Het
fenomeen ‘satanisme’ (duivelaanbidding) heeft de laatste tijd flink de
kop opgestoken in de samenleving. Dit komt vooral door een aantal zelfmoorden
door jongeren gepleegd, al dan niet onder invloed van zgn. ‘satanische
sites’ op het Internet. Het blijkt dat jongeren, vanwege hun jeugdige
leeftijd en bijgevolg geestelijke onrijpheid, een bijzonder kwetsbare
groep vormen voor satanische of andere beïnvloedingen. Dit wordt dan nog
eens versterkt door de reeds genoemde ‘satanische’ websites. De vrijheid
van meningsuiting ten spijt: het blijft een grof schandaal dat sommige
mensen hun ziekelijke en verziekte geest wensen te projecteren via het
Internet om doelbewust de geesten van anderen te verzieken. De vraag is
natuurlijk, waarom mensen de ‘satanische’ sites zo nodig moeten bezoeken.
Ook rijst de vraag waarom ‘goede’ sites, bijv. religieuze en educatieve,
veel minder aantrekkelijk lijken. Het antwoord hierop ligt waarschijnlijk
in het feit dat het menselijke ik van degenen, die de toestand van hun
eigen lagere ziel nog niet hebben weten te ontstijgen, geneigd is tot
het kwaad. Zie Heilige Qur’ân 12:53:
“...
waarlijk, het zelf (van de mensen) is gewoon (hem) te bevelen het kwade
te doen ...”
Hier
komen dus zaken uit voort als in het zwart gekleed gaan, met slangen rondlopen
en andersoortig stoerdoenerij.
Debat
Tijdens
een open debat op 4 april 2000 werd het verschijnsel “Internet en satanisme”
besproken. Hieruit kwamen o.a. de volgende conclusies:
in meer dan tweederde
van de gezinnen is er nauwelijks goed contact tussen ouders en kinderen;
er is nauwelijks of geen
zinvolle communicatie tussen jongeren onderling;
jongeren zijn wat betreft
hun vorming op zichzelf aangewezen;
er is weinig zinvolle
vrijetijdsbesteding;
als dat er al is, dan
is het agressief en gewelddadig (speelgoed, Nintendo, speelfilms, etc.);
er wordt teveel geluisterd
naar monotone en bewustzijnsvernauwende muziek.
Gesteld
werd ook dat een maatschappij die gekenmerkt wordt door geweld, perversie
en materialisme een goede voedingsbodem vormt voor satanische beïnvloedingen.
De grootste boosdoeners waren echter volgens velen de ouders, die hun
opvoedkundige taak volkomen veronachtzamen. Hierin ligt dan ook de oplossing
van het probleem, namelijk dat de ouders, behalve hun rol als materiële
onderhouders van kinderen, zich ook dienen te bekommeren om het onderhoud
van hun geestelijke welzijn. Het religieuze aspect maakt hiervan een
zeer belangrijk onderdeel uit. Slechts een waar en standvastig geloof
in Allâh en godvruchtige handelingen zijn de wapens in de strijd tegen
de satan. De duivel heeft geen macht over de dienaren van Allâh. Zie Qur'ân
15:42:
“Waarlijk,
aangaande Mijn dienaren, u hebt geen macht over hen behalve over degenen
van de afdwalenden, die u volgen.”
De
duivel (sjaitân) kan dus niet beschuldigd worden voor het kwaad van de mensen.
De mens zélf laat zich, door zijn eigen lusten en zwakheden, door de duivel
inspireren. De duivel roept slechts en de mens gehoorzaamt! Zie Qur'ân
6:122:
“...
en waarlijk, de duivelen geven hun vrienden in, met u te twisten; en
indien u hen gehoorzaamt, zult u waarlijk polytheïsten zijn.”
De
duivel pretendeert het goede voor te hebben met de mensen en laat het
kwaad als iets goeds lijken. Zie Qur'ân 15:39:
“De
duivel zei: Mijn Heer! Daar U geoordeeld hebt, dat ik afdwaal, zal ik
hun (het kwaad) op de aarde zekerlijk schoon doen schijnen, en ik zal
hen allen zekerlijk misleiden.”
