Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

Ied ul-Fitr preek
Zondag 14 nov. 2004 te Londen
Dr. Zahid Aziz

Koran 2:185: “De maand Ramadan is die, waarin de Koran geopenbaard werd, een leiding voor de mensen en duidelijke bewijzen van de leiding en de onderscheiding; derhalve, wie van u in de maand aanwezig is, zal daarin vasten, en wie ziek of op reis is, (zal) dan een (gelijk) aantal andere dagen (vasten); God wenst u gemak, en Hij wenst u geen moeilijkheid, en (Hij wenst) dat u het getal voltallig maakt en dat u de grootheid van God verheerlijkt, omdat Hij u geleid heeft en opdat u danken zult.”

2:186: “En wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen, dan ben Ik waarlijk zeer nabij; Ik verhoor de bede van de smekende, als hij Mij aanroept, daarom behoren zij aan Mijn roep gehoor te geven en in Mij te geloven, zodat zij op de rechte weg zullen wandelen.”

2:189: “Zij vragen u omtrent de nieuwe manen. Zeg: zij zijn tijden, bepaald voor (het welzijn van) de mensen, en (voor) de bedevaart; en het is geen rechtschapenheid dat u de huizen door hun achterzijden ingaat, maar rechtschapenheid is deze, dat men zich hoedt (tegen het kwaad). En ga de huizen in door hun deuren en wees oppassend (voor uw plicht) tegenover Allah, opdat u voorspoedig zult zijn.”

Huizen binnengaan via de voordeur
Direct na de paragraaf in de Heilige Koran die gaat over vasten, komt vers 2:189. Het begin ervan lijkt toepasselijk, omdat mensen naar de nieuwe maan vragen in verband met Ramadan, zowel aan het begin als aan het eind ervan. Het vers zegt dat de nieuwe maan het middel is om tijden vast te stellen. Daarna wordt gesteld: “het is geen rechtschapenheid dat u de huizen door hun achterzijden ingaat.” Wat heeft dit te maken met de nieuwe maan?

Commentatoren van de Koran zeggen dat er een gewoonte was onder de pre-islamitische Arabieren. Als een van hen zijn huis uitging voor iets belangrijks en hij het niet bereikte, ging hij bij het terugkomen naar huis niet via de voordeur, maar via de achterdeur naar binnen. Als de woorden van het vers alleen maar op deze bijgelovige gewoonte wijzen, hebben ze vandaag de dag geen betekenis meer, omdat geen enkele moslim deze gewoonte meer naleeft. De klassieke commentatoren van de Koran zeggen ook dat de woorden “ga de huizen in door hun deuren” betekent, in meer algemene zin, dat men de juiste methode moet hanteren om iets te doen, en niet een verkeerde en belachelijke methode. Als we deze betekenis hanteren, kunnen we het zeker verbinden aan het onderwerp van de nieuwe maan. De manier waarop de eerste verschijning van de maansikkel wordt bepaald, lijkt namelijk inderdaad op het binnentreden van een huis middels het negeren van de voordeur en over de achtermuur springen. Sterker nog, dit wordt ook nog als rechtschapenheid beschouwd. Dit vers leert ons om de rechtstreekse, vanzelfsprekende, eenvoudigste methode te gebruiken, en niet een verwrongen kronkelweg.

Laat me het kort uitleggen. Lange tijd geleden was de enige methode om de nieuwe maan – en dus het begin van de nieuwe maand – te bepalen, het zien van de maansikkel met het blote oog bij zonsondergang. Maar al gedurende vele decennia zijn tabellen beschikbaar, die de exacte data en tijden aangeven waarop de nieuwe maan zal worden geboren, de tijden van ondergang en de positie in de hemel. Er zijn zelfs websites van moslimwetenschappers waar deze data en tijden worden gepubliceerd voor de komende maanden en jaren (bijv. www.moonsighting.com en www.hilal-sighting.com. En toch wachten deze wetenschappers, evenals de moslimorganisaties die ze moeten adviseren, op verslagen van het zien van de maan met het blote oog alvorens het begin van de nieuwe maand bekend te maken. Ze menen dat dit vereist is door de wet (ofwel, dat dit rechtschapenheid is, om de term van het vers te gebruiken). Wanneer de geleerden een verslag krijgen van mensen die de maan hebben gezien, vergelijken ze dit met de wetenschappelijke berekeningen, en als het verslag tegenstrijdig is aan de berekeningen, wordt het verslag niet geaccepteerd. Ze accepteren alleen een verslag dat in overeenstemming is met de wetenschappelijke berekeningen, die van tevoren al bekend zijn.

