Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

De positie van de vrouw,
zoals onderwezen door de Islâm

Dr. Zahid Aziz

Verschillende verwijzingen en feiten zijn hieronder verzameld, die de ware bekwaamheden en de positie van vrouwen aantonen, zoals door de Islam onderwezen.

1. Vrouwen aangehaald als voorbeelden voor de gelovigen

De Heilige Qur'ân zegt:

“En Allâh stelt een voorbeeld voor degenen die geloven – de vrouw van Farao, toen zij zei: Mijn Heer, bouw voor mij een huis bij U in de Tuin en bevrijd mij van Farao en zijn werk, en bevrijd mij van de onrechtvaardige mensen.”

“En Maria, de dochter van `Imraan, die haar kuisheid bewaarde; derhalve bliezen Wij in hem (d.i. de gelovige voor wie Maria een voorbeeld is) van Onze inspiratie ...” (66:11-12)

Hier worden twee vrouwen voorgesteld als voorbeelden voor alle Moslimse gelovigen (mannen en vrouwen). De vrouw van Farao typeert de gelovige die nog niet vrij is van de slavernij der zonden (net zoals Farao’s vrouw onderworpen was aan het kwaad van Farao), maar die bidt om hiervan bevrijd te worden. Maria typeert de hoogste graad van een gelovige die zichzelf, hij of zij, hoedt voor alle lage begeerten en daardoor inspiraties van God ontvangt.

De Qur'ân heeft dus twee vrouwen aangehaald als de hoogste voorbeelden voor Moslimse mannen en vrouwen om te volgen.

2. Vrouwen ontvangen openbaringen

In de Qur'ân worden voorbeelden gegeven van rechtschapen vrouwen, die openbaringen van God ontvangen:

“En Wij openbaarden tot de moeder van Mozes, zeggende: zoog hem (de baby Mozes), en wanneer u voor hem vreest, werp hem in de rivier en vrees niet, noch wees bedroefd ...” (28:7)

Op gelijke wijze wordt God’s openbaring tot Maria vermeld in 19:24-26 en 3:42-43.

Merk op, dat de soort openbaring die in deze passages wordt vermeld, alleen tot diegenen komt, die de hoogste rang van nabijheid tot God bereiken.

3. Een vrouw vermeld als profeten

Net zoals wij in hoofdstuk 19 de woorden “en vermeld Abraham in het Boek” (v. 41), “en vermeld Mozes in het Boek” (v. 51) etc. vinden om het belang van de verschillende profeten aan te geven, zo vinden wij ook: “En vermeld Maria in het Boek” in exact dezelfde bewoordingen. Op gelijke wijze geeft hoofdstuk 21 voorbeelden van verschillende profeten (verzen 51 tot 90), en verwijst vervolgens in vers 91 op dezelfde wijze naar Maria, en zegt vervolgens in het volgende vers, waarbij naar de gehele groep wordt verwezen:

“Waarlijk, deze gemeenschap van u is één gemeenschap, en Ik ben uw Heer, dien Mij derhalve.”

4. De klacht van een vrouw gehoord door Allâh

Hoofdstuk 58 begint als volgt:

“Inderdaad heeft Allâh het pleit gehoord van haar, die bij u (de Profeet Muhammad) pleit over haar echtgenoot en zich bij Allâh beklaagt.”

Allâh heeft dus de klacht van een vrouw over haar echtgenoot gehoord en heeft een openbaring aan de Heilige Profeet gezonden om haar grieven goed te maken.