Hier
op aarde neemt de mens de duivel tot zijn vriend, maar op de Oordeelsdag
zal de duivel deze vriendschap verloochenen en zeggen: u heeft alles
zélf gedaan, ik had geen macht over u. Zie
“En
de duivel zal zeggen, nadat de zaak beslist is: Waarlijk, Allâh heeft
u de belofte der waarheid beloofd, en ik heb u beloften gedaan, maar
heb die aan u verbroken, en ik had geen macht over u, behalve dat ik
u heb geroepen en u mij gehoorzaamd hebt; derhalve, verwijt mij niet,
maar verwijt uzelf...”.
Daarom:
zoek uw toevlucht bij Allâh tegen de boze inblazingen van de duivel en
zijn tegenwoordigheid. Qur'ân 23:97-98:
“En
zeg: O mijn Heer! Ik neem mijn toevlucht tot U tegen de boze inblazingen
der duivelen: en ik zoek mijn toevlucht tot U, o mijn Heer, tegen hun
tegenwoordigheid.”
Is het kwaad voorbeschikt?
Velen
denken op grond van Qur'ânverzen zoals:
“Allâh
leidt wie Hij wil en laat dwalen wie Hij wil” (2:26) en
“indien het Allâh had behaagd, zou Hij u allen zekerlijk geleid hebben”
(6:150) etc.
dat
het Allâh is Die bepaalt of de mens naar geloof of ongeloof wordt geleid.
Allâh dwingt echter niemand tot het geloof of ongeloof (2:256: “Er
is geen dwang in de godsdienst”). Degene die uit vrije wil gekozen
heeft te geloven, zal door Allâh geleid worden; de mens moet eerst zélf
zijn eigen toestand willen veranderen. Dit is geen kwestie van dwang of
noodlot, maar van eigen keuze. Zie Qur'ân 13:11:
“...
Waarlijk, Allâh verandert de toestand van de mensen niet, tot zij hun
eigen toestand veranderen...”.
Het
kwaad dat een mens overkomt, brengt hij dus zélf teweeg. Zie de
volgende Qur’ânverzen:
“... En Wij zullen zeggen: Smaak de kastijding der verbranding. Dit is
voor wat uw eigen handen vooraf hebben gezonden en omdat Allâh
in het minst niet onrechtvaardig is jegens de dienaren.” (3:180-181)
“... en waarlijk, wanneer Wij de mens van Onze genade doen smaken, verheugt
hij zich daarover; en indien hen een kwaad treft, wegens wat hun
handen alreeds hebben gedaan, dan is de mens waarlijk ondankbaar.”
(42:48)
Taqdîr
Het
woord taqdîr, dat vaak verkeerdelijk wordt vertaald als ‘predestinatie’
of ‘voorbeschikking’, betekent eigenlijk, dat ‘alles in de schepping onderworpen
is aan een wet of een maat’.
De
menselijke vermogens zijn dus gebonden aan wetten en maten. Geen mens
kan meer goed of kwaad doen, dan wat binnen zijn vermogens ligt. Er zijn
grenzen aan goed doen (men kan bijv. niet meer uitgeven dan wat men bezit)
en er zijn grenzen aan kwaad doen, omdat het kwaad op den duur zichzelf
straft (zie Qur’ân 42:48 e.a. hierboven).
Taqdîr duidt er dus niet op dat Allâh een hoeveelheid goed
en kwaad voor de mens heeft voorbeschikt, maar dat Hij het goed en het
kwaad binnen de toepasbare menselijke vermogens heeft beperkt, afhankelijk
van ieder individu.
Taqdîr vormt dus een wezenlijk onderdeel van ons geloof. Het betekent
dat de mens zélf verantwoordelijk is voor zijn daden en zélf te verwijten
is voor de gevolgen daarvan, en dat hij door zijn eigen inspanningen zichzelf
kan verheffen tot hogere geestelijke graden en zichzelf kan bevrijden
uit een uitzichtloze levenssituatie. Niemand kan Allâh de schuld geven
voor Zijn straf of ongenade vanwege gedane kwaad, noch kan Hij verweten
worden voor rampen en tegenspoed in het leven (zie Qur’ân 42:48 e.a. hierboven).
