Respect
and Obedience
to Parents
The Bible
“Children, obey
your parents in the Lord: for this is right. Honour thy father and
mother which is the first commandment with promise; that it may
be well with thee, and thou mayest live long on the earth. And,
ye fathers, provoke not your children to wrath; but bring them up
in the nurture and admonition of the Lord.” (Ephesians 6:1-4)
“But if any
widow have children or nephews, let them learnt first to shew piety
at home, and to requite their parents: for that is good and acceptable
before God.” (1 Timothy 5:4)
The Holy
Qur’an
“And thy
Lord has decreed that you serve none but Him, and do good to parents.
If either or both of them reach old age with thee, say not “fie”
to them, nor chide them, and speak to them a generous word. And
lower to them the wing of humility out of mercy, and say: My Lord,
have mercy on them, as they brought me up (when I was) little. …
And give to the near of kin his due and (to) the needy and the wayfarer,
and squander not wastefully.” (17:23, 24, 26)
“And We have
enjoined on man goodness to his parents. But if they contend with
thee to associate (others) with Me, of which thou hast no knowledge,
obey them not. To Me is your return, so I will inform you of what
you did.” (29:8)
This verse,
while signifying the importance of obedience to parents, warns against
attaching over-importance even to a filial duty. It shows that when
an important duty clashes with a still higher one, the former is
to be sacrificed to the latter.
“And We have
enjoined on man the doing of good to his parents. His mother bears
him with trouble and she brings him forth in pain. And the bearing
of him and the weaning of him is thirty months. Till, when he attains
his maturity and reaches forty years, he says: My Lord, grant me
that I may give thanks for Thy favour, which Thou hast bestowed
on me and on my parents, and that I may do good which pleases Thee;
and be good tome in respect of my offspring. Truly I turn to Thee,
and truly I am of those who submit.
These are they from whom We accept the best of what they do and
pass by their evil deeds – among the owners of the Garden. A promise
of truth, which they were promised. And he who says to his parents
Fie on you! Do you threaten me that I shall be brought forth, when
generations have passed away before me?” (46:15-17)
Obedience to
parents is placed next to submission to Allah, for among fellow-beings
none has a greater claim upon a person than his parents. Moreover,
obedience to parents is the seed from which - if the child is properly
taught this lesson - springs the great obligations of obedience
to all constituted authority.
The Holy
Prophet Muhammad (sas)
Abu Hurairah,
a companion of the Holy Prophet, said, A man came to the Messenger
of Allah, peace and blessings of Allah be on him, and asked: "Who
has the greatest right that I should keep company with him with
goodness?" He replied, "Thy mother." He asked: "Who
then?" He replied: "Thy mother." He asked again:
"Who then." He replied: "Thy mother." He asked
for the (fourth) time, "Who then." He replied, "Then
thy father." (Bukhari, 78:2)
Asma’, daughter
of Abu Bakr, related: My mother came to visit me while she was a
pagan and she expected love from me. I asked the Holy Prophet: "Shall
I gratify her wish? He said: "Treat her as she expects from
you.” (Bukhari, 51:29)
Sources:
English Translation
and Commentary of the Qur’an (Maulana Muhammad Ali)
A Manual of Hadith (Maulana Muhammad Ali)
Special thanks
to Mr. Nasir Ahmad for providing this week's Spiritual Note.
|
Respect
en gehoorzaamheid
aan de ouders
De
Bijbel
"Gij
kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in den Heere; want dat is recht.
Eert uw vader en moeder (hetwelk het eerste gebod is met een belofte),
opdat het u welga, en dat gij lang leeft op de aarde. En gij vaders,
verwekt uw kinderen niet tot toorn, maar voedt hen op in de lering
en vermaning des Heeren." (Efeziërs 6, 1-4)
"Maar
zo enige weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, dat die leren
eerst aan hun eigen huis godzaligheid oefenen, en den voorouderen
wedervergelding doen; want dat is goed en aangenaam voor God."
