Johannes 17, 1-11                                          Wezenzondag              Open Hof  12-05-2002

 

 

Lieve gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Geschokt en verbijsterd hebben ontelbaar velen deze week gereageerd op de moord op Pim Fortuyn. Je hoefde het echt niet met hem eens te zijn geweest om hieroor diep geraakt te worden. Psychologen kunnen uitleggen waarom zijn dood zoveel emoties heeft opgeroepen.

Wij weten heel goed dat zulke dingen aan de orde van de dag zijn. Afgelopen dinsdag kwamen bij een zelfmoordaanslag in Israel zestien mensen om het leven.

Wat is dit voor een wereld waarin wij leven? In wat voor wereld groeit Marieke op? En groeien al die andere kinderen op?

Soms voelen we ons zo helemaal van slag door wat we horen, door wat ons overkomt. Ontheemd. Verweesd.

Is ergens houvast te vinden? Waar vinden we een ander perspectief dan nog meer nood en dood?

De lezing van vanmorgen maakt ons als toehoorders deelgenoot van een intiem en een bijzonder gebeuren. Een gebed van Jezus tot God zijn Vader. We horen er moeilijke, maar ook bemoedigende woorden in, en ook woorden die raken aan een diep verlangen in veel mensen.

Johannes heeft met heel eigen ogen naar Jezus gekeken en met heel eigen oren naar zijn woorden geluisterd. Anders dan Mattheus, Marcus en Lukas voor hem. Dat maakt zijn evangelie tot een boeiend, maar ook tot een moeilijk geschrift. Hij is er op uit met heldere kleuren te schetsen wie Jezus is, waar hij vandaan komt, waar zijn oorsprong ligt, wat hij hier komt doen, wat zijn betekenis is voor de wereld, voor de gemeente en hoe de mensen op hem reageren.

In zijn eerste hoofdstuk houdt hij ons zijn schilderij voor ogen. In de hoofdstukken die dan volgen legt hij het schilderij als het ware in fragmenten voor ons uit.

Jezus bidt tot zijn Vader. Aan de ene kant weet Jezus zich als de Zoon ondergeschikt aan God, zijn Vader; aan de andere kant beluisteren we in dit gebed ook een hechte eenheid tussen de Vader en de Zoon. We herinneren ons woorden uit het begin, waar Johannes spreekt over het Woord, dat in den beginne was; het was in den beginne bij God, het Woord zelf was God.

Op een zeker moment komt het Woord ons bestaan binnen. Het meest in de komst van Jezus, een mens als wij en tegelijk oneindig van ons verschillend.

Tussen twee haakjes, daar heeft de kerk zich vanaf het begin het hoofd over gebroken. Over Jezus, die ons in de bijbel tegemoet komt als Zoon des mensen en als Zoon van God. Als na een paar eeuwen op een zeker concilie wordt uitgesproken, dat Jezus gekend en beleden wordt als waarachtig God en waarachtig mens, dan kan dat geen laatste woord zijn, maar een serieuze en tegelijk kwetsbare poging een goddelijk geheim in menselijke woorden uit te drukken. Wij kunnen niet verder komen dan cirkelen om dat geheim.

Dat beseffen we ook in dit gebed van Jezus.

‘Vader, de ure is gekomen, verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon u verheerlijke.’

Iemand verheerlijken, dat is iemand het gewicht geven dat hem of haar toekomt.

Dat vraagt Jezus van zijn Vader. Dat God in het licht zal stellen waarom hij gekomen is; waarom hij gedaan heeft wat hij gedaan heeft. Dat aan heel zijn leven en sterven duidelijk zal worden, waartoe alles is gebeurd. Water in wijn veranderen op de bruiloft te Kana; de weg gaan van de graankorrel, ondergaan en weer opkomen en veel vrucht voortbrengen; straks sterven en opstaan; daarna plaats maken voor zijn leerlingen en plaats bereiden in het huis van de Vader.

Verheerlijk mij, zoals Ik U verheerlijkt heb, door te doen wat U mij hebt opgedragen.

Ik heb mijn werk gedaan; doet U het nu ook.

Dan zal duidelijk worden waar het U om begonnen is: om leven, om eeuwig leven.

Dat is Jezus in Gods Naam komen doen: eeuwig leven schenken.

