chicken.gif (16.734 bytes)

Hanen- en hoendervennen

Artikel gepubliceerd in Brabants Heem, jaargang 1954, p. 106-109

Vele vennen, moerassen, velden en polders dragen vogelnamen. Daar de vogels, en vooral het pluimvee, voor de vroegere bewoners van onze gewesten belangrijker waren dan voor ons en daar zij bij de landbouwende bevolking ook gemakkelijk de aandacht trokken, is het begrijpelijk dat zij ook herhaaldelijk genoemd worden in veldnamen, die immers uit het gewone dagelijkse leven zijn voortgekomen.
De namen zijn meestal oud. Sch�nfeld is van mening, dat ze grotendeels uit de 11de tot l6de eeuw stammen 1). Deze namen verklaren is niet altijd een gemakkelijke taak. Om hun oorspronkelijke betekenis te achterhalen zouden we de plaatselijke toestanden van vroeger moeten kennen wat echter heel vaak tengevolge van ontginning, bebouwing en ruilverkaveling niet meer mogelijk is. Somtijds kan de veldnaam ook ontleend zijn aan een familienaam, aan een uithangbord van een herberg e.d., al kan het omgekeerde evengoed hebben plaatsgevonden. Absolute zekerheid is dus slechts zelden te verkrijgen. We zouden hiervoor naast de oorspronkelijke nog niet door volksetymologie verbasterde vorm ook de datum van het ontstaan en de toenmalige plaatselijke toestand moeten kennen. De namen in het volgend overzicht, dat op enige mogelijke verklaringen wil wijzen, zijn ontleend aan de Atlas van Kuyper 2), Van Der Aa 3), Lijst der Aardrijkskundige namen van Nederland 4), Van Wijk 5) en nieuwere topografische kaarten.

Hanennamen

Dat de houding tegenover de vogels in het algemeen een andere was dan in onze) dagen, zien we in de zeer oude gewoonte van de hanengevechten, zoals die o.a. te 's-Hertogenbosch door Hertog Hendrik I (1190-1235) zouden ingesteld zijn 6) en bijna ieder jaar op Vastenavond werden gehouden tot in 1565 7). Deze hanengevechten, die in Frankrijk, Belgi� en Engeland nog altijd als volksvermaak voorkomen, waren vroeger in de gehele Meyery bekend en hebben zich volgens Hermans te Helmond het langst staande gehouden 8). De herinnering hieraan is bewaard gebleven in een alleenstaand huis aan de weg van Steenbergen naar Kruisland, met de naam Hanengevecht (v.d. Aa XIII) en waarschijnlijk in Haneven te Duizel, Hilvarenbeek en Nuenen; in deze laatste plaats kwamen nog in de 18de eeuw de burgers van Eindhoven en Helmond bij elkaar, om bij het Haneven de hanen te laten vechten 9). Tussen Uden en Nistelrode lag een grenspaal Haenrebarch (1365) 10), die ook zijn naam hieraan ontleend kan hebben. Het is echter niet uitgesloten, dat de kor-, berk- of moerhaan in heidegebieden en de kemphaan in poldergebieden hun naam aan een plaats hebben gegeven. Er ligt nog een Haenacker (1627) te Vlierden 11), een Hanenberg te Deurne en Loosbroek, een Haansberg te Etten-Leur en Gilze-Rijen, een Hanenwaard (polder) te Veen; te Handel was vroeger een Hanecamp 12).
De naam Haanwijk (1570) 13) ; misschien 1306 Hanwic 14) wordt door Schutjes verklaard als te zijn ontstaan uit hain-bos of hanum-fanumtempel 15). De naam Haanse Hoef te Dongen is onduidelijk. Misschien heeft ook het haanslaan of haanrijden, dat men o.a. te Bergeyk op Vastenavond kende, maar dat in het midden van de vorige eeuw aldaar is afgeschaft 16), hier en daar het ontstaan van een veldnaam be�nvloed.

