Lukas 12, 22-34                     Afscheid van Kampen              23-6-2002  Open Hof

Lieve gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vijftien jaar geleden was het geen uitzondering als tijdens de morgendienst bijna alle stoelen in de kerkzaal bezet waren. Het was ook geen uitzondering als er meer dan honderd kinderen naar de kindernevendienst toegingen.

Vijftien jaar geleden bloeiden de catechisaties. Althans, er gingen grote aantallen jongeren naar de verschillende catechisaties en er was een grote groep gemeenteleden als vrijwilliger betrokken bij het geven van snuffel- en huiscatechese. Voor de wijkpredikant bleven er naast de begeleiding van de vrijwilligers zeker nog vijf groepen jongeren over, aan wie hij elke week catechisatie gaf. En zo¡¯n seizoen mondde uit in het afleggen van belijdenis door soms meer dan tien jongeren.

Vijftien jaar geleden bestond de kerkenraad uit een groot aantal wijkouderlingen en wijkdiakenen. Ook toen kostte het ieder jaar moeite om opengevallen plekken weer opgevuld te krijgen, maar het lukte toch steeds weer.

In betrekkelijk korte tijd is er veel veranderd. Kerkverlating is aan gereformeerd Kampen niet voorbij gegaan. Wat elders op vele plaatsen zich al jaren geleden voltrokken heeft, is hier nu ook gebeurd. Het aantal kerkgangers is sterk verminderd. Er gaan lang niet meer zoveel kinderen naar de nevendiensten toe. Alleen de jongere jongeren bezoeken met meer of minder regelmaat de catechisaties. Boven de vijftien jaar worden de groepjes heel klein. En door de secties in onze wijk sterk te vergroten zijn er minder ambtsdragers nodig, is de kerkenraad kleiner geworden en hebben tegelijk vele bezoekers in onze wijk hun intrede gedaan.

En vorig jaar hebben we in onze kerk een spannend proces doorgemaakt, waarin we geprobeerd hebben na te denken over de vraag hoe we in de komende tijd kerk willen zijn. En hoe we de beschikbare middelen zo verantwoord mogelijk moeten inzetten.

Om een misverstand uit te sluiten: wij maken deel uit van een vitale kerk, waarin veel werk door veel en betrokken gemeenteleden wordt verricht. Daar zijn we dankbaar voor.

Maar dat doet ons de ogen niet sluiten voor wat er daarnaast ook gebeurt.

In de jaren dat ik als predikant aan deze gemeente verbonden mag zijn, heb ik de ontwikke-ling naar een kleinere kerk van nabij meegemaakt. En die heeft mij niet onberoerd gelaten. Een paar jaar geleden heb ik er moeite mee gehad mij daar positief op in te stellen. Het leek mij vooral verlies, die kleinere aantallen kerkgangers, kinderen, catechisanten, en kerkenraadsleden en dat maakte mij somber. Die somberheid is geweken. Er is meer ontspannenheid en vertrouwen voor in de plaats gekomen. Ontspannenheid ten aanzien van mijn eigen plek in de kerk en ten aanzien van mijn eigen functioneren: het zijn de dominees toch niet die de kerk maken of breken; en vertrouwen op de Heer van de kerk. Want de kerk is toch niet van ons, die is van Hem!

In dat vertrouwen ging paus Johannes XXIII toen hij net verkozen was ¡¯s avonds slapen. In zijn avondgebed sprak hij voor God zijn verwondering over zijn verkiezing uit, zei dat hij niet kon inzien hoe hij deze taak naar behoren kon vervullen, maar dat hij nu ging slapen – en dat de Heer zelf nu maar goed op zijn kerk moest passen.

Ook woorden zoals we ze vanmiddag uit het evangelie hoorden bieden ruimte en wekken vertrouwen. Weest niet bezorgd! Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. Let op de raven. Let op de leliën. En wees niet verontrust.

