Nederlandse televisiezender RTL-4 van 9 juni 2001 was een grootse viering van Mîlâd un-Nabî in Amsterdam te zien, waarbij een geestelijke dit feest ‘het belangrijkste feest voor de Muslims’ noemde!

Het is een feit, dat de profeet Muhammad zijn verjaardag nooit heeft gevierd. Het antwoord op onderstaande vraag, welke aan een mufti (Islamitische geleerde) werd gesteld, toont aan dat steeds meer Muslims / Muslimgroeperingen overdreven vieringen van Mîlâd un-Nabî verwerpen.

Waarom verwerpt u de viering van Mîlâd un-Nabî?

Vraag aan mufti Ebrahim Desai

(samengevat door de IVISEP-redactie)

Is het niet waar dat alle grote imâms in de geschiedenis van de Islâm de viering van de Mîlâd hebben aanbevolen vanaf zijn instandkoming, inclusief de grote imâm van het sub-continent, Shah Wali Ullah (r.a.)? Zelfs de imâm van de Wahhabi’s, Ibn Taimiyyah, concludeerde dat er voordelen waren in het vieren van de geboorte van de heilige profeet (v.z.m.h.). Muslims over de hele wereld vieren de Mîlâd.

Antwoord:

Vele mensen vragen herhaaldelijk wat de wettelijke status van ‘Îd Mîlâd un-Nabî’ is. Bovendien, wat is de wettelijke uitspraak van de Shari`ah (Islamitische wetgeving) aangaande het opstaan in eerbiedigheid en het reciteren van ‘salât en salâm’ gedurende de gebruikelijke Mîlâd-handelingen?

De instelling van ceremoniële bijeenkomsten in het kader van ‘Îd un-Nabî’ is verboden volgens de Shari`ah. Belang hechten aan dergelijke feesten is pure bid`ah (vernieuwing) en een nieuwigheid in de religie, omdat noch de profeet zelf het heeft toegestaan, noch de rechtgeleide kaliefen dergelijke feesten organiseerden, noch enige van de andere nobele metgezellen deelnamen aan dergelijke bijeenkomsten. Er kan dan ook geen bewijs hiervoor gevonden worden, ondanks het feit dat deze mensen het meest bekend waren met de handelwijzen van de profeet en hem volmaakt liefhadden. Zij waren ferme volgelingen van de Shari`ah. De profeet (v.z.m.h.) heeft in niet onduidelijke termen gezegd: “Wie iets introduceert in deze religie van ons wat geen deel is van de religie, dit zal verworpen worden.” (Bugârî/Muslim)

De Heilige Qur'ân stelt:

“Voorzeker heeft u in de boodschapper van Allâh een uitnemend voorbeeld, die hoopt op Allâh en de Laatste Dag, en Allâh veel gedenkt.” (33:21)

“Deze dag heb Ik voor u uw religie vervolmaakt en Mijn gunst over u voltooid en voor u de Islâm als een religie gekozen.” (5:3)

De viering van ‘Îd un-Nabî’ in de huidige vorm doet bepaalde serieuze vragen rijzen:

  • Vervolmaakte Allâh de religie niet voor deze Muslimgemeenschap?
  • Onthulde de profeet (v.z.m.h.) niet aan ons alle facetten en aspecten van de Islâm die nodig zijn om in de praktijk te worden toegepast?

Door dergelijke praktijken in te voeren, suggereert men indirect dat de profeet (v.z.m.h.) zeer belangrijke aspecten van de religie voor zijn gemeenschap verborgen hield. Hoe kan dit mogelijk zijn wanneer Allâh Zelf uitdrukkelijk verklaart, dat Hij deze religie voor ons heeft vervolmaakt en Zijn gunst over ons heeft voltooid, hetgeen betekent dat de profeet (v.z.m.h.) elk aspect van de religie heeft overgebracht?

De meest kwade handelingen in de Mîlâd un-Nabî-feesten zijn de daden van shirk (gelijkstellen van andere zaken met Allâh) die plaatsvinden. Onder het mom van liefde voor de profeet (v.z.m.h.) worden er smeekbeden verricht aan andere wezens dan Allâh, namelijk aan de Ambiyâ’ en de Auliyâ`-i Kirâm (de nobele heiligen). De exponenten van ‘Îd Mîlâd un-Nabî’ geloven dat de profeet (v.z.m.h.) naar deze feesten komt en vanwege dit geloof staan zij op in respect en eerbied om hem te verwelkomen. Dit geloof is een schaamteloos verzinsel en een teken van verwarde onwetendheid. De waarheid is dat de profeet (v.z.m.h.) niet arriveert bij enige ‘Îd Mîlâd un-Nabî’ feest en dat hij in zijn graf is te Madinah.