Hoendernamen

Talrijk zijn in Noord-Brabant de hoendernamen. Hoenderbos (Uden), Hoendernest (Bladel, Cromvoirt) en Hoendersven (Maarheeze) schijnen wel op wilde hoenders te wijzen, al is niet met zekerheid uit te maken, of het hier veldhoenders (= patrijzen; vaak gewoon hoenders genoemd) of berkhoenders (=korhoenders) betreft. Dat patrijzen heel veel voorkwamen en het �pertryseren" zeer in trek was, blijkt uit talloze plakkaten e.d.; zo werd het recht om patrijzen te vangen in 1357 geschonken aan de Heer van Nemerlaer in "onse waranden ...van Oisterwijck, van Haren, van Helvoirt ende van Esch" 17). �Berckhoender" worden o.a. vermeld in een ,,kaart" voor het land van Ravenstein in 1651; in een jachtverordening voor hetzelfde gebied werden in 1760 de �eyeren en broedselen van de cor- en velthoenderen" beschermd. 18) Dat ze ook elders voorkwamen, menen wij te mogen besluiten uit 'n verzoek van een gouverneur te 's-Hertogenbosch, in 1642 gericht tot de schepenen van Deurne: �Alsoo ick seekere vrinden hebt te verwachten ende wiltbraet van doen hebbe, gelieft daerom uyterlyck devoor te doen om eenige berghhoenderen" (waarschijnlijk berkhoenders; het berghhoen lagopus (Kiliaan); sneeuwhoen komt hier niet voor), ,,patercysen enz. te crijgen, soo het mogelyck is" 19). Ook Hoenderboom (1220 Hoenreboom 20)) schijnt door zijn ligging in de heide tussen Someren en Heeze wel van de wilde hoenders te zijn afgeleid; �boomkens op aerthoopen" dienden vroeger vaak voor grensscheiding 21).
Sch�nfeld heeft er echter op gewezen, dat vele hoendernamen misschien eenvoudig ,,plaats op den buiten" betekenen, terwijl Eindemans de namen hoensbroek, hoensbos en hoensloo opgeeft als namen voor gemeenschappelijk weiland 22), waarbij echter evengoed wilde als tamme hoenders bedoeld kunnen zijn. Kuysten heeft nog op een andere mogelijkheid gewezen: hoenen=hunen =heidense stammen, en hij noemt in dit verband de Hoendervennen dicht bij een grafveld te Borkel en Schaft, de Hoensheuvels (1550) 23), te Woensel, en de Hoenderboom bij Heeze en bij Bergeyk 24). Een bevestiging van zijn verklaring zou kunnen zijn, dat ook bij de Hoenderboom te Heeze een heidense begraafplaats is gevonden 25). Deze zelfde verklaring heeft Kuysten ook voorgesteld voor Hoenshoeve (1381) en Hoensrijt te Nuenen 26). Overgens komt te Nuenen evenals te Gerwen ook een Hoenrobroek voor 27). Waarschijnlijk zijn hier wel de gewone kippen bedoeld.
In vele cijnsboeken wordt herhaaldelijk het leveren van hoenders vermeld. Zo moesten b.v. jaarlijks hoenderen (ook �smaelhoenders") worden geleverd te Vlierden (1505, 1625) en Deurne (1642, 1647) 27), te Nuenen, Gerwen, Opwetten en Nederwetten (1558), te Tongelre (1558: 75 hoenderen) 29), te Onsenoort (1368: 55 hoenderen) 30), te Ravenstein, Herpen en Uden (hoenderen en kapuinen) 3l). Dat naast de geldelijke opbrengst zo dikwijls hoenders worden ge�ist, is te verklaren, als we bedenken dat vers vlees 's winters alleen te krijgen was in de vorm van gevogelte. Een aparte "hoenderkelder" (1724) zal in die eeuwen wel niet alleen in het klooster Coudewater te Rosmalen aanwezig zijn geweest 32). Dat hier zeker kippen bedoeld zijn, kunnen we afleiden uit de omstandigheid, dat vaak ook eieren als cijns werden, gevraagd en dat de �hoenders" in oorlogstijd bij de hoeven soms werden weggehaald 33).
Als veldnaam komt te Deurne Hoenderstok (Hoenderstaak) voor 34), te Rucphen Hoenderkot, te Ulicoten Hennengoor 35), te Heeze Henneven, te Netersel Hennenacker (1629) 36), te Geldrop Hoenderkooi, en te Reusel Kippeneind 37).Waarschijnlijk lopen bij alle genoemde hoennamen enkele verschillende betekenissen ook in tijd door elkaar heen. Hoen is ofwel de vogel (kip, patrijs of korhoen) ofwel hunen = heidense stammen (Kuysten) ofwel huna modder, moeras (J. de Vries) 38). Alleen het vinden van de, oorspronkelijke naam zou hier zekerheid kunnen bieden.

