Instituut voor Islamitische
Studies en Publicaties

 
 

 

Deze site tot uw startpagina maken? Klik hier!

MUSLIMS IN DE SURINAAMSE SAMENLEVING

Omstreeks midden december 2001 vierden de Muslims het ‘Īd al-Fitr feest na het eind van de vastenmaand Ramadan. Deze vastenmaand vergt nogal veel van de Muslims, aangezien zij zich vanaf de dageraad tot aan de zonsondergang, dus gedurende een periode van ongeveer 13,5 uur, onthouden van o.a. voedsel en drank.

In deze context bekeken is het interessant na te gaan in hoeverre de maatschappij aan de verschillende religieuze groeperingen in het algemeen, en aan de Muslims in het bijzonder, de gelegenheid biedt in alle vrijheid hun religieuze plichten na te komen.

De positieve kanten

In de afgelopen decennia zijn er enkele ontwikkelingen geweest, waardoor de Muslims hier te lande steeds beter hun religieuze activiteiten konden ontplooien. Hierbij kan als eerste worden genoemd het proclameren van de ‘Īd al-Fitr tot nationale feestdag in 1970, maar ook de in 1987 ingestelde regeling, volgens welke Islamitische werknemers op de vrijdag vrij konden krijgen om de gebedsdiensten bij te wonen, kan in dit verband genoemd worden. Helaas moet vermeld worden, dat deze regeling slechts geldt voor landsdienaren en dat zeer weinig particuliere bedrijven hieraan navolging hebben gegeven.

Verder zijn er heel wat Islamitische slagerijen, waardoor het voor de Muslims geen probleem is om aan ritueel geslacht vlees te komen. Ook de vele halaal restaurants zijn een goed voorbeeld van de integratie van de Muslims binnen de Surinaamse samenleving.

Gedurende de afgelopen Ramadan (2001) is gebleken, dat het vrijwel uitsluitend de door Hindoebroeders en -zusters bestuurde radio- en televisiestations waren, die op regelmatige basis Islamitische programma’s uitzonden; ook de Nationale Voorlichtings Dienst (N.V.D.), een overheidsinstelling, verzorgde gedurende de Ramadan Islamitische programma’s op verschillende televisiezenders. Dit zijn voorbeelden waaruit blijkt, dat zowel de Overheid als de media tot op zekere hoogte rekening houden met de Muslims in de samenleving; in het bedrijfsleven is dit helaas wat minder.

Vermeldenswaard is, dat de Amerikaanse ambassadeur in Suriname gedurende de afgelopen Ramadan één van de avondgebedsdiensten bijwoonde, en wel in de moskee van de Surinaamse Islamitische Vereniging aan de Keizerstraat.

Een zeer positieve ontwikkeling in Suriname is het vredig naast en met elkaar leven van belijders van de verschillende godsdiensten. Zo kennen wij twee interreligieuze samenwerkingsverbanden, t.w. de Interreligieuze Raad in Suriname (I.R.I.S.) en de Interreligieuze Gezondheidscommissie (I.G.C.), waarin vertegenwoordigers van verschillende religieuze organisaties zitting hebben. Ook zien we aan de Keizerstraat een moskee en een synagoge vredig naast elkaar staan. En we kunnen tot onze vreugde constateren dat, ondanks de vele gevallen van discriminatie die wereldwijd jegens Muslims ontstonden als gevolg van de aanslagen in de V.S. op 11 september j.l., de religieuze vrede in Suriname bewaard is gebleven.

De minder positieve kanten

Ondanks bovengenoemde positieve ontwikkelingen zijn er ook zaken die de godsdienstbelijdenis van de Muslims hier te lande belemmeren.

Om bij het Islamitische vasten te beginnen: we zien dat veel werkgevers weinig of geen rekening houden met de vastenplicht van hun Islamitische werknemers. Vooral werknemers die zware fysieke arbeid verrichten, kunnen door deze situatie vaak hun vastenplicht niet vervullen.

Verder blijkt regelmatig dat tijdens de gebedsdiensten op de vrijdag (djumu’ah) vaak geen rekening wordt gehouden met de Muslims in de moskeeën. Omliggende winkels schromen er zelfs niet voor om tijdens deze diensten luide muziek af te draaien, langsrijdende bussen idem dito.

Een ander punt is, dat het Islamitische offerfeest geen nationale feestdag is. Dit feest, waarbij wordt herdacht dat de profeet Abraham zijn zoon Ismaël aan God op zou moeten offeren, is in de religieuze betekenis een belangrijker feest dan het ‘Īd al-Fitr feest. De profeet Abraham is immers niet alleen in de Islam, maar ook in het Jodendom, het Christendom en – onder de naam Brahma – in het Hindoeïsme een centrale figuur (zie ook de IVISEP-Nieuwsbrief van maart 2001).

De Westerse wereld

Ook in Europa, met name in Nederland, wordt steeds meer rekening gehouden met de Muslims in de maatschappij. Zo besloot het Congres van de Nederlandse Partij van de Arbeid om in haar verkiezingsprogramma op te nemen, dat Tweede Pinksterdag of Hemelvaartsdag als nationale feestdag wordt vervangen door de ‘Īd al-Fitr. Ook de Christenpoliticus Holdijk van de SGP heeft zich voorstander getoond van de instelling van een nationale feestdag voor de Muslims. Verder is de politieke partij D66 van mening dat de jaarlijkse kerstpakketten van de politie voortaan alcoholvrij dienen te zijn, rekening houdende met de Islamitische agenten. Ook is het interessant te weten, dat de Nederlandse luchthaven Schiphol reeds enige tijd over een gebeds- en meditatieruimte beschikt (die overigens toegankelijk is voor belijders van alle godsdiensten). En de Nederlandse minister Van Boxtel (Minderhedenbeleid) heeft onlangs het initiatief genomen om een centraal orgaan van Islamitische organisaties op te richten, om de minister gevraagd en ongevraagd van advies te dienen over zaken de Islam en de Muslims betreffende.