Mogen Allâh ta`âlâ’s zegeningen nederdalen op de profeet (v.z.m.h.).

Gepubliceerd door: Jamiatul Ulama (Transvaal) – Azaadville branch.

Website: www.Islam.tc/ask-imâm/

Islâmic Q&A online with mufti Ebrahim Desai

Noot van IVISEP:

Betreffende het opstaan voor de profeet zijn er overleveringen waaruit blijkt, dat de profeet zelf dat heeft afgekeurd. Zie de aanhalingen in kwestie in het artikel ‘Hoogmoed’, elders in deze editie, uit welke citaten blijkt dat opstaan voor de profeet Muhammad geen enkele religieuze basis heeft.

Een andere vraag die aan de mufti werd gesteld, en die aansluit op het bovenstaande, luidde als volgt:

Leg a.u.b. uit het correcte geloof dat we in de profeet van Allâh (v.z.m.h.) dienen te hebben. Is hij levend in zijn graf? Overleed hij zoals normale mensen?

Hâzir (Alomtegenwoordig) en Nâzir (Alziend) zijn de attributen van Allâh alleen. Geen enkel menselijk wezen, inclusief onze profeet (v.z.m.h.), kan Hâzir en Nâzir zijn. Onze geliefde profeet (v.z.m.h.) rust in Madinah Munawwarah. Hij informeerde ons dat, indien iemand ‘salâms’ naar hem stuurt, de engelen de ‘salâms’ aldaar voor hem brengen.

Tot zover het antwoord van de mufti.

Noot van IVISEP:

Ook de Heilige Qurân geeft duidelijk aan dat slechts Allâh alom aanwezig is. Zo lezen wij in 58:7:

“Ziet u niet, dat Allâh weet wat in de hemelen en wat op de aarde is? Nergens is een geheime beraadslaging tussen drie personen, of Hij is de vierde van hun; noch (tussen) vijf, of Hij is de zesde van hun, noch minder dan dat noch meer, of Hij is met hen, waar zij ook mogen zijn …”

Hieruit blijkt duidelijk, dat slechts Allâh ta`âlâ Alziend en Alomtegenwoordig is. De profeet Muhammad (evenals alle andere profeten) was niets meer dan een normaal mens en het enige dat hem onderscheidde van zijn medemensen was, dat Allâh hem tot profeet verhief om Zijn boodschap aan de mensheid over te brengen. Allâh beveelt de profeet immers te zeggen: “ik ben slechts een sterveling als u” (Qur’ân 18:110).


Het geluk ligt niet in de sterren

De astrologie is vandaag de dag zeer wijd verbreid. Veel mensen zoeken hulp en oriëntering niet bij God en in Zijn Woord, maar in de sterren en in hun horoscoop. Wat zit daar achter? Is astrologie werkelijk een levenshulp, zoals tijdschriften en televisieprogramma’s willen doen geloven?

De astrologie berust op de volgende principes: planeten zijn actieve machten (mythisch wereldbeeld). De aarde staat in het centrum van de wereld; om haar heen zijn zeven sferen met de planetenbanen en een achtste sfeer met de vaste sterren (Ptolemeïsch wereldbeeld). Eigenschappen en werkingen der planeten kent men aan hun kleur en aan hun baansnelheid (bijv. Mars: roodachtig en snel = oorlog; Saturnus: wazig en langzaam = ongeluk). De twaalf dierenriemtekens zijn de sterrenbeelden waardoorheen de zon in de loop van het jaar (schijnbaar) haar baan trekt. Ook aan die worden eigenschappen toegeschreven (leeuw maakt hartstochtelijk, stier krachtig en aardsgezind, enz.). Lotsbepalend voor elk levend wezen is nu volgens de astrologen, onder welke hoek de sterren op het tijdstip van zijn geboorte staan. Staan bijvoorbeeld Saturnus en Mars in een rechte hoek tegenover elkaar, dan betekent dat ongeluk in de oorlog (zo'n horoscoop trokken astrologen voor Adolf Hitler).

Nu kan men ook nog het tijdstip van een gebeurtenis bepalen: elke dag na de geboorte komt overeen met een jaar. Treedt bijvoorbeeld Venus (= liefde) 20 dagen na de geboorte het sterrenbeeld Stier (= vruchtbaarheid) binnen, dan betekent het geluk in de liefde in het twintigste levensjaar. Maar de astrologen zijn zo voorzichtig te zeggen: "De sterren dwingen niet, ze maken slechts geneigd. Maar er zijn ook dwingende constellaties".