W. KNIPPENBERG.

Eindnoten

1) DM. Sch�nfeld, Veldnamen in Nederland, Amsterdam 1949, 6.
2) J. Kuyper, Gemeente-Atlas van Nederland, I Noordbrabant, Leeuwarden (ca.1866).
3) A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, I-XIII, Gorinchem, 1839-1851.
4) Uitg. door Kon. Ned. Aardr. Gen,, Leiden 1936.
5) P. V. van Wijk, Boerderijnamen, Oldenzaal 1927, 51 v. 6) C. R. Hermans, Verzameling van Kronyken enz. I, 's-Hertogenbosch 1848, 30. 7) dezelfde, 248, 250 en 253 voor de jaren 1540, 1543 en 1546; 30: �tot den jaere 1565"; C. R. Hermans, Geschiedenis der rederijkers in Noord-Brabant, II, 's-Hertogenbosch 1867, 157 voor het jaar 1497. Cf. F. J. van Lanscho^, De historische schoonheid van 's-Hertogenbosch, Amsterdam 1942, 26 v.
8) C. R. Hermans, Noordbrabants Oudheden, 's Bosch 1865, 100 v.
9) dezelfde, l.c.
10) C. R. Hermans, Charters betrekkelijk het Land van Ravenstein, I, 's Bosch 1850, 137.
11) H. N. Ouwerling, Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden, Helmond 1933, 735 v.
12) Nomina Geographica Neerlandica II 121.
13) Jhr A, F. O. van Sasse van Ysselt, Nieuwe catalogus van Oorkonden en Handschriften enz., 's Bosch 1800, 83.
14) Taxandria 1924, 135 v.
15) L. H. C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, V, St. Michielsgestel 1876, 70.
16) P. N. Panken en Jhr A. F. O. van Sasse van Ysselt, Beschrijving van Bergeyk, 's Bosch (1900), 400.
17) J. P. W. A. Smit, Het Brabantsche jachtrecht, Amsterdam (19:11), Bijlagen, 9 v.
18) Hermans, Ravenstein, II, 122, en 574.
19) Ouwerling, 298.
20) N.G.N, IX (1934), 105.
21) R Domin. De Jong, Het kerkdorp Borkel en Schaft, Achelse Kluis 1951, 107 v.
22) Sch�nfeld, nota 86, blz. 78 v. J. Lindemans, Plaatsnamen, Brussel 1925, 38.
23) Bijdragen tot de studie v. h. Brab. Heem I, Eindhoven 1950, 38 v.
24) Brabants Heem I, 24.
25) Hermans, Oudheden, 89.
26) A. M. Frenken/ Memoriaal der dorpen en parochies Gerwen, Nuenen en Nederwetten, 's Bosch 1948, 102.
27) Krenken, 8 en 100.
28) Ouwerling, 83, 109,, 710 en 732.
29) Frenken, 285.
30) Taxandria 1900, 279.
31) Hermans, Ravenstein, I 689 v., 717; II 82 (1649), 107, 125.
32) Afbeeldingen van kerken, kasteelen enz. in oostelijk Noordbrabant, door H. Spilman, met aant. van Jhr A. F. O. van Sasse van Ysselt, 's Bosch 1921, 85.
33) Cl Ouwerling, 294 (in 1621).
34) Ouwerling, 1*6^, 167.
35) W. J. C. Binck, Omzwervingen in de Alphense praehistorie, 's Bosch 1945, 70'.
36) Th. Ign. Welvaarts, Geschiedenis van Bladel en Netersel, Eindhoven 1890, 147; cf. 101 en 138 v. over het leveren van eieren o.a. voor de kerk.
37) Schutjes, V, 570.
38) Zie voor deze laatste mogelijkheid: M. Sch�nfeld, Twintig jaar toponymische onderzoek in Nederland, in Mededelingen uitgeg. door de Vla. Top. Vereniging te Leuven, XXII (1946), l, 6.


mhome.gif (3.551 bytes)

Terug naar home page

Hosted by www.Geocities.ws

1