Hoe wij ons tegenover onze medemensen
dienen te gedragen, heeft de Heilige Koran in de volgende woorden tot
uitdrukking gebracht:
“Voorwaar Allah gelast u goed met goed
(te vergelden) en wel te doen aan anderen en te geven als aan verwanten.”
16:90
In het Arabisch zijn hier drie woorden
gebezigd, die wij in een andere taal niet in één woord kunnen
weergeven. En door deze drie woorden worden drie graden van het goeddoen
aangegeven.
Het eerste woord hiervan is:
“Ade”
Het goed met goed bejegenen;
dus “alles wat gij wilt dat uw medemensen u doen, doet dat zelf ook of
hebt u naasten lief als uzelf.”
“Ihsaan”
Het goede om het goede verrichten, zonder iets van de medemensen te verwachten.
“Ietaai Zilqorba”
Het goede doen met de vriendelijkheid van naaste verwanten, zoals de moeder
voor haar kind zorgt.
In het eerste geval houdt men op met
goed te doen indien dit door de medemens niet op dezelfde wijze wordt
beantwoord.
In het tweede stadium doet de mens goed, zonder daar goed voor terug te
verwachten.
In het derde stadium denkt men er in het geheel niet meer over hoe men
door anderen wordt behandeld, hetzij goed of kwaad, men blijft goed handelen,
zoals ouders door de ondankbare handelwijze van hun kind niet kunnen ophouden
goed te zijn tegenover hun eigen kind. De ware moederliefde houdt geen
rekening met de beloning of dankbaarheid, zij is geheel en al liefde,
dus kan zij in geen geval het tegenovergestelde verrichten. De Heilige
Koran leert dus aan de mensen dat zij trachten moeten dit hoogste stadium,
waarin het heil der mensheid ligt, te bereiken.