5. Een vrouwelijke heerser in de Qur'ân

De Qur'ân geeft het verhaal van Salomo en de koningin van Sheba. Salomo had een goed georganiseerde inlichtingendienst. Zijn inlichtingenofficier gaf hem de informatie van een naburig land als volgt: (merk op dat dit geen vogel was, zoals algemeen wordt geloofd, maar een man wiens naam ‘Hoedhoed’ was):

“Ik vond een vrouw over hen regeren, en aan haar is van elk ding gegeven en zij heeft een machtige troon. Ik vond haar en haar volk de zon aanbidden in plaats van Allâh ... en zij zijn niet recht geleid.” (27:23-24)

Waar de Qur'ân bezwaar tegen maakt, is niet dat een vrouw het land regeert, maar dat zij en haar onderdanen de zon aanbidden en niet het rechte pad volgen. De Qur'ân vertelt ons hoe zij het land regeert:

“Zij zei: o hoofden, geef mij raad aangaande mijn zaak. Ik beslis nooit een zaak, totdat u in mijn aanwezigheid bent. Zij zeiden: wij (d.i. de natie) zijn bezitters van kracht en grote moed. En het bevel behoort toe aan u; overweeg dus wat u zult doen.” (27:32-33)

Zij regeert dus met de raadgeving van haar adviseurs, maar “het bevel behoort toe aan u”. De macht van de uiteindelijke beslissing ligt bij haar. De Qur'ân maakt bij het aanhalen hiervan geen bezwaren hiertegen.

In het daaropvolgende verslag zijn Salomo’s inspanningen gericht op het haar redden van haar afgodisch geloof, en wanneer zij door zijn argumenten is overtuigd, zegt zij:

“Mijn Heer, waarlijk, ik ben onrechtvaardig tegen mijzelf geweest, en ik onderwerp mij met Salomo aan Allâh, de Heer der werelden.” (27:44)

Zij onderwerpt zich niet aan Salomo als haar heer en meester, maar veeleer onderwerpt zij zich aan Allâh tezamen met Salomo, als een gelijke.

6. De vrouwen van de Profeet als leraren van de religie

Na de dood van de Heilige Profeet traden zijn vrouwen op als leraren van religieuze kennis tot de Moslims. Grote aantallen mensen kwamen bij hen met vragen over verschillende zaken. Er is een groot aantal hadîs’ door hen overgeleverd, vooral door ‘Â’isha (Allâh’s tevredenheid zij met haar). Niet alleen vertelden deze vrouwen uitvoerig aan de mensen over de gebeurtenissen uit het leven van de Heilige Profeet, maar hun inzichten werden gebruikt om conclusies te trekken en te oordelen aangaande religieuze kwesties.

Er wordt geschat dat ongeveer tweederde van de hadîs met betrekking tot zaken van de Shâri’ah overgeleverd is door ‘Â’isha. Toen de samenstellers van de Hadîs de verslagen van de gezegden en handelingen van de Heilige Profeet bijeen verzamelden en de geschiktheid van de vertellers controleerden, maakten zij geen onderscheid tussen een verteller als te zijn een man of een vrouw. Het bewijs van een vrouwelijke verslaggever, dat zij een bepaald gezegde van een bepaalde bron had gehoord, werd op dezelfde basis als dat van een mannelijke verslaggever behandeld door de Hadîs-verzamelaars.

Een Qur'ânvers, dat vaak wordt besproken, is het volgende:

“O vrouwen van de Profeet, u bent niet als enige andere vrouwen. Indien u uw plichten vervult, wees dan niet zacht in spraak, opdat hij in wiens hart een ziekte is, niet zal begeren. En spreek een goed woord. En blijf in uw huizen en vertoon uw schoonheid niet, gelijk het vertoon van de vroegere tijden der onwetendheid.” (33:32-33)

Dit vers verwijst naar de publieke plichten van de vrouwen van de Heilige Profeet als leraren van de Moslims. De functie van onderwijzing wordt gegeven met de woorden “spreek een goed woord”. Zij waren publieke figuren die zich in een delicate positie bevonden en waren derhalve geen gewone individuen. Zij moesten daarom die zaken vermijden, welke verkeerd konden worden begrepen en hen onder de geringste zweem van verdachtmakingen zouden kunnen brengen. Tegelijkertijd moesten zij hun plichten van het geven van onderricht vervullen, hetgeen betekent dat zij in contact moesten treden met een groot aantal verschillende soorten mensen. Vandaar de hierboven vermelde voorzorgsmaatregelen, inclusief het niet informeel tot mannen spreken.