Nu zijn er alleen reeds uit natuurwetenschappelijk, vooral astronomisch oogpunt talrijke bezwaren tegen de astrologie in te brengen. Ik noem in het kort slechts de volgende:

  1. Sinds Copernicus weten wij, dat de aarde niet in het centrum van het heelal staat. Daarmee verliezen wereldbeeld en hoekberekening der astrologen hun betekenis.
  2. De ontdekking van nieuwe melkwegstelsels toont aan dat de grootteverhoudingen in het heelal en daarmee de 'invloedsferen' der planeten op ons in totaal andere dimensies verlopen dan de astrologie aanneemt.
  3. Zonder meer is het een willekeurige constructie sterren op grond van kleur en baansnelheid menselijke eigenschappen toe te schrijven. Hier verraadt zich de tot op heden door de astrologie in stand gehouden godsvoorstelling der oude Babyloniërs. Zij projecteerden menselijke eigenschappen op sterren en zagen daarin dan goden.
  4. De astrologische leer die de 7-daagse week wil laten corresponderen met het 7-tal der planeten bewees haar onhoudbaarheid definitief toen het 7-tal door de ontdekking van nog meer planeten werd overschreden.
  5. De planeten in de sterrenbeelden zien er alleen van de aarde af zo uit alsof ze dicht bij elkaar liggen. In werkelijkheid zijn ze echter door enorme ruimten van elkaar gescheiden en kan men bijvoorbeeld niet zeggen dat Venus (deel uitmakend van ons zonnestelsel) 'in' het sterrenbeeld van de Grote Beer (buiten ons zonnestelsel) treedt. Dit is niets meer dan gezichtsbedrog.
  6. Ook bewegen zich veel sterrenbeelden van elkaar af, eenvoudig omdat de afzonderlijke planeten tot verschillende sterrenstromen behoren. Zo is het heelal aan voortdurende verandering onderhevig en laat het zich niet in bijgelovige schema's vangen.
  7. Door het oprukken van het voorjaarspunt (vanwege de langzame beweging van de aardas) staat de zon niet ieder jaar op dezelfde tijd op dezelfde plaats. Daardoor verplaatsen zich de dierenriemtekens voortdurend in astrologische kalenders.
  8. Het is vele malen bewezen dat mensen die op dezelfde tijd geboren waren, een volkomen verschillend levenslot te zien gaven (men vergelijke bijvoorbeeld tweelingen).
  9. Serieuze astronomen (natuurwetenschappers) waarschuwen voor de astrologie en wijzen er op dat sterren totaal niets zeggen met betrekking tot ons levenslot. De door astrologen beweerde samenhang tussen constellaties in de sterrenhemel en de toekomst van mensen zijn pure verzinsels, aldus de mening van o.a. de leider van de sterrenwacht Paderborn R. Wiechoczek. Met evenveel recht zou men kunnen proberen beweerde wetmatigheden af te leiden uit wolkenformaties of uit ingewanden van dieren (vgl. Idea Spectrum Nr. 6/2001, pag.12).
  10. Een onderzoek van 803 astrologische prognoses uit de periode 1990-1999 laat zien dat 96 (!) procent van de voorspellingen niet is uitgekomen. Voor het jaar 2000 hadden astrologen en helderzienden bijvoorbeeld 'geprofeteerd': San Francisco zal door een aardbeving verwoest worden; Parijs zal door aardschokken of Iraakse raketten tot een ruïne worden; Tokio zal door een klimatologische ramp met heel Japan in zee wegzinken; Steffi Graf zal zwanger worden. Niets daarvan is uitgekomen.

Vanuit Christelijk oogpunt moet van de astrologie worden gezegd: zij verwart de schepping met de Schepper (vgl. Romeinen 1:25). Zij raadpleegt de sterren en de kosmos om iets over de mens te vernieuwen in plaats van op Gods Woord te vertrouwen en zich te houden aan Gods wil. Zij is daarmee – ook in haar wetenschappelijk aandoende vorm – bijgeloof, d.w.z.: geloof langs God heen en bijgevolg tegen God. Maar 'profetieën' zijn valse profetieën met zo nu en dan een toevalstreffer op basis van menselijke combinatie en speculatie of demonische inspiratie.

De Bijbel leert ons dat de sterren geen goden zijn die invloed op het lot van aarde en mens kunnen uitoefenen, maar 'lampen'. God heeft ze geschapen om te verlichten, om de tijden in te delen en als een baken voor de navigatie, maar ze bezitten van zichzelf geen macht (Genesis 1:14-18); Jesaja 47:13 e.v; Jeremia 10:2 e.v.). Macht oefenen daarentegen duistere demonische machten uit zodra een mens aan een bovennatuurlijke invloed van sterren gelooft en zich horoscopen laat trekken. De mens denkt informatie van de sterren te ontvangen, maar in werkelijkheid krijgen door dit bijgeloof de demonen de kans hen te beïnvloeden. Hij wordt bedrogen ten koste van zijn zielenheil.