Ook kan vermeld worden, dat er dit jaar (op 1 september) voor het eerst in de Verenigde Staten van Amerika een postzegel is uitgegeven ter gelegenheid van een Islamitisch feest, namelijk de ‘Īd al-Fitr, waarop de Arabische tekst ‘‘Īd Mubarak’ in goudkleur is afgedrukt op een blauwe achtergrond. Ter informatie: postzegels met verwijzing naar Joodse en Christelijke feestdagen worden al sinds de zestiger jaren in de V.S. uitgegeven.

Echter komt er, ondanks deze positieve ontwikkelingen, in de Westerse wereld nog steeds veel discriminatie tegenover aanhangers van andere dan de heersende godsdienst voor. Zo zei de Nederlandse politicus Pim Fortuyn (lijsttrekker van Leefbaar Nederland) dat na de aanslagen in de V.S. van 11 september j.l. “een koude oorlog tegen de Islam onvermijdelijk is”. Verder noemde de evangelist Franklin Graham, zoon van de welbekende Billy Graham, de Islam een “verdorven en gewelddadige” religie en hij vermeldde dat de Muslims niet dezelfde God dienen als het Christendom. De Italiaanse premier Berlusconi noemde de westerse maatschappij superieur aan de Islam (maar legde later, als gevolg van vele heftige reacties op deze uitspraak, uit dat hij het zo niet heeft bedoeld). Verder heeft de Nederlandse minister Korthals (Justitie) rechters, officieren van justitie en griffiers verboden met een hoofddoek in de rechtbank te verschijnen.

Eigen inbreng

Het integreren van de verschillende godsdiensten in de samenleving is uiteraard niet een zaak van de Overheid alleen. Ook de verschillende religieuze organisaties kunnen een bijdrage leveren om zich in te passen in de maatschappij. Zo zouden bijvoorbeeld de preken in een algemeen gesproken taal gehouden kunnen worden (hetgeen overigens op kleine schaal reeds gebeurt) in plaats van in de traditionele talen zoals Urdu, Indonesisch en Hindi. Verder zou, in het geval van de Muslims, de Vrijdagdienst ietsje verlaat kunnen worden, zodat ook de schooljeugd de gelegenheid krijgt de diensten te bezoeken (er zijn overigens reeds moskeeën die om 14.00 uur de dienst starten, in plaats van het ‘traditionele’ tijdstip van 13.15 uur).

Als voorbeeld uit de Nederlandse samenleving kunnen worden aangehaald de imams die vanuit het buitenland naar Nederland komen. Door gebrek aan kennis bij deze geestelijken van de Nederlandse maatschappij, taal, cultuur, normen en waarden, ontstaan er regelmatig wrijvingen tussen hen en de samenleving, hetgeen de integratie van Muslims in de Nederlandse samenleving niet ten goede komt (lees ook: imams moeten inburgeren).

Eerlijke verdeling van feestdagen

Als we de aantallen Christenen, Hindoes en Muslims binnen de Surinaamse samenleving in beschouwing nemen, moeten we helaas constateren dat anno 2001 de tot nationale feestdag uitgeroepen religieuze feesten van deze groeperingen zich zeer scheef verhoudt tot de respectieve aantallen belijders van deze godsdiensten.

De roep om zowel voor de Muslims als voor de Hindoes een extra feestdag in te stellen, weerklinkt al decennia lang regelmatig. Zo verscheen er reeds in de zeventiger jaren een artikel in het Algemeen Islamitisch maandblad ‘Al-Haq’, waarin de noodzaak voor het proclameren van het Islamitisch offerfeest als nationale feestdag werd aangegeven. Verder verscheen in het Surinaams ochtendblad ‘De Ware Tijd’ van 24 april 2001 een ingezonden artikel, waarin de onrechtvaardige verdeling van nationale feestdagen tussen Christenen enerzijds en Hindoes en Muslims anderzijds werd aangetoond, met een oproep aan de regering om daar verandering in te brengen. Ook verscheen rondom de Divaliviering enkele weken geleden een ingezonden artikel met een dergelijke strekking in een Surinaams dagblad. En, zoals reeds vermeld, hebben verschillende Nederlandse politici, evenals een deel van de intelligentsia en verstandelijk denkende gelovigen van andere godsdiensten, zich positief uitgelaten over het proclameren van de ‘Īd al-Fitr tot nationale feestdag in Nederland.

Conclusie

We hebben in het voorgaande kunnen lezen dat de integratie van de Muslims in de Surinaamse samenleving – maar ook in de Westerse wereld – een proces is, dat in gang is en gaandeweg steeds duidelijker zichtbaar wordt, ondanks de vele gevallen van discriminatie die nog steeds plaatsvinden tegenover belijders van deze religie. Als we constateren dat de groei van het aantal Muslims wereldwijd procentueel een sterke stijging vertoont (volgens de World Christian Encyclopedia zal de wereld over 20 jaar meer Muslims tellen dan Christenen!), kunnen wij stellen dat in Suriname, maar ook in de Westerse wereld, er ongetwijfeld steeds meer en beter zal worden ingespeeld op de religieuze verplichtingen van het Islamitische deel van de bevolking.

IVISEP, december 2001

 

   

 

Hosted by www.Geocities.ws

1