Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

Moslim gedragscode

Waarom moet een moslim, behalve geloven, ook goede dingen doen?

Het doen van goede daden laat zien, dat iemand een goed en gelovig mens is.
Daarom spreekt de Koran over echte moslims als “degenen die geloven en goede daden doen”.

Enkele goede eigenschappen:

  1. Waarheidlievendheid: “O gelovigen, voldoe jullie plicht aan Allah en spreek eerlijke woorden.” (Koran 33:70; zie ook 9:119 en 4:135)
  2. Oprechtheid: “Dien Allah en wees oprecht gehoorzaam aan Hem.” (Koran 39:2; zie ook 61:3 en 107:4-6)
  3. Onbaatzuchtigheid: “Jullie zullen geen rechtschapenheid bereiken, als jullie niet (uit liefdadigheid) weggeven uit wat jullie liefhebben.” (Koran 3:92; zie ook 76:8-9 en 74:6)
  4. Nederigheid: “En draai je gezicht niet in minachting van de mensen af, en wandel niet hoogmoedig in het land; waarlijk, Allah heeft geen verwaande bluffer lief.” (Koran 31:18; zie ook 25:63 en 53:32)
  5. Geduld: “En Allah heeft de geduldigen lief.” (Koran 3:146; zie ook 2:155-156)
  6. Vergevingsgezindheid: “Vergeef (de mens) en vergeet (hun fouten). Zouden jullie niet graag willen, dat Allah jullie vergeeft?” (Koran 24:22; zie ook 3:134, 42:37 en 42:40, 43)
  7. Zuiverheid en schoonheid: “Hij die zich (lichamelijk en geestelijk) zuivert is zeker succesvol, en (hij die) de naam van zijn Heer gedenkt, en dan bidt.” (Koran 87:14-15; zie ook 74:4-5)
  8. Eerlijkheid: “En laat je niet aantrekken door het bezit van de wees, behalve op een goede manier, tot hij volwassen is. En vervul de belofte (die je gedaan hebt) … En geef de volle maat wanneer jullie afmeten, en weeg met een ware schaal.” (Koran 17:34-35; zie ook 2:188)
  9. Goedheid en vriendelijkheid voor anderen: “Allah beveelt waarlijk rechtvaardigheid en dat wij goed doen (aan anderen) en dat wij geven aan verwanten.” (Koran 16:90)
  10. Rekening houden met anderen en respect voor hen hebben: “En wanneer jullie worden begroet met een groet, groet dan terug met een betere, of beantwoord hem (op z’n minst op hetzelfde niveau).” (Koran 4:86; zie ook 49:12 en 24:27-28)
  11. Moed: De Koran spreekt in 3:173 over een kleine groep moslims, die tegenover een grote groep vijanden staan, dat zij zeiden: “Allah is voldoende voor ons en Hij is een uitmuntende Beschermer.” (Koran 3:173)
  12. Bescheidenheid: “Eet en drink en wees niet buitensporig.” (Koran 7:31; zie ook 17:29)
  13. Opgewektheid: “Het is liefdadigheid om je medemens met een opgewekt gezicht tegemoet te treden.” (gezegde van de Profeet, zoals vermeld in Buchari).

Hoe moeten de moslims de mensen om zich heen behandelen?

  1. Ouders: “En jullie Heer heeft geboden dat jullie niemand dienen dan Hem, en dat jullie goed zijn voor de ouders. Als één van hen of beiden bij jullie een hoge leeftijd bereiken, zeg dan nooit “foei” tegen hen en berisp hen niet, en zeg vriendelijke woorden tegen hen. En zeg: ‘mijn heer, heb genade voor hen, omdat zij mij grootbrachten toen ik klein was’.”
  2. Andere nauwe familieleden: “Wees goed voor de ouders en voor de naaste familieleden.” (Koran 4:36; zie ook 17:26)
  3. Kinderen: “En dood jullie kinderen niet uit angst voor armoede; Wij geven onderhoud aan hun en aan jullie.” (Koran 17:31)
  4. Wezen en verlaten kinderen: “Ik en de man die een wees grootbrengt zullen zó zijn in het paradijs”, zei de Profeet, terwijl hij zijn wijs- en middelvinger naast elkaar bracht. (verslag in Buchari).
  5. Armen en behoeftigen: “Rechtschapen is degene, die … rijkdom uitgeeft aan naaste familie en de wezen en de behoeftigen en de rieziger en aan degenen die erom vragen en om slaven te bevrijden.” (Koran 2:177; zie ook 90:11-16, 107:1-3 en 70:24-25)
  6. Buren: “Wees goed voor .. (jullie) verwante buren en de vreemde buren.” (Koran 4:36)
  7. Echtgenoten: “Jullie echtgenotes zijn een gewaad voor jullie, en jullie zijn een gewaad voor hen.” (Koran 2:187; zie ook 30:21).
  8. Werknemers: “Ware gelovigen zijn zij, die waken over de hun toevertrouwde zaken en hun overeenkomsten.” (23:8)
  9. Dieren: “Er is geen dier op aarde, noch een vogel die vliegt met zijn twee vleugels, of zij vormen een gemeenschap zoals jullie zelf.” (Koran 6:38)
  10. Regeerders: “Allah verplicht jullie zeker om verantwoordelijkheden (of posities met verantwoordelijkheid en gezag) over te laten aan degenen die ze waardig zijn.” (Koran 4:58)
  11. Moslims: “De gelovigen zijn broeders, dus sticht vrede tussen jullie broeders … lever ook geen afbrekende kritiek op jullie eigen volk, en noem elkaar niet bij bijnamen.” (Koran 49:10-11; zie ook 3:103 en 5:2)
  12. Degenen die moslims misbruiken: “Dus verdraag wat zij (de misbruikers) zeggen met geduld.” (Koran 20:130; zie ook 4:140 en 7:198-199). Verder zegt Koran 33:48: “En negeer hun ergerlijke woorden.”
  13. Vijanden: “En weersta (het kwade) met wat daarvoor het beste is, en zie! Degene die met jou ruzie heeft, wordt alsof hij een goede vriend was.” (Koran 41:34; zie ok 2:109 en 5:13)
  14. Niet-moslims: “En al het goed dat zij (de mensen van andere godsdiensten) doen, zal niet van hen worden weggehouden door Allah. En Allah kent degenen die aan hun plicht voldoen.” (Koran 3:115; zie ook 5:8, 29:46 en 60:8-9). Verder zegt Koran 16:125: Roep (anderen) tot de weg van je Heer met wijsheid en voldoende aansporing, en overtuig hen op de beste manier.”
  15. De gehele mensheid: “De mensheid is één natie.” (Koran 2:213; zie ook 49:13, 21:107 en 4:58). Verder zegt Koran 2:83: “En spreek goede woorden tegen alle mensen.”

 

   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1