7. Vrouwen corrigeren mannen in religieuze zaken

En zijn gevallen waarbij vrouwen de zienswijzen van een man met de status en positie van hazrat ‘Umar corrigeerden. In Bugârî staat opgetekend dat hazrat ‘Umar op zijn sterfbed beweerde, dat de Heilige Profeet had gezegd dat “het gejammer en geweeklaag van de familieleden van een overleden persoon de straf van die persoon in het leven hiernamaals doen toenemen”. Nadat zij hierover was ingelicht, zei ‘Â’isha dat ‘Umar het verkeerd had en dat de Heilige Profeet dit niet had gezegd, omdat het de lering van de Qur'ân weerspreekt, dat een persoon niet kan worden gestraft voor hetgeen anderen doen.

Toen hij een kalief was, kondigde ‘Umar aan dat hij een bepaalde beperking zou invoeren aangaande de mahr (een door de man aan de echtgenote gegeven gift ten tijde van het huwelijk). Een gewone vrouw rees op vanuit het publiek en las een vers voor uit de Qur'ân dat tegengesteld was aan dit idee. ‘Umar trok onmiddellijk zijn voorstel in, en zei:

“De vrouwen van deze stad hebben meer begrip dan ‘Umar.”

(Kunt u zich voorstellen dat enige moderne Islamitische heerser dit zou doen?)

8. De Heilige Profeet stelt een vrouw aan als imâm in haar huis

Er is een hadîs in zowel Sunan Abu Dawud als in Musnad van Ahmad ibn Hanbal, dat de Heilige Profeet Muhammad een vrouw, genaamd Umm Waraqa, opdroeg dat zij “als imam voor de mensen van haar huis moest optreden”, en zij had een mu’adhdhin (oproeper tot het gebed) in haar huis, die een man was. Aldus baden de mannen van het huis achter haar.

9. De positie van vrouwelijke heiligen

Tazkirat al-Auliya is een beroemde compilatie van de levens van de Moslimse heiligen, bijna 800 jaar geleden geschreven door Farid ud-Din Attar. Het omvat ook het leven van een vrouwelijke heilige, de beroemde Rabî’a van Basra. Attar schrijft aan het begin van het gedeelte dat handelt over haar leven:

“Indien iemand zegt: ‘Waarom heeft u Rabî’a toegevoegd in de rang van mannen’, dan is mijn antwoord, dat de Profeet zelf heeft gezegd: ‘God beschouwt niet uw uiterlijke vormen’. De kern van de zaak is niet de vorm, maar de intentie, zoals de Profeet heeft gezegd: ‘De mensen zullen zich ontwikkelen volgens hun intenties’. Bovendien, indien het gepast is om tweederde van onze religie aan ‘Â’isha (de vrouw van de Profeet) te ontlenen, dan is het zekerlijk toelaatbaar om religieus onderricht te nemen van een dienares als Rabî’a. Wanneer een vrouw een ‘man’ wordt op de weg van God, dan is zij een man en kan zij niet meer een vrouw genoemd worden.”

Dit werd bijna 800 jaar geleden geschreven!

Laatste opmerking

De bovenstaande passages illustreren niet alleen de posities die vrouwen volgens de Islâm kunnen bereiken, maar ze tonen aan dat zij deze posities daadwerkelijk hebben bereikt.
Wij besluiten met de volgende fragmenten uit de Heilige Qur'ân:

“En de gelovigen, mannen en vrouwen, zij zijn elkanders vrienden. Zij gebieden het goede en verbieden het kwade en onderhouden en gebed en betalen de zakât, en gehoorzamen Allâh en Zijn Boodschapper. Aangaande hen, Allâh zal hen genadig zijn. ... Allâh heeft de gelovige mannen en de gelovige vrouwen tuinen beloofd waarin rivieren stromen, om daarin te verblijven ... dat is het grote succes.” (9:71-72)

“Op die dag zult u de gelovige mannen en de gelovige vrouwen zien, hun licht voor hen uitstralende en aan hun rechterhand. Blijde tijdingen voor u deze dag! – tuinen waarin rivieren stromen, om daarin te verblijven.” (57:12)

   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1