Op het eerste gehoor doen ze ons denken aan woorden waarmee we elkaar opmonteren als we in de put zitten. Meestal schieten we er niet zoveel mee op. We zouden het wel willen, maar we kunnen het gewoon niet. Het leven van elke dag vraagt gewoon van ons vooruit te zien en vooruit te denken. Er zijn teveel problemen om aan voorbij te gaan. Van ons werk, ons gezin, onze gezondheid, onze toekomst, onze wereld.

Maar Jezus vraagt ons toch ook niet om aan al die dingen voorbij te gaan? Dat deed hijzelf tenminste ook niet. Je kunt hem niet verdenken van een zorgeloos en onbekommerd leven.

Het evangelie vraagt om mensen die hun verstand gebruiken, die vooruitzien en werken en vechten voor een menswaardig bestaan.

Misschien kan een kort verhaaltje het beste aangeven hoe je deze woorden niet moet horen.

Het vertelt van Jezus die samen met zijn leerlingen op weg is. Dan zien ze een man die met zijn karretje in de berm van de weg vast is komen zitten. Hij staat daar met opgeheven handen. Hij bidt en wacht af: God zorgt wel. Help hem toch, zeggen de leerlingen, verhoor zijn gebed. Maar Jezus zegt niets en loopt door. Even verder zien ze een ander. Hem is hetzelfde overkomen. Maar al vloekend en zwetend probeert hij zijn kar los te krijgen. En als de leerlingen nu helemaal niets durven vragen, gaat Jezus uit eigen beweging naast hem staan en helpt hij hem daadwerkelijk.

Wees niet bezorgd – er is een verschil tussen je verantwoordelijkheid verstaan en oppakken en je alsmaar druk en drukker maken, jezelf aftobben en je leven opslijten. Voor dat laatste wil Jezus zijn leerlingen bewaren. Zo ziet hij ze: al die ongelukkige, onvrije, verkrampte, verziekte mensen, die eronder doorgaan, onder het juk van de eisen die ze zichzelf hebben opgelegd. En hij vraagt: mens, wat doe je eigenlijk? Waar ben je mee bezig? Waar maak je je zo druk over?

Leef vanuit wie je bent: mens van Godswege! Een mens, door God geroepen en bemind om mens te zijn en steeds weer mens te worden. Leef vanuit het besef dat je door God aanvaard bent, dat je toekomst hebt, dat je leven zin krijgt, dat je niet jezelf waar hoeft te maken, dat je een nieuwe opdracht krijgt om voor te leven.

Vervolgens horen we een woord van Jezus dat we alleen in het evangelie van Lukas tegenkomen. Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.

Waarom het ontbreekt bij Mattheus en Marcus weten we niet. We kunnen er alleen naar raden. Misschien is het omdat bij Lukas de kerk meer in het gezichtsveld komt.

Naast zijn evangelie schrijft hij er nog een boek over, de Handelingen van de apostelen. In het begin is de kerk nog maar zo klein en kwestbaar. Wordt ze van zoveel kanten bedreigd. Is ze als het biezen mandje waarin Mozes op de grote Nijl dobbert.

De kerk als een kleine kudde. Het beeld van de kudde roept vandaag bij veel mensen weerstanden op. Kuddedieren en een kuddegeest staan haaks op het gevoel van velen, omdat ze zich vooral zien als verantwoordelijke individuen. De bijbel ontkent dat niet, maar stamt uit een tijd waarin kudden schapen behoorden tot het normale, dagelijkse leven. Het beeld van een herder en zijn kudde maakt ook iets wezenlijks zichtbaar van de verhouding van God tot zijn volk. Saamhorigheid, de wil om bij elkaar te zijn en bij elkaar te blijven spelen daarin een belangrijke rol. Het belang van een gemeenschap, waar je bij hoort en waarbinnen je je plek hebt. Verbondenheid ervaren. Gezien, gekend, soms ook gedragen worden.

Hoe belangrijk een kudde is merkt een schaap als het daarvan losraakt; dan dreigt er gevaar.

Hoe is dat bij ons? Geloven zonder gemeenschap, kan dat? Hou je dat vol? Ook op de lange duur? Heeft geloof het niet nodig met anderen gedeeld en ook regelmatig gevoed te worden?

Geloof is toch meer dan een EHBO-doos, die je alleen in noodgevallen opent?

