Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

CHRISTENDOM, HINDOEÏSME EN SOEFISME

Een reactie vanuit de Islâm

De Ware Tijd, 9 april 2001

In ‘De Ware Tijd’ van 26 februari 2001 verscheen een artikel, getiteld: “Christendom, Hindoeïsme en Soefisme”, ingezonden door mw. H.M. Barrow-Leeuwin. In het bewuste artikel haalt de inzendster twee artikelen aan, t.w.:

1. “Godsdienst in de 21e eeuw” (Jnan Adhin, DWT, 30 december 2000). Volgens de inzendster onderricht dhr. Adhin in het artikel o.a. dat het hindoeïsme een levenshouding is, waarbij “de mens mag geloven waarin hij wil als hij oprecht bezig is” en dat “institutionalisering van het geloof in bepaalde mate moet plaatsvinden”.

2. “Alle religies aan een tafel” (Nico Waagmeester, DWT-Kompas, 10 februari 2001). Volgens de inzendster stelt dit artikel o.a. dat het universeel soefisme uitgaat van een moraliteitsbeginsel “dat onderscheid maakt tussen goed en kwaad en dat terug te vinden is in alle grote godsdiensten ...; daarom zouden zij moeten samensmelten tot één universele kerk of wereldgodsdienst”.

Vervolgens probeert de inzendster aan te tonen, dat “institutionalisering of één wereldgodsdienst t.a.v. het christelijk geloof niet mogelijk is”. Hierbij haalt zij o.a. aan, dat God “zowel aan Jezus als aan het Woord (de Bijbel) Zijn eeuwige Goddelijke waardigheid heeft verleend”. Verder stelt zij, dat een zendingsopdracht met de roep tot bekering in eerste instantie geldt voor de christenen, “om te worden omgevormd van onrechtvaardigen of goddelozen tot rechtvaardigen of gelovigen”, en voor niet-christenen, om niet af te wijken op een weg der heidenen. Ook haalt zij Joh. 14:6 aan: “in Christus alleen is de Weg, de Waarheid en het Eeuwig Leven; niemand komt tot God dan door Hem”. Zij besluit met Hand. 13:47: “Want zo heeft ons de Here geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij tot heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde”.

De bedoeling van onze reactie is in de eerste plaats om het belang en de mogelijkheden van institutionalisering van het geloof, zoals gesteld in de twee door de inzendster aangehaalde artikelen, te benadrukken.

Om te beginnen leert de Qur'ân dat een moslim dient te geloven in hetgeen aan de profeet Muhammad werd geopenbaard én in hetgeen vóór hem werd geopenbaard [1]. Verder onderwijst dit Boek dat een ieder die in God en in de Laatste Dag gelooft en goede werken doet, of die nu Jood, Christen of wie dan ook is, een goede bestemming tegemoet gaat [2]. De Islâm kent geen bekeringsdrang: “Er is geen dwang in de godsdienst” [3]. Op de profeet Muhammad rustte slechts de verkondiging [4]. Verder stelt de Qur'ân dat een moslim dient te geloven in God, Zijn engelen, Zijn boeken en al Zijn profeten [5] en dat hij het voedsel mag nuttigen van degenen die een eerdere openbaring volgen [6]. Voorts leren we uit de islamitische geschiedenis dat de profeet Muhammad eens een christelijke delegatie ontving, die hij toestemming gaf in de moskee te verblijven met behoud van hun religieuze gebruiken enz.

Aangaande de stelling van de inzendster dat slechts in Christus “de Weg, de Waarheid en het Eeuwig Leven” is, is onze mening dat deze stelling volkomen juist is, zij het voor de tijd waarin Christus leefde tot aan de komst van de Trooster voor de Israëlieten (joden). Christus zélf heeft nl. de komst van de Trooster aangekondigd [7]: “Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen. Maar wanneer Die zal gekomen zijn, de Geest der waarheid, zal Hij u in al de waarheid leiden ...”. Uit verschillende andere passages uit de Bijbel blijkt, dat er na Jezus nog een leraar zou komen [8]. Veel van deze aanhalingen wijzen erop dat deze leraar zou voortkomen uit het geslacht van Abrahams zoon Ismaël, de broeder van Izak. Christus zélf was trouwens slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls [9].

Ook Hindoegeschriften verwijzen naar de komst van andere leraren. Zo wordt Boeddha voorspeld in “Srimad Bhagavatam”, Jezus in “Maha Bhavisya Purana” en Muhammad in “Maha Bhavisya Purana” en “Atharva Veda”. Dit zijn niets anders dan bewijzen, dat ook andere volkeren Goddelijke openbaringen hebben ontvangen. Want hoe kan bijv. Jezus in hindoegeschriften zijn voorspeld, als aan deze geschriften geen Goddelijke openbaring ten grondslag zou hebben gelegen? Hiernaar verwijst de Qur'ân als zij stelt: “Er is geen volk of een waarschuwer is onder hen geweest” [10]. Daarom beveelt de Qur'ân de moslims in de komst van alle eerder verschenen profeten te geloven; zij zijn allemaal afkomstig van één Bron en de verkondigers van één en dezelfde Waarheid.

Als de inzendster en vele anderen op de wereld (waaronder ook vele moslims!) zouden kunnen en willen inzien dat de Waarheid niet slechts aan één volk of religieuze groepering toebehoort – merk op dat de inzendster in haar artikel slechts een rechtvaardig christelijk leven als een heilig leven beschouwt – zouden vele oorlogen op de wereld nutteloos blijken te zijn! Denk hierbij maar aan het Israëlisch-Palestijns conflict.

Conclusie

Als het dus gaat om institutionalisering van het geloof, kunnen wij stellen dat de Islâm daarvoor een zeer stevig fundament heeft gelegd. De Qur'ân stelt immers dat de moslims dienen te geloven in hetgeen aan de profeet Muhammad werd geopenbaard én in hetgeen vóór hem werd geopenbaard. Verder stelt zij dat er geen dwang is in de godsdienst, dat op de profeet Muhammad (en zijn volgelingen) slechts de verkondiging rust en dat een ieder, die gelooft en goede werken doet, een goede bestemming tegemoet mag zien. Verder leert de Qur'ân dat het een moslim geoorloofd is het voedsel van de volgelingen van het Boek te nuttigen.

Ook al belijdt iedereen heden ten dage niet dezelfde godsdienst, de Islâm onderwijst dat er slechts één wereldreligie is die in etappes aan de mensheid werd geopenbaard, naar gelang het niveau en de behoeften van de mens op het moment van de openbaring. Het is ons inziens dus zeker niet zo dat iedere niet-christen een heiden is, zoals mw. Barrow de lezer d.m.v. Joh. 14:6 en Hand. 13:47 probeert wijs te maken. Een ieder die een zuivere Goddelijke openbaring volgt, is een gelovige. En als iedere gelovige, hetzij christen, jood, moslim, hindoe etc. zijn of haar geloof op de juiste manier belijdt, mogen zij allen een goede bestemming tegemoet zien!

Instituut voor Islamitische Studies en Publicaties

Verwijzingen:

[1] HQ 2:4; [2] HQ 2:62; [3] HQ 2:256; [4] HQ 3:19; [5] HQ 2:285; [6] HQ 5:5; [7] Joh. 16:12-13; [8] Gen. 21:13, Gen. 17:20-22, Deut. 18:18-20, Matth. 21:42-43 e.a.; [9] Matth. 15:24; [10] HQ 35:24

   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1