(1 Timotheüs 5:4)
De
Heilige Koran
"En
jouw Heer heeft verordend dat jullie niemand dienen dan Hem, en
(dat jullie) goeddoen aan jullie ouders. Als een van hen of zij
beiden een hoge leeftijd bereiken bij jou, zeg dan niet “Foei” tegen
hen en berisp hen niet, en spreek vriendelijke woorden tegen hen.
En bescherm hen uit genade onder de vleugel van nederigheid, en
zeg: Mijn Heer, heb genade met hen, omdat zij mij grootbrachten
(toen ik) klein (was). ... En geef het naaste familielid wat hem
toekomt en (aan) de behoeftige en de reiziger, en verspil niets
op kwistige wijze." (17:23, 24, 26)
"En
Wij hebben de mens opgedragen goed te zijn voor zijn ouders. Maar
wanneer zij met jou twisten om (anderen) aan Mij gelijk te stellen,
waar jij geen weet van hebt, gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is
jullie terugkeer, dus Ik zal jullie inlichten over wat jullie deden."
(29:8)
Terwijl
dit vers het belang van gehoorzaamheid aan de ouders onderstreept,
waarschuwt het ook tegen het overdrijven van een eigenschap, al
is het een goede eigenschap. Het toont aan dat, wanneer een belangrijke
plicht in gedrang komt met een hogere, de eerste moet worden opgeofferd
aan de laatste.
"En
Wij hebben de mens opgedragen zijn ouders goed te doen. Zijn moeder
heeft het moeilijk wanneer zij hem draagt en zij baart hem met pijn.
En het dragen en spenen van hem duurt dertig maanden. Todat hij,
wanneer hij volwassenheid bereikt en veertig wordt, zegt: Mijn Heer,
sta mij toe dat ik dank mag zeggen voor Uw gunst, die U mij en mijn
ouders heeft geschonken, en dat ik goede daden mag doen die U behagen;
en wees goed voor mij aangaande mijn nageslacht. Waarlijk keer ik
mij tot U, en waarlijk behoor ik tot degenen die zich onderwerpen.
Dit zijn degenen van wie Wij het beste van wat zij doen aanvaarden
en wier kwade daden Wij aan Ons voorbij laten gaan — onder de bezitters
van de Tuin. Een belofte van waarheid, die hen was beloofd. En degene
die tegen zijn ouders zegt: Schaam jullie! Bedreigen jullie mij
ermee dat ik zal worden voortgebracht, terwijl er vóór
mij generaties zijn heengegaan?" (46:15-17)
Gehoorzaamheid
aan de ouders wordt geplaatst direct na gehoorzaamheid aan Allah,
aangezien niemand onder de medemensen een hoger recht heeft op iemand
dan zijn/haar ouders. Verder is gehoorzaamheid aan de ouders het
zaad waaruit - als het kind deze les naar behoren wordt geleerd
- de verplichting van gehoorzaamheid ontstaat aan alle vormen van
gezag.
De
Heilige Profeet Mohammed (vzmh)
Abu
Hurairah, een gezel van de Profeet, vertelde: Een man kwam naar
de Profeet van God (vrede zij met hem), en vroeg: "Wie heeft
het grootste recht, dat ik voor hem/haar goed gezelschap ben?"
De Profeet antwoordde: "Uw moeder." De man vroeg toen:
"En wie daarna?" De Profeet antwoordde: "Uw moeder."
Weer vroeg de man: "En daarna?" De Profeet antwoordde:
"Uw moeder." "En wie daarna?" vroeg de man voor
de vierde keer. De Profeet antwoordde: "Daarna uw vader."
(Bukhari, 78:2)
Asma',
dochter van Abu Bakr, vertelde: Mijn moeder kwam mij bezoeken terwijl
ze een heiden was en ze verwachtte liefde van mij. Ik vroeg aan
de Profeet: "Zal ik haar wens vervullen?" Hij zei: "Behandel
haar zoals zij dat van jou verwacht." (Bukhari, 51:29)
Bronnen:
Nederlandse
vertaling met toelichting van de Koran (Maulana Muhammad 'Ali)
A Manual of Hadith (Maulana Muhammad Ali)
Speciale
dank aan dhr. Nasir Ahmad die deze Spiritual Note heeft voorbereid.
|