Bij de
hobo vinden we de vier kenmerken terug van de houten blazers:
1. Het instrument is uit hout vervaardigd
2. Je moet er op blazen
3. Het instrument heeft kleppen
4. Het maakt gebruik van een rietblad om de luchtkolom te
laten trillen
|
De
naam hobo komt van de Franse naam "haut bois" wat hoog hout betekent.
De hoboïst blaast lucht tussen twee fijne rietblaadjes. Door
dit dubbelriet kan slechts weinig lucht tegelijk geblazen
worden. Vandaar dat in het orkest de hobo vaak lange melodieën mag spelen. De
klank is licht, fijn en helder. In het orkest stemmen alle instrumenten op de
hobo omdat dit instrument erg toonvast is.
In het orkest gebruikt men soms ook nog een althobo of Engelse
hoorn genaamd. Deze laatste naam zou afkomstig zijn van de Franse naam
"corps à l'anglais", doelend op het haakvormig mondstuk. De Engelse
hoorn is langer dan de hobo en speelt dan ook 5 tonen lager. De klankkleur is
weemoedig en minder helder dan de hobo.
links: de hobo en rechts de althobo
De fagot en de
contrafagot
De
fagot heeft net als de hobo alle kenmerken van de houten blazers. Het is echter
zo lang (2,95 meter) dat het één maal geplooid is. Het dubbel
rietbladmondstuk is met een gebogen koperen buis aan
het instrument bevestigd. De klank is laag en dof en wordt dikwijls in
humoristische passages gebruikt. Evenwel kan de fagottist
ernstige of tere melodieën vertolken.
Nog veel lager dan de fagot is de contrafagot. Dit instrument
met een totale lengte van ongeveer vijf meter wordt twee maal geplooid en staat
op de grond. Evenals de hobo, althobo en de fagot heeft de contrafagot een
dubbel rietbladmondstuk. De klank is zeer laag en dof en wordt daarom slechts
sporadisch als solist gebruikt zoals bijvoorbeeld in "La Belle et la Bête"
van Maurice Ravel waar de contrafagot het beest voorstelt.
De contrafagot is één der duurste instrumenten van het orkest.
|
De fagot
Ga
verder met de klarinet en de saxofoon