Deze geleerden hebben nu de sleutel naar de deur, die hen in staat stelt gemakkelijk het huis te betreden. Maar zij weigeren door die deur naar binnen te gaan, hoewel zij het hebben geopend en al naar binnen hebben gekeken! Ze geven er de voorkeur aan het huis via de oude, lastige en onzekere manier te betreden, bewerende dat het rechtschapenheid is om het op deze manier te doen, om over een onnodige drempel te gaan. Zij hebben de juiste informatie en geloven in de juistheid ervan, maar toch willen zij het bevestigd hebben door de minder betrouwbare methode van menselijke waarneming.
De Koran vertelt ons in voornoemd vers dat het geen rechtschapenheid is om iets te doen op een omgekeerde wijze, terwijl wordt afgeweken van de rechte en juiste weg. Ook wordt ons verteld wat rechtschapenheid wel is: “rechtschapenheid is deze, dat men zich hoedt (tegen het kwaad).” Het doel van het vasten, zoals vermeld in het eerste vers dat gaat over vasten, is om ons te leren onze plicht tegenover God en onze medemensen te vervullen. Degenen, die deze les leren uit het vasten, zijn de rechtschapenen. Het is geen voorwaarde voor rechtschapenheid om op exact de juiste datum te starten of te eindigen met de Ramadan.

Vasten leert ons dat de Koran de hoogste bron van leiding moet zijn
Ik ga nu naar het begin van het eerste vers dat ik aanhaalde, dat zegt: “De maand Ramadan is die, waarin de Koran geopenbaard werd, een leiding voor de mensen en duidelijke bewijzen van de leiding en de onderscheiding.” De Ramadan werd in de islam gekozen als de vastenmaand, omdat het de maand is waarin de openbaring van de Koran aan de Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) begon. Voordat de Heilige Profeet tot deze missie werd geroepen, maakte hij zich grote zorgen om de vervallen morele staat van de mensheid en hij bad tot God voor antwoorden op de fundamentele vragen over het leven en oplossingen voor de problemen, waaronder de wereld leed. Hij vastte ook in eenzaamheid om dit doel te bereiken. God gaf hem toen leiding in de vorm van openbaring, later in boekvorm verzameld als de Koran. Ook Mozes en Jezus vastten in afzondering voordat ze hun missie van God ontvingen. Ons vasten, hoewel minder zwaar dan dat van hun, dient een zelfde doel, maar dan op kleinere schaal, namelijk het reinigen van onszelf, zodat we in staat zijn het begrip van God’s Woord in onze harten te ontvangen. Dan, terwijl we ons begrip van het Woord van God vergroten en onze relatie ermee versterken, is het ook onze plicht om de leerstellingen ervan aan de wereld bekend te maken. Zoals het in het vers vermeld wordt, is de Koran een leiding voor alle mensen. Het doel van het vasten wordt niet bereikt, zolang het ons niet leidt tot het maken van de Koran tot een gids in ons leven, en dan voor de hele wereld.

Het is in dit opzicht, dat de Ahmadiyya Beweging een unieke dienst heeft bewezen. Toen de Ahmadiyya Beweging verscheen, was er over het algemeen geen begrip onder de moslims omtrent:

  • het leren van iets uit de Koran en kennis eruit verkrijgen;
  • het toepassen van de Koran op hedendaagse problemen en kwesties;
  • het vertalen van de Koran;
  • het beschouwen van de Koran als de hoogste leidraad in het leven.

