90
socialisme * deze tijd * economie * imperialisme * communisme * ziekte * geneeskunde * armoede *
rijkdom
Met
het Socialisme kwam de overtuiging, dat het bepaalde klassen in de maatschappij
zeer slecht ging, dat zij slecht werden behandeld en dat het een opdracht van
de menselijkheid was hen uit die toestand te brengen. En nog steeds gaat dit
Socialisme –hiermede wordt niet alleen bedoeld de politieke partij van die
naam, doch het streven dat tegenwoordig praktisch alle politieke richtingen
hebben- ermede door onrecht in bepaalde kringen aan te wijzen en aldaar
ontevredenheid tegen die toestand op te wekken. Men komt dan met de
mededelingen, dat de toestanden in de achterbuurten zo onmenselijk en
onredelijk zijn, dat in de arbeidersbuurten nog steeds de omstandigheden
heersen die mensen uit andere buurten nimmer zouden accepteren, dat arbeiders
dit of dat mankeren, etc. En het moet worden toegegeven, dat hier sociaal
onrecht heerst en dat het verschil in stand vaak zeer pijnlijk is.
Niettemin
moet men beseffen, dat deze redenering fout is. Zolang er een mensheid in deze
werelddag zal zijn, zal er armoede en onderdrukking zijn, evengoed als er
ziekte en dood is. Geen enkel stelsel in deze wereld kan blijvend in deze
wereld de armoede uitbannen. Zoals ons lichaam naast hersens en hart ook andere
organen en lichaamsdelen heeft, zo bestaat ook de mensheid uit diverse
geledingen en zijn er naast rijken aan geest armen van ziel en naast rijkaards
armen aan geld. Tezamen vormen zij de mensheid en zou men op de ene plaats een
verandering aanbrengen, dan ontstaat de druk op een andere plaats. Men vergeet
daarbij, vooral als men oude tijden beziet en dan medelijdend overweegt hoe
slecht mensen het vroeger wel hadden, dat de maatstaven van die mensen geheel
andere waren en dat zij in werkelijkheid zich helemaal niet zo ongelukkig
voelden. Dit ontstaat pas als men als maatstaf voor het geluk de economische
rijkdom neemt. Men vergeet, dat de economisch rijke vaak nog ongelukkiger is en
dat ziekten als gevolg van psychische invloeden, speciaal van zorgen, in de
rijke klassen veel frequenter zijn dan bij de armen. Pas toen de maatstaven uit
het economische gebied betrokken werden en er alleen economische maatstaven
bestonden, kwam dit zich ongelukkig en ontevreden voelen door de economisch
minder rijk bedeelden. Het is niet slechts een verhaal uit boekjes, dat vroeger
de mensen in eenvoudige hutjes zich gelukkiger voelden en dat zij geenszins
naar paleizen verlangden. De maatstaven van geluk lagen niet in de hoogte van
de bankrekening, doch in het besef van de menselijke waardigheid en
persoonlijkheid. Een gezin in een “schamel hutje” kon even gelukkig en zelfs
gelukkiger zijn, als een gezin in en paleis, het had er in ieder geval niets
mee te maken waar het gezin verbleef. Men werkte niet om zijn economische
rijkdom te vergroten, omdat deze economische rijkdom geen maatstaf was, doch
werkte om te eten en zich te kleden al naar behoefte. En had men voldoende, dan
rustte men uit en deed andere dingen. Men zou het als het ergste soort van
slavernij hebben beschouwd indien men gedwongen zou zijn met werken door te
gaan en steeds meer rijkdom te verzamelen. De mentaliteit van de Europeaan in
de koloniën, die de nog niet door deze maatstaven gegrepen inlander wilde
beschermen door hem constant te leren werken en “economisch vooruit te
brengen”, is voor een en ander typerend. De inlander was tevreden als hij zijn
eten had en had er het grootste genoegen in daarna te mediteren, om dat te doen
wat hij voor zijn plezier deed. Het geluk van deze rust en dit doen van dingen
welke de persoonlijkheid bevredigen, kende de Europeaan niet meer, hij was een
machine geworden die steeds in beweging moest zijn omdat hij daardoor een roes
kreeg en niet hoefde te denken. Hij kende slechts economische maatstaven, zich
uitende in banksaldi en hij beschouwde alles en iedereen achterlijk die niet
langs dezelfde weg redeneerde en daarna leefde. In feite dacht en denkt iedere
Europeaan gedurende de laatste 100 jaren in de ban van het historische
materialisme, al beweert hij nog zo sterk dat hij daartegen is. Historisch
materialisme wil niets anders zeggen, dan dat de maatstaven materieel zijn.
Neem bij voorbeeld de moderne geschiedenis, die is in feite economische en
sociale geschiedenis. Daarom wordt door deze ook vaak de nadruk gelegd bij de
opvoeding. Men vergeet, dat vroeger geen mens op deze wijze dacht en dat,
indien men een dergelijke redenering naar voren zou brengen, men als en
waanzinnige of een robot beschouwd zou worden.