Bezetenheid
Ook
de duivel kan niets verweten worden.
Zoals
eerder reeds bleek, wordt op verschillende plaatsen in de Qur’ân gesteld
dat de sjaitân geen macht heeft over de mens. De duivel doet slechts verzoekingen
en het is de mens zélf die vanuit zijn eigen vrije wil ervoor kiest gevolg
daaraan te geven. Deze gewilligheid en openstelling voor duivelse inspiraties
kan zelfs erin resulteren, dat de duivel compleet bezit neemt van een
persoon. Dit uit zich in allerlei verschrikkelijke gedachten, dromen en
stemmen, die aansporen tot onzedelijkheid, geweld, moorden, zelfdoding,
etc. De bezetene is als het ware een willoos werktuig in de handen van
de duivel geworden. Zij die de partij kiezen van de duivel, op hen heeft
hij de overhand. Zie Qur’ân 58:19:
“De duivel heeft de overhand op hen gekregen, en hij heeft hen de gedachtenis
Gods doen vergeten; zij zijn de partij van de duivel; nu waarlijk, de
partij van de duivel is de verliezer.”
Ongetwijfeld
zijn de kwade daden van een bezetene net zo goed zonden als de kwade daden
verricht onder normale duivelse beïnvloeding. De bezetene had vanuit zijn
eigen vrije wil de duivel namelijk kunnen weerstaan.
Men
dient echter onderscheid te maken tussen bezetenheid door vrije wil
en bezetenheid vanwege een zwakke psychische gesteldheid. Geestelijk
gestoorde mensen kunnen ook in bezit worden genomen door de duivel. Hun
kwaad kan echter niet als zonde aangemerkt worden, omdat zij niet de vermogens
bezaten de duivel te weerstaan. Er is dus een verschil tussen de bezetenheid
van psychisch gezonde en psychisch zieke mensen. Op de (ook geestelijk)
zieke rust geen blaam (Bu 86:22,27; AD 37:9,17).
Iemand
die door de duivel bezeten is, kan drie dingen doen om zich daarvan te
verlossen.
Soms is zijn eigen intense
geloof genoeg om zichzelf te bevrijden.
Als dit niet lukt, kan
hij psychiatrische hulp zoeken bij een specialist.
Als ook dit niet helpt,
blijft slechts de duiveluitdrijver (exorcist) over. Dit is een geestelijk
sterk persoon zoals een priester, rabbi, imâm of andere sterke gelovige,
die voor de bezetene kan bidden, opdat Allâh hem moge verlossen.
Zelfdoding
Tot
slot iets over zelfdoding. Het is een zeer groot misverstand te denken
dat een persoon die zelfdoding heeft gepleegd, linea recta de hel ingaat.
Ook hier dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds psychisch
gestoorde mensen, die zichzelf hebben gedood in een vlaag van verstandsverbijstering
of wanhoop, en anderzijds mensen die zelfdoding hebben gepleegd slechts
als een makkelijk uitvlucht voor hun problemen, terwijl zij wel de vermogens
hadden deze te overwinnen. Zie Qur’ân 90:4:
“Voorzeker
hebben Wij de mens geschapen om moeilijkheden te bestrijden.”
Allâh
zal daarbij hulp bieden door Zijn genade. Qur’ân 4:29:
“...
en dood uzelf niet; want Allâh is Genadig omtrent u.”
Slechts
Allâh, subhâna ta`âlâ,
weet als de Beste der rechters wat de geestelijke toestand van de zelfdoder
was op het moment van zijn daad en Hij zal bepalen of het een zonde is
of niet. Laten wij dankbaar zijn dat Allâh’s Genade alle dingen omvat
en dat Hij zelfs de wanhoopsdaad van de zelfdoding kan vergeven!