Voorts is de mens niet naar het beeld van de kosmos geschapen, maar naar het beeld en de gelijkenis van God de Schepper (Gen.1:27). De levensloop van een mens staat niet in de sterren geschreven, maar in het plan van God, Die de levende God is en langs geheel andere wegen kan leiden dan de sterren doen 'vermoeden' (Psalm 139). "Hoe onnaspeurlijk zijn Gods wegen!" (Romeinen 11:33). Astrologie is – zoals iedere vorm van bijgeloof – een poging van de mens boven zichzelf uit te stijgen. De mens komt zo niet tot vrede en verlossing, maar geraakt in de handen van bedriegers, zakkenvullers en charlatans, ja vaak van demonische machten. Deze maken hem wijs dat hij kan weten en zijn wat alleen aan God is voorbehouden Gen. 3:5).

Bovendien is astrologie (evenals elke bijgelovige praktijk) verwerpelijk omdat zij leidt tot fatalisme en eudemonisme (plichtsvergeten geluksleven). Wij behoren echter niet ons geluk in de sterren te zoeken en ons aan hen over te geven, maar onze plicht na te komen en in een geest van naastenliefde er te zijn voor anderen. Alleen God kan grond en doel van ons vertrouwen zijn.

Allen die op horoscopen, talismans, mascottes, helderzienden, tovenaars e.d. vertrouwen moet worden toegeroepen: "Zolang wij onmondig waren, waren wij onderworpen aan de wereldgeesten: Nu gij echter God hebt leren kennen, ja meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en erbarmelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken?". (Gal.4:3,9). En bij de profeet Jesaja lezen wij: "Laten nu opstaan en u redden, zij die de hemel indelen, die de sterren waarnemen, die maand voor maand doen weten wat u overkomen zal. Zie, zij zijn als stoppelen die het vuur verbrandt, zij kunnen hun leven niet redden uit de macht der vlammen; het is geen kolengloed om zich te warmen, geen vuur om daarbij te zitten". (Jes. 47:13 e.v.).

Astrologie is wichelarij en voor God een gruwel (vgl. Leviticus 20:27; Deuteronomium 18:9-14); Colossenzen 2:8). De mens komt zo nooit tot vrede, maar eindigt ver van God in de eeuwige verlorenheid.

Dr. L. Gassmann (Uit: Omhoog, weekblad van het RK-Bisdom te Paramaribo, editie 10 juni 2001)

Noot van IVISEP:

Ook de Islâm verwerpt de welbekende astrologische praktijken. De Heilige Qur’ân stelt duidelijk dat de ‘waarzeggers’ geen kennis hebben van het ongeziene:

“of hebben zij (de kennis van) het ongeziene, zodat zij (het) opschrijven?” (68:47).

Wat de voorspellers allemaal doen, zijn gissingen:

“of hebben zij de middelen, waarmee zij luisteren? Laat hun luisteraar dan een duidelijk gezag brengen.” (52:38)

Allâh heeft de sterren en hemellichamen geschapen ten dienste van de mensheid:

“... en Hij is het, Die voor u de sterren heeft gemaakt, opdat u daardoor de rechte weg zou kunnen volgen in de duisternis van land en zee ...” (6:98).

Hier zegt Allâh ons duidelijk, dat de sterren dienen voor het vinden van de weg in de ‘duisternis’, dus voor oriëntatiepunten voor bijv. scheepvaart en vliegverkeer. Muslims dienen zich daarom te weerhouden van het gebruiken van de sterren en andere hemellichamen voor andere doeleinden dan die duidelijk door Allâh aangegeven zijn.

Ook de heilige profeet Muhammad (vrede zij met hem) heeft de mensen gewaarschuwd niet te doen aan waarzeggerij. Een overgeleverd verslag luidt als volgt:

“Waar ik voor mijn volk na mij het meest voor vrees, zijn de onrechtvaardigheid van de mens, het geloof in sterren en de ontkenning van de Goddelijke Qadr” (ibn Asakir).

Wij concluderen dat er in de Islâm, evenmin als in het Christendom, enige basis is voor het geloof in waarzeggerij.

Met dank aan moulvi Rahamat Naipal


Hoogmoed

Ons is ter ore gekomen dat er hier en daar Islamitische geleerden rondlopen, veelal afkomstig uit het buitenland, die er zeer veel prijs op stellen door anderen geëerd te worden. Zelfs schijnt de uitspraak gedaan te zijn, dat het eren van zulke ‘geleerden’ veel meer zegeningen oplevert dan het verrichten van de vijf dagelijkse gebeden!

Wij vonden het interessant om na te gaan, wat de Heilige Qur’ân en de heilige profeet Muhammad (v.z.m.h.) over zulke mensen hebben vermeld.

