Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

EVANGELIST MIKE FRANCEN

Zijn de wonderen de wereld nog niet uit?

Op 8 en 9 september jl. zijn vele duizenden mensen getuige geweest van de wonderen die evangelist Mike Francen op het Onafhankelijkheidsplein verrichtte. Lammen konden weer lopen, doven konden horen, enz, enz.

Enkele van onze Muslimbroeders kregen zelfs een (vriendschappelijke) uitdaging om te komen kijken wat deze Christelijke evangelist allemaal aan wonderen kon verrichten. Ware het niet om deze uitdaging geweest, had ik niet de moeite genomen dit artikel te schrijven.

Als we de “wonderencampagne” kritisch beschouwen, merken we dat dhr. Francen eerst begon de mensen zelfvertrouwen in te boezemen. Eerst moesten ze het volle vertrouwen hebben dat ze zouden genezen; de genezing zou dan vanzelf komen, de wet van de psychologie.

Nu is uiteraard belangrijk: hoe staat de Islâm tegenover dergelijke wonderen?

Ook in de Islâm komen zaken als gebedsgenezing voor. Om met het uiterste te beginnen: er zijn in de loop der eeuwen vele Muslimheiligen geweest; een groot deel ligt in India begraven. Eén van de bekendste is waarschijnlijk gwâdja Chisthi van Ajmer. Er zijn vele verhalen van mensen, die zijn graf hebben bezocht en daar hebben gebeden voor hun noden. Vrijwel allemaal kregen wat ze verlangden; vrouwen die geen kinderen konden krijgen, konden dat plotseling wel; voor mensen die een bedrijf wilden opzetten maar daartoe de middelen niet hadden, gingen wegen open; enz, enz.

We moeten echter weten, dat de Islâm grafaanbidding ten sterkste afkeurt. De Profeet Muhammad (vzmh) heeft nl. een waarschuwing doen uitgaan tegenover degenen, die de graven tot plaatsen van aanbidding maken (hadîs in Bugârî).

Maar hoe verklaren we dan het feit, dat bij zulke graven gedane gebeden vaak verhoord worden?

De Islâm leert ons, dat de gelovigen beproefd zullen worden. Op dit geval toegepast: we weten dat gebeden, gedaan bij graven van heiligen, vaak genoeg verhoord worden. Ook weten we, dat de Islâm dit gebruik ten sterkste afkeurt. Het ligt nu aan ons: gaan we ondanks dat verbod tóch naar die graven om te trachten onze wensen vervuld te krijgen? Of gaan we bidden tot Allâh en Hem onze noden voorleggen? Dát is dus de beproeving: proberen we op een legale of op een niet legale wijze onze wensen te vervullen? Merk hierbij op, dat Allâh in staat is alle zonden te vergeven, behalve het aanbidden van andere zaken dan Hem (Qur’ân 4:48).

Qur’ân 2:200 leert ons dat degenen, die uitsluitend voor deze wereld vragen, geen aandeel zullen hebben in het Hiernamaals. Het vers daarna (2:201) vermeldt, dat wij moeten bidden voor het goede in deze wereld én in het Hiernamaals. Daarom dienen wij ons niet aan grafaanbidding e.d. schuldig te maken; wij vragen daar over het algemeen uitsluitend voor deze wereld. Bij het gebed tot Allâh echter vragen wij zowel voor dit leven als voor het volgende.

Maar verhoort Allâh onze gebeden wel, als we Hem aanroepen?

Allâh leert ons, dat Hij dichter bij ons is dan onze halsslagader (Qur’ân 50:16).Verder leert Hij ons, dat als Wij lopend naar Hem toe gaan, Hij ons rennend tegemoet komt (Hadîs Qudsi). En zo staat op veel meer plaatsen in de Qur’ân en de Hadîs aangegeven dat Allâh onze gebeden zal verhoren; wij hoeven Hem slechts te vragen. De Islâm leert nl. dat er een direct contact is tussen de mens en zijn Schepper, in tegenstelling tot andere godsdiensten die bemiddeling van de voorgangers noodzakelijk achten om succes (en vergeving, zie verder) te ontvangen.

Nu zullen velen van u zich afvragen: waarom worden (sommige van) mijn gebeden dan niet verhoord?

Het antwoord is niet moeilijk. Allâh heeft Zijn volgelingen bepaalde plichten opgelegd; door het steeds beter vervullen van die plichten zal de band met Hem steeds hechter worden. En hoe hechter die band, hoe groter de kans op vervulling van gebeden! Een goede manier om die band zo hecht mogelijk te maken is, naast het vervullen van de plichten, het verrichten van de vrijwillige nachtgebeden ofwel tahaddjud (Qur’ân 17:79; 73:6).

Laat mij enkele van mijn eigen ervaringen aanhalen.

Op een avond ging ik naar Meerzorg in verband met twee overlijdensgevallen. Ik ‘mikte’ op het veer van 20:00 uur, maar toen ik daar iets vóór die tijd aankwam wachtte er een vrij lange rij auto’s om te worden overgezet. Ik bad tot Allâh om ervoor te zorgen dat ik met de eerstvolgende boot over kon; ik ging immers niet om één, maar om twee families bij te staan in hun verdriet.

