Uitvaart gebruiken




Het hiernamaals (Halhaim)
De manier waarop Frilanders met de dood omgaan is sterk beļnvloed door hun geloof in het hiernamaals en het Lot ("Wurd"): de dood wordt daarom niet gevreesd maar gezien als een nieuwe fase in het bestaan. Volgens het Ferna Sed geloof bestaat ieder levend wezen uit een "lik" (lijk/lichaam) en een "saiwal" (ziel). De ziel is blijvend maar het lichaam is tijdelijk en moet telkens worden vernieuwd. Wanneer het lichaam stopt met functioneren gaat de ziel naar het hiernamaals, dat in Friland "Halhaim" wordt genoemd en het domein is van de aardgodin Fri. Vroeger werd Halhaim gezien als een onderaardse wereld in het noorden, maar tegenwoordig meestal als een plek buiten ons heelal. In Halhaim wordt iemand herenigd met zijn of haar voorouders en kan er gerust worden tot diegene besluit terug te keren in een nieuw lichaam. Dit gebeurt altijd op vrijwillige basis en binnen de bloedlijn van de familie. Men gelooft daarom ook dat bijvoorbeeld een grootvader herboren kan worden in zijn eigen kleinkind, vaak nodigt men een bepaalde voorouder hiertoe zelfs uit door een kind naar hem of haar te vernoemen.

Andere vormen van het hiernamaals
Wie een heldendood sterft op het slagveld komt in "Walhal" (Hal der gevallenen, Walhalla) en wordt onderdeel van de Ainharjars, het leger van de god Wodan. Hier mag men drinken bij de goden aan tafel en zijn er "Walkuzan" (Walkuren, Kiezers der gevallenen), prachtige vrouwen die zorgen dat het de helden aan niets ontbreekt. Er is dan ook geen grotere eer dan daar te worden toegelaten. Frilanders staan erom bekend dat zij in oorlogstijd feest vieren wanneer een van hun verwanten is gevallen op het slagveld, want ondanks hun verdriet geloven zij dat diegene het hoogst haalbare ideaal heeft bereikt: weinig stervelingen verdienen immers een plaats in de hal der goden.
        Zielen die geen afscheid van deze wereld kunnen nemen, blijven als geesten achter. Meestal in de buurt van hun graf of op plaatsen waar ze tijdens hun leven kwamen. Mensen die tijdens hun leven een slecht karakter hadden, kunnen als boze geest (meestal "gram" of "draug" genoemd) voor heel wat narigheid zorgen. De grootste lastpakken kruipen zelfs terug in hun dode lichaam en komen als "wižargangar" (wederganger) de levenden teisteren. Tegenwoordig geloven de meeste Frilanders hier niet meer in, hoewel er in 1997 nog iemand in Laugmor is opgegraven en ontdaan van zijn hoofd en ledematen om er zeker van te zijn dat hij niet meer terug zou kunnen komen. De betreffende man had het in zijn dorp dan ook erg bont gemaakt.
        In tegenstelling tot het Christendom kent het Ferna Sed geloof geen "zonde", "hel" of "vagevuur". Wel moet iemand na diens dood de goden en de voorouders onder ogen komen en verantwoording aan hen afleggen. Voor een "nižung" (eerloos persoon) zullen er daarom wel degelijk gevolgen zijn. Toch is wraak iets wat bij voorkeur op aarde moet worden genomen, de meeste Frilanders zijn daarom voorstander van de doodstraf en zien dit bovendien als een bespoediging van het moment waarop iemand voor de goden zal moeten verschijnen.

Crematie
Cremeren wordt tegenwoordig in een oven gedaan maar gezien het rituele gebruik van sommige houtsoorten, vooral die van vruchtdragende bomen, wordt er soms symbolisch een tak bij het lichaam gelegd voor het de oven in gaat. Vroeger werd de as vaak in een wagen, schip of grafheuvel begraven. Tegenwoordig wordt de urn in een grafveld, klein grafheuveltje of familiegraf geplaatst. Sommige urnen hebben de vorm van het gezicht van de overledene, andere zijn versierd met religieuze voorstellingen.

Begrafenis
In Friland worden de doden begraven met het hoofd naar het noorden (Halhaim). Christenen laten zich echter met het hoofd naar het oosten (Jeruzalem) begraven. Het is gebruikelijk dat de overledene grafgiften mee krijgt voor de reis naar het hiernamaals: voedsel, gereedschap, wapens, persoonlijke bezittingen, enzovoort. Vaak worden er ook twee takken mee begraven: een tak van de vlierstruik, die beschermt tegen boze geesten en voorkomt dat de dode gaat spoken, en een tak van de jeneverbes, die ook wel "kwikhaldar" (levenshouder) wordt genoemd en nieuwe levenskracht aan de dode schenkt. Na de begrafenis houden familie en vrienden vaak een dodenmaal om de overledene te eren. Een deel van het voedsel dat men gaat eten wordt aan de overledene meegegeven, ook wordt er soms bier of mede over het graf gegoten om de overledene deel te laten nemen aan het dodenmaal, dat vaak een mengeling is van verdriet om het verlies van een dierbare en blijdschap over het feit dat deze met de voorouders herenigd is.

Begraafplaatsen
Begraafplaatsen, waar overigens ook urnen worden begraven, zijn vaak omringd door een watergeul of een haag van vlierstruiken. Volgens het volksgeloof houdt dit de geesten binnen zodat ze niet kunnen gaan spoken. Ook liggen begraafplaatsen meestal ten noorden van de stad, wederom door de associatie met het hiernamaals. Rondom begraafplaatsen bevindt zich vaak een ringvormige weg omdat er bij een begrafenis meestal een processie wordt gehouden, waarbij men met de overledene over de weg rond de begraafplaats loopt in dezelfde richting als de beweging van de zon, die altijd ondergaat maar de volgende dag weer opkomt.
        Vroeger werden graven ook gebruikt als grensmarkeringen en lieten sommigen zich zelfs begraven onder de drempel van hun huis, om zo als geest de familie tegen onheil te kunnen beschermen. Sturaldiz, de eerste koning van Friland, liet zijn grafheuvel zelfs aan de kust bouwen om zo het land tegen invallende vijanden te kunnen beschermen.
        De meest spectaculaire begraafplaats van Friland is echter de Daudanberg, de grootste begraafplaats van het land. Al duizenden jaren lang wordt de berg telkens een beetje opgehoogd om ruimte voor nieuwe graven te maken: helemaal onderin liggen de eerste Frilanders uit de ijzertijd en bovenin de mensen uit de 21e eeuw. De Daudanberg is een van de heiligste plaatsen van het land.