De Heilige Qur’ân is duidelijk omtrent hoogmoedswaanzin. Zo lezen wij:

“En onder de mensen is er één, wiens gesprek over het leven van deze wereld u doet verbazen en hij roept God als getuige aan van wat in zijn hart is, toch is hij de geweldigste der tegenstanders.” “En wanneer hem gezegd wordt: Hoed u voor (de kastijding van) God, voert trots hem weg tot zonde; derhalve is de hel hem genoeg, en inderdaad is het een kwade rustplaats.” (2:204, 206)

“En wend uw aangezicht niet met minachting van de mensen af, en wandel niet hoogmoedig in het land; waarlijk, God heeft geen verwaande snoever lief. En volg de rechte weg in uw gang en laat uw stem dalen; waarlijk, de afschuwelijkste der stemmen is het balken der ezels.” (31:18-19)

“En uw Heer zegt: Roep Mij aan, Ik zal u verhoren. Waarlijk, degenen die te hoogmoedig zijn voor Mijn dienst, zullen weldra de hel vernederd ingaan.” (40:60)

Ook de profeet Muhammad is duidelijk geweest hieromtrent. Zo lezen wij in de Hadîsverzameling Mishkat al-Masabih (in de bewerking van Dr. James Robson) de volgende overlevering:

“Mu’âwiya haalde Gods profeet aan als te hebben gezegd: ‘Laat hij die ervan houdt dat anderen voor hem opstaan, naar zijn plaats in de hel komen’ (of: zijn plaats in de hel voorbereiden).” (Tirmizî en Abû Dâwûd).

Verder is bekend, dat de profeet Muhammad zelf er niet van hield als men (uit respect) voor hem opstond. Zo lezen wij in de eerder genoemde Hadîsverzameling Mishkat al-Masabih de volgende overleveringen:

“Anas zei dat zij niemand meer liefhadden dan Gods profeet, maar als zij hem zagen stonden ze niet op, omdat zij zijn afkeer daarvoor kenden.” (Tirmizî, vermeld als hasan sahîh)

“Abû Umâma verhaalde dat Gods profeet naar buiten kwam, leunende op een stok, en dat hij zei, toen zij opstonden om hem eerbied te bewijzen: ‘Sta niet op zoals vreemdelingen doen om elkaar eerbied te bewijzen’.” (Abû Dâwûd)

Het moge duidelijk zijn dat degenen, die door hun medemensen geëerd wensen te worden, zowel door de Heilige Qur’ân als door de Hadîs ten sterkste worden veroordeeld.


De Opstanding: individueel of collectief?

In de vorige editie van onze Nieuwsbrief maakten wij er melding van, dat er in ‘De Ware Tijd’ van 14 april 2001 een uitspraak te lezen was van een lid van een Islamitische vereniging in Suriname, welke als volgt luidde: “We wachten niet op de Dag des Oordeels, waarop alle zielen zullen worden beoordeeld”.

Wij zullen in een latere editie uitgebreid ingaan op het onderwerp “Het leven na de dood”. In dit artikel zullen wij ons specifiek richten op het hierboven aangehaalde citaat. Voor alle duidelijkheid wordt hierbij vermeld, dat het gaat om de opstanding in verband met de Dag des Oordeels.

In de Heilige Qur’ân komen we in dit verband onder andere de volgende verzen tegen:

“Op de dag dat de aarde vervangen zal worden door een andere aarde en de hemelen ook en waarop zij vóórkomen bij God, de Ene, de Albeheerser.” (14:48)

“En wanneer er éénmaal op de bazuin geblazen wordt en de aarde en de bergen opgepakt worden en in één klap vergruisd worden. Op die dag komt het aanstaande en barst de hemel, want op die dag is hij breekbaar. [...] Op die dag wordt u voorgeleid en blijft niets van u verborgen.” (69:13-18)

 “Hij vraagt wanneer de opstandingsdag zal zijn. Wanneer dan de ogen verblind worden en de maan wordt verduisterd en de zon en de maan worden samengevoegd. Op die dag zal de mens zeggen: ‘Waar is een toevluchtsoord?’ Welnee, er is geen schuilplaats. Bij uw Heer is op die dag de verblijfplaats. Aan de mensen zal op die dag worden meegedeeld wat zij vroeger en later hebben gedaan.” (75:6-13)

“Wanneer dan de sterren worden uitgewist, en wanneer de hemel wordt gesplitst, en wanneer de bergen worden verstrooid, en wanneer voor de gezanten de tijd is bepaald, voor welke de dag der termijn is vastgesteld, voor de dag van de schifting.” (77:8-13)

“De dag van de schifting is een afgesproken tijd, de dag waarop op de bazuin geblazen wordt. Dan zullen jullie in groepen komen en wordt de hemel geopend en hij is één en al poorten. En de bergen worden in beweging gezet en zijn als een luchtspiegeling.” (78:17-20)

