Ramadan
and its blessings
Allah
says: "O My servants, I am very near to you, whoever calls
on Me I accept his prayers." Our Holy Prophet says: "When
Ramadan comes, the doors of Allah’s mercy open."
This
was a fact to which the lives of our Guide, his companions and his
true followers bear witness. But today it is a mere story. Why?
Because our hearts do not have the same fervour for God, our bodies
prostrate before God but not our hearts. Real prayer means only
the rising of an urge within the heart.
Let
us, during this Ramadan, shed tears not on the wrongs that others
have done to us but on the wrongs we have done to ourselves, saying:
O God, we have failed to value You, we have failed to value Your
message, we have concealed Your message. We wish not to dedicate
our lives to spread Your message in the world, we wish not to spend
our money to take Your message to the world. We do things for which
You have plainly threatened punishment. "Those who conceal
the clear proofs and the guidance that We have revealed" [2:159],
the punishment for which is: "these it is whom Allah curses,
and those who curse, curse them too … These it is on whom is the
curse of Allah and the angels and men, of all of them" [2:159,
161].
Even
then we expect that the doors of Your blessings will open for us.
With our mouths we say that You are near us, but our hearts are
so distant from You that nothing could be any further.
Our
foreheads are placed at Your threshold where we should find paradise,
but in our hearts we are like the one who "amasses wealth and
counts it, he thinks that his wealth will make him abide" [104:2,
3]. With our tongues we say: O God, we are Your slaves, our wealth
belongs not to us but to You. But our hearts are such that when
we have to spend a few pennies to exalt Your name in the world,
it feels to us like a huge hurdle, and we make false pretexts to
try every possible way of avoiding parting with our wealth. O God,
deliver us from this false existence. When, in the quietness of
the night, we place our foreheads on the ground in prayer, we hear
the ground saying in reply: "You have desecrated me with your
hypocritical prostrations."
O
God, enable us to prostrate truly at Your threshold. Make us Your
slaves that we would have no other anxiety but to raise high Your
name. Be our Lord that You may turn to exalting the Muslim Umma
in the world.
[Hazrat
Maulana Muhammad Ali died on 13 October 1951. Please remember this
great soul in your prayers. You can read about the late Maulana
here.]
|
Ramadan
en de zegeningen ervan
Allah zegt:
"O Mijn dienaren, Ik ben zeer dicht bij u. Wie ook Mij aanroept,
diens gebeden verhoor Ik." Onze Heilige Profeet zei: "Wanneer
de Ramadan komt, gaan de deuren van Allah's genade open."
Dit was een
feit waarvan de levens van onze Gids, zijn metgezellen en zijn ware
volgelingen getuigden. Maar heden is het niet meer dan een verhaal.
Waarom? Omdat onze harten niet dezelfde vurigheid hebben voor God;
onze lichamen buigen zich voor God, maar onze harten niet. Een echt
gebed betekent het opwellen van een verlangen in het hart.
Laten wij, gedurende
deze Ramadan, niet de nadruk leggen op fouten van anderen, maar
op die van onszelf, zeggende: O God, wij hebben gefaald U naar behoren
te respecteren, wij hebben gefaald Uw boodschap te waarderen. Wij
willen ons leven niet besteden aan het uitdragen van Uw boodschap
in de wereld, wij willen ons geld niet uitgeven aan het uitdragen
van Uw boodschap in de wereld. Wij doen dingen waarvoor U duidelijke
straffen heeft vastgesteld. "Degenen die de duidelijke bewijzen,
en de leiding die Wij hebben geopenbaard, verbergen" (2:159),
waarvoor de straf is: "Zij zijn het die Allah vervloekt, en
degenen die vervloeken, vervloeken hen (ook) ... Dit zijn degenen
op wie de vloek rust van Allah en de engelen en de
mensen, van (hen) allen" (2:159, 161).
Zelfs dan verwachten
wij dat de deuren van Uw genade zich voor ons zullen openen. Met
onze monden zeggen wij dat U dicht bij ons bent, maar onze harten
zijn zo ver van U verwijderd, dat niets nog verder kan zijn.
Onze voorhoofden
zijn geplaatst aan Uw drempel waar we het paradijs moeten vinden,
maar in onze harten zijn we als degene die "rijkdom vergaart
en het telt; hij denkt dat zijn rijkdom hem zal doen blijven"
(104:2, 3). Met onze tongen zeggen wij: O God, wij zijn Uw dienaren,
onze rijkdom behoort niet aan ons, maar aan U. Maar onze harten
zijn zodanig dat, wanneer wij enkele guldens dienen uit te geven
aan het uitdragen van Uw naam in de wereld, het voor ons een hoge
muur lijkt, en we verzinnen valse excuses om ons geld niet uit te
hoeven geven. O God, bevrijd ons van deze valse voorwendselen. Wanneer
wij in de stilte van de nacht onze voorhoofden op de grond plaatsen
in gebed, horen wij de grond antwoorden: "Jij hebt mij ontwijd
met je hypocritische ter-aardewerpingen."
O God, stel
ons in staat om ons daadwerkelijk voor Uw drempel ter aarde te werpen.
Maak ons tot zulke dienaren van U, dat wij geen ander verlangen
hebben dan Uw naam te doen verrijzen. Wees onze Heer, en moge u
de Muslim gemeenschap verheffen in de wereld.
(Maulana Muhammad
Ali overleed op 13 oktober 1951. Gedenk zijn ziel in uw gebeden.
U kunt hier
meer lezen over wijlen de Maulana.)
|