Bringing
Light and Life
to Others
"Consider
the sun and his light. And the moon when she borrows light from
him. And the day when it exposes it to view. And the night when
it draws a veil over it. And the heaven and its make. And the earth
and its extension. And the soul and its perfection. So He intimated
to it by inspiration its deviating from truth and its guarding (against
evil). He will indeed be successful who purifies it. And he will
fail who corrupts it" (91:1-10).
An evolved soul
must bring, like the sun, life and light to others; he must bring
them out of the darkness of ignorance, impiety and irreligiousness.
He must energise those in lassitude, nerve them up and cleanse the
world of all that is impure. Most of us, of course, do not possess
this inherent light; we must borrow it (like the moon from the sun)
from those more favoured - those great men, who received the light
directly from God and appeared at times when the whole horizon of
the world had become darkened. We should enlighten the world when
those great luminaries of Divine love pass away, just as the moon
does when the sun disappears.
Man, like the
day, should arouse others from the drowsiness of inactivity and
inertia. He should put them to work, and invigorate them against
despondency, hopelessness and fear. He should infuse a new spirit
into the world. When his fellowmen become tired and fatigued, he
should approach them, as if with the wings of night, to give them
rest and comfort. If his inspiration brings the latent faculties
of others into operation, his kind words and deeds should refresh
them and enable them to continue their work with a new spirit, and
apply themselves to new avenues of exertion.
[Source: Khwaja
Kamal-ud-Din, Message
of Islam, Appendix 2, p. 8]
|
Het
geven van licht en leven
aan anderen
"Bij
de zon en zijn helderheid! En de maan wanneer zij licht van hem
leent! En de dag wanneer deze haar onthult! En de nacht wanneer
deze een sluier over haar heentrekt! En de hemel en zijn bouw! En
de aarde en haar uitstrekking! En de ziel en haar vervolmaking!
Zo openbaart Hij aan haar, haar weg van kwaad en haar weg van goed.
Degene die het laat groeien, is zeker succesvol, en degene die het
begraaft, faalt zeker" (91:1-10).
Een
hoog ontwikkelde ziel moet, zoals de zon dat doet, leven en licht
naar anderen brengen. Hij moet hen brengen uit het duister van onwetendheid,
goddeloosheid en ongeloof. Hij moet degenen, die in onwetendheid
verkeren, bezielen, hen kracht geven en de wereld reinigen van alles
wat onzuiver is. De meesten van ons hebben uiteraard dit licht niet
van onszelf; we moeten het lenen (zoals de maan het leent bij de
zon) van de hoger ontwikkelde zielen - die grote mensen, die het
licht direct van God hebben ontvangen en die van tijd tot tijd verschenen,
als de gehele horizon van de wereld duister was. We moeten de wereld
verlichten als deze verlichte personen er niet meer zijn, zoals
de maan dat doet wanneer de zon ondergaat.
Zoals
de dag dat doet, dient de mens anderen te wekken uit de bedwelming
van inactiviteit en traagheid. Hij dient hen te motiveren, en hen
te bezielen tegen vertwijfeling, hopeloosheid en angst. Hij dient
de wereld te doordrenken met een nieuwe bezieling. Wanneer zijn
medemensen vermoeid raken, dient hij hen zodanig te benaderen, dat
hij ze rust en bemoediging geeft. Als zijn inspiratie de verborgen
vermogens van anderen aanwakkert, zullen zijn vriendelijke woorden
en daden hun verfrissen en hen in staat stellen met hernieuwde moed
door te gaan met hun werk, en zodoende nieuwe hoogten van inspanning
te bereiken.
[Bron:
Khwaja Kamal-ud-Din, Message
of Islam, Appendix 2, p. 8]
|