Eeuwig leven is iets anders dan een leven waar geen einde aan komt. Het is niet een leven dat pas na de dood begint. Met ‘eeuwig’ wordt niet bedoeld dat wij bij het sterven de tijd verwisselen met de eeuwigheid, alsof er dan plotseling een totaal andersoortig en onvoorstelbaar leven zou gaan beginnen.

Wat we onder ‘eeuwig leven’ mogen verstaan?

Jezus zegt het in het gebed tegen zijn Vader en zo ook tegen ons, die met dit gebed mogen meeluisteren: dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.

Kennen is hier meer dan een rationeel kennen, zoals je op school kennis van wiskunde of aardrijkskunde opdoet. Ook meer dan een vaag kennen, dat zegt dat er wel een God bestaat.

Het is een kennen zoals dat in een levenslange relatie gebeurt, waarin vrienden, vriendinnen, partners elkaar steeds dieper leren verstaan, in de zin van, weet hebben van wat de ander raakt, beroert en nodig heeft. Een kennen dat alles met liefde te maken heeft.

Zo kun je en mag je God ook leren kennen. Steeds dieper leren verstaan hoe de wil van God uit is op leven, samen leven, heel leven, heil, heil voor alle mensen, voor heel de schepping. En hoe Jezus’ leven daar het zichtbare teken van is.

Waar ons dat licht op gaat, daar ervaren we iets van eeuwig leven. Dat leven is zelfs door de dood niet stuk te krijgen. Daarvan getuigt de opstanding van Jezus uit de dood.

Eeuwig leven kan dus hier en nu al beginnen. Waar wij God kennen als de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die door God gezonden is.

Voor veel mensen is God een grote onbekende. Maar zo wil Hij er niet zijn. In de bijbel kunnen we op het spoor komen hoe God zelf zijn wezen laat oplichten in de geschiedenis van een klein volk, dat Hij heeft uitgekozen, Israel. In de woorden van zijn profeten komt Hij aan het licht; soms mild troostend, soms vlijmscherp veroordelend. Maar de beste en de mooiste tekening van wie Hij is geeft Jezus. Ook al woont God in de hemel en is Hij onbereikbaar voor mensen, ook al hebben Mozes en Elia niet meer dan van opzij een glimp van Hem mogen opvangen, als we naar Jezus kijken en zijn woorden tot ons laten doordringen, dan zien we God in het hart. Dat horen we Jezus in zijn gebed zeggen: Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen.

Jezus spreekt niet alleen over zichzelf en over zijn Vader. Hij betrekt ook zijn leerlingen in zijn gebed. Hij weet dat hijzelf straks verheerlijkt zal worden en opnieuw zijn intrek zal nemen bij zijn Vader. Vandaaruit zal hij betrokken blijven op deze wereld en op zijn gemeente. Niet meer lijfelijk aanwezig. Maar toch niet minder direct. Straks door zijn Geest, wiens komst wij volgende week vieren. In en door zijn Geest is hij onder ons.

Hij bidt of God zijn gemeente wil bewaren. Hen wil helpen om in de tegenstrijdigheden van het leven overeind te blijven. Dat ze niet alleen zullen vertrouwen op wat elke dag weer hun ogen te zien en hun oren te horen krijgen, maar dat er vooral vertrouwen zal leven in hun hart; vertrouwen op God, op de kracht van zijn liefde, vertrouwen op Jezus, op de zachte krachten van het koninkrijk. En dat ze het daarmee redden zullen.   

In wat voor wereld leven we? vraag je je af na zo’n week. In wat voor een wereld groeit Marieke op? En al die andere kinderen.

Ook in een wereld waarin dít gebed gebeden is. Waarin liefde zichtbaar geworden is. Waarin een kruis gestaan heeft. Waarin de Geest van Jezus steeds weer mensen inspireert en bezielt. En waarin telkens weer mensen opstaan om tegen de stroom in te gaan roeien.

Een wereld waarin soms ook iets zichtbaar wordt van waar het God om te doen is: leven, eeuwig leven , vrede, liefde, gerechtigheid.

En als wij het even niet meer zien, laten er dan anderen zijn, die ons bij de hand nemen, en ons vasthouden.

Jezus heeft ook voor ons gebeden: Heilige Vader, bewaar hen in uw naam.

                                                                                                                                 Amen

 

1