Mensen leerden wel de Arabische tekst van de Koran te reciteren, en de religieuze geleerden kenden de taal. Maar hun begrip van de leerstellingen werd begrensd door de uitleg van de Koran, die verscheidene eeuwen geleden werd geschreven. Ze deden weinig of geen moeite om iets uit de Koran te leren en te begrijpen, en dit op de hedendaagse situatie toe te passen. De commentaren van eeuwen geleden, die ze bestudeerden, zijn van toepassing op de wereld van toen, en vele zaken uit die geschriften lijken heden vreemd, absurd en ontoepasbaar te zijn.

Aangaande het vertalen van de Koran, beschouwde een groot deel van de moslimgeleerden het als niet toegestaan om het in andere talen te vertalen. De Engelse vertaling van maulana Muhammad ‘Ali werd voor het eerst gepubliceerd in 1917. Toen 12 jaar later een bekende Engelse moslim, Marmaduke Pickthall, ook een Engelse vertaling maakte, nam hij het mee naar Egypte alvorens het te publiceren, om het na te kijken onder leiding van de geleerden aldaar. Tot zijn verbazing ontdekte hij, dat velen van hen het vertalen van de Koran ongeoorloofd verklaarden. Zij adviseerden hem in de plaats daarvan één van de traditionele commentaren te vertalen. Pickthall heeft zelf opgetekend hoe hij hun bezwaren moest weerleggen, hun tegenstand moest overwinnen en hun het belang van een vertaling moest aantonen.

De Ahmadiyya Beweging leerde honderd jaar geleden dat het absoluut noodzakelijk is voor geleerden om de Koran in andere talen te vertalen en om commentaren en uitleggingen te schrijven, gebaseerd op de Koran zelf, in plaats van de klassieke commentaren, en om de Koranische leerstellingen toe te passen op de vraagstukken en kwesties van deze tijd. De gewone mensen moeten ook de Koran rechtstreeks bestuderen, met behulp van deze vertalingen en uitleggingen. Maar zij moeten dit doen met een onderzoekende geest, en niet blindelings op basis van de uitleg van eeuwen geleden en deze, evenals het Woord van God, als onfeilbaar beschouwen. Het is hun plicht om de betekenis zodanig toe te passen dat de uitleg, die door de geleerden is gegeven, wordt bevestigd door de Koran zelf. Er moet zelfs getracht worden de interpretaties verder te verbeteren.

Het laatste dat ik hierboven vermeldde is het beschouwen van de Koran als de hoogste gids. Jammer genoeg hebben moslimgeleerden en –interpretators in het verleden, wanneer ze de spirituele leerstellingen van de islam vaststelden, aan andere boeken een hogere plaats dan de Koran toegekend. Voorbeelden zijn: verzamelingen van gezegden van de Heilige Profeet, literatuur over de islamitische wetgeving, en zelfs boeken over onbetrouwbare geschiedenissen, bij het vaststellen van de spirituele leringen van de islam en zijn regelingen voor het leven van deze wereld. Dit leidde tot de groei van bepaalde concepten en visies onder moslims, die tegenstrijdig waren aan de richtlijnen van de Heilige Koran en de werkelijke praktijk van de Heilige Profeet Mohammed. Veel van deze concepten, die als islamitisch worden gezien, veroorzaken in feite schade aan de waardigheid van de islam en creëren obstakels voor de vooruitgang van de islam in de wereld. In deze categorie vallen de verkeerde visie op djihaad, vrijheid van godsdienst, rechten van vrouwen, en het leven van Jezus. De Ahmadiyya Beweging heeft deze misvattingen opgehelderd door de Koran de positie van hoogste autoriteit te geven en alle andere bronnen als ondergeschikt daaraan te beschouwen.

Zodoende heeft de Ahmadiyya Beweging dit hoofddoel van het vasten bereikt, namelijk dat we leren om de Koran als de hoogste autoriteit in ons leven te beschouwen en dat we ernaar streven dat dit Boek de gehele mensheid. Als ons gevraagd wordt waarom sommige van de Ahmadiyya leerstellingen verschillen van de leerstellingen, die als standaard worden beschouwd onder de moslims, is de reden slechts deze, dat de Ahmadiyya Beweging de hoogste plaats toekent aan de Heilige Koran bij het bepalen wat onze leerstellingen moeten zijn.

