Universele broederschap en eensgezindheid
zijn zeer voorname punten op de weg van geestelijke vooruitgang en voor
het welzijn van de mens. Nooit of te nimmer kunnen rust en vrede op aarde
heersen, zonder hier naar te streven.
De Koran maakt geen onderscheid tussen de verschillende volkeren, rassen,
of families. Wij zijn allen kinderen van één Vader en de
aarde is de Moeder van ons allen. Zowel onze bestemming als onze oorsprong
hebben wij met elkaar gemeen. Uiterlijke verschillen zijn onbelangrijk,
zij kunnen hoogstens als herkennings- of onderscheidingsteken dienen voor
onze dagelijkse aangelegenheden. Geen volk of mens staat boven andere
volkeren of mensen bij de gratie van geboorte; slechts de verdiensten
van ons innerlijke en uiterlijke leven bepalen onze positie. Niemand,
die dit werkelijk begrijpt en aanvaardt, kan zich door zijn geboorte verheven
voelen boven anderen. Hierover lezen wij het volgende:
De gelovigen zijn voorzeker broeders. Bewaart
daarom vrede onder uw broeders en wees godvruchtig, opdat u barmhartigheid
moge worden betoond.
O, gij die gelooft! laat een volk het andere,
dat waarschijnlijk beter is dan zij, niet bespotten, noch vrouwen andere
vrouwen, die misschien beter zijn dan zij ....
O, mensdom! Wij hebben u uit man en vrouw
geschapen en Wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt, opdat gij elkander
moogt kennen. Voorzeker, de godvruchtigste onder u is de eerwaardigste
bij Allah. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alkennend. 49:10, 11, 13
O, gij die gelooft, vreest Allah zoals het
behoort en sterft niet, tenzij gij Moslim zijt. En houdt allen tezamen
aan Allah's richting vast en weest niet verdeeld en gedenkt de gunst van
Allah, die Hij u bewees toen gij vijanden waart en Hij uw harten verenigde,
zo werd gij door Zijn gunst broeders en gij waart aan de rand van een
vuurput en Hij redde u er van. Zo legt Allah u Zijn geboden uit, opdat
gij zult worden geleid. En laat er een groep onder u zijn, die tot goedheid
aanspoort en tot rechtvaardigheid maant en het kwade verbiedt; dezen zijn
het, die zullen slagen. En weest niet als degenen, die verdeeld waren
en van mening verschilden, nadat de duidelijke bewijzen tot hen waren
gekomen. Voor hen zal er een zware straf zijn. 3:102 t/m 104