Op gegeven moment kwam de rij auto’s in beweging. Het veer vulde zich en om een lang verhaal kort te maken: ik kwam, na enkele hele spannende momenten, als laatste auto op het veer; achter mij werd de poort gesloten en vele auto’s bleven achter. Toeval, zult u denken. Laat mij daarom verder gaan.

Na de rouwdienst (ik kon wegens tijdgebrek maar één van de diensten bijwonen) vertrok ik richting Paramaribo. En weer kwam ik, nu rond middernacht, in een lange rij terecht. Wederom vroeg ik Allâh om mij over te zetten; ik wilde immers in de ochtend naar de moskee voor mijn gebeden.

En u gelooft het of niet: alweer kwam ik als laatste op het veer en sloot de poort zich achter mij; vele auto’s bleven achter. Kunnen we nog steeds van toeval spreken?

Een volgend voorbeeld: vaak bid ik voor zieken om genezing, vaak ongevraagd en zonder dat de betrokkenen het weten; in een enkel geval zelfs zonder dat ik de persoon in kwestie ooit heb gezien. Ik probeer, naast mijn plichten als Muslim, de vrijwillige nachtgebeden te onderhouden en het is vaak tijdens deze gebeden, dat ik Allâh vraag om genezing voor deze mensen. Er zijn mensen bij geweest die in levensgevaar verkeerden, er zijn mensen geweest die zich in het buitenland bevonden, enz, enz. En ik kan tot op heden niet één voorbeeld noemen van zo’n gebed, dat niet (geheel of gedeeltelijk) is verhoord! Zo waren er dus velen die niet eens wisten dat er voor hen gebeden werd. Het “psychologisch element”, dat in het geval van dhr. Francen duidelijk naar voren kwam, ontbrak hierbij geheel; het was puur gebed (in sommige gevallen samengepaard met het gebruik van medicijnen) dat genezing teweegbracht.

Er was bijvoorbeeld eens een Hindu mevrouw die wekenlang met hevige koorts rondliep, ja, weken lang. Op een goede dag vroeg ze mij (via mijn vrouw) voor haar te bidden. Ik deed dat en twee á drie dagen later was ze genezen. Ze hoefde daarvoor niet eens Muslim te worden (er is geen dwang in de godsdienst, Qur’ân 2:256); ze genas.

Dit in tegenstelling tot dhr. Francen en andere evangelisten; daar wordt verwacht dat degenen die een wonder ontvangen, zich terstond bekeren. Dat is ook het doel van de “wondercampagnes”.

Ons inziens is het ontvangen van een wonder echter geen grondige reden om een religie aan te nemen. Want stel dat zo’n persoon weer ziek wordt (wat in het verleden vaker is voorgekomen), wat dan? Dan heeft het wonder dus gefaald en de logische consequentie daarbij is, dat het Christendom even snel moet worden afgezworen als ze werd aangenomen. De enige reden om een religie aan te nemen, is door zich overtuigen van haar leerstellingen.

Ik voel de volgende vraag al aankomen. Als de Islâm ook wonderbaarlijke genezingen teweeg kan brengen, waarom organiseren de Islamitische organisaties dan geen “wondercampagnes”?

Wij kunnen hierop een wedervraag stellen: als de evangelisten zulke wonderbaarlijke genezingen kunnen verrichten, waarom maken ze geen ronde langs onze overvolle ziekenhuizen...?

Maar om terug te komen op de Islâm: het vinden van de Schepper lukt het best als men zich in een rustige omgeving bevindt en zich goed kan concentreren op het gebed. Dat is dan ook de reden dat de Profeet Muhammad (vzmh) zich regelmatig terugtrok in een grot om te mediteren en dat de Qur’ân het vrijwillig bidden in de nacht sterk aanbeveelt.

Er is echter nog een reden om liever in stilte te bidden. Het uittrekken van tijd voor het bidden voor anderen kan als liefdadigheid worden beschouwd en Qur’ân 2:271 leert, dat het beter is om in het verborgen liefdadigheid te bedrijven dan in het openbaar. Een belangrijke reden hiervoor is dat men — in het geval van verborgen liefdadigheid bedrijven dus — zeker weet dat de intenties zuiver blijven; men bedrijft geen liefdadigheid om dat aan anderen te laten zien, maar met de enige intentie om Allâh te behagen.

Om te besluiten: de Islâm acht bemiddeling van geestelijke leiders niet noodzakelijk om gebeden verhoord te krijgen of om vergeving van zonden te krijgen. Een ieder die zijn of haar best doet op de weg van Allâh, zal op gegeven moment de verandering in het leven merken: gebeden zullen worden verhoord. En als bepaalde gebeden niet verhoord worden, geen nood: Allâh weet het best wat goed voor ons is. Misschien heeft Hij iets beters voor ons in petto!

Nog even iets over vergeving. Ik hoorde evangelist Francen op gegeven moment zeggen dat God alle aanwezigen op het plein had vergeven. Ik vroeg mij af hoe dat kon; hadden alle mensen daar berouw getoond voor hun zonden?

De visie van de Islâm hieromtrent is anders:

  • eerst dient de zondaar op te houden met zondigen;

  • hij dient voorts berouw te tonen, en

  • hij dient zich voor te nemen nooit meer in herhaling te treden.

Zolang niet aan deze voorwaarden is voldaan kan, Islamitisch gezien, geen vergeving plaatsvinden!

 R.A.

   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1