“Op de dag dat de bevende zal beven, waar de volgende direct achteraan komt; harten zullen op die dag bonzen, hun ogen zijn neergeslagen.” (79:6-9)

“Wanneer de aarde bevend dooreen wordt geschud en haar lasten te voorschijn brengt en de mens zegt: ‘Wat heeft zij toch?’ Op die dag zal zij haar berichten meedelen die uw Heer haar heeft geopenbaard. Op die dag zullen de mensen afzonderlijk voorkomen om hun daden getoond te krijgen.” (99:1-6)

Op grond van de hierboven aangehaalde verzen concluderen wij, in tegenstelling tot het citaat aan het begin van dit artikel, dat er volgens de Heilige Qur’ân wel degelijk een Dag des Oordeels zal zijn, waarop alle zielen zullen worden beoordeeld.

Opgemerkt dient te worden dat deze Dag des Oordeels geen dag van 24 uur, zoals bij ons bekend, hoeft te zijn, maar een periode, die elke gewenste lengte kan aannemen. Het Arabisch woord ‘yaum’, vaak vertaald als ‘dag’, kan een oneindig klein tijdsbestek zijn (Qur’ân 55:29) of een hele lange periode (Qur’ân 70:4: 50.000 jaar). Feit blijft echter dat er een algemene vernietiging en een algemene opstanding zullen plaatsvinden, gevolgd door de beoordeling.


Raksha en bandhan

Door de kleurrijke vensters van festivals krijgen wij een breed spectrum van sociale, historische, religieuze, culturele en spirituele beelden te zien, die zich door tijdloze perioden en plaatsen heen bewegen. Ze roepen de eeuwige waarde op, die de gehele mensheid verbindt door middel van de draad van universeel broederschap. Een dergelijke kleurrijke gebeurtenis is Rakshabandhan of Rakhi. Het wordt gevierd in de maand van Shravan, op de dag van de volle maan. Er wordt gezegd dat in vroegere tijden Brahmin priesters een heilige draad bonden voor familieleden of gezinsleden als een symbool van zuiverheid en bescherming tegen het kwaad.

Traditioneel binden zusters op deze dag een rakhi (een versierd koord of simpelweg een rode draad) om de pols van hun broers en plaatsen een tilak (een stip van vermiljoen of sandelhout) op hun voorhoofd. Eigenlijk betekent Rakshabandhan letterlijk: de band van bescherming. De rakhi wordt beschouwd als een heilige belofte, afgelegd door broeders, om hun zuster in moeilijke omstandigheden te helpen of te beschermen.

Zoals in sommige geschriften vermeld staat, wordt aangenomen dat er een twaalfjarige oorlog was tussen deities en duivels, die door de laatstgenoemde gewonnen werd. Indra, koning van de deities, zwoer zijn soevereiniteit terug te zullen krijgen door een andere oorlog te verklaren tegen de duivels. Voordat hij naar de oorlog ging, bond zijn vrouw Indrani hem een raksha sutra om als symbool van bescherming. Indra won de strijd en de deities eisten hun soevereiniteit over de hemel weer op. Overeenkomstig een andere legende gelooft men dat de God van de Dood "Yama" een rakhi ombonden kreeg door zijn zuster Yamuna en verklaarde, dat iedereen die deze band van zuiverheid zou binden en zich zou onthouden van begeerte bevrijd zou worden van de angst voor Yama en zijn afgezanten.

Al deze geloofsovertuigingen hebben hun wortels in een diepere realiteit die gebaseerd is op spiritualiteit. Het is duidelijk dat menselijke wezens geen constante bescherming kunnen bieden aan andere mensen. Rakshabandhan is een verbintenis die bescherming geeft van de ondeugden en negatieve invloeden aan een persoon, die de eed aflegt om zichzelf te binden in de band van zuiverheid in gedachten, woord en daad. De tital geeft het gewaarzijn van dezelfde als een onsterfelijke ziel aan. De zoetigheid wordt gegeten om elkaar te herinneren zoete woorden te spreken. God beschermt zulke zielen die helpen in de verheven taak van het vestigen van de hemel op aarde, omdat zuiverheid de voorloper is van vrede en voorspoed. Het festival staat ook bekend als Vishidak Pary (het festival voor het vernietigen van zonden) en Punya Pradayak Parv (de dag van liefdadigheid).

Wanneer een zuster de rakhi voor een broeder bindt, dan verstevigt zij opnieuw de zuivere band van broer en zuster door hem te laten beloven dat hij een zuivere blik en attitude voor alle vrouwen zal hebben. De religieuze gewoonte van Brahmins die de heilige draad ombinden, betekent ook voorspoed, zuiverheid en bescherming van kwade invloeden. Alle zielen hebben bescherming nodig tegen de vijf ondeugden van lust, boosheid, hebzucht, gehechtheid en ego.