Toen
deze maatstaven inderdaad de achterbuurten en slopjes binnendrongen, ontstond
daar ontevredenheid. De mens kende nog slechts de economische rijkdom en de
materiele welstand als maatstaf voor het geluk en aangezien hij hierin een
achterstand vertoonde, probeerde hij deze achterstand in te halen. Het is de
neiging om alles gelijk te maken, de neiging een principe, en met name een
materieel principe, dusdanig te laten woekeren
dat het, indien het de kans kreeg, het hele lichaam zou willen nivelleren en
gelijk maken. In het lichaam uitte deze woekering zich in een moderne ziekte,
namelijk die van de kwaadaardige tumor, de zogenaamde kanker. Deze laatste is
de verschijningsvorm van de mentaliteit om alles te dwingen materieel gelijk te zijn. Een kankergezwel is de
woekering van een cel die, indien zij de kans kreeg, het gehele lichaam zou
willen bezetten. Een dergelijk gezwel kan echter slechts tot zekere hoogte
groeien en doodt dan het gehele lichaam. Evenzo kan de nivelleringsdrang in de
menselijke verhoudingen ook slechts tot op zekere hoogte groeien en zal even
giftig op het gehele mensheidslichaam werken als het kankergezwel bij de
individuele mens. Het is het typische woekeren van de enkele cel, zoals wij dat
ook bij de gist kennen. Gist is een spreidingsverschijnsel, voortgekomen uit de
oude werelden. Alles voortgekomen uit dit lichamelijke willen, heeft de neiging
te gaan rijzen en alles te bezetten. Het is een expansiedrang die in beweging
moet blijven, die niet tevreden is met een rusttoestand, die alles wil
overweldigen en opslokken.
Het
zijn dus de predikers van deze economische maatstaven die in feite het ongeluk
in de economisch arme klassen gebracht hebben, terwijl zij dachten er het geluk
te brengen. Toen men besefte en geloofde, dat economische rijkdom de enige bron
voor geluk was, ontstond inderdaad het gevoel dat men ongelukkig was indien men
de economische rijkdom miste. De bevrediging van een dergelijk doel heeft
echter ten gevolge leegheid, wat bij tevredenheid van kringdoelen steeds
plaatsvindt. Een kring kan namelijk nooit geheel gevuld worden en het blijft
een streven naar vulling, terwijl de kring het wezen van de mens hier niet
bepaalt. Het gevolg is, dat met de bevrediging van de ene behoefte een aantal
andere ontstaan en dat dit in steeds sterkere mate plaatsvindt. Het verlangen
naar rijkdom is daarom bij rijken nog groter dan bij armen. Het is hetzelfde
als bij de moderne wetenschap, die ook zodra zij een vraag beantwoord vindt,
weer staat voor een complex geheel nieuwe vragen, waarvan de beantwoording weer
nieuwe vragen opwerpt. Het is typisch het spreidingsverschijnsel dat zich ook
hierbij voordoet en dat bij bevrediging van het ene deel, een steeds grotere
behoefte opwekt. Het is typisch de oude werelden-bevrediging. Men ziet het
steeds ook materieel zodra een oude wereld-behoefte wordt bevredigd. Men denke
aan roken, drinken, seksuele bevrediging. Al deze dingen worden steeds sterker
en dringender, hoe meer men er aan toegeeft. Iemand die er eenmaal door
gevangen is, kan niet begrijpen dat een ander deze behoefte niet kent, en er
ook helemaal niet voor voelt om ze bevredigd te krijgen. Zo is ook de drang
naar bevrediging der zogenaamde wetenschappelijke behoeften. Hoe meer vragen
men beantwoordt, die in de ogen van iemand die het geheel vanuit de kern beziet
pietluttig zijn, des te gedetailleerder vragen komen opdoemen. Dit leidt tot
een dergelijk dwaze specialisatie, dat het inderdaad zover kon komen dat dikke
boeken geschreven werden over het trilhaar van een bepaald insect. Inderdaad is
de schrijver ervan overtuigd, dat hij voor de wereld uiterst belangrijke vragen
beantwoordt door het trilhaar waar te nemen en te classificeren, etc. Zo is het
ook met de bevrediging van economische behoeften gesteld. Steeds vindt men
geraffineerder behoeften en de bevrediging hiervan wekt weer een geheel complex
nieuwe behoeften op.
De
predikers van sociale gelijkheid hebben dus in feite het ongeluk bij de armen
gebracht. Het is waar, dat deze zich honderden, misschien duizenden jaren niet
ongelukkig hebben gevoeld en wellicht gelukkiger waren dan de rijken van
tegenwoordig. Men moet natuurlijk afzien van hongersnood of andere zeer
bijzondere omstandigheden die gehele bevolkingen soms hebben getroffen en
slechts rekening houden met toestanden zoals zij voor bepaalde tijden normaal
kunnen worden geacht. Armen en zieken waren beslist gelukkiger op hun destijds
in onze ogen materieel zeer laag niveau,
dan de tegenwoordige armen en zieken met sociale verzorgers en ziekenhuizen.
Het gaat er slechts om wat als maatstaf heeft gegolden en waarin de mensen
destijds hun geluk zochten. Dit alles vergeet men maar al te vaak en iedereen,
tot welke richting of partij hij ook behoort, gaat uit van de maatstaven van
economische en sociale rijkdom en welvaart. Daarom is deze gehele groep van maatstaven
die wij in de laatste 100 of 150 jaren ons hebben geschapen principieel datgene
wat wij tegenwoordig onder communisme rangschikken. In wezen is de moderne mens
communist, omdat het moderne denken deze richting uitleidt. Dat is slechts een
verschil in graad en de vervulling er van doet tot strijd opwekken.