Jesaja 35  -  Matth 11, 2-11                Derde adventszondag  16-12-2001     Open Hof Kampen

Lieve gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Zal er ooit een dag van vrede, zal er ooit bevrijding zijn? - vragen, roepen, zingen wij vanuit het donker van onze dagen, vanuit het duister van deze tijd.

Een dag, een tijd van opademen, tot je recht komen, van geheeld, heel mens zijn?

Een dag, een tijd zonder ziekte, zonder gebrek, zonder tekort, zonder dreiging, zonder angst?

Het verlangen naar zo¡¯n tijd leeft diep in ons. Want, o, wat kan het leven zwaar zijn, zo vol van moeite en zorg; wanhopig kun je ervan worden.

Zo lang je kunt klamp je je vast aan alles wat de uitzichtloosheid kan doorbreken en wat hoop kan bieden.

Zo raakt de vraag van Johannes ons vanmorgen. Met grote overgave heeft hij zich ingezet voor vrede en bevrijding. Voor een nieuwe tijd, een nieuwe manier van omgaan met elkaar.

Hij is er vast van overtuigd, dat die tijd op het punt staat aan te breken!

Het zal niet langer zo zijn, dat mensen gebukt gaan onder het geweld, dat zij elkaar aandoen. Niet langer houden zij  onrecht in stand. Het koninkrijk van God is aangebroken! Roept hij uit. Kondigt hij aan.

Alle hoop richt hij op die Ene, Jezus, die zich door hem liet dopen in de Jordaan. Onuitwisbaar staan de woorden in zijn herinnering gegrifd, die hij toen hoorde: Ja, jij, jij bent het, mijn eniggeboren zoon. Jij bent de mens naar mijn hart. Stem van God.

Maar nu? Hij is gevangen gezet, monddood gemaakt.

En Jezus? Alles blijft bij het oude. Is hij het wel?

Een diepe twijfel vreet hem aan.

Wij herkennen dat. Die twijfel of er echt iets veranderd is met de komst van Jezus. Twijfel misschien ook wel of ons geloof écht ergens op slaat; of het toch geen vrome fantasie is.

Via zijn vrienden komt zijn twijfel Jezus ter ore. Jezus neemt hem serieus. Hij laat zijn vrienden boodschappen wat zij horen en zien. Maar wat dat is vult Jezus zelf in. Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. Dat is geen journalistiek verslag van Jezus¡¯ optreden, maar een verwijzing naar één van de mooiste profetieën, naar Jesaja 35.

Daar krijgen mensen die in bange omstandigheden verkeren een toekomst aangereikt waarvan je alleen kan dromen. Alles wat nu het leven zwaar maakt zal zijn weggedaan. Geen dorre droogte van woestijn en steppe, maar vreugde en bloei. God zal komen om recht te zetten en om recht te doen. Met wraak en vergelding: het kaf wordt van het koren gescheiden – het kwaad wordt vernietigd. Mensen worden niet langer gehinderd door gebrek en tekort.

Je kan het niet uitleggen – daar is het veel te mooi voor. Je moet de woorden horen, zien wat ze oproepen, je zo¡¯n wereld voorstellen. En ze vasthouden. Ook al staan ze nog zo haaks op wat je ervaring zegt.

Zoals iemand zei: Hou dromen vast – want als dromen sterven – is het leven een vogel met een gebroken vleugel – hij kan niet meer vliegen.

Ze hebben van die droom iets kunnen zien, daar in de omgeving van Jezus. Toen hij woorden sprak, die hen nieuwe hoop en moed en energie gaven. Die hen deden opveren. Toen hij zijn woorden waar liet worden in de tekenen, die hij gaf. Zoals op een feest dat verzandde en dat hij weer op gang bracht met nieuwe en veel betere wijn. Toen hij zieken genas, schuld vergaf, een storm stilde, een zoon wegriep uit de dood en teruggaf aan zijn moeder.

Dat moet een ervaring zijn geweest als die iemand opdoet, die door een operatie ineens kan zien, met kleuren en al – er gaat echt een wereld voor hem open.

Een ervaring als toen de muur in Berlijn viel; of toen Mandela uit de gevangenis werd vrijgelaten.

Even werd ie waar, die droom. Maar daaromheen en daarna ging alles toch gewoon weer door.

Zie, uw God zal komen, zegt Jesaja. God is gekomen, zegt de kerk en wijst op Jezus. Nog niet met wraak en vergelding, maar met de zachte krachten van uitnodigende liefde en vergevende trouw. Als een kind in Bethlehem. Als een mens onder de mensen. Als gekruisigde op Golgotha. Als de Opgestane van de Paasmorgen.

Daar moeten onze ogen wel voor open willen en kunnen gaan. Dat in hem die grote toekomst binnenbreekt in onze tijd. Want zo veel is bij het oude gebleven. Daarom blijft de twijfel ons geloof onder druk zetten. En blijft ons verlangen naar een dag van vrede.

Wij hebben niet meer in handen dan de woorden van Jezus. En het verhaal van zijn leven, sterven en opstanding. Als een voorschot op die grote toekomst. Als een roos, die is ontloken uit barre wintergrond.

Jezus vraagt ons het daarmee te doen en het daarmee vol te houden.

We hebben nog iets. De verhalen van al die mensen, van vroeger en nu, die zich door hem hebben laten inspireren en dat ook vandaag doen. Die zich niet hebben neergelegd bij de wereld zoals die is. Die geloven dat het helemaal en voor iedereen waar zal worden wat ze al even hebben gezien en gehoord.

Daar doen we het mee.

Amen                                                            

1