Schapen zijn afhankelijk van de herder; ze vertrouwen op hem. Ze volgen hem. Elke dag. Ze kunnen niet zonder hem. De kerk kan niet zonder de aanwezigheid van de Heer. Het draait om de ontmoeting met Hem, de levende.

Het is een kleine kudde. Dat hebben uiteraard de eerste christenen aan den lijve ondervonden.

Ze nam afstand van de grote godsdiensten van die dagen. Dat riep soms grote weerstanden op.

Maar toen later de kerk ging groeien en groot werd, kwamen ook de verleidingen en de verzoekingen op. En eerlijk is eerlijk, vaak is ze daarvoor bezweken en is ze als twee druppels water gaan lijken op de wereld.

Het is telkens weer spannend voor de kerk waar ze hoop uit put. Uit eigen kracht? Bijvoorbeeld een gestroomlijnde organisatie, een knus gebouw, een uitgewogen leer of uit aantallen kerkgangers. Niet dat die dingen verkeerd zijn, maar als we ons eraan verbinden, kunnen ze zo gauw een eigen leven gaan leiden, waardoor de stem van Jezus niet meer echt tot ons doordringt. Want uit zijn woorden zal ze toch telkens weer hoop putten. Die zal ze daarom zoeken. Ze is geroepen door Hem; de kerk is zijn kerk; de kerk hoeft alleen maar gehoor te geven aan zijn stem. De gemeente groepeert zich steeds weer rond zijn woorden. De gestalte die ze daarbij aanneemt kan en zal ook steeds veranderen.

En ze hoeft niet bang te zijn. Hij heeft haar immers geroepen. Hij zal haar ook bewaren.

Hij weet waarover hij het heeft. Hij kent de weerstanden. Hij is er zelfs aan onderdoor gegaan. Maar hij is ook de dood te boven gekomen. Als een belofte voor ons allen.

Ze hoeft niet bang te zijn, want het heeft God de Vader behaagd haar het Koninkrijk te geven.

Ze leeft met een grote belofte. Verderop in Lukas¡¯ evangelie spreekt Jezus daar opnieuw over (22, 28-30). Hij zegt daar tegen zijn leerlingen, die bij hem zijn gebleven in zijn verzoekingen: ¡®Ik beschik u het Koninkrijk, zoals mijn Vader het mij beschikt heeft, opdat gij aan mijn tafel eet en drinkt in mijn Koninkrijk¡¯. Het Rijk van God is als een grote maaltijd, waarbij we met elkaar en met de Heer verbonden zijn. De spijzigingswonderen, de maaltijden die Jezus houdt in de huizen van Farizeeërs, zondaars en tollenaars, ze wijzen naar die grote maaltijd, waarnaar de profeten van Israel met zo¡¯n groot verlangen uitzien: vette spijzen en belegen wijnen.

Heel Jezus¡¯leven is een voorschot op het Koninkrijk. In zijn woorden en daden van vergeving en verzoening, van licht en liefde heeft hij daarover gesproken en daarvan iets laten zien. Genoeg voor ons om te weten welke kant wij met ons leven zullen uitgaan. Het Koninkrijk van God inspireert ons op de toekomst gericht te blijven.

De kleine kudde, de kerk van Jezus Christus is onderweg. Eigenlijk hoeft ze niet meer te doen dan gewoon de ene voet voor de andere te zetten in het spoor van Jezus - haar ogen, oren, hoofd, hart en handen gericht op het Rijk van God; zijn Koninkrijk te zoeken en zijn gerechtigheid – datgene, wat we hebben zien oplichten in het leven van Jezus; zó mens te zijn als hij het onder ons was. Mens uit één stuk. Voor God en voor elkaar.

En al het andere, waarover we ons zo vaak zo druk en bezorgd maken, dat zal ons geschonken worden, belooft Jezus. Dat is toegift. Zeker, ook belangrijk, maar niet meer zo, dat het ons kan maken of breken.

Zo gaan en blijven we op weg. Ontspannen en in vertrouwen. Nu en al onze dagen.

                                                                                                                                 Amen

1