Wanneer wij een eed afleggen om iedere onzuivere gedachte, blik, woord en actie te verbannen, dan zijn wij in staat om onder de baldakijn van God’s bescherming te blijven. Net zoals Indra zijn zulke zielen in staat om de overwinning te behalen over de ondeugden, die op de loer liggen en om soevereiniteit over het hemelse koninkrijk in de Gouden tijd op te eisen. Zij zijn in staat om bevrijding en bevrijding in het leven op te eisen als erfenis van de Onstoffelijke God Shiva aan het eind van de ijzeren tijd. Zulke zielen worden ook verlost van lijden en straf (ten tijde van verlossing). Het is dit praktische voorbeeld van zuiverheid, verhevenheid en goddelijke geschriften dat in de festivals wordt herinnerd als Rakshabandhan of Rakhi. De rituelen blijven doorgaan tot het einde van Kaliyug (ijzeren tijd) wanneer God Shiva komt en de zielen bindt in de band van zuivere liefde en spiritueel broederschap om de taak van vestiging van de Gouden tijd of de Hemel te beginnen. En dus, laat ons dit Rakshabandhan op de echte manier vieren en onze oorspronkelijke verhevenheid en liefde van God ervaren.

Bron: De Ware Tijd

Samengevat door de IVISEP-redactie


Waarom ik voor de Islâm koos

Deel 1: Al-hajj lord Headley al-Farooq (edelman, auteur, staatsman)

Lord Headley al-Farooq (Rt. Hon. Sir Rowland George Allanson) werd geboren in 1855 n.C. en was een prominente Britse edele, staatsman en auteur. Opgeleid in Cambridge, werd hij in de adelstand verheven in 1877, diende in het leger als kapitein en later als luitenant-kolonel in het 4e Bataljon van de North Minister Fusiliers. Hoewel hij van beroep ingenieur was, had hij een brede literaire interesse. Ooit was hij de redacteur van de ‘Salisbury Journal’. Hij was ook de auteur van verschillende boeken, waaronder het meest bekende ‘A Western Awaking to Islâm’ is. Lord Headley omhelsde de Islâm op 16 november 1918 en nam de Muslimnaam Shaikh Rahmatullah al-Farooq aan. Hij reisde zeer veel en bezocht India in 1928.

Het is mogelijk dat sommige van mijn vrienden zich voorstellen dat ik beïnvloed ben geweest door Mohammedanen; maar dit is niet de reden, aangezien mijn huidige geloofsovertuigingen enkel en alleen het gevolg zijn van vele jaren van overdenking. Mijn daadwerkelijke conversaties met ontwikkelde Muslims over het onderwerp religie zijn slechts enkele weken geleden begonnen en ik moet zeggen dat ik zeer opgetogen ben om te zien dat al mijn theorieën en conclusies geheel in overeenstemming zijn met de Islâm.

Bekering dient, volgens de Qur’ân, te gebeuren uit een vrije keus en een spontane beoordeling en nooit door dwangmiddelen. Jezus bedoelde hetzelfde toen hij tegen zijn discipelen zei: “En indien een plaats u niet ontvangt en zij niet naar u luisteren, gaat daarvandaan ...” (Markus 6:11)

Ik ken vele voorbeelden van geestdriftige protestanten die het als hun plicht zagen om rooms-katholieken thuis te bezoeken, teneinde de ‘bekeerlingen’ van geloofsgenoten als doelwit te markeren. Een dergelijk ergerlijk en onbetamelijk gedrag is, uiteraard, zeer aanstotend en heeft steeds tot veel ongenoegen geleid – waarbij rivaliteit werd aangewakkerd en de religie de kant opging in een kwaad daglicht te komen. Het spijt mij te moeten denken dat de Christelijke missionarissen deze methoden ook op hun Muslimbroeders hebben uitgeprobeerd. Echter kan ik niet begrijpen, waarom zij proberen diegenen te bekeren die reeds betere Christenen zijn dan zijzelf. Ik zeg weloverwogen ‘betere Christenen’, omdat liefdadigheid, tolerantie en ruimdenkendheid in de Islâm dichter tot datgene staat wat Christus onderwees dan de enigszins bekrompen leerstellingen van de verschillende Christelijke kerken.