Gebed en het bereiken van nabijheid tot God
In het tweede vers, dat ik voorlas, zegt Allah: “En wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen, dan ben Ik waarlijk zeer nabij; Ik verhoor de bede van de smekende, als hij Mij aanroept, daarom behoren zij aan Mijn roep gehoor te geven en in Mij te geloven, zodat zij op de rechte weg zullen wandelen.”

Dit toont aan dat vasten iemand moet leiden naar de realisatie, dat God dichtbij hem is, en dat Hij zodoende zijn of haar gebeden beantwoordt. Daarom is vasten van het grootste belang in de vastenmaand. En er is geen twijfel aan, dat elke moslim gelooft in het extra belang van bidden gedurende de Ramadan. Hier dienen echter twee zaken in acht te worden genomen. Ten eerste zijn gebeden verworden tot een ritueel, dat wordt verricht door vastgestelde woorden letterlijk te herhalen en enkele bewegingen uit te voeren. De betrokkenheid van het hart en het verstand werd beschouwd als onnodig. De stichter van de Ahmadiyya Beweging heeft het belang van de nachtgebeden (tahadjoed) benadrukt. Over het algemeen bidden moslims de tarawih gebeden na de isha, maar de Ahmadiyya Beweging dringt aan, indien mogelijk, om in de vroege uren het tahadjoed gebed te verrichten in afzondering. Dat is het gebed, dat door de Koran wordt aanbevolen en waaraan dit Boek een zeer hoge plaats toekent. Het verleent een unieke gelegenheid om nabijheid tot God te zoeken. Zolang ons vasten ons niet doet realiseren dat God nabij is, dat Hij naar onze gebeden luistert en ze verhoort, en dat wij daarom ook Zijn roep moeten gehoorzamen, wordt ons vasten niet het ware vasten, zoals de islam dat verlangt.

Rechtvaardige en ware moslims van alle tijden hebben de wereld via hun leven getoond, dat God dicht bij hen was en dat Hij hun gebeden verhoorde. In recente tijden waren het de stichter van de Ahmadiyya Beweging, en degenen die hem gedurende hun leven accepteerden, die aan de sceptische wereld toonden dat God nabij is en dat Hij gebeden hoort en verhoort. Hun pure, moreel hoogstaande houding en karakter getuigde ervan dat zij voelden, dat zij continu in God’s nabijheid waren. Hun gebeden waren zo effectief dat datgene, wat onmogelijk scheen, via hun mogelijk werd. De kracht en doeltreffendheid van hun gebeden werd algemeen erkend door andere moslims.

Wij moeten de missie, waarmee zij startten, voortzetten, ook al kunnen wij op geen enkele manier hun niveau van geleerdheid, niveau van toewijding, bereidheid om offers te brengen, en hun hoog niveau van rechtvaardigheid bereiken. Nochtans leert de Heilige Koran dat degene, die het geloof van hun spirituele voorvaders erft, hun erfenis kan beschermen en ontwikkelen, ook al zijn ze niet gelijk aan hen: “En (aangaande) degenen die geloven en wiens nakomelingschap hen in het geloof volgt, Wij zullen met hen hun nakomelingschap verenigen en Wij zullen hun niets van hun werk afdoen.” (52:21). Er zijn mensen, die grote fysieke rijkdommen erven van hun voorvaders, maar zijzelf hebben niet de capaciteit of vaardigheid om uit niets rijkdom te creëren, zoals hun voorvaders deden. Zij kunnen of nalaten om hun erfenis te waarderen, en het laten achteruitgaan of vergaan, of ze kunnen zich inspannen om het te behouden, te onderhouden en te laten groeien door investeringen. Dit is ook op ons van toepassing, nu wij deze erfenis van goudmijnen, bestaande uit geloof en kennis, hebben ontvangen van de standvastige oprichters van deze Beweging. Iedere generatie kan altijd vooruitgang boeken, ook al leeft die in de schaduw van de grootheid van een vorige generatie.

Samengevat en vertaald door:
Instituut voor Islamitische Studies en Publicaties

   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1