Handelingen 2, 1-13 en 1 Cor 12, 7   

 

Eerste Pinksterdag 19-5-2002             Open Hof

 

Lieve gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken!

Wij – dat is die indrukwekkende rij namen. Dat zijn die mensen, zeg maar, overal vandaan.

Van heide en verre zijn ze deze dagen naar Jeruzalem gekomen om daar het feest van de Weken te vieren. Zeven weken, vijftig dagen na Pasen. Parthen, Meden, Elamieten en al die anderen.

Als je ze gaat nazoeken op de kaart, dan ontdek je dat ze afkomstig zijn uit de vier windstreken, uit het noorden en zuiden, oosten en westen. In de loop van de eeuwen zijn ze daar terechtgekomen. Soms weggevoerd uit hun eigen woonstreek, gedeporteerd, etnische zuiveringen, soms zelf de wijk genomen naar veiliger oorden – asielzoekers avant la lettre.

De meesten wonen al vele generaties ver van het oude land Israel. Ze hebben zich aangepast aan de gewoontes van het land en zijn geïntegreerd geraakt.

Zij die vaak de oorspronkelijke taal niet meer kennen, zij horen nu de apostelen in hun eigen taal spreken.

Pinksteren begint ermee, dat grenzen worden doorbroken. Het heil van God is niet alleen bestemd voor Israel, maar voor alle volkeren, ook voor Egyptenaren en Romeinen. Waar Jezus zich aanvankelijk sterk bewust was van zijn roeping binnen Israel gaan hier de deuren naar de volkeren wijd open. Hier is het God om begonnen: om de hele wereld, om alle volkeren, van de vier windstreken. Niemand uitgezonderd.

Pinksteren is de tegenhanger van Babel. Daar werd de mensheid verstrooid. Verschillende talen maakten het onmogelijk nog langer als één volk, als één mensheid op te trekken. Sindsdien, vertelt de bijbel in Genesis 11, gingen de volkeren gescheiden hun weg, met alle ellende vandien. Maar hier, op het Pinksterfeest worden bruggen geslagen en kloven overbrugd. Hier wordt even iets zichtbaar van waar het met Gods heil op zal uitlopen: één mensheid, één wereld.

Wij horen hen in onze eigen taal.

Sindsdien heeft zich dat wonder oneindig vele malen herhaald. Het herhaalt zich tot op de dag van vandaag. Vandaag horen overal op de wereld gelovigen in een grote en bonte verscheidenheid spreken over de grote daden van God. Gelovigen in Korea en Indonesië, in Argentinië en in Australië, in Roemenië en in Zuid-Afrika. Maar ook al die verschillende gelovigen: twijfelaars, zoekers, zeker-weters, rechtzinnigen, vrijzinnigen en ga maar door. Vul je zelf maar in in die rij. Wie je ook bent, hoe je ook in  het leven staat, waar je ook naar op zoek bent: de Geest van God richt zich tot ieder van ons. Wil binnendringen in ieder van ons. Wil ons zo raken, dat ook ons vandaag het licht zal opgaan van Gods heil voor de wereld.

Wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.

De grote daden Gods. Dat is een uitdrukking die we veel in de bijbel tegenkomen. In het oude testament wordt met de grote daden van God gedoeld op de schepping van hemel en aarde en op de bevrijding van Gods volk Israel uit Egypte. Schepping en bevrijding.

Dat je er niet zomaar toevallig bent, maar dat je bestaan gewild is. Dat er een bedoeling ligt achter heel het bestaan. Dat je als mens en dier, als schepsel met alle andere schepselen opgenomen bent in een groter geheel. Dat je ergens vandaan komt – bij God; en dat je ergens naar op weg bent – het land van belofte; en dat je onderweg tal van ervaringen opdoet, die je van de weg kunnen afbrengen; dat het erop aan komt in eerbied te leven met je broeder, zuster, de anderen, met God. Dat God je ruimte biedt om te leven, een dak boven je hoofd, grond onder je voeten en een steun in de rug.

Dat onderdrukking, lijden en dood er niet altijd zullen zijn. Dat de Farao’s van vroeger en nu uiteindelijk aan het kortste eind zullen trekken. Dat ze niet onoverwinnelijk zijn. Dat God erop uit is mensen in vrijheid te laten leven. En daartoe in een ver verleden onder leiding van Mozes zijn volk uit Egypte bevrijdde.

In het nieuwe testament worden de grote daden van God zichtbaar in Jezus Christus. Hij laat horen en zien waartoe mensen zijn geschapen en bedoeld. Hoe je beeld van God kunt zijn.

Hij laat zien hoe God bevrijdt van ziekte, zonde en zelfs de dood.

Waar het met Pinksteren om gaat, is, dat Jezus’ leerlingen – daartoe geïnspireerd door Gods Geest – zó over deze grote daden van God spreken, dat al die anderen daar iets van opvangen! Dat er bruggen geslagen worden tussen de boodschap, de boodschappers en de ontvangers.

Wat daar en toen op dat eerste Pinksterfeest gebeurde, dat heeft zich daarna ontelbaar vele malen herhaald. Overal waar mensen tot geloof in God komen, of hun geloof hervinden, of waar het soms wat zwakke vlammetje van het geloof weer wordt aangeblazen, daar is de Geest van God aan het werk. Wij hebben daar niet de beschikking over, maar zien het gebeuren. Ook vandaag. Niet alleen in de kerk, ook daarbuiten.

De Geest van God wil niet alleen gebruik maken van de apostelen, maar van alle leerlingen van Jezus, van allen die hem willen volgen. Het zou heel goed kunnen, dat ook door ons anderen iets opvangen van de grote daden van God. Uit de manier, waarop wij daaruit leven. Uit de manier waarop uit ons leven, uit onze woorden, uit onze daden, uit onze houding blijkt hoe belangrijk die voor ons zijn.

Paulus drukt de gelovigen in Corinthe op het hart, dat aan ieder de gave van de Geest gegeven wordt. Niemand staan buiten spel. Niemand staat met lege handen. De Geest van God maakt van iedere gelovige gebruik.

Wij mogen daar best wat meer van uit gaan en daarop vertrouwen. Dat ook aan ieder van ons de Geest van God gegeven is. En dat de Geest van God ook van ons gebruik wil maken om anderen met het heil van God in aanraking te brengen. Dat en hoe het gebeurt hebben wij niet in de hand. Maar laten wij onze mond niet houden over wat ons bezielt. Laten we proberen daarvoor woorden te vinden en daarover te praten. Te zeggen, waarin het geloof voor ons waardevol is. Wie God, wie Jezus voor ons is.

Dat is wat Petrus en de andere apostelen op de eerste pinksterdag doen. Dat is wat zoveel gelovigen tot op vandaag doen. Geïnspireerd en inspirerend. Meer hoeven wij niet te doen. De Geest doet de rest: overbrugt kloven en bouwt bruggen. Zodat ook anderen zullen zeggen:

wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden van God spreken.

                                                                                                                      Amen

 

1