Om één voorbeeld te nemen: de Athanasische geloofsbelijdenis, die de Drie-eenheid op een zeer verwarrende wijze behandelt. In deze geloofsbelijdenis, die zeer belangrijk is en die op beslissende wijze handelt over één van de fundamentele dogma’s van de ‘kerken’, wordt duidelijk naar voren gebracht dat dit het katholieke geloof representeert en dat, indien wij er niet in geloven, wij dan voor altijd zullen vergaan. Vervolgens wordt ons verteld dat wij aan de Drie-eenheid moeten denken indien wij gered willen worden. Met andere woorden is dit de gedachte van een God, Die wij in één adem aanroepen als genadig en almachtig, en Die wij in de volgende adem beschuldigen van onrechtvaardigheid en wreedheid, eigenschappen die wij kunnen toeschrijven aan een bloeddorstige menselijke tiran. Alsof God, Die vóór alles en boven alles staat, op enige wijze beïnvloed zou zijn door wat een arme sterveling “denkt van de Drie-eenheid”.

Hier is een ander voorbeeld van het ontbreken van liefdadigheid. Ik ontving een brief – het ging over mijn geneigdheid naar de Islâm – waarin de schrijver mij vertelde dat, indien ik niet geloofde in de goddelijkheid van Jezus, ik dan niet gered zou kunnen worden. Het vraagstuk van de goddelijkheid van Jezus leek voor mij nooit zo belangrijk als dat andere vraagstuk: “Bracht hij God’s boodschap over aan de mensheid?” Welnu, indien ik enige twijfel had omtrent dit laatste punt zou het mij in grote mate verontrusten, maar God zij gedankt, ik heb geen twijfels en ik hoop dat mijn geloof in Christus en zijn inspirerende leringen net zo stevig is als die van enig andere Muslim of Christen. Zoals ik voorheen zo vaak heb gezegd: de Islâm en het Christendom, zoals onderwezen door Christus zelf, zijn zustergodsdiensten en worden slechts gescheiden gehouden door dogma’s en formaliteiten, die zeer zeker daaruit verbannen mogen worden.

Heden ten dage neigen de mensen ertoe atheïsten te worden, wanneer hen wordt gevraagd de dogmatische en intolerante geloofsopvattingen te onderschrijven, en er is ongetwijfeld een hunkering naar een religie die een aantrekkingskracht uitoefent op zowel de intelligentie als op het gevoel.

Er zijn duizenden mannen – en ook, geloof ik, vrouwen – die in hun hart Muslims zijn, maar gewoonten, vrees voor vijandige op- en aanmerkingen, en de wens om zorgen en veranderingen te vermijden, dragen alle ertoe bij dat zij zich ervan weerhouden het openlijk toe te geven. Ik heb de stap genomen, hoewel ik mij er terdege van bewust ben dat vele vrienden en relaties nu tegen mij aankijken als een verloren ziel en als iemand voor wie gebed niet meer baat. En toch ben ik hetzelfde gebleven in mijn geloofsopvattingen zoals twintig jaar geleden; het is vanwege mijn openhartige verklaring dat ik hun positieve beeld heb verloren.

Nadat ik in het kort de redenen heb gegeven voor het aannemen van de leringen van de Islâm, en uitgelegd heb dat ik mijzelf op grond van dat feit beschouw een veel betere Christen te zijn dan ik vroeger was, kan ik alleen hopen dat anderen het voorbeeld zullen volgen – en ik geloof eerlijk dat dit een goed voorbeeld is – hetgeen vreugde zal brengen tot een ieder die de stap beschouwt als vooruitgang, eerder nog dan één die op enige wijze vijandig staat tegenover het ware Christendom.

Bron: Islâm – our choice (Jamiat Dawah Islamia Tripoli, Libië)


HET AFGHAANS CONFLICT: EEN KORT HISTORISCH OVERZICHT

1979 – Sovjettroepen ‘schieten het communistische bewind van Afghanistan te hulp’ en bezetten het land. Anticommunistische mudjahedeen verzetten zich tegen de Russische bezetting. Zij krijgen steun van onder meer de VS, Saudi-Arabië en Pakistan.

1989 – De Sovjettroepen trekken zich terug uit Afghanistan. Ongeveer 14.500 Sovjetsoldaten en naar schatting een miljoen Afghanen zijn om het leven gekomen tussen 1979 en 1989.

1992 – De communistische regering wordt omver geworpen door de mudjahedeen, waarna een onderlinge machtsstrijd ontstaat.

1994 – Een nieuwe fractie van religieuze studenten, de Taliban, begint de strijd. Na een half jaar hebben ze al 40 % van Afghanistan in handen.

1996 – Taliban veroveren de hoofdstad Kabul.

1997 – De religieuze studentenbeweging controleert ongeveer 90 tot 95 % van Afghanistan. Drie landen erkennen de Taliban als wettige regering van Afghanistan: Pakistan, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten.

2001 – Nu de winter voorbij is en wegen weer toegankelijk worden voor militaire voertuigen, laait het conflict weer op.

Bron: Internationale Samenwerking, juni 2001, uitgegeven door het Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken

 
   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1